vrijdag 26 oktober 2012

Foto's Nederlands-Indië op de manier van de Europeaan

Photographs of the Netherlands East Indies biedt een uitgebreide inleiding tot een van de belangrijkste collecties van de koloniale fotografie in de wereld. Het vierde deel in een serie van tien boeken die de collecties van het Tropenmuseum en de geschiedenis en verhalen die ermee verband houden bespreken.

Martin Broek

Vanaf mijn bureau staart een vrouw van het Batak Bora volk op Noord-Sumatra me aan. Ze is gefotografeerd in 1918, heeft mannelijke trekjes en lijkt dwars door de fotograaf heen te kijken. Een eeuw nadat de foto is genomen siert ze, traditioneel gekleed en met sieraden getooid, de cover van een onlangs verschenen boek over de fotocollectie Nederlands-Indië van het Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT). Een genot om dit fotoboek te lezen en vooral om te bekijken. Photographs of the Netherlands East Indies bevat 120 foto's, slechts een fractie van de collectie van het Tropenmuseum. Die bestaat namelijk uit 2.645 historische fotoalbums, 325.000 foto's, 120.000 negatieven, 26.000 dia's en 10.000 andere objecten, zoals ansichtkaarten en doorzichtige plaatjes. De enorme collectie is volledig tot stand gekomen door schenkingen. De oudste prent stamt uit 1844. Het is een opgedirkte jongen die erbij staat alsof hij geschilderd wordt.


In 1873 werd de allereerste foto in de collectie opgenomen, een portret van botanist C.L Blume.


Foto's brengen mensen gemakkelijker bij je thuis dan een tekst. Dat is ook met dit boek het geval. Je merkt het al bij het eerste vluchtige doorbladeren, poserende mensen die jou aanstaren. Spontane foto's, zoals we nu veel maken, waren in het begin van de fotografie niet mogelijk; er was sprake van lange belichting en een uitgebreide voorbereiding. Het hele boek bevat slechts één kiekje. Het is Elly Maagdenberg, op de voorgalerij van pension Haverkamp in Jakarta. Maagdenberg werd geboren in 1921, de foto wordt gedateerd tussen 1932 en 1938.


Dit fotoboek past het Amsterdamse Tropeninstituut wonderwel. Het instituut is gevestigd in het grote, uit de koloniale tijd stammende gebouw, waarin ook het Tropenmuseum en het Tropentheater zijn gevestigd. Het museum haalt met exposities, activiteiten voor scholieren en de overbekende opstelling van kleine 'derde wereld' huisjes, werelden en mensen van ver weg dicht naar je toe. Het museum heeft zich in de loop der tijd ontwikkeld van een instelling in dienst van het koloniale beleid, bedoeld om het economische belang van de koloniën te onderstrepen, naar een instelling gericht op ontwikkelingsvraagstukken en met name op het overbrengen van daaraan gerelateerde onderwerpen (op kinderen). Een fotocollectie past daar goed bij. Ze past ook binnen de recente keuze van het museum om zich te richten op wereldcultuur, waarbij een balans wordt gezocht tussen koloniale collecties, etnografie, de culturele erfenis en moderne en populaire kunst.

Door Europeanen, voor Europeanen 

Het boek is meer dan de kaft aangeeft. Het biedt de lezer niet alleen een indruk van de fotocollectie over Nederlands-Indië, het is tevens een beschrijving van het ontstaan van een dergelijke collectie. Bijna een eeuw lang fotograferen in de tropen, van 1844 tot aan de Japanse inval, wordt belicht; de toegepaste techniek en de sociale omstandigheden erachter. In vogelvlucht laat het en passant veel aspecten zien van de Nederlandse koloniale tijd. Volledig is dat beeld niet, in deze omvang is dat onmogelijk. Ruim honderd foto's lijkt veel, maar het gaat om een eeuw fotografie in een uitgestrekte archipel en een scala aan mogelijke onderwerpen. Overigens is het jammer dat het boek geen kaartje bevat waarop zichtbaar is waar de foto's zijn gemaakt. Mijn eerste indruk is dat het vooral beelden zijn vanuit Sumatra, Java en Bali.

Ook fotografen komen in beeld. Zeker in de koloniale beginjaren betreft het veelal pioniers die kort na de belichting glasnegatieven moeten ontwikkelen. Het doet denken aan Jacob Olie, de man die eind 19e eeuw het Amsterdamse stadshart fotografeerde. Olie had een kleine actieradius waardoor zijn foto's vooral beelden rondom zijn woning op de Zandhoek bevatten. Fotografen in Indonesië bezaten vaak een studio in de stad. Toch gingen enkelen ook met mobiele studio's op pad. Enerzijds om de rijken in de eigen omgeving te fotograferen, anderzijds om het landschap, de infrastructuur of de lokale bevolking op de gevoelige plaat vast te leggen. Tijdens het lezen ga je ook beter naar de foto's kijken. Een foto van een huiskamer laat een mix van culturen zien, de begeleidende tekst verduidelijkt het beeld.


In de loop van de tijd worden de huizen qua stijl en inrichting Europeser en geslotener. Interieurs worden ook daarvoor al weinig in beeld gebracht. Waar het wel gebeurd zijn er zelden mensen op te zien. Binnen was vaak onvoldoende licht om niet-stilstaande objecten vast te leggen. De eerste foto's werden genomen door Europeanen voor Europeanen. Het beeldmateriaal was zeker in de begintijd een belangrijk middel om familie, vrienden en zakelijke partners in Nederland te laten zien hoe het hen in Indië verging. Op foto's verschijnen Indonesiërs vaak als entourage van hun heer, of als baboe (oppas) naast een kind. In 1888 verscheen de eerste Kodak-camera waardoor het maken van foto's eenvoudiger en de techniek voor een grotere groep toegankelijker werd. Het aantal amateurfotografen groeide gestaag, het aanbod van foto's nam toe. Nadat begin 20ste eeuw de economie in de archipel opbloeide en het aantal Europeanen navenant toenam, groeide het aantal fotografen nog sterker.


Opbouw


Het boek is Engelstalig en daarmee een aanvulling op de Nederlandstalige website waarop de foto's en beschrijvingen ook te vinden zijn. De opbouw is thematisch. De eerste twee hoofdstukken belichten de wijze waarop er gekeken wordt naar het historische beeldmateriaal uit Nederlands-Indië. Die kijk, de blik, dat perspectief, veranderde in samenhang met de politieke en bestuurlijke ideeën in Indië. In de tijd van het cultuurstelsel, toen het vrijwel uitsluitend een wingewest was met een kleine Europese bevolking, werd er anders gekeken dan in de periode toen de ethische politiek werd geadopteerd. Vanaf de eeuwwisseling werd de bevolking netter behandeld en nieuwe gebieden liefst goedschiks onder Nederlands bestuur geplaatst, terwijl een heel klein deel van de bevolking vaderlijk aan de Europese hand naar ontwikkeling werd gevoerd. Er ontstond zodoende meer ruimte voor een kritische blik.

De volgende hoofdstukken zijn opgebouwd rond de thema's officieel en sociaal leven, bedrijfsalbums, wetenschappelijke foto's, huiselijk leven en portretten. In al die hoofdstukken komt ook de collectievorming aan bod en wordt er beschreven hoe het Tropenmuseum aan zijn enorme verzameling foto's is gekomen. Ook de eigenaardigheden van gevers en fotografen worden besproken. Zoals die van de fotograaf Kassian Céphas, de eerste Indonesiër die professioneel fotograaf werd. Hij maakte prachtige foto's, maar ook eigenaardige. Zo liet hij zich in 1890, poserend bovenop de Boeddhistische 9e eeuwse tempel Borobudur, vast leggen door een medewerker.


Het fotograferen van diezelfde Borobudur was vijftig jaar eerder de eerste betaalde foto-opdracht in dienst van de overheid. Jurriaan Munnich legde de tempel in 1840 vast, maar diens missie mislukte. De Duitse fotograaf Adolph Schaefer deed hetzelfde in 1845, maar ook dat werd geen succes. Pas in de jaren '70 van de 19e eeuw leidde het werk van van achtereenvolgens Isidore van Kinsbergen en J.W. IJzerman tot goede resultaten. Die foto's speelden vervolgens een belangrijke rol in het overhalen van de overheid om de Oudheden van Java op te laten knappen en te onderhouden. De Borobudur behoort inmiddels tot het werelderfgoed.


Koloniaal geweld


Aan oorlogsgeweld valt niet te ontkomen als het gaat om Nederlands-Indië. Er zijn nogal wat militaire operaties geweest. Het boek bevat een paar oorlogsfoto's. Eén daarvan is zeer gruwelijk, vooral omdat hij een beeld laat zien dat op een filmset lijkt. Op de grond liggen lijken van een slachtpartij in Kuta Reh die plaats vond in 1904. Op de achtergrond staan marechaussees te kijken alsof het een jachtpartij betrof. De slachting leeft in Indonesië nog steeds. Begin oktober 2012 twittert een Indonesiër: “De tragedie van Kuta Reh door de meeste Nederlanders nog steeds herinnerd als iets wreed en sadistisch.” Of dat in Nederland ook zo is, mag worden betwijfeld.

Een andere foto toont Nederlandse soldaten die 'Hop naar Soekaboemi EN DAN NAAR HUIS' gaan, zoals de tekst luidt op de zijkant van de legerwagen waarop zij zitten. Het kan duiden op het feit dat ze er zin in hebben. Het kan ook betekenen dat de soldaten geen trek hebben de klus te klaren. Ze zouden daarmee onderstrepen dat naast de duizenden in Nederland, die weigerden als soldaat naar Oost-Indië te gaan, ook bij de uitgezonden troepen de moraal laag was. In de bijgaande tekst wordt vermeld dat legerfotografen de opdracht hadden het geweld niet vast te leggen voor het thuisfront.

bron: klik op foto
De Soekaboemi-foto werd aan het begin van de eerste politionele actie in 1947 gemaakt door legerfotograaf Cees Taillie. Politionele actie wordt in het boek aangeduid met de term 'Police Action', dat een stuk vriendelijker klinkt dan de Nederlandse term welke inmiddels een ruime betekenis heeft gekregen. Aangezien de Engelstalige uitgave voor een internationaal publiek bestemd is, zou enige toelichting niet hebben misstaan. In de inleiding wordt dit manco weliswaar aangestipt, maar bij een zo beladen begrip had iets meer zorgvuldigheid gepast. In de uitgebreide begeleidende tekst over fotograaf Taillie wordt op neutrale wijze vermeld dat de Nederlanders in de periode 1946-1949 hebben geprobeerd de situatie van voorafgaande de Tweede Wereldoorlog te herstellen. Als je goed leest dan constateer je dat dit met militaire macht is gebeurd.

Cees Taillie schaamde zich later zo voor zijn aanwezigheid in Indonesië, in 1945 onafhankelijk verklaard, dat hij overwoog zijn foto's te vernietigen. Gelukkig heeft hij dat niet gedaan en ze in 2004 aan het KIT geschonken.

Geweld komt ook voor in de vorm van straf. Tussen 1880 en 1895 kreeg een medewerker van een tabaksplantage op Sumatra zweepslagen. Het leverde een uitzonderlijk beeld op waarbij geen enkele vorm van protest zichtbaar is. "Als we de foto's moeten geloven dan was er geen sprake van burgerlijke ongehoorzaamheid", vermeldt de begeleidende tekst.


Armoede

Zowel de rijke Europese als de rijke Indonesische bevolking – met name de adel – kon zich fotografie permitteren. Het boek bevat dan ook vooral foto's met rijkdom. Toch zijn er ook verschillende foto's die een arm Nederlands-Indië laten zien. Zoals van een groep mensen in een Karo Batak huis, gemaakt tussen 1914 en 1918 door Tassilo Adam. Adam was een Duitse planter, amateur- en later professioneel fotograaf en filmer, die zoveel mogelijk van de verdwijnende batak samenleving wilde vastleggen.


Hij liet 150 foto's na die al begin vorige eeuw in de collectie van het KIT terecht kwamen. De mensen op de foto hebben allen de ogen gesloten. Dat komt door het felle licht van het verbrandende magnesiumpoeder dat dient als flits. Dergelijke foto's "onderstrepen voor de plaatselijke elite de eigen welvaart, moderniteit en meerderwaardigheid", zo lezen we. Nog opvallender is de foto van een rijtje arbeiderswoningen bij een plantage, genomen in de periode 1905-1915 door farmaceut dr. H.F. Tillema uit Semarang. De huisjes waren weinig beter dan die van arme Indonesiërs. Op de voorgrond een kapotte stoel en een haan, op de achtergrond een bananenplant die dient als voedselbron.


De duidelijk zichtbare armoede deed afbreuk aan het prestige dat Europeanen hoog wilden houden. Tillema was een sociaal bewogen man die door middel van foto's kritiek uitte op het koloniale bewind. Bij een foto van een pakketboot van de KPM vermeldt hij bijvoorbeeld: "Handel en verkeer plaveien de weg voor cholera tot in de verste hoeken."

Foto's werden niet alleen in opdracht gemaakt. Er was ook vraag naar beeldmateriaal om als ansichtkaart naar huis te sturen. Een mooie foto van een ambachtsman, een 'nobele wilde' in traditionele dracht of een mooie vrouw deden het goed als postkaart. Ze leveren een beeld van de inlander dat past bij de wensen van de Europese koper. De foto's zeggen minstens evenveel over de Europeanen die ze kochten als over de mensen die erop afgebeeld staan. Dit soort beelden zijn ook in een Nederlandse variant te vinden. De lantaarnopsteker van Katwijk, de visser uit Urk of de boer uit Hindelopen werden volgens hetzelfde stramien teruggebracht tot de in klederdracht gestoken mens. Je kan je afvragen wat de Indonesiërs zelf hadden vastgelegd als ze de middelen en mogelijkheden hadden gehad om dergelijke postkaarten te maken. In het boek wordt nogal een kwestie gemaakt van dit exotisme. Alsof menig Javaan ook nu nog de bewoner van Papua niet het liefst afschildert als een wilde met peniskoker.

Teuku Umar en Kartini

Zelf werd ik getroffen door de beelden van Teuku Umar en Kartini die bij het doorbladeren opeens van de pagina spatten.
Bron: klik op foto
Umar was een wonderlijke man die een dubbelrol speelde tijdens de strijd om Aceh. Op de foto wordt hij afgebeeld als Achese guerrilla. Volgens het boek is de foto genomen in 1881 (op internet wordt 1876 vermeld). Hij werkte zich later op in het koloniale leger nadat in 1883 een verdrag tussen Aceh en het koloniale bewind werd gesloten. In 1884 laaide de strijd weer op en nam Umar deel aan het neerslaan van de Achese opstand. In 1896 liep hij over en nam 800 handvuurwapens, 25.000 kogels en 18.000 dollar mee. In 1899 werd hij door de Nederlanders gedood. In het boek wordt nadrukkelijk betwijfeld of op de foto wel de bekende Teuku Umar wordt afgebeeld. Het zou een prachtige vondst zijn. Er is alleen een foto van hem bekend die vele jaren later werd gemaakt. Daarnaast wordt hij veelvuldig geportretteerd op geromantiseerde schilderijen.

Kartini is een van de bekendste Indonesische vrouwen. Een adellijke en enigszins tragische vrouw die zich heeft ingezet voor de minderwaardige positie waarin meisjes en vrouwen verkeerden en zich keerde tegen het gedwongen huwelijk waar ze zelf ook voor vreesde. Het boek bevat een mooi citaat van Kartini: "Was ik maar in staat geweest om te fotograferen, waardoor ik foto's had kunnen maken van onze mensen – op een manier die alleen ik kan doen, niet op de manier van de Europeaan. Er zijn zoveel dingen die ik wil laten zien in woorden en in beelden, zodat de Europeaan de ware beelden van ons Javanen kan zien." Kartini wordt afgebeeld samen met haar zussen Kardinah en Roekmini.


Erotiek

Het beeld van een met ontbloot bovenlijf en mooi ogend gevormde Balinese wordt door de schrijvers een erotische prent genoemd. Wat mij betreft gaat het hier om een vrouwenlichaam dat zich heeft losgezongen van de persoon zelf. Mogelijk komt dat ook door de duidelijk zichtbare nabewerking.


Opmerkelijk is ook de ruime datering van desbetreffende foto, tussen 1917 en 1940. Hij is gemaakt door Thilly Weissenborn, een vrouwelijke fotograaf met een eigen fotostudio, de zogenaamde Lux Studio in Garut, West-Java. Weissenborn staat bekend als een fotografe die graag etnische types fotografeerde en daarmee een geïdealiseerde romantische visie op Nederland-Indië vastlegde.

De foto van een meisje, gemaakt door Kassian Céphas, wordt eveneens erotisch genoemd. Geen moment kan ik me daarin mee laten gaan. De foto is ingekleurd op een manier zoals mijn vader een zwart-wit foto van mijn moeder in Egypte liet inkleuren. Het is een gestileerde potloodtekening van een mooi meisje geworden waar alle fotografische kraak-en-smaak uit verdwenen is. Toch is hij bijzonder. Dat komt doordat Céphas de foto van dichtbij heeft gemaakt waardoor de afstand kleiner wordt en de foto intiemer dan gebruikelijk in die tijd.


De meest erotische foto is die van een mooi gevormd mannenlijf op het strand. Misschien is het juist het verrassingselement een dergelijke foto in de collectie aan te treffen die er een extra lading aan geeft. De persoon is Dewa Ketut Beng Gunarsa, partner van amateurfotograaf Spies. Spies was de homoseksuele directeur van de Java Bank in Jakarta, fanatiek fotograaf en medewerker van de CIA. Hij werd in in 1963 in Laos vermoord door communistische soldaten.



Fysische antropologie


In het boek wordt ook aandacht besteed aan fysische antropologie en etnografie. Het betreft hier het meten van etnische eigenschappen van Indonesische volkeren. De slachtoffers van deze 'wetenschap' werden gefotografeerd, het liefst naast een meetlat. Als die niet voor handen was naast een onderzoeker. De afdeling die dit onderzoek voor zijn rekening nam, kreeg in 1953 geen personeel meer en werd in 1962 gesloten. "Geen foto uit de collectie is getraceerd. Aangenomen wordt dat ze verloren zijn gegaan." Toch start de schrijver een ethische discussie over de foto's die de collectie wél bevat. Ze zouden naar racisme rieken en worden niet langer van wetenschappelijke betekenis gezien. "Wat moeten we doen met deze foto's? Dat ze van wetenschappelijke en historische waarde zijn is onweerlegbaar, maar zouden we bij bestudering en publicatie van het beeldmateriaal kunnen stuiten op vergelijkbare problemen als bij de bestudering van menselijke overblijfselen? Zouden dergelijke fysische antropologische foto's, vaak verkregen onder dubieuze omstandigheden en verzameld met een specifieke doelstelling, online moeten worden gezet?" Er wordt gedacht aan teruggave. Maar aan wie? Ook is sprake van vernietiging. Mij doet een dergelijke discussie wat vreemd aan. Het zijn foto's en geen lichaamsdelen. Het zijn voorbeelden uit een 'wetenschappelijke' benadering van de bevolking van de veroverde koloniën. Het verbergen of zelfs vernietigen ervan is vooral het wegwerken van een walgelijke praktijk. Alleen al daarom moeten de foto's bewaard en openbaar toegankelijk blijven.

Kracht

Opvallend is de kracht van de gepubliceerde foto's. Ze vallen op door een heldere compositie en uitstraling. Het is beeldmateriaal dat ook nu nog tot de verbeelding spreekt. De meeste zijn meer dan een eeuw oud en zwart-wit, bruin of sepia. Ze tonen aan dat fotografie meer is dan techniek: het is ook kijken, een gevoel voor emotie en vorm.

Het boek biedt veel meer dan een impressie van de fotocollectie van het KIT. Het gaat voor een deel ook over de geschiedenis van de fotografie. De eerste fotografen maakten onder moeilijke omstandigheden hun beelden. De 120 foto's laten honderd jaar koloniale geschiedenis zien door de ogen van de fotografen en hun opdrachtgevers en het is geschreven door deskundigen die zich een weg hebben gebaand door stapels fotoboeken, losse foto's en daarbij behorende informatie. Het bevat een index, literatuurlijst en notenapparaat. Toch is het daarmee geen boek voor de vakbroeders geworden. De uitgebreide tekst geven de foto's context en daarmee extra kracht. Ga je naar Bali en aanschouw je de medische rituelen, dan kan je de priester die twee keer wordt afgebeeld vermoedelijk moeilijk uit je gedachten zetten.


Toch denk ik bij het woord Batak allereerst aan Tongam, de jongeman die destijds in Jakarta was ondergedoken terwijl ik de stad bezocht. Hij moest zijn voet laten genezen waarop een legerofficier de poot had neergezet van de stoel waarop hij zelf was gaan zitten. Daar kan geen foto tegenop. Wel is bij mijn beeld van de bataks het gezicht toegevoegd van de vrouw op de cover van Photographs of the Netherlands East Indies dat een waar geschenk is, met foto's die spreken.





Photographs of The Netherlands East Indies 

Auteurs: Janneke van Dijk, Rob Jongmans, Anouk Mansfeld, Steven Vink, Pim Westerkamp, Wimo Ambala Bayang

Uitgever: KIT Publishers

Uitgave: Hardcover, 120 pagina's

ISBN: 978 94 6022 193 4

Prijs: € 34,50





Geschreven voor en gedredigeerd door ravagedigitaal.org/
Foto's van collectie.tropenmuseum.nl tenzij anders vermeld

zondag 14 oktober 2012

Nobelprijs voor wapenhandel

Bron: euronews.com/.../2011/01/29/egyptian-army-armoured-vehicle-on-fire/
“I read you have more information about export armed equipment to Egypt? I would love if you have information about companies in Holland for sale used trucks and used equipment for armed. if you have pleas send for me feed back . with my best wishes.”
Dit is de volledige tekst van een 'google-translate-arabisch-in-engels mail' die ik onlangs kreeg. Het zijn vragen die je wel vaker krijgt als je over wapenhandel schrijft. De schrijver ervan leest de publicaties die hij op het internet vindt dan niet goed. Dat ik juist kritisch ben als het over wapenhandel gaat, wordt gemist. Routinematig zoek ik wel even de afzender van die mails op. In dit geval is het een bedrijf in tweedehands onderdelen met een vestiging in Saoedi-Arabië en – dat komt veel minder voor – Nederland.

NozhaBusiness Company offers all kinds of imported spare parts for cars, trucks and all types of equipment needed by the domestic market in good condition and at competitive prices to the local market.” Het bedrijf is gericht op de Egyptische markt. Het bedrijfje heeft zelfs een amateuristische YouTube met een filmpje uit een magazijn online.

 Dat een bedrijf in Nederland zoekt naar tweedehands militaire onderdelen voor de Egyptische markt is zo gek niet. Egypte heeft 1.000+ Nederlandse pantserwagens in zijn arsenalen en het zou wel eens goedkoper en gemakkelijker kunnen zijn om versleten onderdelen via een dergelijk bedrijf te laten importeren. Dumps en handelaren in tweedehands goederen worden daarvoor wel vaker gebruikt. Soms ook om ze sneaky te exporteren. Maar van dat laatste wil ik Nozha helemaal niet beschuldigen.

 Het bedrijf zal wel weten dat hoewel de exportregels voor militaire goederen naar Egypte onlangs zijn versoepelt, maar dat nog niet alles mag. Demissionair minister Rosenthal en staatssecretaris Bleker schreven de Kamer op 8 oktober jl. in een brief“Amnesty International roept in dit licht [van twee rapporten, nl. “Agentsbof repression” en “Brutality unpunished and unchecked”] exporterende landen op voorlopig alle leveranties van traangas*, kleine en lichte wapens en bijbehorende munitie, en gepantserde voertuigen stop te zetten, totdat de nieuwe Egyptische autoriteiten maatregelen hebben ingevoerd om mensenrechtenschendingen door veiligheidstroepen bij de ordehandhaving van protesten te voorkomen. De regering verleent geen vergunningen voor dergelijke goederen.”

Nohza verkent slechts de markt als het beleid nog verder versoepelt, zullen we maar denken. Want aan het versoepelen is het. Niet alleen vanuit Nederland. Onlangs publiceerde het Instituut voor de Studie van Conflicten en Humanitaire Actie (IEACH) in Madrid een rapport over wapenhandel. De organisatie beschrijft daarin leveranties aan landen in het Midden-Oosten, zoals Bahrein, Saoedi-Arabië en Egypte (meer dan de helft van de Spaanse wapenexporten waren overigens voor Venezuela) lees ik in het Vlaamse tijdschift *MO. Wat voor Spanje geldt, telt ook voor andere Europese landen.

Bron: 2012_of_top10_exp_pie.jpg
Van de tien grootste wapenexpeurs in de periode 2007-2011 zijn er zes West-Europees. Samen zijn Duitsland (9%), Frankrijk (8%), het Verenigd Koninkrijk (4%), Spanje (3%), Nederland (3%)en Italië (3%)goed voor een derde van de wereldwijde wapenexporten. Dat is evenveel als de Verenigde Staten (30%) en vier maal zoveel als China (7%) en ruimschoots meer dan Rusland (24%). Het gangbare beeld ligt anders, maar dit zijn de cijfers van het alom gerespecteerde Stockholm International Peace Research Instituut. Misschien had het Noors Nobelcomité er eens een werkbezoekje kunnen afleggen en daarmee een blunder voorkomen.**

Met Nozha komt het wel goed als ze zich een beetje aan het wapenexportvergunningenstelsel houden. Want restrictief zijn de Europese landen alleen voor de bühne, niet in de werkelijkheid.

Martin Broek

Geschreven voor Konfrontatie