zaterdag 22 juni 2013

Grondstoffenroof

Het leegplunderen van Afrika is niet iets van van vandaag en gisteren. Raf Custers heeft de afgelopen decennia daarvan beschreven, waarbij de nadruk wordt gelegd op de ontwikkelingen in Congo.

Half juni berichtten de media over de fusie tussen de twee Canadese uranium mijnbouwmaatschappijen Mega Uranium en RockgateCapital Corporation. In de zijlijn van het nieuws was even aandacht voor de optie die Rockgate heeft in Zuidwest Mali. Het bedrijf bezit het volledige recht op drie gebieden met een enorme oppervlakte van 225 km² welke uranium, zilver en koper bevatten. Een studie naar de mogelijkheden zal eind 2013 afgerond zijn.

Ik heb net het boek Grondstoffenjagers van Raf Custers uit en vraag me daardoor meteen af hoe de contracten eruit zien. Wat houdt Mali er aan over, behalve vervuiling en een leeggeroofd gebied? Zou er gebruik kunnen worden gemaakt van de voordelige regeling in Mali, waarbij mijnbouwbedrijven de eerste vijf jaar zijn vrijgesteld van belastingen waardoor een premie kan worden gezet op het binnen een paar jaar leeghalen van een mijn?

Schaarste

'Luxe vreetmaterialen', zo noemt Custers de grondstoffen die worden toegepast. Zo bevat een auto een zestigtal uiteenlopende materialen, de meeste van minerale oorsprong. Als ik even over mijn bureau heen kijk in mijn kamer zie ik koper, zink en aluminium. Welke materialen mijn computer en telefoon bevatten, weet ik niet eens. Zo'n telefoon is bovendien een wegwerpproduct, maar ook daar vallen grondstoffen uit te halen.

Recyclebedrijven brengen in verhouding meer edele metalen voort dan goud- of platinamijnen: per ton ruw erts tref je in de mijnen 5 gram goud aan, maar een ton schakelborden van pc's bevat al gauw 200 tot 250 gram. Een ton telefoons levert zelfs 300 tot 350 gram goud op. Een ton autokatalysatoren bevat 2 kg platina. Recyclebedrijven zien er niet voor niets heil in deze waardevolle stoffen eruit te halen.

De vraag naar mineralen neemt steeds meer toe. Volgens Custers is het de olie van de toekomst. Mogelijk. Al deel ik niet zijn optimisme dat olieproducten minder gevraagd zullen worden en mineralen die positie overnemen. Wel wordt de toegang tot minerale grondstoffen steeds belangrijker. Volgens Custers bezet Afrika een sleutelpositie in de mondiale grondstoffenstroom.

Het is om die reden dat Africom, het Amerikaanse militaire commando, zich in Afrika steeds verder uitbreidt. Gek genoeg wordt dit commando maar één keer vermeld in het boek van ruim 250 pagina's. De auteur richt zich vooral op de duistere wegen van de mijnbouw zelf, niet op de harde hand die de onzichtbare hand van de 'vrije' markt kan bijsturen indien 'nodig'.

On the road

Custers reisde juni 2008 vanuit Italië naar Tanger in Marokko. Hij bezocht er protesterende lokale vissers die hun gronden leeggevist zien, maar te maken hebben gekregen met de harde hand van de Marokkaanse koning als ze voor hun rechten opkomen. De vissers willen een stuk van de opbrengst terugkrijgen, 'maar zo zit economie en politiek niet in elkaar. Als het volk niet op tafel slaat, heeft het niet veel te zeggen', doceert Custers een oude les. Hij schudt ze uit de losse pols per dozijn het boek in.

Custers trok vervolgens zuidelijker, naar de haven waar het Marokkaanse fosfaat het land verlaat. Het wingebied, de Westelijke Sahara – in 1974 omschreven als het rijkste gebied van Noordwest Afrika – blijft dor, evenals grote delen van Marokko. De mineralen bezorgen andere landen een bloeiende landbouw. De vraag naar biomassa stuwde de vraag en prijs van fosfaat op. Marokko breidt de winning daarom uit. Het heeft een grote Franse lening gekregen en werkt samen met het Amerikaanse bedrijf Bunge aan een kunstmestfabriek, voor de export.

In Mali ontmoette hij allereerst stakende mijnwerkers uit de goudmijnen van Morila. Ze werken lange dagen maar hun premies worden hen onthouden. Morila wordt beheerd door Société Anonyme Morila, dat onderdeel uitmaakt van de Franse bouwgroep Bouygues. Eenvoudig zijn eigendomsverhoudingen nooit, ook hier niet. SA Morila is voor 40 procent in handen van twee mijnbouwondernemingen uit Zuid-Afrika, Randgold en AngloGold. Mali is voor 20 prcent eigenaar.

Het ontrafelen van bedrijfsstructuren is een constante in het boek. Dat is noodzakelijk voor het begrijpbaar maken van de verbanden en achtergronden van de grondstoffenroof. Randgold begon met een concessie en verkocht vervolgens de helft voor 100 miljoen euro aan AngloGold. Een makkelijk verdiende winst van 100 miljoen. De Malinese staat is de zwakke schakel in de keten van goudwinning. Dat blijkt o.a. uit de verzuchting van de minister van Financiën in 2008 in het parlement: "Alleen de mijnbouw firma's weten hoeveel goud ze produceren."

Mali zette eind jaren '90 in op grootschalige goudmijnbouw om de exportsector van het land te versterken. Afspraken over arbeidsrechten en het voorkomen van milieuvervuiling werden gemakshalve vergeten. De onteigening van lokale bewoners werd niet geregeld. Hoe met kinderarbeid om te gaan? Geen woord. AngloGold heeft wel een cyanide-verdrag ondertekend, maar Randgold, mede-eigenaar van de mijn, niet. Zo zijn er altijd mazen te vinden als er geen scherpe wetgeving bestaat, zeker in zwakke staten.

Custers vindt dat er meer aan kleinschalige traditionele mijnbouw gedaan moet worden. Dat kan genoeg opleveren aan goud voor toepassingen waar het moeilijk kan worden vervangen. Hebben we meer goud nodig, dan kan beter de voorraad van de Nederlandse Bank worden omgesmolten. De Malinese stakers waren in 2008 hun geloof in de overheid verloren. De minister nam het tijdens hun strijd op voor de investeerders en niet voor de stakers. 'Het reizend goudcircus keert Mali langzaam de rug toe', constateert Custers.

Congo

In Lulingu (Oost-Congo) bezocht hij een project waar de lokale bewoners 1.300 dollar samen hadden gebracht om de oude waterkrachtcentrale te kunnen repareren. Het zal best een fors bedrag zijn geweest, maar tussen de miljardencontracten die de pagina's vullen is het zeer bescheiden.

'Congo schuift op, van een land in oorlog maar een land in opbouw'. Met deze woorden begint Custers het deel over over Congo. Die hoopvolle grond spoelt onder je voeten vandaan als het gaat over de Canadese goudmijnbouwonderneming Banro die de concessies voor dertig jaar gewoonweg eigendommen noemt en met arrogantie stelt dat ze ook eindeloos zullen zijn, want ze zijn opnieuw verlengd.

Er werken bij Banro geen lokale bewoners, het bedrijf bouwt een energiecentrale alleen voor zichzelf. De lokale arbeidskrachten die er zijn, werken in de beveiliging en verdienen tien maal minder dan de buitenlanders. Custers: 'De opbrengsten vloeien naar investeerders in het verre buitenland, die hier nooit een voet aan de grond zullen zetten. 'Banrostan' is een eiland van welstand, in een zee van onderontwikkeling.'

In 2007 licht de Congolese staat Banro door. Het bedrijf houdt even haar hart vast, maar komt er goed vanaf met een minimale compensatie. Congo kan rekenen op 4 procent van de netto winst en Banro zal een royalty van 1 procent op de goudopbrengsten betalen. Ook andere bedrijven krijgen met een doorrekening te maken. De regering van Congo bekijkt zestig eerder afgesloten mijnbouwcontracten waarbij ze zich afvraagt of ze er zelf voordeel van heeft.

Vanaf april 2007 worden de contracten verdeeld in drie categorieën: A = goed, B = heronderhandelbaar en C = annuleren. De laatste groep telt 22 contracten. Categorie B is goed voor de rest, 38 contracten. Geen enkel contract wordt goed bevonden. De herwaardering begint nadat zelfs de Wereldbank vast heeft gesteld dat Congo zijn reserves op een dusdanige manier verspeelt dat het niet redelijk meer is. Het onderzoek levert Congo meteen al 307 miljoen dollar aan achterstallige betalingen op.

Maar de hardste noten moeten dan nog gekraakt worden. Custers beschrijft die strijd tot in detail. Het gaat om de Canadese firma First Quantum Minerals (FQM) en het Zweeds-Amerikaans-Congolese Vennootschap Tenke Fungurume Mining (TFM). Beide bedrijven zijn bezit van partijen uit onder andere Zuid-Afrika, de VS en Canada. Zelfs de Wereldbank heeft een aandeel van 7½ procent in FQM.

TFM heeft Belgische directeurs in dienst. Congo overspeelt zijn hand bij deze herwaardering. TFM is meer dan een mijnbouwonderneming: 'Wie Tenke Fungurume controleert, heeft een hefboom met directe invloed op de kopermarkt.' De bedrijven vechten terug – volgens de FinancialTimes in het geval van TFM met steun van de Amerikaanse overheid. Congo gaat akkoord met een zwak aftreksel van wat het oorspronkelijk vroeg. De westerse greep op de grondstoffen is nog steeds stevig.

China

Het duurt lang voordat China wordt genoemd. In de media lijkt het welhaast alsof het Aziatische continent inmiddels de enige speler is op de Afrikaanse grondstoffenmarkt. Bij Custers lijkt pagina's lang het tegenovergestelde het geval. Dat de grootmacht in grondstoffen geïnteresseerd is, ontkent de schrijver overigens niet. China blijkt de grootste koper van aluminium ter wereld, 41 procent van de totale vraag in 2010, aldus Custers in een hoofdstuk over aluminiumsmelterij in Zuid-Afrika.

Custers ziet juist de voordelen van de new kid in town: 'De opkomst van de Chinese draak maakt het oude Europa radeloos en het jonge Afrika assertief.' China rooft geen grondstoffen, ze betaalt ervoor, sluit contracten af en versterkt zodoende de positie van Afrika. De doorrekening in 2007 is er een voorbeeld van. De auteur heeft ook kritiek: 'Duurzaam beheer van grondstoffen is niet China's grootste talent.' Mijn gedachten gaan uit naar het Chinese optreden in andere landen, maar visies op zijn kop zetten is een goed ontwikkeld talent van de schrijver.

China heeft – weinig duurzaam – tot voor kort zijn eigen grondstoffen verkocht. 'De VS lieten hun eigen reserves liggen en importeerden in 1999-2000 al 90 procent van de zeldzame aardmineralen rechtstreeks of onrechtstreeks vanuit China', zo haalt Custers het mineralen jaarboek 2010 van de U.S. Geological Survey aan. In 2006 stelde China exportquota in waarna je de poppen aan het dansen had. De prijzen stegen en de EU en VS stapten met een klacht naar de Wereld Handels Organisatie (WHO).

China heeft ook Congo weten te vinden. Beide landen tekenden in september 2007 een protocol voor economische samenwerking. Het gaat hierbij allereerst om de aanleg van infrastructurele projecten die door Congo worden bepaald. Deze worden betaald met een deel van de opbrengsten die een Chinees-Congolees bedrijf haalt uit mijnbouw op een viertal consessies. De winsten worden na  afbetaling verdeeld na ratio van investeringen. Een derde daarvan gaat naar Congo, twee derde naar China.

Custers fileert het protocol en de opvolgers ervan. Ze zien er op het eerste gezicht lucratiever uit dan de overeenkomsten die ik eerder in het boek tegenkwam met Canadese en Amerikaanse mijnbouwgiganten. Het protocol komt niettemin onder internationaal vuur te liggen. Het gevolg is dat de investeringen in de infrastructuur gehalveerd zullen worden. Tegelijkertijd is ook sprake van een versterking van de Congolese situatie. 'Hebben de Chinese ondernemingen Congo gerold?', zo tempert Custers zijn eigen enthousiasme voor de Chinese inbreng lichtelijk. De vraag is nog niet gesteld of hij masseert hem meteen weer weg.

Kritiek op boycot

Het slot van Grondstoffenjagers staat in het teken van kritiek op de boycot van Congolese mineralen, omdat de opbrengsten ten goede komen aan de oorlogsvoering. Custers maakt duidelijk dat deze boycot zeker niet alleen door ethische motieven ingegeven is. 'Ethische prietpraat', zo omschrijft hij het. Bedrijven zoals de Canadese firma Commerce Resources Corporation hebben zelfs baat bij de boycot. Ze kunnen zich zo een groter deel van de markt verwerven en door het geringere aanbod liggen de prijzen hoger.

Custers schuwt het niet om heilige huisjes omver te trekken. Belangrijker voor hem is dat de boycot Congo zelf in de problemen brengt. Custers houdt van het land, dat merk je in dit deel van boek het sterkst. Niet van het land dat ogenschijnlijk wordt bestuurd door warlords, ook niet van het land dat een strategisch belang heeft, maar van het Congo van de mensen. Hij ziet dat westerse bemoeienis, en vooral Amerikaanse, het land meer kwaad doet dan goed. "Willen ze soms dat mensen zich aan gaan sluiten bij een militie?", vraagt John Kanyoni, een jurist in de mijnbouwsector, zich af.

Niet alleen banen verdwijnen, maar ook de middelen om de overheid en het land op orde te krijgen. Congo heeft bijvoorbeeld een programma voor stabilisering en reconstructie in oorlogsgebieden (STAREC). Dat programma kon zich verheugen in bijvoorbeeld de steun van de observatiemissie van de Verenigde Naties (MONUC). En dan biedt het land ook nog plaats aan de Internationale Conferentie van Landen van de Grote Meren-regio (ICGLR) waarbij elf landen zijn aangesloten.

Juni dit jaar kwam de ICGLR in Kampala bijeen om een oplossing te zoeken voor de rebellen van M23 die actief waren in Oost-Congo. De bijeenkomst werd gesteund door EU en VN. Custers: 'ICGLR-landen vullen hun concepten nuchter in, zonder het hysterische gekrijs van Enough. […] Een concreet project is om een Independent Mineral Chain Auditor (IMCA) op te richten. Een supranationale 'inspecteur-generaal' die in opdracht van de elf lidstaten naar de mijnen en de commercialisering van mineralen zou kijken.'

Enough is een NGO die onder andere door John Pendergast is opgezet. Pendergast is gepokt en gemazeld in de Afrikaanse politiek van de Democratische Partij van de Verenigde Staten. Hij adviseerde eerder de presidenten Clinton en Obama en minister van Buitenlandse Zaken Hillary Clinton. Enough zette zich in voor een boycot van de mineralen van Congo. 'Met succes', stelt Custers, 'want tegen Congo's export van mineralen is een feitelijk embargo ingesteld. Humanitair? Tienduizenden mijnwerkers zijn de dupe.'

De doelstelling van Enough is het losweken van Oost-Congo uit handen van de centrale overheid en het veiligstellen van de minerale bodemschatten voor het westen, meent Custers. Alles wat Pendergast en zijn Enough doen en denken kan op zijn minachting rekenen. In plaats van gebalanceerde journalistiek bedrijft hij hier propaganda.

Uitverkoop

Grondstoffenroof is het thema van het boek. Custers schrijft in dienst van de minder bedeelden en zet mechanismen uiteen die hun belang in de weg staan, vanuit het gezichtspunt van de mijnbouw. Het boek is rijk aan feiten en materialen. Custers laat doorgaans die feiten voor zichzelf spreken.

Maar ook zijn visie: 'De [wereld]bank hoort in arme landen voor ontwikkeling te zorgen. Maar duwt beslissingen door die juist het tegengestelde resultaat hebben. Dat gebeurde ook toen, met een nieuw plan voor de mijnsector. In 1992 publiceerde de Wereldbank namelijk een strategie voor de sector van mijnen in Afrika. […] de echte boodschap was dat de staat moest opkrassen.' Die privatisering leidde in het toenmalige Zaïre tot een uitverkoop, waarbij rijkdom verdween in de zakken van president Mobutu en zijn generaals, maar vooral toch ook in de zakken van de buitenlandse ondernemingen.

Af en toe betrekt Custers zonder bewijs stellingen die bedrijven in diskrediet brengen. Het mag voor de hand liggen dat ze mazen in de wet zoeken en zo voordelig mogelijk hun mineralen exporteren door slinkse trucs toe te passen, bijvoorbeeld door onkosten te overschatten en opbrengsten te onderschatten. (p. 149) Als je dit niet aan kunt tonen, dan kan je het beter niet opschrijven. Ook zonder die suggestie kan je duidelijk maken dat bedrijven die royalty's moeten betalen op gedolven mineralen, gecontroleerd moeten worden.

Het leegplunderen van Afrika is niet iets vanvan vandaag en gisteren. Het proces is al ruim een eeuw aan de gang. Custers heeft de afgelopen decennia daarvan beschreven, waarbij de nadruk wordt gelegd op de ontwikkelingen binnen Congo. Mijnbouwondernemingen uit de hele wereld proberen een slaatje te slaan uit de rijkdommen van het continent. Dat de Afrikanen delen in de natuurlijke rijkdom van hun land blijft intussen een toekomstdroom, stelt Custers al bij aanvang van het boek.

Maar wie neemt de concessies van de nieuwe Canadese uraniumreus Rockgate in Zuidwest Mali onder de loep?

Martin Broek

titel Grondstoffenjagers
auteur Raf Custers
uitgever EPO, 2013 isbn=9789491297427
uitgave paperback (15 x 22,5 cm) - 264p.
isbn 9789491297427
prijs € 21.50

Geschreven voor Ravage-webzine

dinsdag 18 juni 2013

Van halteren metaal; Schieten op indiase wapenbeurs


FutureArtillery India 2013 begint morgen in New Dheli. De wapenbeurs duurt tot overmorgen. Hij is bedoeld is om geschut aan het Indiase leger te laten zien. Dat kan dan zijn keuze maken.

Van de ruim vijftig aanwezige bedrijven komt er maar een uit Nederland: Van Halteren Metaal. Je moet iets dieper de wondere wereld van de defensie-industrie induiken om een reden te kunmen bedenken. Maar ook dan is het niet duidelijk wat India zal gaan kopen. Laat staan of dit strookt met het Nederlandse wapenexportbeleid. Lichte artillerie wordt ingezet bij binnenlandse conflicten en die zijn er nog steeds legio (zie bijvoorbeeld deze kaart).

drie maal defensie

Van Halteren duikt regelmatig op in militaire kringen en is al een goede bekende sinds de jaren negentig toen de bekende vredesactivist Kees Koning er in de nacht van 5 op 6 mei 1994, binnedrong. Het bedrijf is actief op gebieden zoals: de fabricage van gespecialiseerde wielen voor militaire voertuigen; het maken van artillerie simulatoren; en de productie en assemblage van onderdelen van pantservoertuigen, geschut en tanks. Bij  simulatoren ligt de nadruk op: diverse types Howitzer. Deze worden gebruikt om defensiepersoneel te trainen in het laden, richten en schieten van de Howitzers,” zo meldt het tijdschrift Metaalmagazine 
 in 2007.

israël

In 2002 schreef ik over leveringen van het bedrijf aan Israël: “De bemanning van de M-109 houwitsers, die ingezet worden in Israël, is opgeleid in een Nederlandse simulator van Van Halteren Metaal in Bunschoten (10% van de Nederlandse leveringen stond in verband met deze houwitser trainer). Van Halteren leverde tevens voor 318.000 euro aan wielen voor gepantserde bulldozers.” Met die bulldozers werden palestijnse huizen en boomgaarden vernield. 

speciaal spoor

Van Halteren Metaal levert uiterst precies werk. Zo monteert het delen van een geschutkoepel, ook het deel waarin de loop wordt gemonteerd. Vooral dat laatste moet zeer precies gebeuren om afwijkingen tijdens het vuren te voorkomen. Het bedrijf werkt onder andere aan het CV-90 pantservoertuig van BAE Systems Hägglunds uit Zweden. Voor dat voertuig last, bewerkt en assembleert Van Halteren de geschutskoepels en plaatst ze op het chasis. Wielen voor het voertuig gaan eerst naar Zweden en komen later weer terug naar het bedrijf in Bunschoten. “Dit rijdend onderstel wordt vanaf het station in Amersfoort met een speciaal daarvoor aangeschafte trailer naar onze fabriek gereden,” zegt Gijs Koelewijn, technisch directeur van Van Halteren Metaal. Vervolgens wordt de koepel geplaatst.

PzH2000

Een van de grootste Nederlandse wapenaankoopblamages is vermoedelijk de aankoop van de Pantser Houwitser PzH2000 geweest. Een deel van de Duitse aankoop was nog niet uit het plastic toen hij al weer afgestoten werd. Het wapen is wel uitgebreid ingezet in Afghanistan om op grote afstand doelen te bestoken. (Zie bijvoorbeeld: De mannen van Pegaus; waar gebeurde verhalen: “Voor de zoveelste keer ondersteunen we de gevechten met de PzH en weten daarbij meerdere doelen uit te schakelen. Het is geweldig om de reacties te horen over de radio wanneer de granaten doel treffen. Hoewel de Australiërs uitermate gedisciplineerd te werk gaan kunnen ze niet voorkomen dat hun enthousiasme doorklinkt in hun berichten. Ook voor ons is het iedere keer een enorme moraalboost als we weer bedankt worden voor onze geweldige inzet.” (p. 143). 
Van Halteren bewerkte de koepels van de PzH2000. 

onderhoud

Van Halteren Metaal is lid van het zogenaamde Land Maintenance Initiative (LMI) dat de samenwerking tussen gespecialiseerde bedrijven en de landmacht wil verdiepen. Het doel is het materieel tegen zo laag mogelijke exploitatiekosten zo effectief mogelijk in zetten. Waarmee het ook zijn kennis op het gebied van onderhoudstechnieken uitbreidt.

Ben benieuwd of en wat India bij het bedrijf koopt.

vrijdag 7 juni 2013

Wapenlevering aan Indonesië geen probleem?

Afgelopen dinsdag stuurde de Regering een brief naar de Kamer waarin werd gemeld dat Nederland voor 345 miljoen euro onderdelen gaat leveren voor marineschepen die in Indonesië in elkaar worden gezet. Die schepen - een ontwerp van het bedrijf Damen - worden uitgerust met scheepkanonnen waarvoor het Italiaanse bedrijf Oto Melara met Nederlandse financiële steun nieuwe munitie ontwikkelde die geschikt is voor gebruik tegen landdoelen. De schepen kunnen daardoor ingezet worden bij de strijd tegen rebellen.

Photo document of Indonesian marines out of KRI
Teluk Semangka 512. (garudamiliter.blogspot.com)
Wapenleveranties worden getoetst aan de hand van criteria. In dit geval zijn de volgende ijkpunten relevant: mensenrechten (criterium 2), interne conflicten (criterium 3) en regionale stabiliteit (criterium 4). De regering meent in haar Kamerbrief dat de levering op al deze punten geen enkel risico oplevert, maar dat is zeer twijfelachtig. De informatie van de Regering lijkt vooral bedoeld om kritiek voor te zijn.

Mensenrechten

De situatie in Indonesië is sterk verbeterd in de afgelopen twintig jaar, daar zullen vriend en vijand het over eens zijn. Overigens was Nederland ook niet te beroerd om wapens te leveren toen Indonesië binnenslands nog wel zeer bloedig huis hield. (zie bijvoorbeeld hier) Maar Oost-Timor is inmiddels onafhankelijk, de spanningen in de Molukken zijn geluwd, in Aceh is de vrede weergekeerd en het militair regime van Soeharto sneuvelde en maakte plaats voor een meerpartijenstelsel. De Regering draaft echter wat door als ze zegt dat “Indonesië een stabiele democratie is met een vrije pers, een actief maatschappelijk middenveld en een hoge mate van tolerantie. De bescherming van mensenrechten is (grond-)wettelijk vastgelegd, naleving is een incidenteel punt van zorg.” Die schendingen zijn meer dan incidenteel. Human Rights Watch vat het als volgt samen:
However, Indonesia remains beset by serious rights problems. Violence and discrimination against religious minorities, particularly Ahmadiyah, Bahai, Christians, and Shia have deepened. Lack of accountability for abuses by police and military forces continues to affect the lives of residents in Papua and West Papua provinces."
Ieder jaar publiceert het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken een mensenrechtenrapport met een uitgebreid verslag van de situatie in Indonesië. Dit overheidsrapport schetst een nog minder rooskleurig beeld:
The suppression or abridgement of the rights of religious and ethnic minorities was a problem. The government applied treason and blasphemy laws to limit freedom of expression by peaceful independence advocates in the provinces of Papua, West Papua, and Maluku and by religious minority groups. Official corruption, including within the judiciary, was a major problem.
Other human rights problems included killings by security forces, abuse of prisoners and detainees, harsh prison conditions, trafficking in persons, child labor, and failure to enforce labor standards and worker rights. 
On some occasions the government punished officials who committed abuses, but judicial sentencing often was not commensurate with the severity of offenses, as was true in other types of crimes.
Het East Timor Action Network (ETAN), dat zich sinds jaar en dag met heel Indonesië bezighoudt, beargumenteert in een reactie op het rapport dat de schendingen nog wijder verspreid zijn dan het rapport aangeeft.

Interne conflicten

Volgens de regering
“blijven interne spanningen [in West Papua] bestaan en doen zich af en toe gewelddadige incidenten voor. Het gaat hierbij onder meer om activiteiten van veiligheidstroepen, al dan niet in reactie op acties van de gewapende afscheidingsbeweging OPM, tribaal geïnspireerde conflicten en geweld in de criminele sfeer. Het beleid van de Indonesische regering is in eerste instantie gericht op de sociaaleconomische ontwikkeling van Papua, en daarnaast worden ook stappen gezet om een dialoog te voeren met vertegenwoordigers van de inheemse bevolking.”
Nederland kiest er duidelijk voor de Indonesische regering in Jakarta bij te vallen en neemt de stroom aan kritiek op het Indonesische optreden in Papua nauwelijks serieus. De zinsnede 'reacties op acties' verhuld dat het om moord, marteling en straffeloosheid aan de kant van leger en veiligheidstroepen gaat. Amnestie International schrijft in haar jaarverslag 2013 bijvoorbeeld:
“Indonesian security forces, including police and military personnel, were accused of human rights violations in Papua. Torture and other ill-treatment, excessive use of force and firearms and possible unlawful killings were reported. In most cases, the perpetrators were not brought to justice and victims did not receive reparations”.
De Regering stelt in haar brief dat het niet voor de hand ligt dat marineschepen zullen bijdragen aan het toenemen van interne spanningen. Marinematerieel wordt volgens de regering niet ingezet bij interne onderdrukking. Daar valt echter veel op af te dingen. Op 3 september 2004 ging het radioprogramma Argos uitgebreid in op het punt van inzet van marineschepen in Indonesië, juist bij interne conflicten. Uit onderzoek bleek inzet in zowel Atjeh als Papua. In Papoea werd een zeer nare kwestie blootgelegd. Lijken van verminkte en vermoorde Papoea's werden in 1998 met marineschepen naar zee vervoerd en in zee gedumpt. De enige overlevende komt in de uitzending aan het woord.

Een nieuw argument om de export van marineschepen naar Indonesië strenger te beoordelen is de ontwikkeling van speciale munitie voor gebruik tegen landdoelen. Door Oto Melara, een bekend fabrikant van scheepsgeschut, is met een Nederlandse financiële bijdrage een nieuw type scheepsmunitie ontwikkelt voor scheepskanonnen van hetzelfde type en kaliber als op de Indonesische schepen komt. Die munitie maakt het mogelijk de kanonnen vanuit de kustwateren in te zetten tegen doelen op land. Kamerleden Van Bommel en Van Dijk (beide SP) stelden deze week Kamervragen over de nieuwe mogelijkheden van de schepen. Eén van vragen luid: “Deelt u de mening dat deze bewapening de fregatten geschikt maakt voor het bombarderen van landdoelen en dus ook eventueel rebellen die het Indonesische leger bestrijden?” Vervolgens vragen ze of dit niet strijdig is met de visie van de regering dat marineschepen niet ingezet kunnen worden bij dergelijke operaties. De antwoorden moeten nog komen, maar duidelijk is dat het leveren van wapens aan Indonesië een tikkeltje minder risicoloos is dan de regering aangeeft.

 Martin Broek

Publicaties o.a.:
Marineschepen naar Indonesië, Campagne tegen Wapenhandel, juli 2004.
- Redacteur Indonesia: Arms Trade to a military regime, (ENAAT) (Vertaald naar het Indonesisch, Frans (gedeeltelijk) en Nederlands), 1997.

Geschreven voor Sargasso