De
bespreking van Dood door eigen vuur van Charles Sanders is geschreven voor Ravage
Webzine. Het is het verhaal van politieke en
bestuurlijke blunders van Defensie rond de dramatische gebeurtenissen
in Ossendrecht en Mali verteld door ooggetuigen, vijf commando’s en
hun advocaat.
door Martin Broek
Als je
militairen op missie stuurt dan moet je er voor zorgen dat ze veilig
kunnen worden ingezet. Als je militairen laat oefenen, zorg er dan
voor dat het zo veilig mogelijk gebeurt. Doe je dat niet dan ben je
een werkgever met te weinig hart voor je personeel.
Een
dergelijk standpunt moet leiden tot de vraag over prioriteiten, want
niet alles kan. Ligt de nadruk bij Defensie op de aanschaf van
peperdure luchtverdedigings- en commandofregatten (LCF),
onderzeeboten en Joint Strike Fighters (F-35), of bij een goede
uitrusting van militairen in het veld? Is elke militaire uitzending
wel gewenst of moet Nederland meer selecteren?
Het zijn
gedachten die bij mij opkomen tijdens het lezen van het boek Dood
door eigen vuur; de persoonlijke verhalen van commando’s en rode
baretten bij het defensiedrama. In het boek worden deze vragen echter
begraven onder de terugkerende opmerking dat het leger kapot is
bezuinigd.
Zelfs
Weekblad
Elsevier stelt dat het boek een moderne versie van dolkstoot
legende leven inblaast. De Ministers Koenders en Hennis, burger
medewerkers van het Ministerie van Defensie hebben het gedaan.
Militair activisme
Dood door
eigen vuur is grotendeels geschreven door Charles Sanders,
voormalig journalist en oorlogscorrespondent voor De Telegraaf.
Het is in die zin interessant omdat het een indruk biedt van de
emoties van militairen die zich misbruikt voelen, die collega’s
verliezen door een gebrekkig schiethuis voor oefeningen, door oude en
verkeerd bewaarde munitie en vooral door nalatigheid.
Het is
ook interessant omdat het activisme wordt beschreven van een groep
bestaande uit het Korps Commando’s Troepen (KCT), voormalig
advocaat Michael Ruperti en Sanders zelf. Commando’s en hun
advocaat kaarten misstanden bij Defensie aan, lekken informatie,
lobbyen bij Kamerleden en informeren geselecteerde pers, met name
het Algemeen Dagblad en RTL. Sanders is de chroniqueur
van het gezelschap. (niet bij de NOS, dat is teveel een
‘staatsomroep’)
Dit
activisme zou een rol hebben gespeeld bij het gedwongen vertrek van
minister van Defensie Hennis en Commandant der Strijdkrachten (CDS)
Middendorp in 2017. Achterin het boek wordt deze actiecampagne op een
A4’tje in zeven punten uitgewerkt, uiteenlopend van “bewustwording
van het volk en de politiek”, via gericht informatie lekken tot
het verantwoordelijk stellen van de defensieleiding en “laten
vertrekken”. Dat laatste is vorig jaar oktober dus gelukt. Een
van de Commando's zegt dan ook een
"fluwelen staatsgreep [te] hebben gepleegd." Alles
met het belang van Nederland in het achterhoofd. Tja ...
De
auteurs beschrijven de “ellende en onrechtvaardigheid die
integere en goedwillende militairen die besloten om hun land te gaan
dienen, hebben moeten ondervinden.” Om dit verhaal te vertellen
worden drie kwesties uit de praktijk van advocaat Ruperti, de genius
achter het project, beschreven.
Aan het
eind van het boek stelt hij zijn toga aan de wilgen te zullen hangen
om een ander pad in te slaan. In februari 2018
duikt
hij echter weer op als woordvoerder van de commando’s die
willen dat collega Marco Kroon minder loslippig is over zijn
activiteiten. Ruperti is nog steeds werkzaam als advocaat.
Operationele
parachutesprong
De eerst
beschreven netelige kwestie gaat over een commandolid, Serge A., die
in 2009 betrokken is geweest bij de met geheimzinnigheid en summiere
informatie omgeven parachutesprong van grote hoogte om te landen in
de
bergen
van Zuid-Afghanistan. De negen commando’s van special
forces Task Force 55 moesten ter plekke de sterkte van de
Taliban observeren.
Een
dergelijke operationele sprong met gevaar voor eigen leven, waar
Defensie de commando’s voor beloonde en met trots over
berichtte,
is sinds de inzet tijdens de koloniale oorlog tegen Indonesië in
maart 1949 niet meer vertoond. (Begin 2016 sprongen commando’s ook
in Mali van een hoogte van 8.000 meter. Defensie publiceerde hiervan
een
video.)
Na zijn
terugkeer in Nederland werd Serge A. echter geschorst. Hij zou zich
in het verleden misdragen hebben tegenover zijn ex-vrouw en werd
daarvoor gearresteerd door de politie met allerlei toeters en bellen,
inclusief de inzet van pepperspray. Hij kreeg uiteindelijk een
taakstraf opgelegd en werd op non-actief gesteld. Charles Sanders
noemde Serge in juni 2012 – dus al jaren voordat hij het boek
schreef – in De Telegraaf toen hij na tussenkomst van
Michael Ruperti als raadsman terug mocht naar zijn eenheid.
Aan de
sprong deed ook “een Afghaanse coalitiepartner” mee, zoals
het Ministerie van Defensie de tolk omschrijft. Journalist Sanders
doopt zijn pen nu in anders gekleurde inkt en schrijft: “De tolk
is goed gemutst, de arme kerel heeft nog geen idee van de missie die
hem te wachten staat. Had hij dit wel geweten, dan was de Afghaan
waarschijnlijk hard hollend en angstig omkijkend van de basis
gevlucht.” (p.35)
Een
Afghaan die ongeïnformeerd op een levensgevaarlijke missie wordt
meegesleept, je kan het je toch niet indenken. Is dat echt zo? De
lafbek was anders weggelopen, je moet wat. Vermoedelijk is bij dit
denigrerende taalgebruik sprake van een wat losse aanpak van de
auteur. Een paar pagina’s verderop wordt de tolk alweer dapper
genoemd, maar meegesleept tegen wil en dank blijft. Dit soort
soldateske opmerkingen doen het boek geen goed.
Gebrekkig schiethuis
Het
tweede beschreven voorval van door uitgezonden militairen ondervonden
“ellende en onrechtvaardigheid” betreft een dode door
nalatigheid. Onder officier Sander Klap komt een militair te
overlijden als gevolg van een schietongeluk in een oefenruimte, een
zogenaamd schiethuis van de politie in Ossendrecht. De commando’s
maken gebruik van deze locatie bij gebrek aan een eigen ruimte.
De groene
baretten hadden diverse malen aangegeven dat de ruimte niet geschikt
is en vragen sinds 2005 om een eigen adequaat schiethuis. Maar de
molens bij Defensie malen traag. Ook stalen tussenwanden,
zogenoemde bullet raps, ter waarde van enkele tienduizenden
euro’s worden niet besteld om het politieschiethuis geschikter te
maken voor zware handvuurwapens.
In een
onderzoek naar het dodelijke ongeval wordt gesteld dat de ruimte niet
geschikt is. Maar het onderzoek geeft ook aan dat door het wegvallen
van “meerdere veiligheidsbarrières op verschillende niveaus”
een situatie is ontstaan “waarin er nog slechts geringe ruimte
was voor cursisten of instructeurs om fouten te maken. Zo kon een
niet vlekkeloos uitgevoerde oefening fataal zijn.”
De fout
lag ook deels bij de commando’s zelf, maar die onderzoeksuitkomst
wordt door Sanders weggewuifd met de opmerking dat wanneer een
oefenruimte in het geheel niet deugt het onmogelijk is om wat voor
voorschriften dan ook na te leven (p.69) en dat er toch geoefend
moest worden (p.57). Dat mag zo zijn, maar bij onverantwoorde
risico’s moet de leiding ingrijpen.
Tijdens
het officiële onderzoek naar het dodelijke ongeval wordt niet al te
fijnzinnig met de betrokkenen omgesprongen. Hier duikt Ruperti weer
op als advocaat om de verdachten bij te staan. Sanders schrijft dat
de betrokken commando’s die overal in de wereld hun leven wagen
“dood door schuld” wordt aangewreven, terwijl de “échte
verantwoordelijken, hogere officieren en ambtenaren op het
ministerie, buiten schot blijven.”
Het
blijft onverteerbaar dat Defensie al jaren weet dat de
schiethuizen
grote
gebreken vertonen en dat daar niets aan gedaan wordt. Wel is
het inmiddels duidelijk dat in 2020 een nieuw schiethuis beschikbaar
komt. Tevens heeft de nieuwe Commandant der Strijdkrachten, generaal
Bauer, duidelijk gemaakt dat hij op de rem zal trappen als er sprake
is van missies die niet kunnen.
Munitie in Mali
De derde
kwestie betreft een ongeluk met een mortiergranaat in Mali. Tijdens
een oefening op 6 juli 2016 explodeert een granaat vroegtijdig
waarbij twee Nederlandse militairen om het leven komen, een derde
zwaar gewond raakt en een vierde in shock terecht kwam. Voor Defensie
betrof het hier “een ongeluk” maar het zou uitgroeien tot
een landelijke kwestie. Risicomanagement was, voorzichtig uitgedrukt,
onhandig en kwam te laat. Exit minister Hennis en CDS Middendorp.
Het ging
bij deze oefening om het afvuren van oude 60mm HE80 granaten van de
Bulgaarse fabrikant Arsenal JSCO. Die Oost-Europese fabrikant met
7.500 medewerkers wordt in het boek als ‘vaag’ omschreven,
barkruktaal. De granaten waren niet vooraf gekeurd bij het verschepen
naar Mali en werden te heet opgeslagen (Onderzoeksrapport
p.38).
Sanders
komt met een originele verklaring voor de te hete opslag. De basis in
Kidal moet niet teveel aandacht krijgen, want dan gaan de linkse
partijen in de Tweede Kamer zich roeren vanwege het feit dat
Nederland niet zover in de Sahara militair actief moet zijn. Zo wordt
de basis een ondergeschoven kindje en worden voorzorgsmaatregelen
minder strikt nageleefd. (p.77)
Het is
een bespottelijke verklaring voor het feit dat er geen sprake was van
gekoelde munitie-opslag. Ook linkse politici willen immers dat er
goed voor uitgezonden militairen wordt gezorgd. De Onderzoeksraad
Voor Veiligheid concludeerde dat het belang van munitieveiligheid en
goede medische verzorging van ondergeschikt belang was aan de
voortgang van de militaire missie.
De gang
van zaken rond de dood van een militair bij het gebruik van
antipersoneelsmijnen bij een oefening in 1984 dringt zich op. Ook
hier werd volstrekt onverantwoord omgegaan met de veiligheid rond
explosieven en ook dit werd meteen onder het tapijt geveegd. Raadsman
Fred Spijkers die het daar onder vanuit wilde halen, werd aan alle
kanten tegengewerkt en pas decennia later, mentaal gesloopt, in het
gelijk gesteld.
Voor Ravage schreef
ik een
recensie van
het boek Een man tegen de Staat over deze kwestie. In Dood
door eigen vuur komt de zaak Spijkers één keer terloops aan
bod. Het past dan ook niet in het verhaal. Niet een te klein leger
maar wanorde bij Defensie was de oorzaak. Dat is ook hier de kwestie.
Michael
Ruperti zal ook in de zaak van de ontplofte mortiergranaat een rol
gaan spelen als raadsman van de nabestaanden. Hij legt ook contact
met Roli W., de logistiek medewerker van het kamp in Mali die zich
het vuur uit de schenen loopt om te krijgen wat nodig is om Kamp
Nassau in Kidal te laten draaien. Hij is het die het niet koelen van
de munitiecontainer aankaartte.
Hoger defensiebudget
Het boek
is een hartstochtelijk pleidooi voor een hoger defensiebudget, de
doden zijn immers een
“direct gevolg van het voortdurend
korten”. Er is sprake van de teloorgang van Nederland als
militaire speler en de krijgsmacht is op sterven na dood. Het is
slechts een greep uit een berg verbitterde soortgelijke
kwalificaties. Je zou bijna gaan denken dat Nederland een
operetteleger heeft. Toch maakt Nederland onderdeel uit van de 25
militaire
grootbesteders en
laat landen als, Argentinië, Noorwegen en Zweden ruim achter zich.
Door zo
ongericht van zich af te bijten, blijven er ook vragen liggen. Wat
kost het eigenlijk om versleten sluipschuttersgeweren en
mortiergranaten te vervangen? Hoeveel kosten die Special Forces,
inclusief dat Korps Commando Troepen (KCT), nu eigenlijk in zijn
geheel? Het is een topklasse-onderdeel van het Nederlandse leger, en
zeker niet het duurste.
Dat er
ook materieelprojecten voor de commando’s op stapel staan, blijft
al helemaal buiten beeld. Defensie en het KCT worden immers steeds
verder uitgekleed, nuances leiden die boodschap enkel maar af zal
Sanders denken. Ook valschermen, voertuigen en handvuurwapens worden
aangeschaft, maar het blijft in het boek allemaal onbelicht.
Charles
Sanders kwam zelf in het nieuws aangezien hij kampte met het Post
Traumatische Stress Stoornis (PTSS), een diagnose die door
psychologen werd onderschreven. Alleen zijn vrouw weet wat hem écht
dwarszit. De Telegraaf meent dat het de journalist te doen
is om een hogere vertrekpremie. NVJ-secretaris Thomas Bruning pleit
juist voor meer aandacht voor de mentale belasting van het
oorlogscorrespondentschap:
“De begeleiding van journalisten is
nog te vaak een ondergeschoven
kindje.”
Politiek doel
Hoe het
ook zit, voor zijn laatste bijdrage in De Telegraaf van 30
oktober 2015 schrijft Sanders over
schietende
agenten en dook recent weer op in de Nederlandse pers als
auteur van Dood door eigen vuur. Hierin komt de kwestie PTSS
niet aan bod, noch het feit dat Ruperti tevens de raadsman van de
auteur was tijdens zijn conflict met De Telegraaf. Dat laatste
lijkt toch relevant voor een serieus boek dat zich baseert op
informatie van de advocaat.
Ruperti
of Sanders (het lijkt erop alsof Ruperti het laatste hoofdstuk heeft
geschreven) stelt verontwaardigd: “Vijf special forces die
bereid zijn aangifte te doen tegen hun werkgever. En op wie nu, met
dank voor bewezen diensten tijdens levensgevaarlijke missies in alle
uithoeken van de wereld, jacht wordt gemaakt.”
Opkomen voor je maten, opkomen voor nabestaanden, werken aan het
vergroten van veiligheid bij Defensie en daar een bijdrage aan leveren;
dat verdient inderdaad een pluim. Het staat los van het feit dat je
politiek van opvatting kan verschillen over de omvang en inzet van de
krijgsmacht. De auteur doet het tegenovergestelde: misstanden gebruiken
om een politiek doel, een groter leger, dichterbij te brengen.
titel Dood door eigen vuur; De persoonlijke verhalen achter het
defensie drama
auteur Charles Sanders en Michael
Ruperti
uitgave 192 pagina’s, paperback
uitgever Unieboek |
Spectrum
isbn 9789000362233
prijs € 19,99