Militaire
operaties: hou ze klein en onzichtbaar
“Een beperkte militaire inzet die te klein is om de aandacht in
de media te trekken, kan meer succes hebben dan een grootschalige
militaire operatie die permanent het onderwerp is van politieke
profilering.”
Dit is de conclusie van
een essay uit de Militaire Spectator, vakblad voor militair kader, van december 2011. Het heeft een opmerkelijke ondertitel: “De relaties
tussen het aantal in te zetten militairen, democratische
besluitvorming en de media” en is geschreven door lt. Kolonel
Claessen. Claessen is een Belgische militair werkzaam op de afdeling
Strategie van de Belgische Defensiestaf.
Het is vrijwel
onvermijdelijk dat Irak, maar ook de Vietnamoorlog in een dergelijk
artikel van stal wordt gehaald: “Om een dergelijk gedwongen
terugtocht te vermijden moeten democratische regeringen daarom een
strategie hebben die hen beschermt tegen de effecten van politieke en
maatschappelijke verdeeldheid op het verloop van een conflict.”
De bevolking zal doorgaans de hoge kosten die gepaard gaan met een
langdurig conflict niet blijvend steunen. Dat blijkt in beide
gevallen. Regeringen kunnen dan niet de democratie opzijzetten of
alle energie gebruiken voor het doordrukken van een blijvende
interventie. Er zijn dan eigenlijk maar twee opties over: een
beslissend gevecht organiseren of low profile operaties.
De term Low profile
operaties is oude wijn in nieuwe zakken. In de jaren tachtig
werden dergelijke operaties geschaard onder de term Low Intensity
Conflict (LIC). LIC is bekend geworden door operaties in
Nicaragua, El Salvador en op de Filipijnen tegen het linkse verzet.
De kleinschalige inzet in El Salvador toonde volgens Claessen het
succes van een dergelijke benadering aan: “De 55 Amerikaanse
militairen in het land boden geen enkele bescherming tegen de
rebellen. De junta had ook geen andere keuze dan in te gaan op de
Amerikaanse eisen.” Ze zouden
anders geen munitie en wapens meer krijgen en verliezen van het
verzet. De huidige kleinschalige militaire operaties in
Colombia en de inzet in de Filipijnen in het kader van Operation
Enduring Freedom (OEF) worden door Claessen als positief vervolg op
El Salvador genoemd. Het gaat bij die operaties om kleinschalige
inzet van nog geen honderd specialistische militairen. Training,
opleiding en advies moeten leiden tot een leger dat afhankelijk
is van steun en daarom medewerking zal verlenen aan de politieke
doelstelling van het interveniërende land, zoals in El Salvador
gebeurde.
---
Dit jaar deden
Nederlandse special forces mee aan de operatie cq. oefening Flintlock
in Noordwest Afrika. Flintlock is onderdeel van de Amerikaanse
OEF-operatie. De Nederlandse deelname aan deze oefening werd
blootgelegd door vijf studenten die deelnamen aan een cursus
onderzoeksjournalistiek. Hun onderzoek leidde tot Kamervragen,
diverse media putten uit hun onderzoek voor verdere publicatie. Het
onderzoekswerk van de studenten weerspreekt de stelling uit de
Militaire Spectator: ook kleine operaties kunnen onderzocht worden en
een militaire actie 'politiek profileren'.
---
In het maartnummer van
de Militaire Spectator staat: “(…), de
besluitvormingsprocedure voor speciale operaties en de grote mate van
geheimhouding biedt de regering een relatief eenvoudige mogelijkheid
tot inzet van een grote missie met een robuust mandaat.” Dat
schrijven Martijn van der Vorm (auteur van een boek over de
commando's) met twee militairen die aan commando operaties in
Afghanistan deelnamen. De informatie over inzet van commando's of
special forces wordt in een besloten bijeenkomst aan de
fractievoorzitters gegeven, vergelijkbaar met de Commissie Stiekem
(de commissie die gaat over inlichtingendiensten). Dat kan ook pas
achteraf zijn. Zo wordt de Tweede Kamer gedeeltelijk buitenspel gezet
bij controle op Nederlands militair optreden. Dit beleid is
vastgesteld door toenmalig minister van Defensie Frank de Grave, in
een brief uit 2000.
Ook in deze procedure weer die geheimzinnigheid en gebrekkige
controle.
Ik word niet vrolijk
van dergelijke creatieve oplossingen buiten de democratie om. Vooral
omdat ze ook nog blijken te werken ook. Er is relatief weinig
politieke en publieke aandacht voor de operaties van de commando's in
Afghanistan, stellen schrijvers Van der Vorm et al. Maar anders dan
deze schrijvers meen ik dat dit een slechte zaak is. Het militair
apparaat is de gewapende tak van de Staat. Die Staat moet worden
gecontroleerd door het Parlement en dat moet daarbij zoveel mogelijk
geïnformeerd worden. Niet beperkt. Ook niet als het net even iets
moeilijker ligt. Een Staat bestieren is geen spelletje voor het
kabinet, sceptische parlementariërs en onderzoeksjournalisten, maar
een serieuze kwestie voor volwassen mensen. Klinkt dit naïef? Dat
zal wel. Maar als je gewoon in het openbaar je strategieën om buiten
de spotlights te blijven kan opschrijven, mag ik dan een klein beetje
argeloos zijn?
Low profile operaties
zijn “gebaseerd op het feit dat een militaire deelname aan een
conflict onbeperkt kan worden volgehouden indien de pers en het
electoraat er geen interesse in hebben,” schrijft
Claessen. Sceptische journalisten en onderzoekende
parlementariërs zijn gewaarschuwd: je kan lezen hoe je bedonderd
wordt. Militairen kunnen zo brutaal worden bij de gratie van dat
niemand ze een voet dwars zet. Speciale troepen worden belangrijker
in de Nederlandse krijgsmacht; ze vallen zelfs buiten de
bezuinigingen. Misschien tijd om te kijken of ze ook meer in het
openbaar gecontroleerd kunnen worden en niet een excuus vormen voor
een gemakkelijk ontsnappingsroute weg van de parlementaire controle
bij militaire inzet.