Britse banden met
Saoedi-Arabië en de andere Golfmonarchieën staan als nooit tevoren
in de schijnwerpers. David Wearing toont de nauwe economische
relaties aan tussen Groot-Brittannië en de Golfregio, waarmee brute
dictaturen worden gesteund.
door Martin Broek
Pakistan en de
Verenigde Arabische Emiraten (VAE) besloten begin 2019 hun banden te
verstevigen op voor de hand liggende gebieden als olie en gas, maar
ook veiligheid en defensie. De Pakistaanse premier bedankte de
kroonprins van de Emiraten voor de gulle bijdrage van 3 miljard
dollar die dient om de Pakistaanse betalingsbalans in evenwicht te
brengen.
Petrodollars hebben
een onmisbare functie voor landen waarin de economie niet
functioneert en kopen ermee invloed in landen die ze gebruiken om die
economie te smeren. En dat niet alleen in het Zuiden: de bijdragen
uit de Golf zijn ook van wezenlijk belang voor de economie van
Groot-Brittannië.
David Wearing
promoveerde in 2017 op een onderzoek naar de relaties van
Groot-Brittannië met de koninkrijken in de Golf. Eind vorig jaar
verscheen hierover het boek AngloArabia voor het grotere
publiek. De bedoeling van het onderzoek is om ver onder de
oppervlakte te zoeken naar de structuren van de relaties tussen
Groot-Brittannië en de Gulf Cooperation Council (GCC) landen en naar
het samenwerkingsverband tussen de koninkrijken in de Golf. 'De
GCC-regio is voor het Britse kapitalistische systeem minstens zo
belangrijk als de leidende economieën uit het zuiden van China en
India', stelt Wearing.
Campaign Against
Arms Trade
De schrijver is niet
alleen wetenschapper die aan de Universiteit van Londen onder andere
Internationale Relaties en politieke economie van het Midden-Oosten
doceert, maar ook voorzitter van het bestuur van de Britse
vredesorganisatie Campaign Against Arms Trade (CAAT). Dat laatste
verklapt hij pas aan het eind van zijn boek. Hij voorkomt zo – al
dan niet bedoeld – dat het boek, dat tijdens zijn promotie de toets
der wetenschap wist te doorstaan, als een product van een activist
wordt gelezen.
Wearing is wél
duidelijk over zijn betrokken rol als hij stelt dat de dramatische
situatie in Jemen aantoont dat er 'een dringende noodzaak is dat
wetenschappers, journalisten en het publiek meer aandacht moeten
hebben voor de relaties tussen Groot-Brittannië en de GCC-landen.'
Het boek laat zien
dat de petrodollars niet alleen terugvloeien naar het Westen om er
hier wapens van te kopen die in de Golfregio ingezet worden om de
mensenrechten te schenden, Jemen te bestoken en een materieel
overwicht te krijgen ten opzichte van Iran (een punt dat overigens
nauwelijks aan de orde komt), maar tevens een breed spectrum aan
functies voor de Britse economie heeft.
Bovendien zijn de
relaties niet alleen commercieel van aard. Ze hebben een wezenlijke
functie binnen het Britse kapitalistische economische systeem. Binnen
die brede kijk vallen ook de militaire en wapenexportaspecten. Deze
spelen een voorname rol in zijn analyse wat het boek ook zo bijzonder
maakt. Het komt weinig voor dat in economische analyses aandacht
wordt geschonken aan bewapening en in beschrijvingen van militaire
relaties en wapenhandel wordt zelden over de bredere structuren van
politieke en economische verbanden geschreven.
Banden
'Wij kennen een
samenleving gebaseerd op waarden. Zij hebben een samenleving
gebaseerd op waarden. Het is een ander pakket aan waarden', zegt
Sir Simon Mayall, een voormalig Midden-Oosten adviseur van het Britse
Ministerie van Defensie. Wearing stelt als reactie op dergelijke
visies vragen zoals hoe we kijken naar de normen en waarden van
mensen in de Golfregio. Zien wij de autoritaire bestuursvorm als een
cultureel gegeven, of proberen we er verklaringen voor te zoeken,
waarbij een deel van het antwoord ligt in (post)koloniaal optreden om
het eigenbelang te dienen?
Voor een Brit is het
niet moeilijk om de historische band aan te tonen. Britse koloniale
invloed en belangen staan immers aan de basis van de Golf
monarchieën. Het is onmogelijk om te bepalen hoe de regio er uit zou
hebben gezien zonder die invloed, maar de huidige status benaderen
vanuit een cultureel perspectief miskent de bepalende rol die
Groot-Brittannië (veelal aan de zijde en sinds de Suez-crisis in
1956 onder hoede van de VS) heeft gespeeld om democratische tendensen
te smoren en autoritaire regimes te ondersteunen. Saoedi-Arabië is
het product van interne strijd, maar wel vanaf het begin tot nu toe
met Britse (lucht)steun.
De schrijver haalt
hier Edward Said aan die zich keerde tegen de oriëntaalse typering
die diende als onderdrukkingsmechanisme. De bevolking van de regio
heeft immers, net als de bevolking van andere regio's,
meningsverschillen gekend over hoe de maatschappij georganiseerd
moest worden, inclusief aandacht voor mensenrechten en democratie.
Door op cultuur te fixeren is de kans groot dat je de onderliggende
structuren mist. De islam en zijn stromingen worden al snel als
verklaring opgevoerd, en oppositie tegen zittende heersers in de Golf
teruggebracht tot een islamitische stromingenstrijd.
Het conflict in
Bahrein is bijvoorbeeld begonnen om politieke en mensenrechten voor
alle inwoners. Later werd dit teruggebracht tot een conflict tussen
de aan de macht zijnde Soeni-minderheid en de onderdrukte
Shia-meerderheid. Met een dergelijke reactie doe je geen recht aan de
terechte wens om gehoord en vertegenwoordigd te zijn, welke in de
geschiedenis van de regio regelmatig te horen was, maar telkenmale de
kous op de kop kreeg met steun vanuit het Westen om belangen in de
regio te verdedigen. Met de lokale onderdrukking doen de Saoedisch
ook ons vieze werk. Zo zet Wearing het wederzijdse nut neer voor
zowel de plaatselijke als westerse elite van de repressie in Bahrein.
Olie als
machtsfactor
Het
zal niemand verbazen dat olie en gas in de Golfregio het
scharnierpunt zijn voor de wederzijdse relaties. Allereerst aangezien
de economieën wereldwijd op deze fossiele brandstoffen draaien en
belang hebben bij een constante toevoer tegen een stabiele prijs. Met
29,3 procent (en met Iran en Irak zelfs 47 procent) van de bewezen
wereldwijde reserves is het belang van de GCC-landen aanzienlijk. Dat
de Golfstaten deze stabiliserende rol ook willen spelen, bleek
bijvoorbeeld in 2011 toen Saoedi-Arabië de door de oorlog in Libië
weggevallen olieproductie compenseerde.
Het
draait bij de controle niet uitsluitend om de toevoer naar de eigen
Britse economie (Groot-Brittannië is maar voor
een
zeer klein deel afhankelijk van olie en aardgas uit de Golf),
de controle op de brandstofstroom naar andere regio's geeft eveneens
macht. China is bijvoorbeeld een belangrijk gebruiker van olie (51
procent) uit de gehele Golfregio en alleen Qatar al is goed voor een
derde van de aardgasimporten vanuit Peking.
Azië
importeert met ruim twee derde het leeuwendeel van de Saoedische
olie-export, een vijfde gaat naar de Verenigde Staten en een tiende
naar Europa. Controle betekent dus invloed op de opkomende markten in
Azië. In tijden van oorlog en crisis wordt het behoud van deze
controle nog belangrijker. Tijdens beide wereldoorlogen in de vorige
eeuw speelde de toegang tot oliebronnen in het Midden-Oosten een
doorslaggevende rol.
De
beheersing van de oliestromen is ook voor de 'wereldorde' van groot
belang. Londen levert als steun en toeverlaat van Washington hierbij
een rol. Na 1956 is de controle van de regio langzaamaan overgegaan
van Britse in Amerikaanse handen, maar alleen al door hun historische
en koloniale verleden in de regio speelt Groot-Brittannië nog een
rol. Wearing haalt Doug Stokes en Sam Raphael aan, auteurs van het
boek Global Energy Security and American
Hegemony
'Naast
het garanderen van de toegang tot brandstof dient het garanderen van
een stabiele toevoer van brandstoffen uit de Golf ook de
internationale kapitalistische belangen. Washington plaatst zichzelf
in de positie van een immens 'structureel machtsmodel'. Door te
opereren als de ultieme verdediger van de energie toevoer, wordt de
positie van de Verenigde Staten als hegemoniale macht binnen het
internationale systeem herbevestigd, waarbij potentiële rivalen
worden gedwongen (of het er soms mee eens zijn) afhankelijk van
Amerikaanse macht.'
Dat een potentiële
supermacht als China zich hier niet bij neer zal leggen, laat zich
raden.
Aan
de andere kant van de medaille hebben de GCC-landen baat bij de
militaire steun die ze krijgen van de Verenigde Staten,
Groot-Brittannië en Frankrijk voor het controleren van de bevolking
en het beheersen van externe bedreigingen door militaire steun en
wapenverkopen. Die steun is nodig, want veel van de koninkrijken in
de Golfregio kunnen niet rekenen op steun van de meerderheid van de
bevolking. Ook bij deze militaire en repressieve steun heeft
Groot-Brittannië een direct belang. Door de wapenverkopen kan Londen
de militair-industriële capaciteit behouden noodzakelijk voor
machtsontplooiing op wereldwijde schaal (al speelt het land hier
tweede viool net als Rusland, Frankrijk en, voorlopig nog, China.)
De
prijsstijgingen in de jaren '70 hebben overigens tot meer
investeringen in de winning van olie uit de Noordzee geleid, waarmee
de afhankelijkheid van olie voor de Golfregio in Groot-Brittannië
afnam en het land de vijfde olieproducent in de wereld werd. Die
hogere kosten en opbrengsten hebben tot een derde reden geleid waarom
olie en gas van belang zijn en dat is dat de revenuen van de
olieproductie terugvloeien en op verschillende manieren worden
gerecyceld.
Dat
hergebruik varieert van investeringen in de Londense City, vastgoed,
tot aan de inkomsten door wapenaankopen. Petrodollars zorgen dat de
Britse betalingsbalans nog enigszins in evenwicht en het pond
overeind blijft. Deze economische relaties vormen de kern van
AngloArabia. Deze kapitaalinjecties leiden ertoe dat vanuit
Groot-Brittannië elders in de wereld geïnvesteerd kan worden, met
grotere winstmarges dan op de thuismarkt.
Shell
Controle
op de Golflanden is ook domweg van belang omdat de Britse
oliemaatschappij BP en het Nederlands/Britse Shell er olie en gas
winnen, en dat in toenemende mate. Met Shell, het grootste bedrijf
van Groot-Brittannië, hebben we het ook over Nederland. Wearing
schrijft dat bij iedere referentie aan Shell moet worden gelezen dat
Royal Dutch Shell weliswaar is geregistreerd in Engeland en Wales,
maar haar hoofdkwartier heeft in Den Haag en het dus niet alleen over
een Brits bedrijf gaat.
Wat
dit verder te betekenen heeft, daar laat hij zich niet verder over
uit als hij schrijft over het bedrijf met directe invloed in het
Departement voor Handel en Industrie. Nederland ontbreekt zelfs
geheel in de index. Ook in Nederland is het belang van het bedrijf
van nationaal belang waar de overheid
direct
steun aan geeft, zoals William de Bruijn, Tijl van Huijkelom en Marcel Metze
beschreven in de
Groene
Amsterdammer.
Die
invloed op Westminster leidt er overigens niet toe dat de Britse
overheid willoos naar de pijpen van Shell danst. Het olieconcern was
tegen een militaire invasie in Irak omdat het de destabilisering van
de regio vreesde. Maar toen de interventie er uiteindelijk kwam, had
de directie van Shell er niets op tegen dat Groot-Brittannië bij de
interveniërende partij hoorde. Meedoen betekende immers invloed in
een olierijk land.
Dat
de winsten voor de Britse oliereuzen in Irak niet zo hoog reikten als
aanvankelijk werd verwacht, maar ook niet betekenisloos waren, doet
Wearing in detail uit de doeken. Zoals hij ook overzichtelijk
stilstaat bij de positie van Groot-Brittannië en de afgesloten
contracten van zijn oliereuzen met alle Golfstaten.
Financieringseconomie
Het
financiële centrum van Londen, de City, speelt een centrale rol in
de Britse economie. Rond de eeuwwisseling beheerde het een vijfde van
de wereldwijde financiële vorderingen en verplichtingen. Die omvang
heeft het ten dele te danken aan de koninkrijken uit de Golf. De
rijke olielanden hebben de mogelijkheid om elders te investeren en
Groot-Brittannië is daarbij een voorname en zelfs groeiende markt.
Investeringen uit de Golf zijn zelfs groter dan die vanuit
Groot-Brittannië in het buitenland.
Onlangs
stelden Groot-Brittannië en de Golfmonarchieën dat na de Brexit de
commerciële- en economische relaties nog verder versterkt moeten
worden. Daarmee moet de Golfregio weer als reddingsboei dienen voor
een mank lopende economie en de gewaagde keuze voor de Brexit.
Het
belang van de petrodollars voor de Britse financiële instellingen
wordt in het boek op vele manieren aangetoond. Een sprekend voorbeeld
is dat investeerders uit de Golf er in 2008 voor zorgden dat de
Barclays-bank geen staatsreddingsinterventie bekleed met voorwaarden
hoefde aan te gaan, maar met privaatkapitaal kon voldoen aan de
voorwaarden met betrekking tot financiële reserves.
Het
Britse bankwezen is internationaal gezien belangrijk. De schrijver
meldt dat in 2012 van de tien grootste banken er vier in de VS en
drie in in Groot-Brittannië zetelden. Gegevens over 2017 laten
overigens zien dat vier van de grootste tien zetelen in China, twee
in de VS, twee in Frankrijk, een in Japan en nog maar één in
Groot-Brittannië. Deze Britse HBSC-bank is nummer vijf op
de lijst, na Chinese banken die de top vier opeisen.
Wearing
noemt deze recente gegevens niet, maar staat wel stil bij de
HBSC-bank. Deze is van groot belang voor de Golf-elite, zowel om
investeringen in Groot-Brittannië te stroomlijnen als voor het
onderbrengen van privékapitaal. Zo'n 3.636 rijken uit de Golf
stalden meer dan 11 miljard Amerikaanse dollars bij de HBSC Private
Bank (een Zwitserse dochter van HBSC), aldus een publicatie van
Investigative
Journalists die voortkwam uit gelekte documenten.
Wapens
De olie-inkomsten
zorgen voor koopkracht in de Golfregio. Dat koopgedrag wordt
versterkt doordat andere dan olieproductie gerelateerde industrie in
de landen van het Arabische schiereiland nauwelijks bestaat en
goederen en diensten om die reden wel ingekocht moeten worden. Londen
speelt daar graag op in.
Britse export naar
de Golfregio is met zo'n 14 miljard dollar per jaar vergelijkbaar met
die naar India en China tezamen en ontwikkelt dan ook een overschot
op de handelsbalans met de Golflanden. Dat komt ook doordat het
vanwege de winning van Noordzeeolie nauwelijks olie hoeft te kopen.
Die positieve betalingsbalans is weer van belang voor het pond.
De koninkrijken in
de Golfregio hebben ondanks hun rijkdom nauwelijks een eigen
wapenindustrie en wapentuig moet dan ook van elders komen. Die wapens
kunnen intern en extern ingezet worden, maar de koninkrijken knopen
door de aankopen ook een militaire en politieke band met de
leverancier. Dat zijn niet in de eerste plaats de wapenproducenten,
maar vooral de overheden die de vergunningen moeten verstrekken.
Bij grootschalige
wapenhandel zijn de politieke aspecten van de transacties
belangrijker dan de financiële. Een land dat wapens levert aan een
ander land, zal geneigd zijn misstanden te bagatelliseren of zelfs
ronduit te ontkennen. Zo is ook hier weer sprake van een wederzijds
belang.
Corruptie
De Al Yamanah
(vertaald: de duif) deal uit 1985 is misschien wel het beste
voorbeeld van die verknoopte relaties. De zaak draaide om de verkoop
van Britse tornado's, Hawk gevechts- en Zwitserse Pilatus
trainingsvliegtuigen, de levering van munitie, alsmede de aanleg van
infrastructuur en onderhoud. De deal werd betaald in olie, een
kwestie die werd afgehandeld door BP en Shell die
600.000
(in het boek per abuis 500) vaten per dag ontvingen. De opbrengsten
gingen naar het Britse Ministerie van Defensie dat op haar beurt
British Aerospace voor de geleverde wapens betaalde.
De Al Yamanah deal
is vooral bekend geworden door de grootschalige fraude die er mee
gemoeid was. In het boek van Wearing staat een onthutsend openhartig
citaat uit de mond van minister van Defensie Ian Gilmour uit 2006:
'Je was in zaken inclusief het omkopen, of je kocht niet om en
deed geen zaken. Je ging of mee met de wijze van handelen van de
Saoedisch, of met wat zij wilden, of je liet de zaak aan de VS of
Frankrijk (…) Als je smeergeld betaalt aan hooggeplaatste personen
in de regering, betekent het niet veel dat dit illegaal is volgens de
Saoedische wetgeving.'
Niet alleen is het
citaat openhartig, het legt ook de verantwoordelijkheid voor het
omkopen in Riyad en verklaart de omkoper tot iemand die door de
omstandigheden werd gedwongen. De Britse overheid stopt in december
2006 met het onderzoek naar de corruptie om de relaties met
Saoedi-Arabië niet verder onder druk te zetten, met een beroep op de
gevolgen voor de Britse veiligheid. Veel van de gemelde schadelijke
effecten voor de Britse veiligheidssituatie bleken er achteraf met de
haren bijgesleept om de vergaande beslissing in Groot-Brittannië te
verkopen.
Op grond van
financiële overwegingen kunnen zelfs grote investeerders zich niet
in het besluit vinden. F&C Asset Management, een van de grootste
institutionele beleggers in Groot-Brittannië, stelt dat ze als
aandeelhouder in British Aerospace op korte termijn baat hebben bij
de stap, maar dat deze beslissing op lange termijn de de
betrouwbaarheid van de City in de waagschaal stelt.
Omvang
De drie grootste
verkopers van wapentuig aan de GCC-landen sinds het einde van de
Koude Oorlog zijn allen NAVO-landen. De Verenigde Staten is veruit de
grootste, maar wordt op ruime afstand gevolgd door Frankrijk en
Groot-Brittannië. Na weer een enorme kloof komen Rusland en
Duitsland. Nederland neemt een negende positie in volgens het Zweedse
instituut SIPRI.
Tot 1971 was
Groot-Brittannië de enige verkoper van wapens aan de kleinere
Golfstaten en liep gelijk met de VS als het om Riyad ging. Het einde
aan de koloniale verhoudingen en de verhoging van de olieprijs deden
dit veranderden. De landen hadden meer te besteden en kochten wapens
bij diverse leveranciers, waarbij de VS een steeds groter deel van de
markt in handen nam. Voor Groot-Brittannië neemt het belang van de
wapenverkopen naar de GCC-landen overigens wel toe aangezien de
handel met andere delen van de wereld afneemt. (zie figuur 5.2.)
De EU was goed voor 14 miljard van de
Britse exportvergunningen en de VS voor 10 miljard euro. Ter
vergelijking: voor een land als Duitsland ligt de voornaamste
wapenexportmarkt in de EU met 27 miljard. Voor zowel de GCC-landen en
de VS verstrekte Berlijn vergunningen ter waarde van 10 miljard euro.
Het verschil met Duitsland, een van de drie grote Europese
wapenexporteurs, geeft aan hoe belangrijk de Golfregio voor de
Britten is.
Europese
samenwerking
Wat nauwelijks aan
bod komt in het boek is dat ook grote 'Britse' wapensystemen niet
altijd helemaal Brits zijn. De Typhoon wordt elders in Europa
doorgaans de European Fighter Aircraft (EFA) genoemd. Het is een
gevechtsvliegtuig met onderdelen
uit
vier verschillende landen. De Britten zijn wel verantwoordelijk
voor de uiteindelijke export naar het Midden-Oosten, maar ze zijn
niet de enige producent.
Door die Britse rol
houden Duitsers, Italianen en Spanjaarden van Airbus en Finmeccanica
de handen schoon, maar verdienen wel fors aan de geleverde
onderdelen. De exportcijfers van de Britten gebaseerd op de export
van geassembleerde wapensystemen geven daardoor een vertekend beeld.
Van de opbrengst moeten de betalingen van de leveringen uit alle
deelnemende buitenlandse bedrijven afgetrokken worden. De order wordt
wel op het conto van Groot-Brittannië geschreven, maar Airbus en
Finmeccanica willen wel betaald worden.
De inkomsten vanuit
Saoedi Arabië zijn belangrijk voor de Britse betalingsbalans:
'Misschien wel de belangrijkste en fundamentele redenen waarom de
Golfrijkdom van belang is voor Groot-Brittannië en het Britse
kapitalisme', stelt Wearing. De auteur denkt dat dit vermoedelijk te maken heeft met
de Eurofighter Typhoon deal van 2007 en in 2014-2015 rond
wapenverkopen in het kader van de Jemenoorlog.
Ook
SIPRI
geeft als grote exporten Hawk vliegtuigen en Eurofighter/Typhoons
aan. Het draait hier dus om een product van samenwerking over de
Europese grenzen heen. Het Britse deel van de leveringen kwam ten
goede aan de economie van Groot-Brittannië. Maar je kan niet stellen
dat de hele deal daarmee ten bate van de Britse defensie-industrie
komt. Een groot deel van de Saoedische inkomsten moest immers worden
afgedragen aan de Europese partners in het project. Die leverden hun
bijdrage niet gratis.
Met andere woorden,
de leveringen waren gunstig voor de betalingsbalans met
Saoedi-Arabië, maar droegen ook bij aan de negatieve
betalingsbalansen met Duitsland, Frankrijk en andere Europese landen.
Die kwestie van plus en minnen wordt in het boek vergeten, terwijl
dit wel degelijk van groot belang voor het betoog is.
Wapenexport is
politiek
Wearing
behoort tot de zeldzame analisten die stellen dat de
wapenexportcontrole regimes vooral dienen als schaamlap om
wapenverkopen mee te legitimeren. Hij haalt gespecialiseerde
wetenschappers aan om zijn positie te staven. Professor of
International Relations and Security Studies Neil
Cooper stelde dat het in een omgeving waarin men zoveel mogelijk
wapens wil verkopen, het de slechts de lelijke eendjes, de paria's,
van de internationale gemeenschap zijn die met de regels in de hand
geen wapens mogen kopen. Dat zijn de Noord-Korea's en Iran's van deze
wereld.
Docent
International Relations Anna Stavrianakis beweert dat de Britse
regering wapens verkoopt aan landen met interne conflicten,
gesitueerd in instabiele regio's, en aan bondgenoten, zoals
NAVO-landen en landen in het Midden-Oosten. Zo speelt de Britse
wapenexport 'een belangrijke rol in het
onderhouden van het repressieve instrument van het wereldwijde
kapitalistische systeem.'
Door
de wapenverkopen laten de Britten allereerst zien dat ze vertrouwen
hebben in hun bondgenoten in de Golfregio. Daarmee zijn de
transacties vooral politiek (dat neemt niet weg dat ze voor de
wapenindustrie zeer lucratief zijn). Dat politieke karakter blijkt
ook als in 2017 Saoedi-Arabië en
Qatar met elkaar in de clinch liggen, en de Verenigde Staten besluit
om voor 12 miljard dollar F-15 straaljagers aan de Saoedische vijand
Qatar te verkopen. Hiermee laten de VS zien dat ze Saoedi-Arabië wel
als bondgenoot willen hebben, maar niet ten koste van Qatar.
Bijkomend
en zeker niet onbelangrijk voordeel is dat het Amerikaanse bedrijf
Boeing het groene licht krijgt zijn vliegtuigen te verkopen en
daarmee de kas kan spekken en de positie op de markt voor
gevechtsvliegtuigen weet te versterken. Daarmee is de zaak nog niet
afgerond. Qatar koopt ook voor 8,6 miljard pond Eurofighter/Typhoons,
om zo ook nog eens de betrekkingen met Europa en Groot-Brittannië in
het bijzonder te bevestigen. De Britse minister van Defensie zegt bij
de verkoop fijntjes dat hij hoopt dat de luchtmachten van de landen
in de Golf er goed door kunnen samenwerken. Met deze woorden wordt
het politieke karakter van de deal onderstreept.
Voor Londen is het
belangrijkste politieke voordeel van de wapenexport naar de
Golfstaten dat deze ervoor zorgt dat het kan beschikken over een door
exportinkomsten betaalbare defensie-industrie. Zouden de
wapensystemen alleen voor het eigen land geproduceerd worden, dan zou
dit onbetaalbaar zijn. Een dergelijke industrie levert niet alleen
inkomsten op, maar ook de bijbehorende kennis en technologie die
Groot-Brittannië in staat stelt een militaire rol op het
wereldtoneel te spelen.
Keuze
Het welzijn van de
Britten is niet afhankelijk van het gegeven dat Groot Brittannië een
internationale militaire macht is. 'Veel welvarende landen doen
het zonder een dergelijke status', beweert Wearing. Ook de
economie op financiële diensten richten, en zo het belang van
petrodollars vergroten, is beleid en geen natuurwet. Die keuze werd
gemaakt in de jaren '80 ten tijde van de opkomst van het
neoliberalisme.
De resulterende
Brits-Arabische relaties pakken anderzijds wel duidelijk negatief uit
voor pro-democratie dissidenten en burgers in Jemen. Aan de verkeerde
kant staan ook de activisten tegen corruptie en zij die door de focus
op de financiële sector hun baan verloren in de maakindustrie, of
gewoon te ver van de City wonen om daar een baan te kunnen hebben.
De relaties met de
Golflanden zijn niet gelijkwaardig ('asymetrisch' noemt
Wearing dit). Er bestaan wederzijdse afhankelijkheden, maar
Groot-Brittannië heeft binnen de relatie de overhand en is minder
afhankelijk van de Golf dan de Golf van Groot-Brittannië. De
GCC-landen zijn militair en economisch minder ontwikkeld en hebben
geen grootse positie in de wereld. Groot-Brittannië is zijn imperium
verloren en zal nog verder krimpen door de Brexit, maar het heeft
kernwapens, een positie binnen de VN-Veiligheidsraad, grote
multinationals en een financieel centrum met wereldstatus. Daarbij
steken de puissant rijke golfmonarchieën karig af. Voor Londen is er
daarom meer mogelijkheid te kiezen voor een ander beleid.
Het boek geeft aan
waar het belang van de Golf voor Groot-Brittannië ligt en waar er
weerstand zal zijn. Het legt ook bloot waar binnen het huidige
speelveld ruimte voor oppositie is, zoals in het geval van corruptie,
waar ook belangrijke financiële spelers in de City tegen gekant
waren. Het directe verband dat is blootgelegd tussen investeringen
uit de Golf, de fixatie op het financiële centrum in Londen, en de
wapenexporten die bedoeld waren om petrodollars te recyclen en de
band met de regio te verstevigen, is een interessante analyse.
AngloArabia
laat de verwevenheid van relaties zien en maakt duidelijk dat
activiteiten tegen wapenexporten naar de Golfregio in
Groot-Brittannië op grote weerstanden zullen stuiten van een flink
deel van de politieke, financiële en economische elite. Kort door de
bocht kan je stellen dat oliedollars aan de basis staan van de
huidige deplorabele economische toestand bij onze buren aan de
overkant van de Noordzee. De stem voor de Brexit is er mede een
gevolg van. Wearing legt het allemaal wat omzichtiger uit.
Brexit
De
Brexit komt in het boek nauwelijks aan de orde. Wearing schrijft dat
het nog te vroeg is deze te verwerken. Onlangs publiceerde
Open
Democracy
wel een stuk over de voordelige aspcecten van de Brexit voor de
wapenindustrie. Maar Wearing heeft gelijk aan de andere kant
waarschuwde Airbus met een vertrek uit het VK en meldt GKN Fokker dat
het vooralsnog het hoofdkwartier niet naar Nederland verplaatst.
Europa komt er in het boek wel bekaaid af. Ook de EU komt er bekaaid
vanaf. De Britse economie is dan misschien wel zeer sterk gericht op
de GCC-landen, maar Europa is veel belangrijker als gebied voor
bijvoorbeeld de export van goederen en diensten (40 procent van
wereldwijde exporten in 2015 t.o.v. 4 procent GCC plus Irak en
Jemen). Deskundigen zien alleen negatieve gevolgen van het uittreden
voor de Europese handelspartners, maar zeker ook voor
Groot-Brittannië zelf.
Het Financieele
Dagblad meldde onlangs dat volgens conservatieve schattingen wordt
verwacht dat
800
miljard dollar (€ 885 miljard) naar het vasteland zal
verhuizen. Wordt de Golfregio daardoor belangrijker of kiest men daar
ook eieren voor zijn geld? En wat betekent dit voor de militaire
band? Het zijn vragen die, gezien de actuele debatten, om aandacht en
eventueel antwoorden vragen.
AngloArabia roept de vraag op of ook in Frankrijk – eveneens een land met veel
banden in de Golfregio – dergelijke onderzoeken bestaan naar de
diepere verbanden tussen economie, macht en wapenexporten. Daarmee
zou kritiek op Franse wapenhandel – die tot voor kort nauwelijks
bestond – zich verdiepen. De enige Franse militaire basis buiten
Afrika bevindt zich in Aboe Dhabi
constateert
journalist Antoine Besson, die daarmee het belang van de
Golfregio voor Parijs aangeeft.
Onderzoeker bij
l’Observatoire
des armements Tony
Fortin beschrijft de militaire relaties van Frankrijk met de
Golflanden, en in het bijzonder de Verenigde Arabische Emiraten, en
constateert dat 60 procent van de Franse wapenverkopen naar de
Golfregio gaat. Ook helpt Frankrijk de Emiraten in Afrika om zodoende
aldaar de invloed van Parijs te vergroten.
Een belangrijke
conclusie van het boek is dat het voortzetten van de relatie met
Saoedi-Arabië en de Golfstaten eenvoudigweg cruciaal is voor de
Britse mogelijkheden om de status van wereldmacht te behouden, maar
voor een welvarende democratie in het Westen is het vasthouden aan
die positie nader bekeken een keuze, geen noodzaak. Ander beleid dan
samenwerking met brute dictaturen is dus mogelijk.
Geschreven voor
Ravage Webzine.
Wapenexporten
naar Gulf Cooperation Council landen, 1991-2017
|
|
Bahrein
|
Koeweit
|
Oman
|
Qatar
|
Saoedi-Arabië
|
VAE
|
Totaal
|
Totaal
|
1.287
|
7.063
|
4.596
|
4.047
|
37.517
|
22.611
|
77.121
|
VS
|
1.008
|
5.027
|
1.377
|
2.187
|
23.610
|
10.428
|
43.637
|
Frankrijk
|
38
|
412
|
519
|
808
|
2.441
|
6.494
|
10.712
|
VK
|
113
|
299
|
1760
|
139
|
7550
|
633
|
10.494
|
Rusland
|
|
459
|
|
4
|
|
1.703
|
2.166
|
Duitsland
|
2
|
37
|
27
|
460
|
453
|
422
|
1.401
|
Spanje
|
|
|
186
|
|
646
|
294
|
1.126
|
Italië
|
|
77
|
|
126
|
360
|
520
|
1.083
|
Zwitserland
|
|
85
|
49
|
118
|
639
|
123
|
1.014
|
Nederland
|
20
|
|
110
|
59
|
113
|
666
|
968
|
Turkije
|
50
|
11
|
28
|
39
|
384
|
359
|
871
|
titel AngloArabia| Why Gulf Wealth Matters to Britain
auteur David
Wearing
uitgever Polity
Press, 2018
uitgave
Paperback 240 pagina's, Engelstalig
isbn
9781509532049