donderdag 1 juli 1999

Leveranties aan Turkije; lakmoes proef voor Nederlands wapenexportbeleid

"Iedere keer als Turkije bombardementen uitvoert op Koerdische doelen, vragen wij ons af of ze daarvoor 'onze' Starfighters gebruiken." Deze uitspraak is niet van een solidariteits activist met koerdistan of een lid van de vredesbeweging, maar werd begin dit jaar gedaan door een medewerker van het Ministerie van Defensie. Hij stelde ook dat het Ministerie niet weer wil worden geconfronteerd met een zo duidelijke schending van het Nederlandse wapenexportbeleid. We moeten echter vrezen dat de woorden van de betreffende ambtenaar een praatje voor de vaak zijn. Turkije is op twee na de grootste importeur van wapens in de wereld en ook voor Nederland is het een belangrijke klant (zie kader). Een onthutsend kijkje in de keuken van het Nederlandse wapenexportbeleid.
 
Bron: The Guardian

Het regeerakkoord van Paars II stelt dat Nederland de op papier strenge wapenexportrichtlijnen strikt wil gaan naleven. Wapenleveranties worden sinds 1991 getoetst aan een viertal criteria: geen leveranties naar spannings- of oorlogsgebieden, geen leveranties waarvan gevreesd moet worden dat de geleverde wapens ingezet kunnen worden bij mensenrechtenschendingen, geen leveranties naar landen waar tegen een wapenboycot van de VN-veiligheidsraad of de Europese Unie loopt, en geen leveranties aan landen die teveel besteden aan defensie ten opzichte van uitgaven voor sociale voorzieningen. In september 1999 wordt daar als vijfde criterium aan toegevoegd dat geen wapens mogen worden geleverd aan landen die niet rapporteren aan het wereldwijde wapenregister van de Verenigde Naties dat in 1991 is opgezet. Bovendien worden door Nederland de in 1998 aangenomen richtlijnen van de Europese Unie nagevolgd, die vergelijkbaar zijn met de Nederlandse. Daarnaast heeft Nederland in november 1998 besloten geen catalogi met tweede hands wapens meer aan te bieden aan landen waar het inkomen per hoofd van de bevolking kleiner is dan 3035 dollar per jaar. Ook een land als Turkije zou op grond van dit laatste niet meer in aanmerking komen voor aanbod van tweede hands wapens. Toch is Turkije, de op twee na grootste importeur van wapens in de wereld, ook voor Nederland een belangrijke klant.

Spagaat 

De criteria zijn richtlijnen voor het wapenexportbeleid. Ze zijn dus niet bindend. Bovendien blijken de criteria voor verschillende uitleg vatbaar te zijn. In het klassieke conflict tussen de dominee en de koopman, blijkt de koopman daarbij steeds het pleit te winnen. Zo verdedigde Minister van Aartsen van Buitenlandse Zaken onlangs leverantie van wapens aan landen in het Midden-Oosten. Hij wees hierbij op het vriendelijke karakter ervan of de bedreiging door buurlanden. Het spanningsgebieden criterium werd voor het Midden- Oosten versmald tot het niet leveren van wapens aan Irak en Iran. Ook met betrekking tot Turkije weet men steeds goede redenen te vinden waarom leveranties wel mogelijk moeten zijn. Deze retorische spagaten waren tot vorig jaar formeel zelfs niet nodig. Aan Turkije werden wapens geleverd zonder dat toetsing aan de criteria verplicht was, simpelweg omdat het een NAVO-bondgenoot is. In 1998 is voor Turkije en Griekenland een uitzonderingspositie ingesteld. Het zijn nu de enige landen binnen de NAVO waarbij wapenleveranties wel aan de criteria getoetst moeten worden. Wapenleveranties aan Turkije worden al heel lang met argusogen gevolgd. Niet alleen door solidariteits- en vredesbeweging, maar ook de Nederlandse overheid. Turkije is dan ook de meest gemilitariseerde, instabiele en ondemocratische NAVO-bondgenoot. Dat wapenleveranties aan Turkije sinds kort worden getoetst aan de richtlijnen voor het wapenexportbeleid is daarom niet meer dan normaal. Helaas heeft dit tot nu toe nauwelijks gevolgen gehad voor de praktijk. Ook verdergaande stappen die Nederland heeft genomen hebben nauwelijks iets om het lijf. In 1995 werd door Nederland een tijdelijke boykot ingesteld en sinds 1997 worden geen wapens geleverd aan de Turkse lucht- en landmacht. Tenminste officieel. Beide krijgsmachtonderdelen ontvangen nog volop Nederlandse wapens, omdat dit beleid zo rekbaar als elastiek is. De maatregelen die tegen Turkije genomen worden zijn ook om een andere reden vooral cosmetisch van aard. Een tijdelijke stop op wapenleveranties is vooral een diplomatieke zaak. Feitelijk levert het hooguit een kleine vertraging op in de bewapeningsprogramma's. Bovendien is de belangrijkste afnemer de Turkse marine, die bijna zijn gehele vloot heeft uitgerust met produkten van Nederlands grootste wapenproducent Hollandse Signaal Apparaten (HSA). Ook deze laatste leveranties zijn opmerkelijk, aangezien de troebelen tussen Turkije en Griekenland in de Egeische Zee de conclusie rechtvaardigt dat hier sprake is van een spanningsgebied. 

Koerden 

De geciteerde ambtenaar van Defensie maakt zich echt zorgen of wil ons zand in de ogen strooien. Geen enkel land kreeg immers zoveel jachtvliegtuigen van Nederland als Turkije. Deze leveringen zijn allerminst stopgezet toen bleek dat Turkije er niet voor terug deinsde dit zware wapen tegen de Koerden in te zetten. 

De al genoemde Starfighters (44 stuks) werden vanaf begin jaren tachtig - vlak voor de staatsgreep van september 1980 - tot november 1983 aan Turkije geleverd. De levering werd door toenmalige Kamerleden van der Spek (PSP) en Van den Bergh (PvdA) zwaar bekritiseerd. Van den Bergh vond dat de levering het militaire regime een legitimiteit zou verschaffen die het niet verdient en Van der Spek vreesde inzet tegen de eigen bevolking. "Voor het gebruik van straalvliegtuigen ter intimidatie van de bevolking ontbreekt iedere aanwijzing," aldus toenmalig Minister van Buitenlandse Zaken van den Broek. Zo'n vijftien jaar later wordt dit dan eindelijk door het Ministerie van Defensie weersproken. Het kwaad is dan al geschied. De dooddoener van Van den Broek 'geen inzet tegen eigen bevolking' wordt tot op de dag van vandaag nog steeds gebruikt bij wapenleveranties en niet alleen bij die aan Turkije. Het principiele argument van Van den Bergh wordt daarentegen tot op heden nooit serieus genomen. De uitspraak van de Klaas Vaak op het Ministerie van Defensie lijkt vooral bedoeld om een verontruste journalist gerust te stellen. Dit kan je afleiden uit het gegeven dat Turkije zijn Starfighters enkele jaren geleden heeft afgestoten. Turkije kan ze daarom niet meer inzetten tegen de Koerden. De vrees van Defensie werd op zijn zachtst gezegd nogal onzorgvuldig verwoord en lijkt daarom een weinig serieus deel van het beleid. Na de Starfighters zou een volgende lading jachtvliegtuigen volgen. Vanaf eind jaren tachtig leverde Nederland 60 straaljagers van het type NF-5 aan Turkije. Deze zijn nog wel in gebruik bij de Turkse luchtmacht. Ook tegen deze leveranties vonden protesten plaats. Op 1 januari 1989 hakten twee vredesactivisten in op NF-5's die in Woensdrecht klaar stonden om naar Turkije te vliegen. Een medewerker van het tijdschrift Onze Luchtmacht beschreef jaren later dat NF-5's in de periode 1991-1994 ingezet werden voor 672 verkennings- en bombardementsvluchten. Nog steeds worden NF-5's met enige regelmaat ingezet tegen Koerdische doelen, zo kan regelmatig uit de krant worden vernomen. 

F-16's en granaten

Turkije bouwt sinds de jaren tachtig zelf ook jachtvliegtuigen. Het gaat hier om de ook in Nederland in gebruik zijnde F-16. In 1988 sprak Nederland met Turkije af dat het hoogwaardige technologie voor de elektronische oorlogsvoering en vluchtsimulators voor de F-16's zou leveren. (E.e.a. was onderdeel van een veel omvangrijker afspraak tussen Nederland en Turkije (Jane's Defence Weekly 4/6/88, p. 1101)). Of dit soort leveringen nog steeds lopen is onbekend. Wel is bekend dat in iedere door Turkije geproduceerde F-16 Nederlandse onderdelen zitten. Verder adverteert Koolhaas Alphen, een op Schiphol gevestigd onderhoudsbedrijf, al jaren in de gids 'Catalogue of Netherlands Defence Related Industries' dat het vliegtuigen van de Turkse luchtmacht en marine onderhoudt. De Nederlandse bijdrage aan Turkije's jachtvliegtuig arsenalen is zeer uitgebreid te noemen. Als Nederland echt wil voorkomen dat Nederlandse technologie en straaljagers tegen de Koerden worden ingezet is het tijd om de relaties op dit gebied te verbreken. Tijdens het eerder genoemde overleg tussen Nederland en Turkije in 1988 werd ook het eerste contact gelegd over de gezamenlijke productie van de M-483A1 clustergranaat. Het is deze levering aan Turkije die in de jaren negentig de meeste politieke aandacht zou krijgen. Stukjes bij beetjes zijn de details rond de gezamenlijke produktie van 309.000 granaten in Turkije en Nederland duidelijk geworden. Het is zelfs gebleken dat de Nederlandse overheid de belangen van de Turkse staat bij het afsluiten van de levering voor haar rekening heeft genomen. De granaat in kwestie is een van die militaire produkten waarbij je je af vraagt of het technisch vernuft dat ze heeft ontwikkeld wel eens nadenkt over de gevolgen bij het gebruik. De granaat bestaat uit 88 kleinere subgranaten die uiteenspatten boven het doel en alles op een oppervlakte ter grootte van een voetbalveld kunnen vernietigen. Ook bij deze levering werd de druk van de ketel gehaald door te stellen dat de wapens niet ingezet zouden (kunnen) worden tegen burgers. Dit argument werd het eerst gebruikt door Van den Broek en vervolgens herhaald door al zijn opvolgers: Kooymans, Van Mierlo en Van Aartsen. Nog onlangs stelde D'66 Kamerlid Hoekema dat de M-483A1 granaat alleen tegen materieel kan worden gebruikt. Een heel scala aan argumenten kan hier tegen worden ingebracht, maar het sterkste bewijs is nog wel het document van de Directie Materieel Afdeling Munitie van de Koninklijke Landmacht waaruit duidelijk wordt dat de granaat kan worden ingezet tegen materiele en personele (mensen dus) doelen. De belangenverstrengeling van de Nederlandse regering - die enerzijds zaakwaarnemer voor de Turkse staat is in een wapendeal en anderzijds een controlerende functie heeft op het gebied van wapenleveranties - kan als verklaring worden gezien dat deze levering zonder noemenswaardige problemen afgerond kon worden. Alle oppositie ertegen ten spijt. Begin vorig jaar vroeg het parlement toenmalig minister van Buitenlandse Zaken van Mierlo per brief de leveringen van de granaten tijdelijk op te schorten. De leveringen gingen echter gewoon door. De Minister stelde simpelweg dat hij de brief nooit had ontvangen. Gezien deze hele gang van zaken is de nogal formele houding van het parlement dat ze niet vooraf, maar alleen achteraf, het wapenexportbeleid van de regering wil controleren wel erg misplaatst. 

Evaluatie 

Het Nederlandse wapenexportbeleid oogt op papier streng. Het wordt echter niet strikt gehanteerd en de interpretatie ervan lijkt vooral gericht op zo min mogelijk belemmeringen bij leveranties. De levering van jachtvliegtuigen en clustergranaten door Nederland aan Turkije laten zien dat het mensenrechtencriterium uit de wapenexportrichtlijnen weinig serieus wordt genomen. Dat alle belangrijke Turkse marineschepen zijn uitgerust met commandosystemen en vuurleidingssystemen van Nederlands grootste wapengrutter HSA, maakt duidelijk dat ook het spanningsgebiedencriterium met betrekking tot Turkije een wassen neus is. Sinds 1997 loopt er een opmerkelijk samenwerkingsproject tussen HSA en het Marine Software Ontwikkel Centrum in Turkije (TNSDC). Onlangs maakte Turkije bekend dat het zijn zelfstandigheid op het gebied van de ontwikkeling van militaire software wil vergroten. Ali Bilge, werkzaam bij een Turkse organisatie voor strategische studies stelt: "Als je zelf je defensiepolitiek uit wil zetten dan moet je de vijand zelf kunnen definieren en je eigen software hebben." Een op het eerste gezicht onbelangrijke levering, van software, blijkt militair strategisch van groot belang en de Nederlandse bijdrage hieraan is slechts een van de voorbeelden dat het Nederlandse wapenexportbeleid faalt. De mooie woorden die Paars II er aan wijdt ten spijt.

Martin Broek 

P.S. Na publicatie van dit artikel werd bekend dat Turkije en Nederland beide partner worden in het Amerikaanse programma voor de productie van een opvolger van de F-16 (de joint strike fighter). Ook vanuit deze samenwerking zullen weer leveranties aan Turkije volgen, zie elders op dit blog onder JSF of F-35.


Uit: Uit: INZET-Magazine; opinieblad over internationale samenwerking, juli 1999, nr. 43

Verder lezen: VD AMOK houdt ontwikkelingen m.b.t. wapenhandel naar Turkije bij De Turkije connectie, (Amsterdam: Pax Christi, AMOK AMV, 1993) Oorlog in Turkije; militaire aspecten, de Koerdische kwestie en de dienstweigerbeweging (Amsterdam: Stop de oorlog in Turkije, 1995) Nederlands wapenexport beleid in de jaren '90 (Amsterdam/Breda: Papieren Tijger/Platform tegen wapenhandel, 1998)  

Redactie-adres
INZET-Magazine Keizersgracht 132
1015 CW Amsterdam

vrijdag 30 april 1999

Oorlog is geen spelletje

Naast de vredesactivisten, die zich gedurende de ITEC beurs in Den Haag drie dagenlang voor de ingang geposteerd hadden uit protest tegen de wapenhandel, werd de beurs aangedaan door een delegatie van Haagse gemeenteraadsleden. Zij wilden met eigen ogen zien of de beurs inderdaad een zodanig militaristisch karakter heeft, waardoor het niet langer gepast is om ITEC in Den Haag, dat zich als vredesstad profileert, plaats te laten vinden. Martin Broek van het Platform tegen Wapenhandel begeleidde de delegatie.

Protest bij AFCEA-beurs, Brussel
"Dit is nu de veel besproken virtual reality", vertelde een medewerker van CAP Gemini aan de Haagse gemeenteraadsleden die poolshoogte kwamen nemen op de International Training Equipment Conference, kortweg ITEC. Overal in de hal van het Congrescentrum in Den Haag vertoonden beeldschermen en flatscreens computer-animaties van vooral oorlogssituaties. Het leek wel een morbide kermishal. Als lid van het Platform tegen Wapenhandel liep ik met de raadsleden mee om commentaar te kunnen geven en de kwalijke kanten van deze spelletjes naar voren te brengen. Het oriënterende bezoek begon met een heuse briefing. Twee directeuren, een medewerker van TNO en van CAP Gemini probeerden de raadsleden ervan te overtuigen dat ITEC een veelzijdige beurs is, waar naast militaire simulatie, ook veel simulatie voor civiele toepassingen (brandweer, spoorwegen, ziekenhuizen en architectenbureaus bijvoorbeeld) te vinden is en dat juist deze tak snel groeit. Tegen veilige spoorwegen en een goed geoefende brandweer kan toch niemand bezwaar hebben.

"Kijk, hier zien we Nederland", stelde een van onze begeleiders enthousiast vast. Plots liet de op het scherm voorbij vliegende straaljager bommen vallen. Opflitsende vlammetjes en rookpluimen lieten zien waar Nederland getroffen werd. Foutje in de regie. De medewerker maakte later zijn fout goed door fel te ageren tegen de toren die in het centrum van Den Haag gebouwd zal worden. Door deze toren in een simulatie van Den Haag te plaatsen kan je zien welke horizonvervuiling optreedt en hoe het oude centrum verpest wordt, zo verkondigde hij. Ideaal voor politieke beslissers en architecten. Met deze laatste PR truc kwam een einde aan het bezoek.

Er kan nu geen twijfel meer over bestaan dat ITEC een beurs is voor militaire simulatie produkten. Simulatie wordt niet alleen gebruikt voor opleidingsdoeleinden, maar wordt ook ingezet om piloten, voordat ze weg vliegen vertrouwd te maken met de omgeving en de doelen die ze gaan bombarderen. Bovendien zijn sommige produkten die worden gebruikt voor simulatie dezelfde als die worden toegepast in echte oorlogsituaties, zoals de helmen van straaljager piloten. Tenslotte wordt het afvuren van allerlei soorten wapens, dus ook kernwapens, gesimuleerd. Op ITEC ligt simulatieapparatuur voor iedere militair: van de generaal of admiraal die het hele slagveld moet overzien tot de infanterist die zijn geweer af moet kunnen schieten; van jachtvlieger tot boordschutter. Overigens wordt de simulatie waarmee kernwapens kunnen worden 'vervolmaakt' zonder proeven niet op dergelijke beurzen aangeboden. Dat houden de landen waar ze geproduceerd worden liever in eigen handen.

Er is op ITEC dus ook simulatie aanwezig voor brandweerlieden, treinmachinisten en chirurgen. Voor enkele Haagse gemeenteraadsleden was dit reden om twijfel te hebben of ITEC wel uit Den Haag geweerd kan worden. Zij stelden dat het hier om een brede vakbeurs ging. Als dit argument wordt gebruikt dan moet het gezien worden als excuus om niet tot een verbod te hoeven overgaan en zal Den Haag Vredesstad ook in de toekomst de enige militaire beurs van Nederland herbergen.
Allereerst is iedere wapenbeurs een vakbeurs waar mensen uit de wereld van de wapenindustrie elkaar spreken, contacten leggen, wetenswaardigheden uit wisselen en soms een contractje tekenen. Dit laatste gebeurde ook op ITEC. De vliegopleiding in Woensdrecht had op 14 april zijn handtekening gezet onder een contract voor de aankoop van een vluchtsimulator. Bovendien, als het aanprijzen van de produkten niet van belang is, waarom zit ITEC dan ook in Singapore? Toch juist omdat Zuidoost-Azië samen met het Midden-Oosten het grootste afzetgebied voor wapens is buiten de Westerse wereld?

De veelzijdige aandacht van ITEC moet echter met een korreltje zout worden genomen. De directieleden ontweken een antwoord op de vraag welk percentage bedrijven op ITEC militaire toepassingen verkoopt. Dat is niet zo gek, want het is bijna 100%. ITEC is een beurs gericht op het wereldje van de militairen. De paar Haagse brandweerlieden die er rondliepen kunnen dit niet ontkrachten.

Er zijn per jaar honderden medische beurzen in de wereld waar inkopers van academische ziekenhuizen rondlopen. Je zou denken dat medische simulatie hier wordt verkocht en niet op een militaire beurs. Een zelfde verhaal gaat op voor architecten en brandweerkorpsen. Echter militairen hebben ook ziekenhuizen en brandweerkorpsen. Ook de civiele produkten op ITEC zijn bedoeld voor legers.

Als Den Haag zijn imago als vredesstad wil handhaven moet het duidelijk zijn en militaire beurzen weren. Zo wordt het het schipperen met het vredesimago en dat is weinig geloofwaardig.

Ravage Actieblad # 283 op 30 april 1999.