dinsdag 22 november 2016

Wapenhandel voor beginners

Een verhaal in vijf korte delen. Na de Koude Oorlog nam de internationale wapenhandel ruim een decennium af, maar vanaf 2002 is er weer groei. Nieuwe regio's kwamen op als klant, met name het Midden-Oosten, de Verenigde Staten en Oost-Azië. Nederland exporteert de afgelopen tien jaar gemiddeld zo'n 1 miljard euro aan wapens per jaar. Daarmee behoort Nederland het afgelopen decennium tot de tien grootste wapenexporteurs in de wereld.

Over de laatste vijf jaar vormen de VS, Rusland en China de top-3. Zij worden gevolgd door een vijftal EU-landen: Duitsland, Frankrijk, Engeland, Spanje en Italië. De Oekraïne en Israël maken de meest recente top 10 compleet. Daar zit Nederland voor het eerst sinds lange tijd niet bij. Niet omdat de wapenexport hier afnam, maar door de wereldwijde toename, waardoor het Nederlandse deel relatief kleiner is.

De omvang van de wereldwijde militaire uitgaven was in 2014 ongeveer 1.500 miljard euro. Niet al die militaire uitgaven gaan naar wapens. Sterker nog, het grootste deel gaat naar de betaling van de lonen van militairen. Ongeveer een kwart gaat naar gebouwen, onderhoud en gebruiksgoederen. In de VS gaat dertig procent van de defensiebegroting naar wapenproductie. In de gezamenlijke Europese Unie landen gaat het om een vijfde. Wereldwijd gaat het om een kwart, zo'n 400 miljard euro die naar wapens gaat. Er is een lobby vanuit Europese industrie en krijgsmachten om dit aandeel te vergroten. Want het moderne wapen, waarmee je overwicht hebt op een tegenstander, is een complex en duur en dus lucratief product. Van de hele wereldwijde wapenproductie gaat zo'n 27 miljard de grens over als wapenhandel. De rest, het grootste deel dus, is voor binnenlands gebruik.

Handel is eigenlijk niet het goede woord voor wapentransacties. De branche wordt zwaar gesubsidieerd door financiële garanties bij export, door subsidies, extra onderzoeksbudgetten, gegarandeerde afname, marketingsteun door de Koning naar een wapenbeurs, etc. Er zit een enorme hoeveelheid steun achter. Staten zelf hebben dan ook belang bij hun nationale wapenproductie, om hun hun eigen legers van wapens te voorzien, en om invloed te krijgen binnen internationale wapenprogramma's. Daardoor zijn defensie-industrieën en overheden vaak twee handen op een buik. 

Bovendien lopen op een gemiddelde veemarkt meer klanten rond dan er wereldwijd zijn voor de legale handel in militaire wapens. De enige klanten zijn namelijk de overheden die hun krijgsmachten willen voorzien van de modernste snufjes.

Het is dus geen normale handel. Wapenexport dekt beter de lading. Al zijn er natuurlijk wel bedrijven – ook in Nederland – die er meer dan een goed belegde boterham mee verdienen, doorgaans binnen de kaders van bestaande regelgeving. Men legt zich neer bij die regels want 'Wij bijten niet in de hand die ons voedt,' stelde ooit een Nederlandse wapenfabrikant.

Uit: tax evasion and weapon production, Transnational Institute (TNI) en Stop wapenhandel


Kritiek, maar waarom?
Het is een zomerse maandagochtend in 2015 als ik in de kranten lees: Turkije gebruikt bommenwerpers tegen Koerdische dorpen; het Verenigd Koninkrijk voert wapenleveranties naar Egypte op; Saoedi Arabië doet voordeel met Amerikaanse leveringen in de oorlog met Jemen; Zuidoost-Azië moet zich zwaarder bewapenen tegen China.
Deze specifieke berichten laten meer in het algemeen vier van de belangrijkste redenen zien waarom wapenhandel aan banden moet liggen. Dat zijn oorlog, spanningen en mensenrechten. Dat niet geleverd moet worden aan landen in oorlog en daar waar de mensenrechten ernstig worden geschonden zou voor zichzelf moeten spreken, maar ook leveringen aan spanningsgebieden kennen risico's. Zwaar bewapende staten die conflicten hebben, gaan eerder over tot een gewapend treffen blijkt uit decennia lang onderzoek.*

Een vierde reden is de verhouding tussen militaire uitgaven afgezet tegen de omvang van de economie van het afnemende land. Wapens worden immers betaald uit overheidsbudgetten en gaan zo ten koste van onder andere sociale uitgaven, bijvoorbeeld voor gezondheidszorg. Er is dan ook wel gesteld dat wapens doden ook al worden ze niet gebruikt. Denk hierbij aan grote wapenaankopen van arme Afrikaanse en Aziatische landen die zich hiervoor soms diep in de schulden steken. Het geldt niet voor de genoemde voorbeelden: Saoedi-Arabië en Turkije zijn rijk en Egypte kan rekenen op miljarden steun uit de VS.

In het officiële EU-wapenexportstandpunt en internationale wapenhandelverdrag (ATT) staat nog een aantal redenen voor wapenexportbeperkingen, zoals de veiligheid van bondgenoten, de houding van de afnemer tegenover terrorisme en het gevaar dat wapens elders dan bedoeld terechtkomen.

Wapenhandel is een deel van de economische-, buitenlandse- en defensiepolitiek van landen. Steun aan bondgenoten, het opbouwen van invloed en relaties in de krijgsmachten van de afnemende landen, het terugverdienen van investeringen in dure wapensystemen voor nationaal gebruik, winst maken door export, het versterken van een land tegen een gezamenlijke vijand (terrorisme, misdaad, onwelgevallig regime) zijn een paar van de redenen waar industrie en overheid vaak een gezamenlijk belang hebben. Dat verklaart de leveranties aan landen die eigenlijk geboycot zouden moeten worden.
Wat te weinig genoemd wordt als reden tegen wapenhandel zijn de wapens die krijgsmachten gewoonweg sterker maken, zoals tanks, jachtvliegtuigen, marineschepen en onderdelen daarvoor. Antimilitaristen en vredesbeweging zouden dit punt meer moeten benadrukken, want zij richten zich immers ook tegen militaire machtspolitiek en dan horen daar ook bij de vuurleidingssystemen, onderzeeboottechnologie, F-16 of JSF-onderdelen en onderdelen van voertuigen en zwaar geschut.


Gemaakt voor Stop Wapenhandel


Wat zijn de regels?

Het belangrijkste misverstand rond internationale wapenhandel is het idee dat het wettelijk niet zou mogen. Dat telt maar voor een klein deel van de wapenleveranties. Verboden zijn leveranties aan landen waar de VN, of (voor lidstaten) de Europese Unie, een embargo tegen heeft, en leveranties die in strijd zijn met internationale verdragen.

Er is een scala aan embargo's van de EU en VN.(1) Het blijkt dat deze embargo's vaak niet zo sterk zijn. Tegen bijvoorbeeld Egypte geldt wel een embargo, maar het geldt niet voor alle soorten wapens en is niet bindend. Een algeheel wapenembargo is vrij zeldzaam en ook dat laat ruimte voor uitvluchten.

Er zijn verdragen gericht op een bepaald wapensysteem, zoals rond non-proliferatie van kernwapens, biologische en chemische strijdmiddelen, en een controleregime voor export van rakettechnologie. In november 2015 kon de VARA televisie niettemin een smakelijke uitzending maken over de smokkel van Nederlandse nucleaire kennis naar Pakistan door atoomspion Kahn.(2) Dat premier Ruud Lubbers van de Amerikanen het verzoek had gekregen de dader te laten lopen, werd breed uitgemeten. Hogere belangen waren in het geding dan handhaven van de wet.

Je hoort vaak: landmijnen zijn verboden. Dat is niet waar. Het gaat om de export, productie en opslag van landmijnen tegen personen. Die AP-landmijnen zijn door veel rijke landen vervangen door systemen met dezelfde werking, maar die makkelijker op te ruimen zijn. De Verenigde Staten gebruikt nog wel AP-mijnen, met een aantal aanpassingen.(3) De productie en export van zwaardere landmijnen gaat door.

Sinds vorig jaar bestaat het wapenhandelverdrag ATT. Wat je ook denkt van het verdrag, het lijkt sterk op de gedragscode die de Europese Unie al had. Dit voorkwam niet dat jarenlang werd geëxporteerd naar tal van dubieuze bestemmingen. Net als in de Europese gedragscode, staat in het ATT dat er legitieme belangen zijn om wapens te produceren, exporteren en te importeren. Wie of wat legitiem is, is een kwestie van interpretatie. Deze verdragen zijn geen ontwapeningsverdragen, ze zijn om wapenhandel te reguleren, niet om wapenhandel te beperken.

Met of zonder wetten en gedragscodes zijn er politieke, ethische en humanitaire redenen om tegen wapenhandel te zijn. Activisten moeten dat aan de orde stellen en dat kan. Onlangs moest de Mexicaanse politie een hoeveelheid Duitse geweren terugleveren, omdat het gevaar bestond dat ze werden ingezet bij mensenrechtenschendingen.(4) Die stap is er gekomen omdat pers en activisten in Duitsland en Mexico gezamenlijk de druk bleven opvoeren. Zonder drang gaan bedrijven en overheden door met leveren.


  1. Het Stockholm International Peace Research Institute geeft er een compleet overzicht van (http://sipri.org/databases/embargoes).
  2. De Affaire: Kahn, VARA, 4 november 2015 (http://www.npo.nl/de-affaire/04-11-2015/VARA_101376042).
  3. Barriers, Obstacles, and Mine Warfare for Joint Operations, Joint Chiefs of Staff (VS), 17 June 2011 (http://www.dtic.mil/doctrine/new_pubs/jp3_15.pdf ).
  4. Mexican state to return about 2,100 German assault rifles, AP 11 mei 2015 (http://news.yahoo.com/mexican-state-return-2-100-german-assault-rifles-190657226.html).
Uit het Defence Data Booklet van de European Defence Agency (EDA)

Onderzoek

Onderzoek naar wapenhandel kent verschillende invalshoeken. De centrale vraag is: Wie verdient er aan en hoe ondersteunt het bestaande machtsstructuren? Daarnaast kan je bijvoorbeeld kijken naar: Hoe past de export in de nationale economie en in het beleid van individuele wapenbedrijven? Hoe passen de wapenleveranties in de buitenlandse politiek? Is er verband tussen wapenhandel en corruptie?

Globale wapenexportcijfers worden maar door een paar organisaties verzameld. Twee zijn Amerikaanse overheidsinstellingen (CRS en ACDA). De meest gebruikte zijn die van het Stockholmse vredesonderzoeksinstituut SIPRI. Voor Europa zijn de cijfers van de Europese Unie het meest bruikbaar. Je kan al die cijfers vergelijken, duiden, hergroeperen en trends constateren.

Je kan ook zoeken naar concrete wapenleveranties en beoordelen hoe deze passen binnen morele of internationale normen. Uitgangspunt daarbij kunnen wapenleveranties naar een bepaald land zijn waar oorlog is of zware onderdrukking of onderzoek naar een type wapens, zoals gebeurde met landmijnen, clusterwapens e.d. Het onderzoek kan wereldwijd zijn of bijvoorbeeld gericht op Nederland. Achteraf, soms zelfs meer dan twee jaar later, publiceert de overheid maandoverzichten van de afgegeven vergunningen. Ze zijn het waard om door te spitten. Onderdelen voor Pars pantservoertuigen in april 2014 naar Turkije? Google het voertuig. Wie heeft het gemaakt? Combineer met politieke ontwikkelingen? Hoe zit het met de mensen rechten in Turkije? Pantservoertuigen worden toch ingezet?

De Nederlandse wapenhandel is te verdelen in drie groepen: de handel door de overheid in wapens afgestoten door het Nederlandse leger; de handel in maritieme systemen en (kleine) oorlogsschepen en de handel in onderdelen voor vrijwel alle typen conventionele wapensystemen. De overheidsexporten worden gepubliceerd. Die kan je tegen het licht houden. Googelen naar F-16's en Jordanië brengt je op het conflict in Syrië en Irak, maar ook verder weg naar de door Saoedi-Arabië geleide oorlog in Jemen.

Marinesystemen en oorlogsschepen zijn vaak grote aankopen voor landen en daarom vaak van te voren bekend. Voldoet zo'n levering niet aan bepaalde normen dan kan je stampei maken. Want dat is toch de uitdaging. Iets vinden, beoordelen en effectief aan de orde stellen in pers en politiek. Maar anderzijds is ongewenste inzet juist bij maritieme leveringen moeilijk hard te maken. Zo kan Duitsland Israël onderzeeërs leveren waarvan analisten stellen dat ze kunnen worden uitgerust met kernraketten.

Onderzoek is van belang om je argumenten sterker te maken. Het geeft je nieuwe invalshoeken. Het moeilijkste blijft: hoe weeg en breng ik mijn informatie. Zelfs als je alle onderzoek rond hebt, dan nog blijkt het vaak aan dovemansoren gericht. Gewoon doorgaan, omdat het soms ook wel lukt.


Gemaakt vanwege het angstzaaien over Rusland. Niks ten faveuren van Putin, maar het Russische leger stort in. Het heeft nog steeds kernwapens en een agressieve politiek, daarom is het gestoken in een jas die te groot is. Dat is het gevaar.

Wat kan je er tegen doen

Laatst stuurde iemand me een foto op uit 1988. Ik zat samen met andere Nederlanders, Iraniërs, Irakezen en Koerden achter een stapel brandende autobanden voor de ingang van Muiden Chemie, destijds een bekende kruitfabriek die leverde aan beide partijen in de oorlog tussen Iran en Irak (1980-1988). De blokkade mislukte (er was nog een achteringang), maar er werd wel een stevig punt tegen die handel gemaakt.

Je kan je punt ook maken bij pakkende teksten. Een jaar geleden zei de Ierse vertegenwoordiger bij de Verenigde naties dat ieder jaar wereldwijd voldoende munitie wordt gemaakt om elk mens minstens twee maal te doden. Ieder jaar opnieuw! Er zijn mensen die hier boos van worden. En er zijn mensen die hier een cartoon over kunnen maken die mensen aan het denken zet en als een virus door de sociale media gaat.

Er zijn anderen die schrijven diepgravende teksten en analyseren de ontwikkelingen. Welke bedrijven verdienen aan de politiek om vluchtelingenstromen te controleren en beheersen? Wie maakt onderdelen van kernwapens? Wijs ze aan; ze zitten in uw buurt. Zelf rondde ik net een stuk af over de Nederlands/Europese regelgeving rond wapenexporten en deed nieuwe kennis op. Dat levert aangrijpingspunten op.

De boosheid of het medeleven moet omgezet worden in een activiteit. Je kan beginnen bij een land. Geen wapens naar Saudi Arabië of Turkije bijvoorbeeld. Of neemt een wapensysteem. Geen kernwapenproductie of robotwapens. Mogelijk begin je bij regelgeving en/of de verankering daarvan in beleid. Of een combinatie van alle drie. Je kan denken, schrijven of actievoeren. Dat laatste kan gaan van het meedenken over Kamervragen en lobbyen op het Ministerie tot het weghalen van voedsel tijdens een receptie van wapenbedrijf om dat symbolisch naar de vluchtelingen kampen in Calais te brengen of het aanspannen van een proces.

Wapens worden gemaakt door bedrijven die lang niet altijd ook een consumententak hebben. Damen, een van de grootste wapenproducenten van Nederland, maakt civiele en militaire schepen. Dat maakt het moeilijk om mensen te betrekken. Financiering van wapens is daarom een belangrijk onderwerp geworden om actie te kunnen voeren. Het gaat om beleggingen, bijvoorbeeld door pensioenfondsen en om financiering door banken via exportkredieten. Thales maakt militaire radar en vuurleiding, en de poortjes om het station in te gaan. Met enige fantasie is daar wel een actie op te bouwen.

Als je het kan: organiseer, werk samen, maak je zo sterk mogelijk. Actievoeren kost geld, vergeet dat niet; een beetje ondernemer zijn voor het goede doel moet kunnen. Maar ook de enkelingen die met verstand kleine steentjes naar het waterhoofd van de wapenindustrie slingeren, kunnen heel wat bereiken. Wat je ook doet, doe het efficiënt met oog voor het effect, en probeer het ook nog een beetje leuk te vinden. Visie, creativiteit, kennis en organisatie gebruiken voor verandering, daar gaat het om. Wapenhandel is daarbij een goed onderwerp. Succes!

Gemaakt voor mijn twitter account op de dag dat SIPRI met een rudimentaire database kwam. Je ziet de oorlogen (Korea, Vietnam, Koude Oorlog, Iraq etc.) terug, maar ook de steeds toenemende militaire utigaven (in constante dollars). We dachten in de Koude Oorlog de top te hebben bereikt. Niets is minder waar.
Geschreven voor vredesmagazines 2015 nr. 3 tot en met nr. 3 2016

woensdag 5 oktober 2016

European defence industry: how to define figures?


According to the European Commission (EC), on a webpage summarizing the EU defence industry, total direct employment in the EU defence sector is half a million people. The sector involves 1,350 small and medium-sized enterprise (SMEs) who are important to the supply chain. Most of these SMEs are located in six EU countries (France, Germany, Italy, Spain, Sweden and the UK, the so-called Letter of Intent (LoI) countries, sometimes with Poland LoI+). “However, companies producing ancillary equipment and systems are found all over Europe.” writes the European Commission. According to the German Institute for International and Security Affairs, for the LoI countries’ “defence export rates are between 40-70%. (...) Between 2007 and 2011 only Germany, the Netherlands and Italy delivered 30-40% of their exports to EU countries whereas all other suppliers remained below 20%” The rest of the exports went to non-EU countries.

Table 1: Key indicators on EU manufacturing industry (NACE Section C)
Main indicators
Value
Number of enterprises
2,100,000
Number of persons employed
30,000,000
Turnover million €
€ 7,080,000


The European Commission gives the total turnover figure for the European defence industry as € 97.3 billion in 2014, “making it a major contributor to EU growth.” But with a total manufacturing turnover of about 7 trillion in 2012 for the EU as a whole (see table 1: latest available figure) the defence industry turnover is less than 1.4% of total EU value, which is not really a 'major' contribution. This apart from the fact that defence production and notably research is very dependent on financial support from governments (who are also the main clients) thus this growth comes at a price. The Commission also claims that the sector is an important supplier of jobs. A study of the European Parliament puts the job argument in perspective: The LoI+ defence industries “employ about 520,000 people. This represents only 0,024% of the total workforce in the EU 27.” The defence industry is payed by public money. In return it provides 'security' and state-sponsored, expensive jobs.


What about another claim of the Commission, that the defence industry is ' highly innovative', providing 'cutting-edge research'? This claim is a bit outdated and it is not the complete story. Innovation in the age of bio-, nano-, and information technology is driven by the civil market: the Googles, Samsungs, i-Apples and Microsofts of this world. The 'spin-off effect' by which defence research offers innovative technology to the civil market has turned into a 'spin-inn' by which defence research makes use of the newest civil technology. The administrative board of the Union hasn't fully missed this development and hides a short sentence in a haystake of innovation language: “Innovation for defence is increasingly coming from the civil sector.” But according to the Commission, we can't look into the future thus the sector remains important for technology innovation. Not the strongest argument to redirect part of the EU research budget to the defence industry, as is the plan for the 2017 EU budget line.

What is the source of the Commission's figures on the EU defence industry turnover? How did it filter the € 97.3 billion out of general economic figures of Eurostat, the statistic bureau of the Union? Well, it didn't. Figures on defence industry used for the policy making of the European Commission come from the defence industry itself, in this case from the AeroSpace and Defence Industries Association of Europe (ASD). This lobby organisation is very close to the European Union's institutions and represents most (but not all) major EU and UK arms manufacturers and national defence associations, as well as civil aviation. ASD provides annual information on the defence industry in a fancy designed Facts & Figures infosheet. This information covers the EU plus Turkey, Norway and Switzerland, the latter countries considered part of the European Union defence market policy.

Interestingly the European Parliament is using other figures in one of its reports. They calculate the defence (industrial) turnover in Europe at roughly € 81 billion, based on LoI countries turnover in a unspecified year, approximately 2011.

Somehow the € 97.3 billion turnover figure for defence production does not fit with a reported licensed arms export value of € 98,400,451,437 for EU countries (minus Turkey, Norway and Switzerland) in the 17th annual (2014) report on exports of military technology and equipment. This can be explained from a gap between licenses granted and actual exports. Licenses must be seen as a procedural political backing for arms exports, not as the value of the materialised exports. Actual exports depend on the rules of the market and international relations. They may be cancelled or postponed and thus differ from the value of licenses. In 2014 the value of materialized exports was much lower than that of granted licenses, namely € 14,017,250,941. This € 14 billion is completely in line with an average percentage of 10-20 percent of defence production. On the license side, notably France overestimated its own position (€ 73.3 bn. of licenses versus € 3.8 bn. of exports). And some countries (UK, Italy for example) do not report their actual exports, so the figures can not be accurate.

When figures are not accurate it is useful to compare different sources. Another figure can be deduced from the Defense News top-100 of largest global defence firms. The defence revenues of the 29 EU+ companies (there is also a slightly different SIPRI list) have a combined turnover of just over 90 billion euro's (US$ 101.7 billion, see table 2). In a study of the European Parliament it is estimated that the biggest five companies concentrate 2/3 of the turnover, an estimation which is probably too high. Remarkable is that well known names such as Belgium FN Herstal, German Heckler und Koch, Dutch Shipyard Damen, French Panhard, Italian Beretta, Polish Bumar Group, Santa Bárbara from Spain etc. do not appear in the Defence News top-100. As they all produce complete weapon systems like naval vessels, tanks, missiles, rifles, armoured vehicles etc. we should add them to have a full picture. Other European companies, such as Bofors Weapons Systems, are part of US conglomerates and thus no part of the top-100 EU+ total, although production takes place in Europe. They are not included in table 2 which is thus still an estimate.

Table 2: European defence companies in Defense News top 100
rank 2014
company
country
2014 defence revenue (in $ millions)
% defence rev. compared to 2013)
2014 total rev. (in $ millions)
% rev. from defence
3
BAE Systems
UK
25,449.0
-9.2
27,411.3
92.8
7
Airbus Group
Netherlands (*)
14,609.5
-11.7
80,686.4
18.1
9
Finmeccanica (**)
Italy
10,561.4
-3.1
19,486.8
54.2
12
Thales
France
8,461.6
-22.8
17,242.2
49.1
15
Rolls-Royce
UK
5,433.7
-11.3
24,035.3
22.6
20
Safran
France
4,081.3
1.3
20,406.5
20.0
21
DCNS
France
4,074.7
-11.5
4,074.7
100.0
25
Babcock International
UK
3,558.8
3.9
7,14.2
48.0
28
Rheinmetall
Germany
2976,9
0.8
6,230.3
47.8
30
Saab
Sweden
2,829.3
-4.0
3,438.5
82.3
43
Serco
UK
2,174.8
2.4
7,826.1
27.8
47
Cobham
UK
1,860.0
-2.5
3,051.4
61.0
56
Fincantieri
Italy
1,406.8
-8.8
5,845.8
24.1
57
Nexter
France
1,392.8
29.2
1,392.8
100.0
58
Dassault Aviation
France
1,332.3
-30.7
4,890.6
27.2
62
Aselsan
Turkey
1,109.0
10.7
1,142.5
97.1
65
QinetiQ
UK
1,017.9
-20.8
1,288.4
79.0
67
GKN Aerospace
UK
990.2
-0.3
3,667.6
27.0
68
Ultra Electronics
UK
951.5
2.1
1,174.7
81.0
70
Krauss-Maffei Wegmann
Germany
934.6
-14.7
934.6
100.0
71
Kongsberg
Norway
929.8
-26.9
2,644.0
35.2
75
Meggitt
UK
888.7
-12.5
2,559.9
34.7
78
Turkish Aerospace Industries
Turkey
853.6
8.3
1,001.0
85.3
85
Chemring
UK
723.7
-25.6
786.6
92.0
86
Ruag
Switzerland
718.4
-4.3
1,670.8
43.0
88
Indra
Spain
676.0
-0.3
3,904.4
17.3
90
Diehl Defence Holding
Germany
648.5
-11.2
4,038.9
16.1
94
Patria
Finland
555.8
-45.9
614.5
90.4
97
Nammo
Norway
527.4
-0.5
591.6
89.1
Total EU+
101,728.0
259.452.4
(***) 39%
Total global top 100
385,660.2
122,9470.2
31.37
notes:
*) Operational headquarters in Paris and Munich, based in Netherlands for juridical and tax reasons.
**) New name Leonardo.
*** Although the top of the list companies have smaller defence production the figure will remain the same in 2015 (39.10%)

Source: Defense top 100 for 2014 and 2015. See: http://people.defensenews.com/top-100/

There are numerous pitfalls in composing a total added value figure. Accuracy is also hampered by the fact that the EC gives only an overall figure and no information on individual EU+ nations, but some countries mainly produce components. The largest Dutch military export in 2014 (€ 700 million) e.g. was a significant export of components to the US, Italy and Turkey for assembling the F-35 Joint Strike Fighter. But components are produced, exported and assembled somewhere else and then exported again as complete platform or again as part of a platform. There is the danger of double counting of added value. In general the method to prevent this is based on measuring the value added, but this can only be applied if the information is at hand.

Estimates, unconsolidated figures, different groups of countries, incomplete reports; defence-industrial figures are not as solid as they seem. In the 2015 European Parliament report The extra-EU defence exports’ effects on European armaments cooperation, researcher Beraud-Sudreau tries to fix this with a research formula to define the required information: Total turnover = National defence equipment spending + (estimated) Exports – (estimated) Imports. In the 2015 EP study a pie chart per LoI country turnover is divided into domestic, EU and extra-EU markets, based on SIPRI TIV information. (It is a pity the report applies the formula only on the LoI+ countries and not for example on the Netherlands, which in the given period is a larger arms exporter than Sweden.)

However the formula is applied to estimated export and estimated import figures from the SIPRI trend indicator value (TIV) which gives multi-annual trends. It is problematic to compared trends with an annual figure such as National defence equipment spending. More solid financial information is necessary. This could be provided by national governmental organisations such as the Dutch Commissariat Military Production (CMP). It is uncomfortable that the European Commission relies on figures coming from a defence industry lobby organization. To develop public policies we need controllable information from government sources. It should be not too difficult for Member States to provide these.

Table 3: Specification of the Dutch defence and security (D&S) related industry
Feature

Number of companies in D&S
354
D&S related turnover in 2014
4.54 billion
D&S-related turnover as % of total turnover
15%
Volume of D&S related exports
3.09 billion
Number of D&S related positions
24,800
Number of D&S related R&D positions
7,995
Source: Triarii 2016, https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2016/03/22/eindrapport-039-nederlandse-defensie-en-veiligheidsgerelateerde-industrie-2016-039


 Written for Stop Wapenhandel

woensdag 24 augustus 2016

Militair ecosysteem en de vierde industriële revolutie

Een fors deel van de samenleving – inclusief de overheid – zit wat betreft die verandering [in het informatiedomein] nog in de ontkenningsfase. Als je een beetje je best doet kom je er nog mee weg te doen of er niets aan de hand is en of steeds in de jaren zestig van de vorige eeuw leven.” Aan het woord is luitenant-generaal A, Schnitger, de commandant van de Nederlandse luchtmacht. Hij schildert een nabij vergezicht voor de Nederlandse krijgsmacht.

Technologie en informatie worden steeds centraler binnen het denken over de ontwikkeling van krijgsmachten. De Militaire Spectator (een vakblad voor officieren) van augustus 2016 begint met twee artikelen die het denken daarover een duw willen geven. Het ene gaat over een 'security ecosysteem' (een netwerk van structureel samenwerkende partners) en het andere over de organisatie van technologische vernieuwing, geschreven door Henk Geveke. Hij is algemeen directeur van TNO Defensie & Veiligheid. De militair ziet dat de technologie tot een verandering in militaire doctrines kan leiden en andersom dat door doctrines nieuwe technologie wordt ontwikkeld.

Er is sprake van een vierde industriële revolutie die de wijze van oorlogsvoering geheel zal veranderen. Dat is nodig ook volgens Geveke, want tijdens recente oorlogen is gebleken dat geavanceerde westerse legers niet gemakkelijk kunnen winnen van vastberaden guerrillastrijders voorzien van verouderde bewapening, die daarnaast evengoed kunnen beschikken over informatie, uitgeprinte wapens en google maps. Vervolgens komt de TNO-directeur met een scala aan projecten die verder uitgevoerd moeten worden door de Gouden Driehoek of triple helix (de samenwerking tussen overheid, kennisinstituten en industrie, m.n. Ook het civiele deel van die industrie, omdat de ontwikkelingen daar vaak sneller gaan dan in het militaire deel). Het overheidsbudget voor militair onderzoek moet daarvoor omhoog van 60 naar 120 miljoen euro per jaar. Niet alleen dat; er moet ook gewerkt gaan worden aan meer open vormen van innovatie, waardoor bijvoorbeeld ook toeleveranciers betrokken worden bij de ontwikkeling. De technologie gaat zo snel dat het anders niet bij te benen valt. Beide heren zoeken met een stevig beleidsadvies de openbaarheid.

De snelheid en omvang van de informatie hoeveelheden speelt ook in de visie van Schnitger een hoofdrol. De lineaire benadering van conflicten, met een binaire aanpak van conflictbeheersing, gebaseerd op kinetische capaciteiten en nationale besluitvorming van de afgelopen twee decennia, doen geen recht aan de complexe mechanismen die een rol spelen bij het ontstaan en beëindigen van conflicten en “is volledig mislukt,” zegt hij. Dure woorden leiden tot een stevige conclusie. Maar niet getreurd er is een nieuwe aanpak nodig die gestoeld is op informatie die besluitvormingsdominantie gaat opleveren om de grote uitdagingen van onze tijd (klimaat, armoede en gezondheid) gezamenlijk het hoofd te bieden. Niemand beter uitgerust dan de Krijgsmacht en dan vooral de luchtmacht om dat te doen, vindt deze hoogste luchtmachtofficier. In de toekomst zullen grote aantallen kleinere wapensystemen nodig zijn die snel van ontwerpfase naar inzetbaarheid evalueren.

Maar niet alleen dat. “We zijn allemaal medeverantwoordelijk voor onze collectieve veiligheid en het is tijd dat we die bal gezamenlijk oppakken. (…)” Stel je eens voor “wat we kunnen bereiken als één op de duizend aardbewoners, pakweg zeven miljoen mensen dus, hun energie in gaan zetten voor vrede, veiligheid en vrijheid. Zonder onderdeel te zijn van de formele organisatie, maar gewoon omdat ze het belangrijk vinden.” Het betrekken van mensen kan de weerbaarheid van de samenleving enorm versterken, voegt Schnitger ten overvloede toe. Een Amerikaanse militair hoorde ik al eerder bepleiten dat militairen zich zouden moeten roeren in de civiele sociale netwerken en zo vervaagt de norm tussen militair en burger steeds meer. Volgens de generaal zal Defensie in de toekomst geen op zichzelf staande organisatie meer zijn, maar een onderdeel van een ecosysteem. Wordt het leger dan civieler of militariseert de samenleving?

De conclusie van de beide heren is dat het 'militair ecosysteem' en de revolutie op militair gebied moeten leiden tot een verdere vervlechting van de krijgsmacht met industrie en (semi-)private kennisinstituten, en sterker nog dat de burger steeds meer als een legosteentje moet worden ingebouwd om de informatiepositie van de krijgsmacht te versterken. Alleen met militairen redden we het niet meer, daarom worden liefst alle burgers ingelijfd.

Zie ik spoken? Als antimilitarist ben ik voorstander van een leger in de kazerne dat doet wat de bevolking wil. En zeker geen voorstander van een alom gemilitariseerde maatschappij. Ik zie soms nuttige bijdragen van de krijgsmacht, maar ook een functie om de samenleving rustig te houden, bevolkingsgroepen (vluchtelingen!) te controleren en belangen van B.V. Nederland elders in de wereld te verdedigen. Deze taken zijn lang niet altijd in het belang van alle burgers. Bovendien betwijfel ik hartgrondig of het leger wel de geëigende organisatie is om problemen in de gezondheidszorg, klimaat en armoede aan te pakken. Verhogen van militaire onderzoeksbudgetten en een nieuwe lichting wapens gaan juist ten koste van die mooie doelen.

Eerder schreef ik over nieuwe technologie: De mens en mot als wapen

maandag 22 augustus 2016

Oorlog zonder grenzen

Met de koloniale opdeling van het Midden-Oosten en Noord-Afrika, energiehonger, steun aan autoritaire regimes, wapenleveranties en militaire interventies oogst het Westen haar eigen onveiligheid op straat. Volgens Ludo De Brabander moet het geweer terug in de kast.
    
door Martin Broek

Oorlog zonder grenzen van de Vlaamse vredesactivist Ludo De Brabander begint persoonlijker dan ik van de auteur had verwacht. ‘Een jonge vrouw die op een mooie zondagse lentedag naast mij liep op de parade van Hart boven Hard, een vrouw die opkwam voor warmte, solidariteit en vrede, is in kritieke toestand opgenomen in een Brussels ziekenhuis’, schrijft hij, ‘cijfers worden mensen.’ Het voorval vond plaats tijdens de terroristische aanslagen van maart 2016 in Brussel.

Bij het lezen van dit boek strijden verschillende gevoelens om voorrang. Het is bewondering voor de krachtige stellingnames en vergelijkingen die De Brabander hanteert en voor de goed gekozen duidelijke feiten die zijn verhaal onderbouwen. Het is tegelijkertijd verdriet om de schijnbare uitzichtloosheid van het leed in oorlogsgebieden en hun buurlanden, en verdriet om de vluchtelingen en afschuw van de militaire en repressieve aanpak die nu al een kwart eeuw faalt en toch dominant blijft.

Het boek scherpt de geest omtrent belangwekkende vragen als: wat drijft mensen om willekeurig onschuldige slachtoffers te maken, om te doden en te vernietigen; welke blinde woede, fanatisme, frustraties gaan hier achter schuil? De Brabander laat als eerste de Amerikaanse filosoof Noam Chomsky een antwoord geven. Die noemt als hoofdreden de interventie in Irak, de Saoedische vorm van de islam, het wahabisme, en het bombarderen van IS. Daarmee is de toon van het boek gezet.

Oorzaken terrorisme

Gewoonlijk wordt de vraag naar het waarom van het hedendaags terrorisme (bij ons) op drie manieren beantwoord. Een deel van de analytici benoemt de islam als oorzaak en reden. Het geweld zit nu eenmaal ingebakken in het geloof dat zich gedraagt als ideologie. Die platvloerse, domme en polariserende ‘analyse’ kom je in dit boek niet tegen. Niet voor niets nam de schrijver deel aan de Hart boven Hard parade, een Belgisch burgerinitiatief dat streeft naar verbinding.

Een andere school wijst op achterstanden en racisme. Het islamisme, en het sporadisch volgend extremisme, is in deze visie een dunne vernislaag om het eigen leven een identiteit te geven. Dat is beangstigend en hoopgevend tegelijk. De aanslagen in Brussel werden gepleegd door jonge criminelen zonder veel uitzicht. Een gewelddadige aanslag, gemotiveerd door een wereldbeeld dat de schuld legt bij het Westen, lijkt dan een zinvol einde aan het leven te kunnen geven. De Brabander gaat niet in op deze sociale en psychologische redenen in de boezem van onze eigen samenlevingen, waar mogelijk een deel van de oplossing besloten ligt. Hij merkt alleen op dat een repressieve aanpak van dit probleem weinig zinvol is.

Nee, in Oorlog zonder grenzen wordt een derde verklaring voor het hedendaagse terrorisme gegeven en behandeld die in het teken staat van de herkomst ervan. De auteur beschrijft de eindeloze oorlog en interventies van het Westen in het Midden-Oosten vanaf begin 19e eeuw tot nu. Deze uitleg maakt veel duidelijk over de boosheid die tot terrorisme leidt. In het boek komt bijvoorbeeld een paar maal de rol van Qatar en Turkije aan bod, overheden die samen wapenleveranties aan islamisten in Syrië voor hun rekening namen.

Deze bondgenoten van het Westen gooiden olie op het vuur in een conflict waarbij honderdduizenden sneuvelen, steden tot ruïnes worden geschoten, mensen worden verjaagd van huis en haard en haat een basis krijgt. Turkse journalisten die hierover schreven zijn in het Gülen-kamp onder gebracht en tot staatsgevaarlijke sujetten bestempeld. Qatar leverde ook militaire kennis en wapens aan het ontspoorde Libië. Het vergroot – om het zacht uit te drukken – niet het vertrouwen in ‘onze’ kant van het conflict.

‘Sinds de start van de oorlog tegen de terreur in 2001 vielen er in Irak, Afghanistan en Pakistan ruim 1,3 miljoen doden’, citeert De Brabander de website Body Count dat al jaren het aantal niet-westerse doden poogt te documenteren. Als je dan ook nog in het verdomhoekje zit als moslim, met of zonder HBO-diploma in Molenbeek of Huizen, dan is de stap naar een koekje van eigen deeg niet zo groot.

Meestal blijft het bij gedachten, soms wordt het praktijk. De verschrikkelijke beelden van de bombardementen die via internet of letterlijk ons voorgeschoteld worden, kan een volgende duw in de richting van terrorisme zijn. Dit nog afgezien van de benarde situatie waarin de Palestijnen zich bevinden die een beetje geholpen worden door het Westen, maar hard en onbestraft worden aangepakt door het zwaar door het Westen gesteunde Israël. Het conflict speelt een belangrijke rol in het boek.

Winston’s Hiccup

Het Sykes-Picot akkoord, de afspraak tussen Frankrijk en Groot-Brittannië uit 1916 over de verdeling van het Midden-Oosten, is een goed begin van de zoektocht naar de oorzaken van de woede onder moslims tegen het Westen. Het akkoord bestaat al een eeuw. Islamitische Staat (IS) introduceerde de hashtag #SykesPicotOver die via Twitter een berg interessante artikelen oplevert. De willekeurigheid van de grenzen, die tot op de dag van vandaag tot problemen leiden, is stuitend. De grens van Jordanië werd naar verluid bijvoorbeeld na een copieus diner en met een door een hik veroorzaakte zigzag getrokken, de zogenoemde Winston’s Hiccup.

Tijdens het interbellum stortten Frankrijk en Groot-Brittannië zich, zonder oog voor de wensen van de lokale bevolking, op het gebied. Een bloedige Franse bezetting van Damascus die 26 jaar zal duren, is daarvan een van de vele minder fraaie voorbeelden. Daadkracht en onzorgvuldigheid telt, niet de bevolking. Dit leidt bijna vanzelfsprekend tot verzet tegen de bezetters en die houding, dat gevoel, is ook vandaag de dag nog niet verdwenen. Geschiedenis heeft een lange adem.

Het stichten van de Palestijnse staat is een onderwerp op zich en ‘zorgt al een eeuw lang voor oorlog en geweld in het Midden-Oosten.’ Dat wil zeggen, sinds de Britse Balfour-verklaring van 1917 waarin een Joods nationaal tehuis werd toegezegd. Ook hier gaat het om westerse inmenging zonder veel oog voor de lokale bevolking. De grenzen tussen Palestina en Israël zijn nog steeds inzet van een van de meest invloedrijke conflicten in de wereld.

De hoeveelheid kolonisten in de Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem is sinds de Oslo-akkoorden van 1993 opgelopen van 269.200 naar 800.000. Ook de woede daarover stuitert terug in de vorm van terrorisme in het Westen. Dat de helft van het aantal Amerikaanse veto’s in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties betrekking heeft op Israël, voedt het wantrouwen in de regio ten opzichte van Washington. Toch blijft De Brabander zakelijk als hij stelt dat de Amerikaanse politiek niet intrinsiek de steun aan Israël als reden heeft, maar stoelt op geostrategische gemaakte berekeningen door de VS.
Jordanië is, na Israël en Egypte, inmiddels het belangrijkste land voor Amerikaanse militaire steun. Die steun is een beloning voor het erkennen van een vredesakkoord met Israël in 1994. Tegenwoordig is Jordanië een spil in de aanvallen op Syrië en Irak. Voor die deelname moest veel druk worden uitgeoefend. De Jordaanse bevolking is niet zo geporteerd van de inmenging door de VS. Dat Jordanië ook een voorname afnemer van Nederlandse (en Belgische) wapens is, en betrokken in de oorlog tegen Jemen, wordt in het boek helaas niet vermeld.

Het is een verademing om een boek te lezen van iemand die niet meteen gaat voor de eenvoudige uitleg, maar aan buitenlandse politiek een zakelijke lading geeft. De Brabander valt ook niet voor het het olie-argument als hij schrijft over westerse drijfveren voor de politiek richting Midden-Oosten (al vergeet hij het ook niet). Hij noemt ook (geo)politiek profijt als reden. De VS legt onmiskenbaar zijn militaire bases rondom belangrijke geostrategische gebieden zoals de Perzische Golf, schrijft De Brabander.
Toch zou iets verder uitzoomen juist hier niet hebben misstaan. Dan zien we dat veel van die bases ook passen binnen de omcirkeling van China, een inzet met een veel grotere strategische betekenis voor de Amerikaanse politiek op lange termijn. En dan zien we ook dat er sprake is van controle over de oostelijke Middellandse Zee, de Rode Zee én de Perzische Golf.

Interne dynamiek

Met zijn goed onderbouwde uiteenzetting over westers wanbeleid in het Midden-Oosten legt De Brabander de oorzaak van het terrorisme vrijwel alleen bij het westerse optreden in de regio. De individuele terrorist wordt zo een creatie van de omstandigheden van buitenaf. ‘Organisaties als Al Qaida of de Islamitische Staat zijn onder meer het product van militaire interventies, wapenhandel, economische uitbuiting, steun aan autoritaire regimes, oliehonger, ja zelfs van de westerse koloniale geschiedenis die maar blijft nazinderen.’

Dat De Brabander niet ingaat op enige eigen dynamiek voelt ongemakkelijk aan. Alsof de enorme regio zonder buitenwereld niet bestaat. Dat ook regionale partijen zich kunnen misdragen en een rol spelen, komt marginaal aan bod, veelal dan ook weer in relatie met het Westen. De eerste stappen naar IS door Abu Musab al-Zarqawi worden beschreven, de man die niet alleen de bezettende macht wilde ondermijnen maar door aanslagen ook sektarisch geweld probeerde aan te wakkeren. Al-Zarqawi kwam in 2006 om het leven, maar de kiem voor IS is dan al gelegd.

Het laatste uitvoerige artikel van de in 2015 overleden Ed Hollands over het ontstaan van ISIS gaf mij meer informatie over de interne Iraakse dynamiek achter de creatie van het Kalifaat dan het boek van De Brabander. Wat ook nauwelijks besproken wordt is de rol van Rusland, met zijn eigen beleid en enorm grote wapenleveranties aan de regio.

Anderzijds is de nadruk die de auteur legt op de daden van het Westen niet geheel vreemd. Het is de omgeving waarin de schrijver actief is en waar het tij mede gekeerd kan worden. Opvallend daarbij is dan weer wel dat De Brabander de nadruk veel minder legt op West-Europa in verhouding met de VS. Het hoofdstuk over het optreden van Washington in het Midden-Oosten beslaat bijna een derde van het boek. De VS wordt neergezet als de kwade genius, een rol die ze na de Tweede Wereldoorlog heeft overgenomen van de Fransen en de Britten. Het is het land dat (militaire) interventies start en stuurt.

In die zin is de VS inderdaad een kwade genius met een machtspolitiek die weinig tot geen rekening houdt met de bevolking van landen die naar haar mening VS-belangen schenden. De Brabander draagt voor die stelling een karrenvracht onderbouwingen aan. Er valt wat te zeggen voor die nadruk: de VS is de enig overgebleven supermacht en de militaire bondgenoot van Brussel.

Maar daarmee komt België er bekaaid af. In het boek wordt kort aangestipt dat België gretig deelnam aan wapenleveranties aan Libië voordat Khadaffi uit uit de gratie viel, Frankrijk militair steunt sinds de aanslagen in Parijs van 2015, een aantal antiterrorismemaatregelen invoerde die de aanslagen van maart 2016 niet konden voorkomen en de bombardementen in beurtrol met Nederland uitbreidde van Irak naar Syrië. Maar naast Washington is alles bijzaak.

Vraagtekens

Het boek lezen met zelf geformuleerde vraagtekens kan nooit kwaad. De Brabander merkt op dat China een klein deel van de Iraakse olie heeft gekregen om de overheid stil te houden. Maar het gaat over meer dan een ‘stukje’. China neemt de helft van alle Iraakse olie af en heeft een stevige infrastructuur opgezet voor de uitbating ervan, zie bijvoorbeeld de rapportages in The New York Times en Fortune. Het kleiner maken van de invloed van anderen dan de VS is ook wel eens hinderlijk.

Het hoofdstuk over de Arabische Lente in Egypte vangt De Brabander aan met straatverkoper Mohamed Bouazi die zichzelf in brand stak. Het is bijna de standaard opening van artikelen en documentaires over de memorabele lente die veranderde in een verschroeiende zomer. Het valt me tegen dat dit ook in dit boek gebeurt, want de vonk is niet belangrijker dan het kruitvat.

Dat vat is namelijk gevuld met de weerzin onder de bevolking tegen een politiek die hen ringeloort en uitperst. Het vat is gesmeed door het jarenlang organiseren van mensenrechten-, vrouwen- en milieuorganisaties, vakbonden en (clandestiene) partijen. Die organisatie en het politiek protest komen later wel aan bod, maar het beeld van het individu dat in zijn eentje de Arabische Lente doet ontbranden, is inmiddels vaak genoeg neergezet en ontneemt het zicht op een veel groter geheel.

De achtergronden van de Egyptische revolte van 2011 worden door De Brabander mager geschetst. De rol van het kapitaal bij de val van Moebarak komt bijvoorbeeld niet aan bod, noch dat oorlog tussen veiligheidsdiensten en leger. Nu zitten er vele kanten aan de oorlog zonder grenzen dat er altijd wel iets ontbreekt. En De Brabander heeft een duidelijke focus, de door de Amerikanen geleide interventies komen terug in onze eigen straten. Maar ook hier gaat dat ten koste van de interne dynamiek.

Bombardementen

Veel experts delen de mening dat de bombardementen op IS in Syrië en Irak contraproductief zijn. Ook terrorisme-expert Beatrijs de Graaf beschouwt ze als zinloos en mogelijk als opmaat voor een volgende, nog gewelddadiger lichting terroristen. Noam Chomsky stelt in het begin van het boek al dat de bombardementen een van de redenen zijn voor het terrorisme.

De Brabander noemt ze de kwaal die tot remedie is verheven en geeft herhaaldelijk aan dat de hele oorlog tegen terreur een groot falen is. Hij doet dit bijvoorbeeld met de volgende cijfers: het aantal aanslagen is van 199 in 2002 toegenomen tot 13.500 in 2014. Het beleid leidt dus tot meer terreur. Het boek staat vol van dergelijke wetenswaardigheden, maar het barst er niet van uit zijn voegen.

De centrale stelling in het boek is dat de oorlog van twee kanten komt. De oorlogen in het Midden-Oosten hebben ook hier hun uitwerking. Extremisten slaan namelijk hard terug om de strijd een globaler karakter te geven. Zolang het Westen blijft huishouden in het Midden-Oosten, zolang het bommen blijft gooien en de Palestijnen blijvend worden onderdrukt en dictators gesteund, zal het geweld zich als boemerang tegen ons keren.
Maar trapt De Brabander hier niet in de val die incidenten – hoe gruwelijk ook – tot structuur verheft? Want laten we wel wezen, het aantal Europese doden door de hedendaagse terreur ligt nog altijd lager dan in de jaren ’70 en ’80 als gevolg van aanslagen door een scala aan gewelddadige organisaties. Dit schrijf ik niet om de huidige islamitische aanslagen te bagatelliseren – het zal je maar treffen – of ze met elkaar op één lijn te scharen, maar om ze in context te plaatsen en iets minder verhit te beschouwen.

Remedies voor oorlogen

Welke remedies draagt De Brabander aan om oorlogen in het Midden-Oosten en de huidige terreurgolf in het Westen tegen te gaan? Naast het beëindigen van militaire interventies komt hij met het volgende. De oorlog in Afghanistan kostte de VS 687 miljard dollar, vergelijkbaar met 34 maal het Afghaanse Bruto Binnenlands Product. Het resultaat van deze investering is dat het conflict nog steeds voort woekert. Als een deel van dit bedrag ingezet zou zijn om economische en sociale ontwikkeling te stimuleren dan was vrijwel zeker meer bereikt. De Brabander levert een pleidooi voor verschuiving van inzet van militaire middelen naar sociaaleconomische steun.

Het boek sluit af met een verklaring van vredes- en mensenrechtenorganisaties uit Europa, Noord-Afrika en het Midden-Oosten. De oplossingen die hierin zijn opgenomen: beëindiging van oorlogen, militaire bezettingen en invasies; in plaats daarvan toegewijde diplomatieke initiatieven en aanzienlijke steun aan lokale vredesbewegingen; respect voor geloofsovertuigingen en diversiteit van mensen; verbetering van de kwaliteit van het onderwijs en de toegang tot cultuur; de bevordering van een inclusief bestuur; het overwinnen van armoede; de aanpak van mondiale onrechtvaardigheid; op rechten gebaseerde bilaterale betrekkingen; volledige stopzetting van wapenhandel naar landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika.

Het is een opdracht zonder grenzen die De Brabander via deze verklaring aan ons meegeeft. Onderweg naar dat ideaalbeeld moet nog wel het een en ander georganiseerd worden. Hoe wordt bijvoorbeeld de wapenhandel naar de regio Midden-Oosten gestopt? Het lijkt er thans op dat enkel in Groot-Brittannië een vredesbeweging actief is om dit blijvend op de politieke agenda te zetten. Maar de militaire wapenproducenten zijn ook daar nog steeds de bovenliggende partij.

Het boek levert veel diagnose en advies op hoofdlijnen. Al eerder haalde De Brabander het Actieplan ter Preventie van Gewelddadig Extremisme van de Verenigde Naties aan. Dit 22 pagina’s tellende VN-voorstel bevat wel gedetailleerde aanbevelingen, van veiligheid in gevangenissen tot aan een volwassen genderbeleid. Niettemin constateert de auteur dat hier weinig mee wordt gedaan en er vooral voor repressieve en militaire oplossingen wordt gekozen.

Geweren opbergen

Kern van het boek: ‘De militaire interventie politiek, het militariseren van de contraterreur, het verhogen van de oorlogsbudgetten in plaats van ontwikkelingsbudgetten en sociale investeringen zijn contraproductief gebleken. Het geweer moet niet van schouder veranderen, maar in de kast opgeborgen worden. Er moet ingezet worden op het vermijden van terreur door de grondoorzaken aan te pakken, met een veiligheidspolitiek die er echt een is. In ieders belang. Want zo kunnen we de terugslag in de vorm van terreur beter indammen. Zo kunnen we het ondermijnend karakter voor onze rechtstaat en bijbehorende vrijheden beter tegengaan.’

De manier waarop vluchtelingenstromen worden beheerst en gekeerd, de eindeloze stroom wapens naar het Midden-Oosten en Noord-Afrika, de steun aan autoritaire regimes, de onderdrukking van onwelgevallige stromingen. Het gaat allemaal door en in die zin belooft het boek zijn titel helaas waar te maken. Toch ziet De Brabander wel lichtpuntjes. Het conflict in Syrië zal uiteindelijk aan de onderhandelingstafel beslecht worden. Hij adviseert dan ook om de zuurstof voor de oorlog af te snijden: geen wapens, geen economische samenwerking en geen financiering.


titel  Oorlog zonder grenzen
auteur  Ludo De Brabander
uitgave  paperback (12,5 x 20 cm), 272 pagina’s
uitgeverij  EPO, 2016
isbn  9789462670716
prijs  € 22.50