zondag 19 december 2010

De Chinese marine: van bijwagen naar zelfstandige vloot (deel 2)


Deel 1 zie hier

Verdere ontwikkeling

Op den duur zal de Chinese marine zich ontwikkelen naar een volwaardig krijgsmachtdeel, maar zover is het nog lang niet. China beseft zelf ook dat de marine nog in de kinderschoenen staat. De manier waarop ze hier verandering in probeert te brengen is drieledig:

- Steeds complexere marine oefeningen. Vaak ook samen met eenheden in de lucht en op het land. Hierdoor neemt de paraatheid, de kennis over wapensystemen toe en worden leemtes in kennis, kunde en techniek van de bemanningen duidelijk. De oefeningen zijn ook bedoeld om te laten zien waartoe China in staat is, vooral richting Taiwan.

- Tenslotte worden vlootbezoeken gebruikt als diplomatiek middel. Een haven is een manier om contacten aan te knopen of te verstevigen. China gaat zelfs verder. Het bouwt havens. De laatste aanwinst is een contract voor het management van de haven van Gwadar, de grotendeels door China gebouwde haven in Pakistan komt zo onder Chinese controle. Hij zal dan behoren tot wat het Pentagon het Chinese parelsnoer noemde, haven faciliteiten en haventoegang van China via Birma, Bangladesh, Sri Lanka en Pakistan tot Soedan. (Overigens is ook het belangrijkste havenbedrijf van Rotterdam, de ECT, in handen van China en kocht China havenfaciliteiten in Griekenland.)

Dit zijn kleine stappen op weg naar een marine die vrij moet kunnen opereren binnen de eerste en tweede gordel. Nog veertig jaar van opbouw moeten volgen. De planning is dat China in 2050 een zogenaamde Blue Water Navy heeft die op de oceanen kan opereren. De Russen, VS, Frankrijk en Verenigd Koninkrijk hebben al dergelijke marines.

Conficten


De Zuid-Chinese Zee is een zee vol conflicten. Hij is rijk aan vis en mineralen. Territoriale wateren overlappen elkaar en om de meest armetierige bovenwaterstekende rotsen en riffen wordt een heisa gemaakt alsof het een heel eiland betreft. Vaak heef dat te maken met olie of mineralen. Dergelijke conflicten spelen niet alleen tussen China en de buurlanden, maar ook tussen de buurlanden onderling. Overleg tussen de verschillende landen is over het algemeen goed en er is geïnstitutionaliseerde samenwerking. Bijvoorbeeld in het Vrijhandelsverdrag tussen China en de Associatie van Zuidoost Aziatische landen (ASEAN: Birma, Brunei, Cambodja, Filippijnen, Indonesië, Laos, Maleisië, Singapore, Thailand en Vietnam), het verdrag van Vriendschap en Samenwerking uit 2003, dat China als eerste niet ASEAN land ondertekende, en de Declaration on the Conduct of Parties in the South China Sea (DOC). China wil wel steeds meer buiten deze verklaring om regelen, aangezien ze stelt dat het niet om conflicten met ASEAN, maar individuele landen gaat. Geen van de partijen heeft er echter belang bij de conflicten te hoog op te laten lopen. Het conflict over de eilandengroep de Paracels tussen China, Taiwan en Vietnam is een lakmoesproef of er een volwassen mechanisme komt voor het oplossen van conflicten.

De strijd om de eilanden kan soms toch hevig oplaaien. Zoals eind oktober rond de Diaoyu of Senkaku eilanden die China, Taiwan en Japan elkaar betwisten.1 Hilary Cinton stelde eind oktober dat de eilanden bij Japan horen, omdat in een bilateraal verdrag tussen de VS en Japan (Okinawa Reversion Treaty, 1970) staat dat deze eilanden - die bij Okinawa horen - aan Japan zouden worden teruggegeven. Zo is een oud conflict door de VS beslecht, terwijl het eigenlijk voor het internationaal gerechtshof had moeten komen. Zo stelt ook de New York Times blogger Nicholas Kristof. Hij vindt dat het gelijk aan China’s zijde ligt.2 Via dit soort territoriale conflicten wordt de spanning nu alleen maar nodeloos opgevoerd.

Het andere conflict dat dreigend over de regio blijft hangen is de animositeit tussen de VS en China. Niet altijd even hevig, maar op de achtergrond altijd dreigend. Alleen het ontwikkelen van meer en sterkere structuren tussen de landen in de regio los van de Verenigde Staten zullen tot een meer ontspannen verhouding leiden. Dan kunnen er ook afspraken over bewapening te komen. Nu bewapenen alle landen in de regio zich steeds verder en op grote schaal. Buiten de financieel economische crisis van eind jaren negentig is dit al dertig jaar gaande. Het heetste hangijzer in de regio is de soevereiniteit van Taiwan. Deze erkennen is een onvermijdelijk deel van een vreedzame ontwikkeling van het deel van de wereld om China heen. Maar het is niet erg waarschijnlijk dat dit zal gebeuren. Veel ASEAN-landen, met Singapore en Vietnam voorop, willen de VS in de regio houden om een tegenwicht te vormen tegen de groeiende reus China. De positie van Taiwan is daarbij een sterk argument.

De krachtige woorden van Clinton aan het adres van China in het conflict rond de eilanden zullen niet leiden tot een betere veiligheidssituatie. Als dit soort spierballentaal de dynamiek gaat bepalen dan is een nog verdere militarisering van de regio onafwendbaar. Het is duidelijk dat de belangrijkste militaire macht van de regio niet China is, maar de Verenigde Staten met hun bases op Okinawa, de Filippijnen en in Zuid-Korea. Voor China is dit een stimulans te blijven bouwen aan een marine voor grootschaliger operaties. Zo vrij als Zheng He’s vloot zullen de schepen niet zijn, want ook de buurlanden en India versterken hun vloten om hun ruimte op zee te claimen. De Verenigde Staten heeft zijn atoomvloot in de Stille en Indische Oceaan al versterkt. Een nieuwe Koude Oorlog zou het resultaat kunnen zijn.

Martin Broek

Noten:
1) Een overzicht van territoriale disputen rond China kan gevonden worden op: http://www.dmoz.org/Society/Issues/Territorial_Disputes/China/
2) Zie voor een van zijn blogs over de kwestie: http://kristof.blogs.nytimes.com/2010/09/20/more-on-the-senkakudiaoyu-islands/

Einde deel 2 voor deel 1 zie hier

Dit artikel werd geschreven voor het Vredesmagazine
Abonnee worden: Stuur een email naar: info@vredesmagazine.nl
Voor meer informatie: http://www.vredesmagazine.nl

Bronnen
- China’s naval ambitions, 10 myths America holds about China, CMDR. THOMAS HENDERSCHEDT AND LT. COL. CHAD SBRAGIA, September 2010
- China’s navy, Distant horizons; China flaunts its naval muscle, QINGDAO, 23 april 2009
- China asserts role as a naval power
- The military build-up is one way to protect its growing economic clout, Edward Wong, The International Herald Tribune, April 23, 2010
- ANNUAL REPORT TO CONGRESS, Military and Security Developments; Involving the People’s Republic of China, 2010 en 2008

- Territorial Disputes
: China (43)
- 40 YEARS OF ASEAN, PERFORMANCE, LESSONS AND PERSPECTIVES, On the ground, Nicholas D. Kristof, 20 september 2010
- More on the Senkaku/Diaoyu Islands
- Foreign Minister Yang Jiechi Refutes Fallacies On the South China Sea Issue 2010/07/27
- People’s Liberation Army Navy
- Chinese Military Seeks to Extend Its Naval Power <br>EDWARD WONG, NYT April 23, 2010
- http://www.nytimes.com/2010/04/24/world/asia/24navy.html
- China's forces lack strong naval tradition, 17 mei 2010 Bron: Honolulu Advertiser

- China’s Evolving naval strategy Li Nam EAI Background Brief No. 343, 26 juli 2007
- China's three-point naval strategy

De Chinese marine: van bijwagen naar zelfstandige vloot

In de elfde eeuw had China een bewapende vloot die groter was dan die van de Europese zeevarende mogendheden bij elkaar. De Chinese zeilschepen uit die tijd behoren nog steeds tot de grootste die ooit zijn gebouwd. In de 15e eeuw bevoer China alle Aziatische kusten, het Midden-Oosten en Oost-Afrika. Zheng He was drijvende kracht achter de ontdekkingsreizen naar deze verre oorden. Maar na zijn dood werd de Chinese marine ontmanteld en keerde China zich naar binnen.





China raakte in verval als maritieme grootmacht en na korte tijd was er niets meer van over. Het duurde eeuwen voordat er weer leven in kwam. Momenteel keert China zich weer naar buiten en wordt de vloot belangrijker, al moeten we de huidige sterkte niet overdrijven. Onder de leiding van Deng Xiaoping zijn in 1979 stappen gezet om een marinetak te creëren binnen het Chinese Volksleger (People’s Liberation Army Navy, PLAN). De marine ging opereren met de zogenaamde kustverdedigingsstrategie (near-coast strategy). Daarvoor had ze een vloot van kleine en van de landmacht afhankelijke schepen (onder meer voor de inlichtingen voorziening) die de kust moesten verdedigen tegen amfibische landingen van de Sovjet Unie. Ze had een ondersteunende taak en van een zelfstandige marine was (en is ook nu nog) geen sprake. Ze valt nog steeds onder het Volksleger.

Twintig jaar opbouw

In 1987 werd een nieuwe strategie geïntroduceerd voor een actieve verdediging van de kustzeeën (near-seas active defence). De PLAN kreeg de taak om te opereren tot de eerste gordel van eilanden (zie kaartje) die ongeveer 200 zee mijl uit de kust ligt. Hiervoor waren schepen nodig die zelfstandig kunnen opereren rond betwistte eilanden, tegen Taiwan en bij het verdedigen van zeewegen. Ruimte voor deze strategie verandering ontstond door de wegvallen van de Sovjet Unie, steun van het civiele deel van de Communistische Partijleiding en actieve inspanningen van vlootcommandanten. Een dergelijke ontwikkeling sloot bovendien naadloos aan op de groeiende internationale economische activiteiten van China. De ambities worden echter getemperd door gebrek aan financiële middelen (het overgrote deel bleef naar de landmacht gaan) en afwezigheid van technologische kennis.



Nadat de Verenigde Staten in 1996 twee vliegdekschepen naar Taiwan hadden gestuurd om China te waarschuwen dat het Tapei zou steunen bij Chinees optreden tegen het eiland kwam er meer dynamiek in de ontwikkeling van de marine. Deze confrontatie, het belangrijkste conflict waarbij China betrokken is, bleek de beste aanbeveling voor de opbouw van maritieme strijdkrachten die de Chinese admiraal zich konden wensen.  In 2004 werd een stap gezet naar een nieuwe strategie voor operaties ver op zee (far-seas operations of far sea defence). De taken van de marine werden uitgereid naar de tweede gordel van eilanden. Dat betekent dat de marine moet kunnen opereren tot 1000 zeemijl uit de kust. Zo bouwt de economische macht China zijn militaire macht op zee uit. Aanvoerlijnen over zee worden daarmee verdedigd. Toch schreef de gerenommeerde website GlobalSecurity.com nog in 2005 dat “de vloot overwegend wordt bevolkt door oude onbruikbare schepen. Zelfs de recentst gebouwde schepen hebben evident gebreken waar het onderzeeboot bestrijding en luchtverdediging betreft.” Voor de kleinere buurlanden is het al wel een geduchte tegenstander.

De marine krijgt inmiddels meer dan een derde van het militaire budget. De geldende maritieme strategie gaat er vanuit dat China binnen de eerste gordel moet kunnen opereren. Toch is dat is maar gedeeltelijk mogelijk. Vrij opereren binnen de gordel is alleen mogelijk als de buurlanden Australië of de VS dat toestaan. Voorlopig is het vooral een ambitie. Feitelijk streeft China geen vrijheid om te opereren na. De intentie is simpeler: de capaciteit ontwikkelen om anderen het opereren onmogelijk te maken. China kan daarvoor ook de luchtmacht en anti-scheepsraketten vanaf patrouille boten inzetten.

Einde deel 1 voor deel 2 zie hier

Dit artikel werd geschreven voor het Vredesmagazine
Abonnee worden: Stuur een email naar: info@vredesmagazine.nl
Voor meer informatie: vredesmagazine.nl

zondag 12 december 2010

De grote mythe van de Somalische piraten*


Somalische piraten: “Ze vormen nauwelijks een bedreiging.” Dit stelt  Stephen Carmel, senior vice president van Maersk Line, een van de grootste reders in de wereld over de piraten. Hij zegt dit niet in een achteraf vakblad, maar in het december nummer van het opinie tijdschrift voor de Amerikaanse marine, Naval Institute Proceedings.*De titel heb ik van zijn artikel overgenomen.


Mediageniek zijn de Somalische piraten. Eigenlijk alle piraten. Aan piraterij hangt een vleug romantiek. Stripfiguur Roodbaard, De graaf van Monte-Cristo, menig kind is er mee opgegroeid. Zeerovers zijn ook een deel van de Nederlandse geschiedenis: een plaag voor de kust van Bretagne; en een gevaar op de Middellandse Zee. We hebben een piraat als nationale held: Piet Hein, zijn daden benne groot; Hij heeft gewonnen de zilvervloot. De Amerikaanse marine werd in de 19e eeuw versterkt juist vanwege de Barbarijnse zeerovers in de Middellandse Zee.

Aan land

Inmiddels is duidelijk dat de piraterij voor de kust van Somalië niet op zee maar op land bestreden moet worden. Die visie komt in alle oplossingen terug. Het was een onderwerp binnen de 30e Globaliseringslezing. Onder de titel: Pirates of the Indian Ocean. Het komt ook zondagavond bij Brandpunt aan de orde, zo vertelde Aart Zeeman bij Pauw & Witteman. Hij voegde er aan toe dat hij niet begrijpt waarom het niet gebeurd.

Erkennen

In het Marineblad - het Nederlandse kleine zusje van Proceedings - las ik dit jaar een kritisch en helder artikel van een vlagge-officier van de koninklijke marine, Commandeur Pieter Bindt wordt gesteld dat: “Een begin van een oplossing op land zou dan het erkennen van (semi) autonome regio’s, kunnen zijn. Echter, diverse VN lidstaten, waaronder enkele in de EU en de Afrikaanse Unie, zijn niet enthousiast over het erkennen van regio’s, die onafhankelijkheid nastreven, vanwege eigen interne politieke- en veiligheidsvraagstukken.” Het is vervogens een kleine moeite uit te zoeken wie en waarom tegen zijn.

Binnen de EU wil Italië de eenheid van Somalië niet in gevaar brengen en landen van de Afrikaanse Unie zijn bang dat erkenning een precedent vormt voor andere afscheidingsbewegingen. Somalië staat niet op zichzelf. Het blijft een strandbal waarop winden van de internationale politiek invloed hebben.

De VS haalt wel de banden aan met Somaliland en Puntland. Ook Frankrijk werkt samen met de regio’s. Mogadishu zal dit met lede ogen aanzien. Het zuiden krijgt ook nauwelijks nog voedselhulp, omdat teveel ervan weglekte naar de strijdgroep Al Shabaab. De oorlog tegen het terrorisme is prioriteit nummer 1 en voedsel speelt daarin een rol; zowel bij geven als bij onthouden. Voldoende voedsel is een voorwaarde voor een stabieler Somalië, stelt marine officier Bindt. Niet voor niets is onbelemmerde voedselhulp een van belangrijke redenen voor de marineactiviteiten op zee. Ook hij signaleeert dat de VS de hulp aan het Zuiden staken. Nu wordt een deel van de bevolking in de steek gelaten vanwege 'hogere' belangen. Het maakt het Zuiden van Somalië niet stabieler.

Maersk Lines

Terug naar Steff Carmel, de man van Maersk Lines. Hij stelt dat de Somalische piraten nauwelijks succes hebben op zee, dat ze ongeorganiseerd en slecht gefinancierd zijn en dat de meeste op afstand worden gehouden door de bemanningen van de schepen zelf. Volgens hem is er wel een goede reden voor een marine operatie voor de kust van Somalië en dat is dat ervoor gezorgd moet worden dat Amerikaanse militairen hun militaire taken in de regio in veiligheid moeten kunnen uitvoeren. Hij schrijft: “On its own, the antipiracy mission makes no sense, because unlike the situation Jefferson faced [met de Barbarijnse piraten], Somali piracy itself does not rise to the level of a true national interest. The national interest is not piracy; it is stability in East Africa and our role as a guarantor of the international order.”  Piraterijbestrijding als afgeleide van de oorlog tegen het terrorisme en het bewaken van de internationale orde. Maersk Lines is niet alleen een grote reder, maar ook een reder die veel transport voor het Pentagon voor zijn rekening neemt. Kortom je mag enig gewicht toekennen aan de woorden van Carmel.
Als een reder zich zo laconiek opstelt, waarom zouden we daar dan niet wat meer naar luisteren.

Martin Broek

Meer Proceedings artikelen over piraterij:

The Big Myth of Somali Pirates Issue: Proceedings Magazine - December 2010

Two Faces of High-Seas Crime Issue: Proceedings Magazine - July 2010

Piracy, Policy, and Law Issue: Proceedings Magazine - December 2008

The Overstated Threat Issue: Proceedings Magazine - December 2008


Enkele artikelen uit het Marineblad:
- November 2010, p. 4  OPERATIES Hr.Ms. Tromp versus de piraten: de bevrijding van Ms Taipan
- Juli 2010, p. 12  VEILIGHEID VOOR AFRIKA Enkele dilemma’s van antipiraterij operaties bij Somalië
- Oktober 2009  p. 4  PIRATERIJ Er is méér dan zeeroverij
- Oktober 2009 p. 10  PIRATERIJ Antizeeroof operaties door het Commando Zeestrijdkrachten
- Oktober 2009 p. 16  PIRATERIJ Somalië: lees uit het verleden  

Wikileaks (publicaties tot 10 december 2010):
- - NOTIFICATION OF AFFECTED STATES: HIJACKING OF BELIZE-FLAGGED
- Kenya responds to Sudan tank demarche
- WHITHER M/V FAINA'S TANKS?
- SCENESETTER FOR MOD CHACON'S JUNE 30 - JULY 2

- JUNE 8-11 VISIT TO SPAIN OF COMMANDER, U.S. AFRICA

- SCENESETTER FOR JUNE 8-11 VISIT TO SPAIN OF

- AMBASSADOR HITS RIGHT NOTES WITH NEW SPANISH

- ADMIRAL MULLEN'S MEETING WITH EGIS CHIEF SOLIMAN

- U.S.-FRANCE-EU DISCUSS SAHEL SECURITY ISSUES

- LOOKING AT THE NEXT 30 YEARS OF THE U.S.-CHINA

- REPORTING AND COLLECTION NEEDS: THE UNITED

- IRAN IN YEMEN: TEHRAN's SHADOW LOOMS LARGE, BUT FOOTPRINT IS SMALL

- DJIBOUTI APPROVES BLACKWATER FOR COMMERCIAL COUNTER-PIRACY

- PRESIDENT SARKOZY: THE KEY DECISION-MAKER WHO CAN

- SCENESETTER FOR CODEL BERMAN'S VISIT TO KOREA

- SCENESETTER FOR YOUR VISIT TO PARIS -- NOVEMBER 8,

- SECRETARY OF DEFENSE GATES'S MEETING WITH FRENCH FOREIGN

- ASSISTANT SECRETARY OF DEFENSE VERSHBOW AND AMBASSADOR ERELI MEET WITH KING HAMAD OF BAHRAIN

- SCENESETTER FOR SECRETARY CLINTON'S VISIT TO BERLIN, NOVEMBER 8-10


maandag 29 november 2010

wikileaks: Een kijkje in de Amerikaanse atoomkeuken

VS-ambassade in Berlijn,

kernwapens in Nederland, Duitsland en België


De AMEMBASSYBERLIN rapporteert op 12 november 2009 dat:

TACTICAL NUCLEAR WEAPONS

¶8. (C) In response to Gordon's [ASSISTANT SECRETARY FOR EUROPEAN AND EURASIAN AFFAIRS, U.S. DEPARTMENT OF STATE] question about how the government planned to take forward the commitment in the coalition agreement to seek the removal of all remaining nuclear weapons from Germany, [National Security Advisor to the German Chancellor] Heusgen distanced the Chancellery from the proposal, claiming that this had been forced upon them by [German foreign minister] FM Westerwelle. Heusgen said that from his perspective, it made no sense to unilaterally withdraw "the 20" tactical nuclear weapons still in Germany while Russia maintains "thousands" of them. It would only be worth it if both sides drew down. Gordon noted that it was important to think through all the potential consequences of the German proposal before going forward. For example, a withdrawal of nuclear weapons from Germany and perhaps from Belgium and the Netherlands could make it very difficult politically for Turkey to maintain its own stockpile, even though it was still convinced of the need to do so.

Het bericht geeft vooral een kijkje in de Amerikaans (en Duitse) atoomkeuken. Maar ook wordt verwezen naar de atoomwapens op ons grondgebied in verslag van een gesprek tussen de Duitse regering en een Amerikaanse ambassadeur. Officieel is het nog steeds niet dat die wapens in Nederland liggen. Het wordt tijd dat het wel officieel erkend wordt. Want we weten het officieus immers al lang.


Bron van wikileaks:
09PARIS1254


2009-09-16 07:07
SECRET//NOFORN
Embassy Paris

Reference ID Date Classification Origin
09PARIS1254
2009-09-16 07:07
SECRET//NOFORN
Embassy Paris


TO RUEHC/SECSTATE WASHDC PRIORITY 7146
INFO RUEHZL/EUROPEAN POLITICAL COLLECTIVE PRIORITY
RUEHBUL/AMEMBASSY KABUL PRIORITY 0881
RHEHNSC/WHITE HOUSE NSC WASHINGTON DC PRIORITY

S E C R E T SECTION 01 OF 04 PARIS 001254

zaterdag 20 november 2010

Feestgangers gevraagd op Amerikaans marineschip

Lijst genodigden receptie aan boord van Mount Whitney

Bedrijfsleven, locaal bestuur, politiek en militaire inlichtingendienst bijeen in de haven van Amsterdam. Dat wilde de Amerikaanse marine. Martinbroek.nl legde via de Amerikaanse Wet Openbaarheid van Bestuur de hand op een lijst met genodigden aan boord van de het commandoschip, de Mount Whitney. Een schip dat vol zit met inlichtingen- en communicatie apparatuur. Van 24 tot 28 augustus - een week na Sail - lag het aan de Oostelijke Handelskade waar een week ervoor nog het Russische opleidingsschip de Mir lag.

Er is geen kanon, er zijn geen torpedo’s en geen raketten, aan boord staat alleen wat lichtgeschut en een wapen tegen inkomende raketten. Het schip moet het daar niet van hebben. Wel van zijn communicatie- en commandotechniek. Een “varend top inlichtingen centrum” noemde VVD-kamerlid Blauw het commando- en vlaggenschip van de Amerikaanse zesde vloot in 1995 al. De zesde vloot is een van de belangrijkste Amerikaanse marine eenheden die de zeeën en oceanen controleren. Die vloot is gewoonlijk gestationeerd in de Middellandse Zee en verantwoordelijk voor operaties bij de Hoorn van Afrika, Irak en Afghanistan.

Als de grijze kolos in Amsterdam ligt, staat op het dek een grote feesttent. In een verslag van het bezoek achteraf op een Amerikaanse militaire website wordt gesproken over de zeventig gedistingeerde gasten die aan boord kwamen. Met behulp van de Amerikaanse Wet Openbaarheid van Bestuur (FOIA) achterhalen ik met welke Nederlanders de Amerikanen op de borrel nodigden aan boord van hun drijvende militaire basis. Na twee maanden wachten wordt door de Amerikaanse marine gemeld dat een lijst van bezoekers niet bestaat. Wel kan men een lijst met 200 genodigden vinden. Dat zijn dertien pagina’s met personen uit de politiek, bedrijfsleven, krijgsmacht, politie, bestuur, diplomatie en Openbaar Ministerie. Geen lijstje zonder cliché en dus staat ook de vertegenwoordiger van coca-cola in Nederland er op.

Er zijn weinig verrassingen. Of het zou moeten zijn dat de MIVD wel met twee personen op de lijst staat (de directeur gen. Cobelens en zijn plaatsvervanger gen. In het Veld) maar de AIVD helemaal niet. Ook valt op dat Heineken en Philips wel, maar de belangrijke militaire bedrijven in Nederland, zoals Damen, Thales Nederland en Stork niet zijn uitgenodigd.

De genodigden zijn vooral mannen met veel gouden strepen, balken en sterren. Tussen al de uniformen – ook van politie – valt op dat er nogal wat personen uit de wereld van de bestrijding van de zware criminaliteit en terrorisme genoemd worden. De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) en Europol worden uitgenodigd. Ook vijf officieren van justitie staan tussen de genodigden: de plaatsvervangend hoofdofficier van het landelijk parket Bos, hoofdofficier voor terrorisme bestrijding Ferdinandusse, hoofdofficier drugsgerelateerde misdaad Rip, de officier voor hightech criminaliteit Van Zwieten en Ronald Steen openbaar aanklager “voor undercover en inlichtingen onderzoeken,” stelt de lijst. Een spannende baan.

Steen is een van de twee officieren van het landelijk parket die belast is met het onderhouden van contacten met de inlichtingen en veiligheidsdiensten MIVD en AIVD. Het was een uitgelezen kans om de voortgang van de samenwerking met de Drugs Enforcement Agency (DEA) te bespreken. Nederland kreeg al eens complimenten voor de goede samenwerking op dit vlak. Maar het doorspreken van de gang van zaken of het informeel doornemen van nieuwe wensen tijdens een receptie kan geen kwaad. Die hele batterij magistraten is niet voor niets uitgenodigd. Maar het feest zou niet doorgaan. Volgens persvoorlichter Wim de Bruin van het Landelijk Parket is er geen een van hen op de uitnodiging ingegaan.

De dekken van het schip de Mount Whitney staan vol met apparatuur voor het verzamelen van inlichtingen en het geven van leiding aan complexe operaties op land, zee en in de lucht. Even stonden daar 70 gasten uit lokaal bestuur, krijgsmacht, politiek en bedrijfsleven tussen. Inmiddels vaart het schip weer in Middellandse Zee in het eigen operatiegebied.

Met dank aan Kees Kalkman

Al eerder schreef ik over het bezoek

woensdag 3 november 2010

Zes uur vechten in Uruzgan

Afgelopen weekend zette wikileaks 400.000 documenten over Irak op het internet. Zelf ben ik in een eerdere lading gedoken: de Afghanistan Diaries. Uit heb ik ze nog lang niet. Wel weet ik wat en waar te zoeken. Dat kon pas nadat ik mijn weg leerde kennen, door wat uitgeprint 14 meter archief, zou zijn.


Zo’n stapel kan je op meerdere manieren te lijf. Je kan zoeken naar wat je al weet en dan waarschijnlijk in groter detail iets onderbouwen. Je kan ook zoeken naar alles dat van belang zou kunnen zijn. Zo zocht ik naar alles wat met Nederland en Uruzgan te maken heeft. De uitkomst is teveel voor een blog en met de analyse ervan ben ik nog niet klaar.


Hieronder een van de berichten. Ik heb het wel herschreven, want door alle afkortingen en vakjargon zijn de gelekte stukken eigenlijk nauwelijks leesbaar. (Het orgineel hier of hier.)  


TF Uruzgan vecht in de buurt van Agar


Op 1 oktober om 12.35 meldde TF Uruzgan (de Nederlandse bijdrage aan de ISAF-operatie in Afghanistan) dat 12 opstandelingen bewapend met granaatwerpers zich verplaatsten naar een qala, een ommuurde woning, 12,4km zuidwestelijk van basis Deh Rahwod en 0,7 km noordooostelijk van Agar in het district Deh Rahwod, Uruzgan. De Predator (een onbemand verkenningsvliegtuig) valt aan met een hellfire geleide raket. Om 12.59 uur is er nog geen definitieve gevechtsschade (BDA, Battle Damage Assement) op te nemen.


Het voorval wordt gesloten om 13.09 uur, maar heropend om 13.31 uur. Weer een halfuur later om 14.01 uur meldt TF Uruzgan een onbekend aantal opstandelingen die proberen bevriende strijdkrachten te omsingelen. (Defensie laat de redactie van Argos weten dat het hier om Nederlanders gaat.) De bevriende troepen beantwoorden het vuur van de vijand en proberen zich te verplaatsen. BDA is dat 30 opstandelingen gedood zijn (EKIA = enemy killed in action).


Twee uur later vliegt de Predator over de plaats. Nu is de BDA 30-40 opstandelingen. Er worden 21 155mm granaten afgeschoten met de pantserhouwitser. Om 17.49 worden weer 4-5 opstandelingen opgemerkt. De bevriende troepen hebben zich geherpositioneerd. Huidige BDA is 60 gedode opstandelingen. De kwestie werd zes uur na de eerste melding kwam, gesloten om 18.38 uur.



32.53565979 65.37995148 weergeven op een grotere kaart


Wat wist het Nederlandse Parlement, de Nederlander hiervan? Zestig doden na zes uur vechten is immers niet mis. Het is vier procent van alle gesneuvelde vijanden die ik in de periode 2004-2009 in Uruzgan telde. Zo'n gevecht moet terug te vinden zijn in de periodieke overzichten van Defensie. Dat klopt. Defensie meldt op 4 oktober:

Defensie
De afgelopen tijdverslagperiode zijn diverse vuurcontacten geweest rond Chora, Deh Rawod en in de omgeving van Poentjak. Bij deze vuurcontacten is ondersteuning geleverd door de Pantser Houwitser, F-16’s en Apache gevechtshelikopters. Bij deze vuurcontacten zijn mogelijk slachtoffers gevallen aan de zijde van de Opposing Militant Forces


"Mogelijk slachtoffers." Eerder al meldde de ministers van Defensie en Buitenlandse Zaken dat ze over doden geen duidelijke cijfers hebben. Ook werd gezegd dat de aantallen wel gemeldde dodenaantallen voorlopige onzorgvuldige tellingen betrof. Het blijkt hierboven dat de cijfers komen uit behoorlijk exacte gevechtsverslagen. De telling hierboven berust op drie BDA's zeer waarschijnlijk ook aan de hand van beelden die door de Predator zijn gemaakt.


De ministers schrijven ook dat de regering op dit ogenblik geen aanwijzingen heeft dat er in de wikileaks wordt verwezen naar Nederlandse betrokkenheid bij incidenten die niet zijn gemeld.. Bij een ander gevecht in Uruzgan op 1 oktober vielen ook nog eens 26 doden. Hier vochten Amerikaanse special forces en Afghanen (verenigd in Task Force Bushmaster) tegen de opstandelingen, ze werden daarbij ondersteund door een Apache en vliegtuigen.

 

Als je dan schrijft: "Er zijn diverse vuurcontacten geweest," dan wordt vanzelfsprekend ook dit gevecht gedekt, het gevecht van dat ik eerder overschreef en de andere gewapende incidenten die er in de periode 1-3 oktober zijn geweest. Maar "diverse vuurcontacten" is wel heel erg uit de losse pols, onzorgvuldig en op een manier die de ernst van die contacten wegpoetst.


Luister ook naar Argos radio.

 

SP-Kamerlid Van Bommel gaat Kamervragen stellen aan de nieuwe minister van Defensie Hillen.



 

Lees ook mijn vorige blog Slagveld Uruzgan nog eens.

 

Dit artikel is geschreven in het kader van een onderzoek naar de Nederlandse betrokkenheid bij de oorlog tegen het terrorisme, mogelijk gemaakt door de Fondsen Pascal Decroos en Stichting Democratie en Media.

vrijdag 29 oktober 2010

Slagveld Uruzgan

In Als een nacht met duizend sterren toont journalist Joeri Boom hoe ingewikkeld het is om de krankzinnige werkelijkheid van een oorlog te vatten. Zeker als daar militairen uit eigen land bij betrokken zijn, en voorlichters over je schouder meekijken.

door Martin Broek (geschreven voor Ravagedigitaal)

De titel Als een nacht met duizend sterren klinkt oosters, maar is afkomstig van Larry, de commandant van de Luchtmobiele compagnie in Chora, Afghanistan. Larry's manschappen en Afghaanse militairen vochten in de provincie Uruzgan drie dagen lang tegen een overmacht van Talibanstrijders. Het gaat bij de 'sterren' om explosies, mondingsvuur en lichtspoormunitie in de lucht.

Joeri Boom had de titel ook kunnen halen uit een interview met een militair op Kamp Holland die hem niet vertrouwt. Journalisten zijn er immers om militairen te naaien. Boom legt de man uit dat hij al zijn woorden voor publicatie eerst moest voorleggen aan de afdeling voorlichting van Defensie. De geïnterviewde militair reageert verbaasd: "Ze moeten met hun poten van mijn woorden afblijven."

Minder dichterlijk, maar wel een uitspraak die de lading beter zou dekken van een boek over oorlog, journalistiek, soldaten en Afghanen. Boom reisde in de periode 2006-2010 zes keer embedded, het onder de hoede van Defensie meereizen met de militairen en daar verslag van doen, mee met de Nederlandse troepen en verbleef twee keer onder de hoede van de gouverneur in Uruzgan. Hij was, voordat Nederland de ISAF-troepen naar Afghanistan stuurde, al vier keer eerder in Afghanistan.

Veld of bureau

Boom beschrijft zijn belevenissen vanaf zijn verblijf op Kabul Military Airport, waar gewacht moet worden op transport. Er zijn niet genoeg stoelen om de journalist en verse troepen naar de bestemming in Uruzgan te brengen. Dit wegens gebrek aan luchttransportcapaciteit, zo praat Boom de wapenindustrie en defensievoorlichters na.

Ik herinner mij een artikel uit die tijd in het militaire weekblad Defense News waarin werd betoogd dat er wél voldoende capaciteit was, maar dat dit rond Afghanistan inefficiënt werd ingezet. Mijn archief is sindsdien elders achter gebleven en ik kan het niet een-twee-drie nazoeken. Bureaujournalistiek of archiefonderzoek is minder spectaculair dan zelf met de militaire troepen op pad gaan of onafhankelijk te reizen door oorlogsgebied, maar kan ook de gangbare meningen en veronderstellingen bijstellen.

Ook in dit boek staan voorbeelden van bureaujournalistiek. Talibanleider Mullah Omar wordt vanuit boekenwijsheid met een B-potlood zacht grijs ingekleurd: 'Met een klein groepje getrouwen bevrijdde hij twee meisjes in een dorpje vlak bij Kandahar, die door een krijgsheer waren ontvoerd. Hij hing de krijgsheer op aan de loop van een tank. Vervolgens bevrijdde hij met zijn mannen een jongetje dat door een krijgsheer seksueel werd misbruikt'. Daarmee worden de scherpe zwarte kanten niet weg gegumd, maar zo'n alinea zet neer dat het absolute kwaad en het absolute goed niet bestaan. Die notie is zeker niet in een land, waar de strijd al zo lang en zo hevig woedt, onmisbaar.

Boom zal later zelf zo'n jongetje tegen komen. Hij is de seksslaaf van de commandant van een politiepost. De commandant werkt samen met de Nederlanders. We kunnen er niets tegen doen, zegt de Nederlandse commandant van het opbouw team (PRT). Zijn troepen zijn het daar niet mee eens en vinden dat je dergelijk misbruik niet toe kan laten. Ze zeggen het dan zelf wel op te lossen.

De PRT-commandant vreest een ruige aanpak door de Nederlandse soldaten en kiest eieren voor zijn geld. Hij haalt de jongen weg en brengt hem terug naar zijn ouders. Een ander jongetje van een hogere politie commandant wordt een paar dagen later gevonden met kogels door zijn lijf. Boom vermoedt dat de politiecommandant zo voorkwam dat de jongen naar de Nederlanders vluchtte. Het is een afschuwelijke petit story in een boek vol gruwelen. Bureau en veldwerk vullen elkaar hier naadloos aan.

Koffiezettende journalist

Het is niet alleen rottigheid, er zijn ook sfeertekeningen die me opvallen: 'De pantserwagen heeft iets gemoedelijks'. Want binnen in de pantserwagen hangt de geur van koffie. Alles aan het voertuig lijkt in de ogen van Boom onbeholpen en van speelgoed. De motor gromt vriendelijk; het is nog net geen teddybeerachtig brommen.

De journalist gaat hier van het geijkte pad af: de pantserwagen is geen wapentuig, maar een lobbes. Het is niet objectief afstandelijk, maar inlevend beschreven. Ik kan het hebben, omdat hier geen voorlichter aan het woord is of een Mat Herben, maar een journalist die zich verplaatst in zijn omgeving. Sterker nog, teksten als deze nemen me daardoor mee naar de soldaten, zonder dat ik het gevoel heb verneukt te worden door iemand die me voor hun kant wil winnen.

Niet veel later in het boek speelt het voertuig, de koffie en de 220 volt voor het waterkokertje weer een rol: 'Nu zoeken mijn handen werktuigelijk naar zakjes oploskoffie, zoals ik al vele malen heb gedaan, deze patrouille. We worden aangevallen en ik zet koffie. Maar goed dat ik niet in het leger ben gegaan. Als journalist ben ik trouwens ook niks waard. Geen idee wat het vuur aanricht in het dorp beneden'.

Het komt wel vaker voor in het boek dat Boom zichzelf over de knie legt. Dat zal hem wel scherp houden, maar nodig is dat meestal niet. Ook hier volgt de zin: 'De Nederlanders beantwoorden het Talibanvuur nu al bijna een kwartier met zware machinegeweren en mortieren en vuren recht het dorp in. Ik zie lichtspoormunitie verdwijnen in de richting van een groepje qala's'. [ommuurde Afghaanse huizen, MB]

Hij weet niet wat het vuur uitrichtte en of er burgers gewond door zijn geraakt of zelfs gedood. Boom breekt wel met het schone beeld en laat zien dat er hard gevochten wordt. En dat steeds opnieuw. Eén keer is een incident, twee keer is twee incidenten, maar alle incidenten die Boom bij elkaar beschrijft ontdoen het woord van zijn propagandistische kracht.

En die koffie? Ze zullen er wel over gegrapt hebben. Zo in de trant van: We hadden onze eigen schrijvende koffiezetter bij ons. Later in het boek noemt hij zichzelf al een meester-koffiezetter. Hij doet ook steeds meer gevechtservaring op. Dat zal hem van pas komen.

Weeïge geur van oorlog


Boom gaat op pad met het Nederlandse Operational Mentoring and Liason Team (OMLT). Het is de OMLT die het Afghaanse leger moet leren vechten tegen de 'taliban' (wat student betekent). Met hen wil Boom mee. Ook hier zoekt hij buiten de poort van Kamp Holland de gevolgen en uitwerking van de gevechten aan de andere kant. Ook nu weer beschrijft hij specifieke gebeurtenissen. Hij aanschouwt de kraters van de pantserhouwitser die van veertig kilometer afstand zijn 155mm granaten afvuurt. Dat zijn granaten met de doorsnee van een middelgrote pan.

Ik weet nog dat het Kamerlid Remi Poppe (SP), waar ik destijds voor werkte, schande sprak van de beschietingen die Boom hier beschrijft. Boom aanschouwt de effecten van de granaten die net boven de grond zijn geëxplodeerd. Boven de grond smoren ze niet in een krater, maar hebben de ruimte om zoveel mogelijk slachtoffers onder de strijders te maken. Dat gebeurt overigens wel in een woonomgeving; de muren dragen er de sporen nog van.

Op zijn laatste reis onder de hoede van de Nederlandse militairen ziet hij de granaten met eigen ogen inslaan. 'De granaat explodeert meer dan honderd meter van het doel. Opnieuw komt een pantserhouwitser-granaat aangieren. Ik duik in elkaar. Waar zal dat ding neerkomen? Zwarte rook en de dreun van een explosie, op veilige afstand. "En nog eens mis. Corrigeert iemand dat vuur, eigenlijk?", zegt de militair met de verrekijker'.

Dit klinkt en ruikt als oorlog. In Wikileaks-documenten lees ik over een misser op 50 meter. Met die misser is wel het doel vernietigd, rapporteren de militairen. Je zou de buurman zijn… Overigens mogen dergelijke projectielen militair gezien ruim naast hun doel vallen, omdat ze ook dan (gedeeltelijk) hun werk nog doen. Afwijkingen worden gemeten in het zogenaamde Circulair Error Probable (CEP): 50 meter voor een 155mm houwitser granaat is gebruikelijk. [Zie ook: The Year in Defense 2009 Review Edition, p. 89.]

Boom vertelt ook dat Afghaanse burgers opgeroepen werden hun huizen te verlaten tijdens de slag om Chora in Uruzgan. Maar ook hoe ze weer werden opgeroepen terug naar huis te keren. De Taliban zouden verdreven zijn. De volgende dag bombardeerde ISAF de huizen. Er waren Talibanstrijders achtergebleven die op de Nederlanders schoten. In een qala werden daarbij zes burgers, waaronder twee kinderen, gedood. Boom ruikt later de weeïge geur van lijken onder het puin.

Als embedded journalist toont Boom de oorlog wel van de andere kant. Zelf zegt hij dat hij in Afghanistan is geweest om te controleren of er gevochten wordt volgens de regels. Het is een opvatting van de taak van een journalist, er zijn er meer te bedenken. Het is wel een belangrijke, maar ze zou even goed de taak van een NGO kunnen zijn of een Afghaanse politieke organisatie, het bestuur etc.

Dilemma's

Boom's werk geeft mij meer dan een indruk. De halve ezel op het binnenterrein van het huis van een Afghaanse krijgsheer wordt een metafoor die bij mij makkelijker blijft hangen dan dertig doden. Het boek leest lekker spannend weg, maar creëert ook een genuanceerder en dieper beeld van die oorlog daar op 8.000 kilometer van hier. Hij vertelt een verhaal dat overkomt. Als journalist kan je meer willen, maar velen komen zover niet.

Naast een job als koffiezetter krijgt de journalist steeds meer taken toebedeeld. Boon wordt bijna een van de mannen. Hij jaagt gesprekken aan en biedt informatie over de politieke situatie in Afghanistan en Nederland. Ook een persoonlijk dilemma komt steeds dichter bij. Tijdens gevechtsoperaties zou hij zonder een geweer een blok aan het been van de militairen kunnen zijn, hoe zeer hij ook verklaart zijn eigen boontjes wel te kunnen doppen.

Hij krijgt les in het gebruik van een Diemaco geweer en Glock pistool. Zo kan hij zichzelf verdedigen, mocht dat voor zelfverweer noodzakelijk zijn. Pas als het zover is dat hij zichzelf moet verdedigen, krijgt hij ook echt een wapen in handen, zo spreken zij met hem af. Een op voorhand aangeboden Kalasjnikov wijst hij krachtig van de hand. Het is een werkbare afspraak.

Als ze een mogelijke verkenner van de Taliban pakken, blijkt de vriendelijke journalist onder druk zijn eigen principes te vergeten. De man weigert te praten. Waarom laten ze dat niet door het Afghaanse leger oplossen, denkt Boom even. Iedereen weet sinds de tv-uitzending van Reporter van begin oktober wat dat betekent.

Maar ga er maar aanstaan. Misschien ben je omsingeld door tientallen strijders en in groot gevaar. De gevangen man weet van de hoed en de rand en kent daarmee jouw situatie en de mogelijke gevaren beter dan jijzelf. Hem even helpen met praten, lijkt dan aanlokkelijk. Het is bijzonder eerlijk om dit op te schrijven en je niet boven jezelf te plaatsen. Je maakt je daarmee kwetsbaar en waarschuwt jezelf en anderen hierop bedacht te zijn.

Sympathieën

Zijn volgende nevenfunctie is wacht lopen samen met een militair, gevolgd door deelname aan een aanvalsactie. Is er bij een tegenaanval dan nog steeds sprake van zelfverdediging? Moet je als journalist niet juist mee om hier verslag van te doen? Wat als het Taliban zouden zijn geweest die Nederlanders aan gingen vallen? Dan zou Boom zich aan de operatie onttrokken hebben, zegt hij zelf. Hoe onafhankelijk is hij nog? In dit stuk van het boek staat de rol van de oorlogsjournalist die onafhankelijk wil zijn op scherp. Hij stelt zich daarover veel vragen.

Het dwingt ook mij om hier scherp over na te denken. Thuis aan de eettafel. Dat wel. Het boek is nu spannend. Is het oorlogsromantiek waar ik me op verantwoorde wijze mee verlekker of gaat het echt ergens over, zoals ik wil denken. Die mannen waar Boom mee op pad gaat, worden zijn kameraden. Hij beschrijft ze met gevoel. Harde kerels worden mensen. Ze maken wrange en zieke grappen over Afghanen. Zo gaat dat, denk ik tijdens het lezen.

Is het erg dat ik sympathiseer met deze mensen? Nee, het verstevigt mijn mening dat een militair die buiten zijn boekje gaat weliswaar aangepakt moet worden, maar een soldaat gaat op pad met een politiek mandaat en opdracht. Je moet een militaire of militaire operatie niet op het niveau van de individuele soldaat beoordelen, maar op het niveau van de verantwoordelijken hoger in de keten van besluitvorming. Je kan er beter over schrijven als je mee gaat. Echter als je hetzelfde doet met de 'vijand', om aan als objectieve journalist de andere kant van het verhaal te beschrijven dan wordt je hard aangepakt. Het leger stelt scherpe grenzen aan de onafhankelijkheid.

Het belangrijkste dilemma is het al dan niet accepteren van dat wat bij controle door voorlichters sneuvelt. Hier noemt Boom de meest wezenlijke kritiek op embedded journalism; je broodheren bepalen wat operationele informatie is die geschrapt moet worden uit artikelen, radio- en tv-programma's. Vaak hoeven ze daarvoor niet eens wat te doen. De journalist gaat er al rekening mee houden tijdens het schrijven, rapporteren of filmen. Hij is immers bang de volgende keer niet mee te mogen naar Kamp Holland of uitgesloten te worden van die ene missie die mooie beelden of verhalen oplevert.

Ook Boom maakt zich er aan schuldig. Het komt ook voor dat hij er lak aan heeft en naar de redactie stuurt wat hij verantwoord en nodig acht. Het zijn spannende episodes in het boek, maar ook duidelijke waarschuwingen voor de valkuilen die er zijn. Die waarschuwing lijkt gericht op collega-journalisten, maar is ook een waarschuwing aan de consumenten van oorlogsnieuws: er is vaak sprake van passieve en actieve censuur.

De 'mannen'


Boom bouwt zijn beeld van de oorlog niet alleen op rond gewapend 'spektakel', maar ook met sferen, geuren, gesprekken, overwegingen, voettochten en mensen. Die soldaten zijn niet alleen Joeri's stoere kameraden. (Als hij in Nederland hoort van een hinderlaag met Nederlandse doden informeert hij via Hyves gelijk naar zijn maten van het OMLT.) Het zijn ook mensen waar de twijfel uit spreekt als er bommen zijn gegooid op vluchtelingen, terwijl de man in uniform vol probeert te houden dat het Taliban waren: "Wij doen zo iets niet."

De gesprekken die Boom met de soldaten op missie voert gaan over van alles. De zenuwen zijn constant tot het uiterste gespannen. Jij die een van ons bent geworden, wat zou je doen als wij een dorp uitmoorden, willen de militairen van hem weten. Zijn antwoord draait niet om de hete brei heen: 'Ik schrijf alles op, met naam en toenaam'. Dat is niet alleen goed omdat het een moreel ethische verplichting is. Het is ook goed omdat je daarmee laat zien dat je eerlijk bent, op je woord te vertrouwen. Geen diplomaat, maar een kerel (m/v). Een dergelijke opstelling betekent ook dat je meer te horen krijgt. Als je een van hen bent, hoor je ook de klachten.

De soldaten klagen erover dat naar buiten toe wordt gedaan alsof het om een opbouwmissie gaat, terwijl zij steeds moeten vechten. Ook de opbouwers zelf klagen. Zo krijgt Boom een e-mail van een PRT-medewerker (Provinciaal Reconstructie Team). Hij schrijft aan zijn baas: 'Op dit moment ben ik al drie maanden hier en het enige contract dat ik uit TK [Tarin Kowt met Nederlandse basis] gekregen heb is de verlenging van een lopend contract. (…) Natuurlijk snap ik dat de papierwinkel in TK ook moet draaien, en dat er tientallen officieren hiermee het dagelijks brood voor hen en hun familie verdienen (…) Die hele papierwinkel, inclusief de acht handtekeningen van diverse functionarissen eronder, draagt uiteindelijke helemaal niets bij aan de eindoverwinning. Ook niet een beetje.' Zo’n briefje zegt alles. De ironie, het harde oordeel en de frustratie. Het is het beeld van een militair die wel wil, maar niet kan en mag.

Er is ook afkeer van de gevechten. De militair die een tegenstander doodde en alleen aan de journalist (die zou toch weer vertrekken) vertelde hoe hij zich voelde. "Als ik geweten had dat het zo walgelijk zou zijn, zou ik een ander beroep gekozen hebben." Zelfs aan zijn partner wil hij het niet vertellen. Post Traumatisch Stress Syndroom (PTTS) schiet me bij het lezen van deze passage gelijk in het hoofd. PTTS is de moordenaar die jaren huwelijken kapot maakt en mensen sloopt. Iemand die niet praat is eerder zelf slachtoffer van het syndroom. Het maakt me beroerd om dat te beseffen.

Unembedded

Buiten de kazerne onderdak vinden in Uruzgan is niet gemakkelijk. Boom en zijn fotograferende collega Jeroen Oerlemans proberen het eerst bij Abdul Khaliq 'Mudjahid' stamleider in de Chora vallei en tevens parlementslid in Kabul. De man ziet er de waarde van in, maar er zijn ook bergen moeilijkheden. Na een eerdere toezegging gaat een verblijf onder zijn hoede toch niet door.

Als Boom en Oerlemans uiteindelijk onderkomen hebben gevonden bij Assadullah Hamdan, de gouverneur van Uruzgan, kan de journalist verder met zijn onderzoek naar de aanleg van een verkeersweg, die geen onverdeeld succes blijkt te zijn. De beheersing ervan levert geld op en de strijd erom loopt hoog op. De verkeersweg draagt ook bij aan corruptie en de versterking van de positie van Matiullah Khan, een bekend mensenrechtenschender en de belangrijkste uitbater van veilige doorgang.

Toen Boom eerder nog embedded over de man schreef, werd het stuk uit zijn artikel geschrapt op grond van operationele overwegingen. Zijn oordeel hierover luidt: 'Dat het de voorlichters slecht uitkomt dat bekend wordt dat de Nederlanders samenwerken met een misdadige krijgsheer is logisch, maar door dat uit mijn stuk te verwijderen onder verwijzing naar operationele veiligheid schenden ze de afspraken met de pers. De ingreep lijkt bedoeld om de missie acceptabel te houden voor het Nederlandse publiek. Dat is een politiek doel'.

Hij laat de kritiek op Khan staan en stuurt het stuk naar de redactie van de Groene Amsterdammer. Defensie moest reageren. Even was de in het Communicatieplan Uruzgan verwoorde 'regie van de media-inzet' de Defensievoorlichting uit handen geglipt. Een journalist die de censuur aan zijn laars lapte omdat die in zijn ogen niet terecht was. Boom beek even geen acteur die in het mediastuk van Defensie op wilde treden. Sterker nog, het lijkt er op dat het feit dat voorlichters hem dwars zaten een impuls was om verder te zoeken.

Redactie


Boom zoekt ook naar de achtergronden van een militaire inval in een ziekenhuis. Dat is een schending van het oorlogsrecht. Het wordt aan alle kanten ontkend, maar stukje bij beetje wordt die ontkenning van zijn kracht ontdaan. Dat er aan Nederlandse kant niemand is bestraft na een zo ernstig vergrijp, gaat er bij de Afghaanse artsen maar moeilijk in: "En dat in een democratie als die van jullie." Het zal het vertrouwen in de Nederlanders niet groter maken. In het boek van Boom zijn beide kwesties prachtig en stap voor stap beschreven. Beide voorbeelden geven aan dat de oorlog anders is dan de voorlichters ons willen doen geloven.

Op de redactie van de Groene Amsterdammer worden geen kritische vragen gesteld, schrijft Boom. Dat vind ik opmerkelijk. Hoe kan je oorlogsverslaggever zijn voor een intellectueel weekblad, terwijl er geen ruggesteun is georganiseerd vanuit de redactie? Die ruggesteun kan bestaan uit kritisch commentaar, vragen, luisteren e.d., een soort debriefing, maar ook uit een collega die op een minder spectaculaire wijze de oorlog volgt en wijst op leemtes in de verslaglegging en vragen oppert die er zijn. Een soort journalistieke buddy.

Als Boom zaken uit een radio-interview weglaat, omdat hij de Defensievoorlichting in zijn nek voelt hijgen, dan zou hij daarnaar gevraagd moeten worden. Het maakt niet alleen het redactionele beleid sterker, maar je journalist ook minder kwetsbaar om blinde vlekken te ontwikkelen. Het is bovendien goed om er boven op te zitten als iemand halsbrekende toeren uithaalt. Ook journalisten kunnen zich in de oorlog verliezen.

Boom mepte een keer van zich af in een Amsterdams café. Voor zover ik hem ken, vind ik dat niet bij hem passen. Het lijkt me eerder iemand die met een gulle lach en een mooie opmerking deëscaleert. Voor hem is het duidelijk dat hij na het kroeggevecht over zijn eigen grenzen is gegaan.

Oorlog dichtbij

Ontdaan leg ik het boek weg als ik een flink stuk gelezen heb, en ik vraag me af waarom. Dat er flink gevochten is in Afghanistan wist ik al langer. Dat het een militaire operatie betrof waar de opbouw ten eerste een contraguerrilla doel heeft en dat er alleen maar meer Talibanstrijders bij zijn gekomen in de loop der jaren ook. Bovendien had ik een groot deel van de tekst al gelezen in de Groene Amsterdammer.

Mijn emotie heeft te maken met de journalist die met zijn grote hoeveelheid tekst de oorlog van zeer dichtbij, menselijk, vol twijfel, maar toch met grote daadkracht volgt, overdenkt en beschrijft. Uruzgan komt dichtbij; ik proef de oorlog in al zijn heroïek en narigheid. Het is zo'n boek dat je met een rot gevoel weglegt en juist dáárom moet lezen.

Waar ik geen antwoord op heb gekregen is waarom het overgrote deel van de pers tevreden lijkt te zijn met enkel een embedded indruk. Honderden journalisten zijn er geweest en slechts negen (waarvan drie vrouwen) unembedded. Maar hoewel Boom terecht zeer kritisch is over het embedded naar de oorlog gaan, vind ik het boek er eerder wel dan niet voor pleiten. Als het goed en met empathie gebeurt dan levert het informatie op die voor een oordeelsvorming over de oorlog van belang is.

Waar de grens ligt als het gaat om beperkingen, het frustreren of censureren van je werk is een journalistieke afweging. Een afweging die iedere journalist moet maken. Los daarvan moet het niet alleen blijven bij aan het handje lopen. Een stevige controle van de Haagse politiek, het duiken in archieven, het lezen van vakbladen, het doorspitten van documenten en zeker ook onderzoek doen zonder bemoeienis van Defensie of overheid in het oorlogsgebied zijn hierbij onmisbaar.

Als een nacht met duizend sterren levert inzicht in de afwegingen van één journalist. Een boek met een beschouwing van de overwegingen van een deel van de journalisten die embedded al dan niet buiten de kazernepoort keken, zou op dit boek een mooie aanvulling zijn.

Zaterdag 30 oktober 2010 besteedt radioprogramma Argos aandacht aan Afghanistan, de oorlog en de onderzoeksjournalistiek. 12:15-13:00 uur op Radio 1.


Als een nacht met duizend sterren, oorlogsjournalistiek in Uruzgan, Joeri Boom,
Podium, 2010, 9789057593710, paperback, 353 pg., € 21,50

Iraks chemische wapens programma met steun van de wereld

Een rapport uit 1997. Ik weet al jaren dat het bestaat, maar toch had ik het nog nooit gezien. Het beschrijft het Iraakse chemische wapens programma van de jaren tachtig, wie leverde de fabrieken, de chemicaliën, deed de bankzaken, en wat bleef van die fabrieken over. De grootste leveranciers waren: Singapore (4.515 ton), Nederland (4.261 ton), Egypte (2.400 ton), India (2.343 ton), en West-Duitsland (1.027 ton). De inzet van die wapens had verschrikkelijke gevolgen. Het rapport heeft een juridisch aandoende naam: Iraq's Full, Final and Complete Disclosure (FFCD) Regarding Chemical Weapons To The United Nations Special Commission (UNSCOM).

Nu staat het FFCD-rapport grotendeels* op het web en gedeeltelijk op de site van de Campagne tegen Wapenhandel. Zij zijn een** van de organisaties in Nederland die zoveel mogelijk bovenwater hebben proberen te krijgen van de leveringen. Met name over Nederlanders en Nederlandse bedrijven. Ik ben vluchtig door het FFCD-rapport gegaan. Je komt de beruchte namen tegen van Melchemie en KBS (inmiddels Grontmij), maar ook Philips (p. 169) en Chrompack (p. 192) (Chrompack is nu de Varian Inc. afdeling in Middelburg).

In een lijst, met betalingen voor chemicaliën die gebruikt worden voor het chemische wapenprogramma, die 68 betalingen bevat, staat KBS 21 keer vermeld en Melchemie negen maal. (p. 137-138). KBS wordt zeven keer genoemd op de lijst met onbelangrijke materialen (p. 51) en één levering van het bedrijf uit Terneuzen werd in 1984 gecanceld (p. 49). Zonder deze onbelangrijke en gecancelde leveringen blijft er nog een flink aantal over. Zo lijkt het.

Melchemie staat drie maal op de lijst met onbelangrijke materialen en een keer wordt Melchemie genoemd, omdat het in 1989 een lading van 400 ton NaCN terug krijgt die niet nodig was in de chemische wapens fabriek in Al-Muthana. (p. 381) Je vraagt je dan wel af wat voor soort zakelijke achtergrond deze retourzending heeft. Ook hier blijven nog vijf leveringen over.

In de internationale handel zijn banken een onmisbare schakel. Ook bij leveranties van chemicaliën is dat zo. Sterker nog bankoverschrijvingen zijn een belangrijke bron van informatie. De Rabobank en ABN Amro deden zaken met de Correspondence bank (deel van het Iraakse inkoop netwerk, p. 146-148).

Mr. Frans “een van de belangrijkse leveranciers aan het [chemische wapens] programma” (p. 380) deed zaken met de Banque commercial de luxembourg (p. 149). Mr. Frans is Frans van Anraat die door het Openbaar Ministerie is aangeklaagd voor misdaden tegen de mensheid en veroordeeld. Hij is ook een belangrijke bron voor informatie.

Dat met volledige medewerking en deelname van Iraaks personeel twee jaar lang munitie voorraden, fabrieken en faciliteiten etc. zijn vernietigd dat mag nog wel eens herhaald worden. De schrijvers stellen: “(..) het feit blijft dat sinds het einde van 1991 is Iraaks chemische wapens programma volledig en absoluut geneutraliseerd.” Daarna zouden Saddam Hoessein en zijn getrouwen weer opnieuw beginnen, maar de inspecties eveneens. Scott Ritter geeft over die latere periode een uitgebreid verslag en samen net voorbeeld uit begin jaren negentig geeft het aan dat in vredestijd heel veel bereikt kan worden op het gebied van ontwapening. We zitten nu nog met de brokken, omdat die visie niet door iedereen onderschreven werd.

* de pagina’s 14-46, 87, 101, 195, 353, 394, 402 en 405 missen.

** Overigens hebben ook de SP, Fred Teeven (nu VVD-kamerlid en voorheen openbaar aanklager), journalist Arnold Karskens en Koerdische organisaties in Nederland veel gedaan om de zaak niet onder te laten sneeuwen.

zondag 24 oktober 2010

Turks militair pensioenfonds koopt wapens met steun Nederlandse overheid

De overheid steekt graag de helpende hand uit als het er om gaat om de wapenindustrie overeind te houden. Niet alleen bij eigen aankopen, maar ook als het om export gaat. Eén van die middelen is het exportkrediet dat de overheid via Atradius Dutch State Business (DSB) aanbiedt voor producten die op de markt niet te verzekeren zijn. Het gaat daarbij vooral sectoren die voor de Nederlandse economie of Staat van groot belang zijn, naast scheepsbouw, waterwerken, landbouw (technologie), hoort daar ook de (maritieme) militaire sector bij, met als hoofdrolspelers Thales Nederland en scheepsbouwer Damen.

Buitenproportioneel


De afgelopen jaren waren het vooral de leveringen aan Indonesië (2004: 501m€ en 2006: 504m€) en Marokko (2008: 848m€) die het aandeel van de militaire orders binnen de door Atradius DSB verstrekte polissen buitenproportioneel maakten.

De exporten van militaire goederen door Nederlandse bedrijven (1,58 miljard euro per jaar) zijn 0,3 % van de totale export. Het aandeel gedekte militaire exporten door de Nederlandse staat ligt opmerkelijk hoger. Een substantieel deel van de Nederlandse wapenexport wordt mogelijk gemaakt door kredietverzekeringen.

Maleisië

In 2009 was er maar een militaire order waarvoor de overheid een exportkredietverzekering verstrekte. In dat jaar werd een polis voor een maximale schadevergoeding van een kleine veertig miljoen afgesloten tussen Thales en de Boustead Naval Shipyard SDN BHD. Het ging hierbij om de levering van materiaal en onderdelen voor de revisie en modernisering van de sensoren van twee Maleisische fregatten van de Kasturi-klasse. Ook de levering, installatie, van optische- en gevechtssystemen en training en services voor het gebruik ervan vielen onder de risicodekking van deze polis.

Turkije

Dit jaar gaat het weer om een levering door Thales Nederland. Nu gaat het om een polis met een waarde van een kleine vijfendertig miljoen euro voor de levering van radarsystemen (Sting en Smart-S) aan Aselsan. Dit Turkse elektronicabedrijf is voor 85% in handen van een pensioen fonds van Turkse militairen, het zogenaamde Turkish Armed Forces Foundation (TSKGV). TSKGV is een fonds met miljarden in kas en vult zich met een deel van de militaire salarissen, bedrijfswinsten en overheidssubsidies. Het hoeft geen belasting te betalen. Rendementen van 25% zijn dan ook geen uitzondering, schrijft Fortune in een portret van het moederfonds OYAK. De vraag komt op waarom Thales zich niet op de markt kan verzekeren en de overheid nodig heeft om de risico’s van het handelen in wapens met zo’n rijke en vooral ook dubieuze klant af te dekken.

Indonesië

Zeer waarschijnlijk komt er dit jaar of begin volgend jaar nog een grote aanvraag voor een kredietverzekering binnen. Het zal gaan om de bouw van een fregat op de Indonesische werf PT Pal in Surabaya. Het fregat wordt 105 meter lang en 200 ton zwaar. Met de opdracht is 171 miljoen euro gemoeid. Het schip zal gebouwd worden met kennis van en naar ontwerp van het Nederlandse bedrijf Damen. Eerder leverde de onder andere in Vlissingen gevestigde scheepswerf vier korvetten aan de archipelstaat. Hiervoor werd een exportkrediet van een miljard euro werd uitgetrokken (in twee delen, zie boven). Dat het Indonesische leger zich nog steeds schuldig maakt aan mensenrechtenschendingen, geweld tegen burgers en corruptie lijkt geen bezwaar voor de stevige banden met Nederland. Je zou kunnen denken dat de ene hand niet weet wat de andere doet, maar daar is geen sprake van. Het omgekeerde argument wordt hier gehanteerd: als wij leveren dan hebben we invloed en kunnen een bijdrage leveren aan wat overheid en maatschappelijk middenveld security sector reform noemen.

Een stap

Een streng beleid op het terrein van overheids exportfinanciering is mogelijk. De Verenigde Staten sluiten militaire leveringen uit van ondersteuning door de exportkredietsverzekerings maatschappij: EXIM. De regels van EXIM zijn voor meerdere uitleg vatbaar, maar het overnemen van een dergelijk beleid zou toch al een stap in de goede richting zijn. Nu profiteert juist de wapenindustrie bovenmatig van de regeling.

Martin Broek

Voor een overzicht van berichten en rapporten over exportkredieten en wapenhandel die ik en anderen eerder schreven klik hier.

JSF: Ondoorzichtig spookproject: een voorgeschiedenis

Binnen het Nederlandse ministerie van Defensie bestonden tot 1995 zogenaamde ‘spookprojecten’. Bij spookprojecten gaat het over technologisch geavanceerde projecten in multinationaal verband waarvan het nut, de kosten en industriële belangen worden onderzocht. “Op het moment dat omvang, wenselijkheid en haalbaarheid van de projecten helder zijn, zal de Kamer daarover op de gebruikelijke wijze worden geïnformeerd.” De zaak is dan vaak al in vergevorderd stadium en moet koste wat kost doorgaan.

Gmelich Meijling achtte het als staatssecretaris onverstandig om het woord ‘spookprojecten’ te blijven gebruiken. Hij adviseerde voortaan over projecten in multinationaal verband te spreken.1 De Joint Strike Fighter (JSF, F-35) kan wel een spookproject worden genoemd. Ook hier werden de eerste stappen op het gebied van aanschaf al in multinationaal verband gezet voordat officieel ook maar sprake was van de vervanging van de F-16.

Om te zorgen dat Nederland de JSF koopt wordt al vijftien jaar hard gelobbyd. In 1994, toen de JSF nog Joint Advanced Strike Technology (JAST) heette, werd voor het eerst contact gezocht met Nederland om deel te nemen aan het project. De Amerikaanse onderminister voor materieel Paul Kaminsky spreekt tijdens een bijeenkomst op de Amerikaanse ambassade in Den Haag met Dirk Starink, destijds materieelman van de Koninklijke Luchtmacht. Kaminsky vraagt Starink of Nederland interesse heeft in het nog te ontwerpen en produceren gevechtsvliegtuig.

Starink legt het het verzoek voor aan de Nederlandse Inschakeling Industriële Diensten, NIID (sinds 2007 Nederlandse Industrie voor Defensie en Veiligheid (NIDV) geheten), een organisatie die belast is met het inschakelen van de Nederlandse defensie-industrie bij het produceren van onderdelen voor in het buitenland gekochte wapens. De Koninklijke Luchtmacht en de industrie kunnen samen optrekken, zo stelt Starink de NIID voor. Zes jaar later worden deze eerste stappen rond de aanschaf van de JSF onthuld door NRC-Handelsblad en de Groene Amsterdammer.2 De journalisten Joost Oranje en Steven Derix vragen zich af: “Waarom loopt een officier naar het bedrijfsleven toe als er nog helemaal niet is besloten dat de F-16 vervangen moet worden?”

Kerstkransjes

In 1996 vertrekken de eerste Nederlandse luchtmacht officieren al naar de Verenigde Staten om dichtbij het vuur - het JSF-programma Office - een vinger aan de pols te houden. In 1996 wordt ook voor het eerst geld vrij gemaakt voor de JSF. Tien miljoen dollar, zodat Nederland zich in kan kopen in de voorstudie van de JSF, een project waaraan ook Denemarken en Noorwegen deelnemen. Het Parlement wordt in 1996 voor het eerst zeer summier op de hoogte gesteld van deze zogenaamde deelname in het ‘Validation Requirement’ project. Dat gebeurd op vrijdag 20 december, de dag voor het kerstreces van de Kamer. Dit klaarblijkelijk in de hoop dat de twee pagina's lange brief 3 verdwijnt onder de kransjes en dennennaalden.

Gepaste omgeving

In april 1997 wordt een overeenkomst over de samenwerking bij de voorstudie feestelijk ondertekend op vliegveld Soesterberg.4 De Kamer heeft dan nog niet beslist over de vervanging van de F-16, maar nu al wordt uitgewerkt waaraan de JSF moet voldoen. Bovendien wordt dan al rekening gehouden met tegenstand uit de maatschappij. Een hoge officier van de Koninklijke Luchtmacht stelt in 1997 dat een besluit om deel te nemen aan de zogenaamde Engineering and Manufacturing Development (EMD) fase niet alleen een ambitieus plan op het ministerie van Defensie vereist, maar “ook brede politieke en maatschappelijke steun.”5
Kort na de bijeenkomst in Soesterberg gaat het onderzoeksbureau Booz Allen en Hamilton aan de slag om te onderzoeken hoe de Nederlandse industrie de productie van de Joint Strike Fighter ingemanoeuvreerd kan worden. Booz rekent voor het onderzoek € 216.450. Het voorstel gaat via het ministerie van Economische Zaken (directie Fabricage en Zware industrie), naar de Koninklijke Luchtmacht (afdeling Plannen en Procescoördinatie) en uiteindelijk naar het NIID.6

Onderonsje en potjes

De Koninklijk Luchtmacht laat vanaf het begin geen enkele twijfel bestaan over de wensen. In 1996 heeft de Koninklijke Luchtmacht besloten dat “de JSF de enige veelbelovende aanpak was en dat andere potentiële 2010-kandidaten [bedoeld wordt vliegtuigtypen die in 2010 aangekocht kunnen worden] (…) minder reëel waren. (…) De JSF belooft een perfect match te worden voor de Koninklijke Luchtmacht: een multi-role Stealthy gevechtsvliegtuig in het middenspectrum, in grote aantallen (3.000) aan te schaffen door de Amerikaanse (en Britse) strijdkrachten en met een betaalbaar prijskaartje: 50 à 60 miljoen gulden per stuk,” zo laat kolonel Ed Evers, Directie Materieel een groep enthousiaste leden van Vereniging Onze Luchtmacht weten.7 Een andere luchtmacht officier wijst er in Soesterberg op dat haast moet worden gemaakt met het instappen van het Nederlandse bedrijfsleven in de eerste fase van het onderzoek.

Overheidsgeld voor het Nederlandse bedrijfsleven wordt met grote voortvarendheid georganiseerd. Al snel wordt uit een potje vijf en later nog eens tien miljoen euro gehaald om de Nederlandse industrie beter te positioneren om de gunst van de Amerikaanse industrie te winnen. In augustus 1997 is er voor voorstudies 10 tot 15 miljoen gulden beschikbaar.8 Een potje dat zelfs in de uitgebreide overzichten van de Rekenkamer niet genoemd wordt.

Industrie

Sentimenten rond de verkoop van Fokker worden gebruikt om meer geld los te weken. De luchtvaart industrie moet immers niet helemaal verdwijnen, zo luidt het argument. “In dit verband is onder meer het vervangingsprogramma voor de F-16 geïdentificeerd, waarbij de beste aanknopingspunten voor het luchtvaartcluster liggen bij de nog in het beginstadium van de ontwikkeling verkerende Amerikaanse JSF,” aldus een persbericht van het ministerie van Economische Zaken uit 1999 over tweehonderd miljoen gulden (90 miljoen euro) die beschikbaar is gemaakt voor deelname aan de JSF.9 Om al dat geld in goede banen te leiden wordt het Nederlands Instituut voor Vliegtuigontwikkeling en Ruimtevaart (NIVR)10 gereorganiseerd. Luchtmacht generaal Droste zal er de scepter gaan zwaaien.

Lobby

Ook de NIID is betrokken bij deze organisatie. Vanuit het NIID wordt vervolgens het Netherlands Industrial Fighter Aircraft Replacement Platform (NIFARP) opgezet. Deze bundelt de belangen van de Nederlandse bedrijven die betrokken zijn bij de vervanging van de F-16. Als staatssecretaris Gmelich Meijling van Defensie in 1998 zijn post overdraagt aan zijn opvolger krijgt die het JSF-dossier met daarop de tekst: 'Opvolger F-16: JSF!' De zaak staat in de steigers en een knappe politicus die daar nog omheen kan. Opvolger Van Hoof zal het merken.

Inschrijvingen

Als in 1999 de 200 miljoen gulden vrij komt liggen er al verzoeken van bedrijven om financiële steun, zoals deze: “de globale kosten tot aan de EMD-fase van het “SP”JSF project (landing gear) zullen voor SP aerospace and vehicle systems b.v. nlg 16,5 miljoen bedragen. In dit bedrag zijn de kosten voor SP participanten verwerkt.”(13 juli 1998) Op 19 juni 2000 zijn er al 40 voorstellen gehonoreerd en wachten 6 voorstellen op spoedige goedkeuring. Deze 46 voorstellen vertegenwoordigen een waarde van 169,3 miljoen gulden, terwijl er op dat moment 180 miljoen beschikbaar is en er nog 10 voorstellen klaar liggen waarvoor niet voldoende budget is. Het bedrag wordt daarom voor de laatste maal verhoogd met 20 miljoen gulden. Om mogelijke oppositie tegen deze staatssteun de mond te snoeren wordt daar gelijk aan toegevoegd dat in de productie fase van de JSF een omzet te behalen is van tussen de ca. 6 miljard en 10 miljard gulden.11 Het onderonsje van Koninklijke Luchtmacht12 en industrie heeft goed uitgepakt. De eerste hap is binnen.

Deelname=aanschaf

Vervolgens start een lobby van de Koninklijke Luchtmacht en bedrijven richting regering en parlement. Deze toch al krachtige lobby wordt gesteund door VNO/NCW en FNV die er premier op Kok op aandringen in het belang van bedrijven en werkgelegenheid deel te gaan nemen in de EMD fase van de JSF ontwikkeling. Kok zegt dat deelname ook aanschaf betekent 13 en twijfelt. Ook de bewindslieden van D’66 twijfelen aan de financiële onderbouwing. Minister Pronk wil geen deelname. Binnen de VVD twijfelt minister Zalm. Hij zit klem tussen twee vuren, zijn eigen partij die zo snel mogelijk een positief besluit wil en zijn zuinige financiële beheer waarin het niet past om voor honderden miljoenen een risico aan te gaan. “Zowel Economische Zaken als Defensie hebben geen overtuigende argumentatie om de keuze voor de volgende onderzoeksfase (EMD) te rechtvaardigen, stelt het ministerie van Financiën in november 2001.”14 Toch is het Zalm die uiteindelijk zijn zegen geeft aan het project. Voordat het Kabinetsbesluit op 8 februari 2002 valt trekt Zalm zijn collega's over de streep met de boodschap dat “de business case dicht was” en hij onderstreepte dat: “Vanaf het begin af aan het uitgangspunt is geweest dat deze deal de schatkist niets mocht kosten.”15 Maar dat blijkt twee maanden later niet het geval. Maar na het positieve besluit van de regering is de Kamer aan zet.

Net niet

De positie van de PvdA is het grote vraagteken. Fractievoorzitter Melkert houdt de kaarten tegen de borst en weigert duidelijkheid.
Tussendoor valt op 16 april 2002 het Kabinet naar aanleiding van het rapport van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) over het bloedbad bij Srebrenica. Een week later, op dinsdag 23 april 2002, komt in de Tweede Kamer een motie aan de orde die stelt dat Nederland niet zou moeten deelnemen aan de ontwikkelingsfase (SDD) van de JSF, omdat deelname waarschijnlijk betekent dat de JSF wordt aangeschaft, terwijl nog geen zekerheid bestaat over de behoefte aan het jachtvliegtuig en niet duidelijk is wat de risico’s voor de Nederlandse Staat is. Bovendien is onduidelijk wat de baten zijn voor de Nederlandse kenniseconomie en werkgelegenheid. De stemmen staakten, omdat ook de PvdA Tweede Kamer fractie voor de motie stemde. Op 25 april wordt er opnieuw gestemd. Wederom waren er 74 voor en 74 tegen de motie, waarmee de motie niet aangenomen was. D’66, GroenLinks, PvdA en SP halen het net niet.

Doorjassen

Na de verkiezingen in mei wordt de JSF door de Kamer gejast. De Lijst Pim Fortuyn, op dat moment met 26 parlementariërs in de Tweede Kamer stemt in juni als één man voor deelname. Nederland kan tot 2013 aan de EMD ontwikkelingsfase deel gaan nemen. Kosten 800 miljoen euro. Onder de kabinetten Balkenende I tot en met III zijn het SP, GroenLinks en PvdA die samen optrekken tegen de aanschaf van de JSF. Opmerkelijk genoeg blijkt in 2003 ook maar tien procent van de LPF voor verdere deelname aan de JSF.

In aanloop naar de verkiezingen van 22 november 2006 speelt de JSF geen hoofdrol, maar is wel aanwezig. Het verhaal is duidelijk. De JSF is te duur. De oppositie gebruikt de gang van zaken rond de JSF om duidelijk te maken hoe asociaal het gevoerde beleid is. Bij de PvdA leidt dat onder andere tot het Wouters Angels internet spotje: “In Nederlandse verpleeghuizen is één op drie bewoners ondervoed of uitgedroogd.” “Hij [Jan Peter] wil dit geld liever gebruiken voor leuke militaire speeltjes als de JSF. Dit moet toch anders kunnen.”


Noten:

  1. Brief van de staatssecretaris van Defensie, 18 april 1995, Tweede Kamer, vergaderjaar 1994-1995, 23900X, nr. 57. Een recent voorbeeld van zo’n spookproject is dat de marine verklaart bezig te zijn met de ontwikkeling van raketschildtechnologie voor fregatten. Maar dat dit niet ronduit aan de Kamer wordt gemeld, zelfs niet als er naar gevraagd wordt. Dit terwijl er al sinds 1999 aangewerkt wordt, zie: “Maritieme Samenwerking bij ‘Ballistic Missile Defence’,” Marine Nieuws no. 450, 1999, p. 3; en Hollands glorie wacht op een vergunning; J.M. Bik en Theo Westerwoudt, “Signaal en het Nederlandse exportbeleid Hollandse Signaalapparaten (Signaal)”, 15 juni 1999, NRC-Handelsblad.
  2. Steven Derix Joost Oranje, ‘Ruzie om blanco cheque voor nieuwe straaljager; Kopen, kopen, en niet kijken’, NRC-Handelsblad, 9 maart 2002; en ‘Luchtgevecht’, Groene Amsterdammer, 23 maart 2002.
  3. Brief van de staatssecretaris van Defensie bij de vaststelling van de begroting voor het jaar 1997, 25 000 X, Nr. 44, 20 december 1996. Ook in de vragen en antwoorden bij de begroting komt de participatie in het Validation Programme aan de orde. 25 000 X, nr. 14, 31 oktober 1996.
  4. Memorandum of Agreement among the chief of Defense, Denmark, and the Minister of Defense of the Kingdom of the Netherlands, and the Ministry of the Kingdom of Norway and the Department of Defense of the United States of America, concerning the Joint Strike Fighter (JSF) requirements validation project, 16 april 1997.
  5. Brief Souschef Plannen en Projecten Koninklijke Luchtmacht, Commodore P.M.A. Vorderman, 18 augustus 1997.
  6. Fax van ministerie van Defensie naar NIID, 28 oktober 1997 met aangehecht onderzoeksopzet Booz Allen en Hamilton van 17 oktober 1997.
  7. JSF bij Regio Zuid-Holland', Onze Luchtmacht februari/maart 1998, p. 37
  8. Verslag vergadering “F-16 vervangingsprogramma”, gehouden op 29 augustus 1997 te Den Haag, 1 september 1997.
  9. Persbericht ‘Subsidieregeling demonstratie- en technologie-ontwikkelingsprojecten joint strike fighter in werking.,’Ministerie van Economische Zaken, 3 maart 1999.
  10. Het NIVR is de netwerkorganisatie, die een intermediaire rol vervult tussen wetenschappers, kennisinfrastructuur, gebruikers, bedrijfsleven en overheid op luchtvaart en ruimtevaart gebied.
  11. Brief minister van Economische Zaken Jorritsma-Lebbink 19 juni 2000 over stand van zaken beleid inzake luchtvaartcluster. Op pagina 10 wordt op soort bijdrage aan de JSF gespecificeerd waar de subsidies heen gaan.
  12. De Koninklijke Luchtmacht heet inmiddels Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK), maar aangezien Luchtmacht en Koninklijke Luchtmacht gangbaarder begrippen zijn hanteren we die.
  13. Tweede Kamer, 46ste vergadering Dinsdag 5 februari 2002.
  14. Steven Derix Joost Oranje, ‘Ruzie om blanco cheque voor nieuwe straaljager; Kopen, kopen, en niet kijken’, NRC-Handelsblad, 9 maart 2002.
  15. Idem.

donderdag 7 oktober 2010

PVV gaat voor JSF

Bezuinigingen op Defensie waren in de verkiezingsprogramma’s populair. Alleen VVD en SGP wilden meer voor Defensie. Zelfs de Christen Unie schrapte een beetje van de begroting. Het CDA kwam met een half miljard aan structurele bezuinigingen; net iets minder dan de PVV. Die structurele bezuiniging is ook in het Regeerakkoord opgenomen. Defensie is het Departement dat het meest in moet leveren. Alleen nationale, gemeentelijke en provinciale overheden leveren meer in. Dat is het goede nieuws.

Het slechte nieuws is de holle retoriek van Geert Wilders toen hij zich uitsprak tegen de JSF: “Natuurlijk moeten we ‘nee’ zeggen tegen het speeltje van de supersonische staatssecretaris, de staatssecretaris [Jack de Vries] die nu zelf dreigt neer te storten. Geen testtoestellen dus.” Het bleek begin augustus al: de PVV had zijn verzet tegen de aanschaf van een testtoestel laten varen. De partij hield alleen een (wegens tegenslagen bij de productie toch al onvermijdelijk) uitstel van de aanschaf overeind. Die positie zie je ook terug in het Regeerakkoord: “De regering schaft in 2011 een tweede JSF (Joint StrikeFighter)-testtoestel aan voor deelname aan de internationale operationele test- en evaluatiefase.” Daarmee plaatst Nederland zich in de Eredivisie van de JSF-gebruikers. Alleen de VS en Groot Brittannië zullen eveneens gaan beschikken over testvliegtuigen.

Het is de volgende stap op weg naar aankoop, want testen doe je een vliegtuig immers niet voor de industrie, maar om er zelf mee te gaan vliegen. Als de nationale industrie een graantje mee kan pikken - bij de uitvoering van verbeteringen - dan is dat meegenomen. Niet het hoofddoel. Ook de PVV bereidt nu de aankoop voor en blijkt op dit dossier over zwakke knieën te beschikken.

Dit korte bericht is geschreven voor 't Kan Anders

dinsdag 21 september 2010

Taiwanese wapens uit Nederland

Taiwan wil zijn fregatten en “two Dutch-built diesel submarines” moderniseren.*

Wapenleveranties creëren banden tussen het leverende en ontvangende land; tussen industrie hier en krijgsmacht daar. Het is zo’n standaard zinnetje in theorieën rond wapenhandel. Taiwan is daarvan een mooi voorbeeld.

Nederlandse wapenleveranties aan Taiwan bestaan voor het grootste deel uit onderdelen voor de in 1981 door de Rotterdamse Droogdok Maatschappij geleverde onderzeeërs. Bijna dertig jaar later gaan de onderdelen nog steeds in ruime mate de toonbank over.

Alleen al in 2009 ging het om leveranties ter waarde van ruim € 20 miljoen. Verder worden er nog veel radaronderdelen door de jaren heen geleverd, vermoedelijk voor fregatten. Taiwanese onderzeeërs en fregatten worden al jaren opgelapt, in niet onbelangrijke mate met Nederlands wapentuig.

(Een volledig overzicht van leveringen in deze periode: martinbroek.nl)


Jaar


Onderzeeërs


Radar & vuurleiding


2009


20,4


6,2


2008


10,3


2,4


2007


9,7


0,04


2006


8,5


0,009


2005


1,4


-


2004


5,6


0,7


Bron: Maandrapportages 2004, 2005, 2006, 2007, 2008 en 2009. militaire-goederen


* The list includes 66 F-16C/D fighter aircraft, six C-27J cargo aircraft, upgrades for 145 aging F-16A/B fighters, upgrades to and six French-built La Fayette frigates, two more U.S.-built Newport-class tank landing ships and eight new diesel submarines — a longstanding request. Defense News, 13 september 2010.

vrijdag 10 september 2010

Amerikaanse armen rijken ver; Wenselijke machtspolitiek?

Vorige week kwam ik op het internet Thermon Europe weer tegen. Het bedrijf uit Pijnacker - dochter van xde Amerikaanse Thermon Manufacturing Company - was in de VS veroordeeld tot een boete van 18.500 dollar voor het wegpoetsen van elke band met Israël in zakelijke correspondentie met Arabische klanten.

Ook in september 2009 las ik al een aanklacht tegen het bedrijf. Het ging toen om de levering van warmte zoekende apparatuur (met Amerikaanse onderdelen). Thermon exporteerde deze vanuit Nederland naar Libië, Syrië en Iran, in totaal negen overtredingen. Per overtreding kan een maximum boete van 250.000 dollar of de dubbele waarde van de geleverde goederen worden opgelegd, zo staat dreigend in de aanklacht. Bij de schikking werd een boete van 176.000 dollar overeen gekomen tussen de Amerikaanse overheid en vijf dochters van Thermon die allen de export wetgeving hadden overtreden, waaronder dus ook Thermon Europe.

Het agressieve sanctiebeleid van de VS op de uitvoer van strategische goederen leidt bij mij tot de dubbele reactie van vreugde en scepsis. Zelf besteedde ik jarenlang mijn tijd en energie aan het zoeken naar en tegengaan van onwenselijke wapenleveranties. Af en toe kwam ik dit soort overtredingen van de Export Administration Act tegen. (Half oktober zijn er overigens weer twee seminars in Amsterdam over de toepassing ervan.) Het ging niet altijd om leveringen van belangrijke technologie, maar vaak om strafmaatregelen tegen vijanden. Uncle Sam deinst er niet voor terug om zijn armen daarbij te strekken tot Pijnacker of Heerhugowaard. Het is een onderdeel in het bredere buitenlandse beleid en wordt gebruikt om tegenstanders af te schilderen als gevaarlijke staten die op slinkse wijze wapentechnologie verzamelen, onder de ogen van bondgenoten.

De Britse golfer die via Rotterdam gespecialiseerde batterijen aan Iran leverde voor de Hawk-luchtdoelraketten moet je niet de hand boven het hoofd houden (al is de mogelijke gevangenisstraf van 35 jaar absurd); hij omzeilde immers de exportregels. De levering maakt wel duidelijk dat Iran zelfs bij onderdelen voor luchtdoelraketten, die nog aan de Sjah zijn geleverd, afhankelijk is van illegale importen.

Het sanctiebeleid blijft ook een moeilijk onderwerp, omdat het maar amper te verteren is dat het land dat verantwoordelijk is voor de helft van alle wereldwijde uitgaven voor wapens en militairen bepaalt wie wel en niet mag mee profiteren van die Amerikaanse militaire industrie. Een bedrijfstak die drijft op een stroom leningen uit de rest van de wereld.

Uiteindelijk ben ik wel blij dat gevaarlijke leveringen, die vaak via Rotterdam lopen, worden gestopt en bestraft. Het is jammer dat het uitsluitend de leveringen zijn aan de staten die het bij de VS verbruid hebben die aandacht krijgen. Bedrijven en personen die willens en wetens een loopje nemen met de exportregels hebben er waarschijnlijk evenmin moeite mee om strategische goederen te leveren aan landen die ze gebruiken bij schendingen van de mensenrechten, inzetten bij interne repressie en conflicten. Wapenleveranties die in het kader van het Wapenhandelverdrag (ATT) niet mogen krijgen minder aandacht van de opsporingsinstanties. Ze spelen immers geen rol in het machtspolitieke spel van de grote jongens.

Wie gaat die, zeg maar voor het gemak ATT-leveranties, opsporen als het wapenhandelverdrag in werking is en grote onafhankelijke NGO’s mogelijk hun handen van de strijd tegen de wapenhandel zullen aftrekken?