Bette Dam is een 1,88 meter lange Nederlandse journaliste die in Op
zoek naar de vijand; het verhaal van een terrorist die een vriend
wilde zijn zocht naar informatie over moellah Omar, de eveneens boomlange leider van de taliban. Zoektocht kan je hier letterlijk
nemen. De tocht begon met het opschrijven van de namen van Afghanen
die in 2001 betrokken waren bij het verdrijven van de taliban. Dam
zou die mannen stuk voor stuk spreken. Zo werd ze ook op het spoor
van moellah Omar gezet. Maar haar belangrijkste vraag is of de oorlog
te vermijden was geweest.
De tocht brengt de lezer naar verre uithoeken van het land, waar
volgens gangbare normen voor veilige journalistiek de pers niet
onbeschermd moet willen komen. Ze gaat naar het huis waar Omar als
jongen woonde. Naar het erf waar hij moellah was tussen het
verdrijven van de Russen en de machtsovername door de taliban in
1996, naar de kelder waar hij uiteindelijk zijn macht overdroeg en
naar nog een ruime handvol andere plaatsen. Dam reisde al dan niet
onder de bekende blauwe boerka, en de plaatsen die ze bezocht worden
zo beeldend beschreven dat ze gaan leven. Ze is bij die tochten
afhankelijk van Afghanen. Dat was zeker in het begin niet
gemakkelijk. Dat wordt bijvoorbeeld duidelijk uit de opmerking van
Najibullah: “Je vertrouwt me nog altijd niet, hè?!”
Dat moet een ongemakkelijk moment
voor beiden zijn geweest. Hij is overigens de zoon van de Aziz, de
man die haar in 2010 in zijn boomgaard wees: “Daar
woonde moellah Omar.” Twee
jaar later zou ze het spoor gaan volgen.
Bijbels
Dam gebruikt het woord tollenaars voor de mannen die op wegen
belasting innen van passerende reizigers. Een woord met een Bijbelse
connotatie, tollenaars waren de belastinginners voor de Romeinse
bezetter in het Palestina uit de tijd van Jezus. Als ze moellah Omar
hoort spreken op een gevonden cassettebandje dan vergelijkt ze zijn
stem met de lange uithalen van een dominee van een
zwartekousengemeente.
Dat verraadt de herkomst van Bette Dam, het brave meisje, dat toen ze
voor het eerst als journaliste naar Afghanistan ging, opliep tegen
een wereld die de waarheid verdraaide. Een wereld die gezag meende te
moeten ontlenen aan voor de buitenstaander onbegrijpelijke militaire
afkortingen. Want daar begint het boek mee, met een naïeve Dam. Het
duurt niet langer dan nodig is om haar positie neer te zetten als
iemand die door feiten en ervaringen op een ander been is
gezet.
Mensen en plaatsen
Mensen en plaatsen
Het boek leest als een opfriscursus Afghanistan. Nog voordat de
oorlog tegen het terrorisme begon vielen daar al de eerste Westerse
raketten. Vanaf de jaren negentig moest je als antimilitarist
nadenken over het karakter van de taliban, de hongersnood, en de
aanwezigheid van Bin Laden in het land. Toen kort na 9/11 de oorlog
tegen het land losbarstte toonde het TV-journaal beelden van
vluchtelingen op bergkammen, maar over het algemeen was de kritiek op
de Amerikaanse aanval op het land gering. Afghanistan had dit immers
over zichzelf afgeroepen, was de overheersende mening. Ook een aantal
van mijn voorheen antimilitaristische collega's konden zich de luxe
van dit standpunt in het vredige Nederland veroorloven. Ook Dam vond
het destijds “hartverwarmend om te zien dat bijna elk land in de
wereld Amerika steunde in het verdriet en in de wens om een oorlog
tegen het terrorisme te beginnen.”
Op zoek naar de vijand lijkt over oorlog te gaan. Hoe zou het ook
anders kunnen, bij een boek over Afghanistan dat vooral de laatste
drie decennia beschrijft. Toch gaat het eigenlijk meer over mensen en
plaatsen dan over gevechten en wapens. Dat wordt bijvoorbeeld
duidelijk als Clinton in 1998 volgens de schrijfster Afghanistan
beschiet met Scud raketten, terwijl het wapen van zijn keuze het
Tomahawk kruisvluchtwapen was (zoals die destijds veel werd
gebruikt). Met de Scud zaaide Saddam Hoessein juist angst in Israël
en Saoedi-Arabië tijdens de Golfoorlog van 1990-91.
Als
Dam het over Stingers heeft dan is dat vooral om aan te tonen hoe de
VS het Afghaanse verzet tegen de Russen actief steunde en het land na
het verdrijven van Moskou weer in de steek te laten, niet om het
belang van de raket uit te werken, waarmee mogelijk
270 Russische vliegtuigen werden neergehaald.
Nederlandse militairen kom je in het boek nauwelijks tegen. Ze vraagt
zich wel af of die weten op wie ze schieten. Dam begint al snel de
andere kanten van de War on Terror te zien.
Oorlog
vermijden
Bron |
In
het boek lijkt de schrijfster op zoek naar een antwoord op de vraag
waarom een oorlog met Afghanistan niet vermeden is. Ze zet niet voor
niets de Democrate
Barbara Lee in het zonnetje, het enige Congreslid dat geen carte
blance
aan de regering-Bush gaf. Voor de vraag die Dam de lezer stelt zijn
goede redenen.
De
Afghaanse bevolking leed al sinds eind jaren negentig zwaar onder de
internationale sancties. De Afghanen leden honger, en in 2000 waren
er al 850.000 interne vluchtelingen (de gemiddelde Nederlander slaat
al bij een fractie daarvan op tilt). Barbara Lee zou met haar
kritische houding gelijk krijgen; een citaat als het volgende laat al
gauw de klote – excusez
le mot
– kant van de oorlog zien:
“In 2002 werd
onderzoek door mensenrechtenorganisaties naar deze gebeurtenissen
[het in november 2001 vermoorden van gevangenen door ze dood te
schieten met handboeien om, ze op te sluiten in containers in de
brandende zon of te bombarderen vanuit Amerikaanse
gevechtsvliegtuigen] tegengewerkt door de Amerikaanse regering.
Generaal Dostum bracht het in 2014 tot vicepresident van Afghanistan
onder president Ghani. In 2017 vertrok hij naar Turkije, na
beschuldigingen dat hij een politieke rivaal zou hebben verkracht.”
Dat gaat dan over de zogenaamde goede kant in de oorlog.
Lachen
vergaan
Je kan lachen om wat op een brullende muis leek, nl. een woedende moellah die aan de vooravond van de oorlog schreeuwde dat als de VS Afghanistan zou aanvallen, de taliban Amerika zouden verslaan, zoals Afghanen ook de de Sovjet Unie hadden verslagen. Maar het lachen is verstandige mensen al lang vergaan. Aan de oorlog is door de VS meer dan een biljoen dollar uitgeven (dat is een 1 met 12 nullen) en dat is bijna 30.000 dollar per Afghaan. We zijn 100.000 dode Afghanen en 3.500 dode westerse militairen verder. Vrede lijkt niet dichterbij en met de taliban onderhandelen is nog steeds onvermijdelijk. In de Nederlandse Tweede Kamer zijn recentelijk vragen gesteld over de misleiding rond de interventie. Het land staat er beter voor dan in 2001 toen het land nog in handen was van extremisten en terroristen stelt de Nederlandse regering eind januari 2020. Extremisten wel, maar de terroristen waren Bin Laden en zijn handlangers en die hadden niet het land in handen.
Ontrafelen
Bette Dam maakt veel werk van het ontrafelen van een aantal aannames
rondom het Afghanistan van de taliban, zoals het vermeende
anti-Westerse karakter van het regime. De taliban waren tot eind
jaren negentig vooral binnenlands gericht, stelt ze. Het was in
eerste instantie een organisatie van eenvoudige
koranschool-leerlingen – van de primitieve hujera en niet de
bekende madrassa uit buurland Pakistan (een land waarmee de
taliban sowieso veel minder banden hadden dan veelal aangenomen).
Velen van hen dachten dat de wereld plat was, laat staan dat ze een
visie hadden op de wereld buiten Afghanistan. Voor de
hujera-leerlingen was politiek bovendien onrein. Maar ze waren de
chaos beu die in de jaren na de verdrijving van de Russen heerste,
zoals bij de wegblokkades waar geld werd geïnd. Ze pakten deze
roadblocks succesvol aan, dat zagen ze gewoon als een religieuze
plicht. Het vrij maken van de wegen was niet alleen in het belang van
burgers, maar ook van handelaars, legaal en illegaal.
Het succes bleef niet onopgemerkt en een meer georganiseerde aanpak
werd gestimuleerd. De beweging kreeg steun die haar de wind in de
zeilen gaf. Ze werd zelfs vanuit Kabul voorzien van
Mig-jachtvliegtuigen (waarvan er maar nauwelijks één werkte) en Mil
Mi-8 helikopters. Door deze positieve verschuiving veranderde het
karakter van de beweging, van strenggelovig naar een beweging die het
land wilde besturen, omdat Allah hen dit opgedragen zou hebben. De
beweging zou daarmee ook midden in de Afghaanse stammenstrijd komen
te staan en zich militair organiseren. Stukje bij beetje veroverde ze
bijna het hele land.
Moellah
Omar
De beruchte moellah Omar komt uit het boek naar voren als een niet extreem gewelddadige, streng gelovige moslim die van autorijden houdt, een grappenmaker is (hij houdt onder andere van het imiteren van personen), koppig is, niet bijster geschoold en aan droomduiding doet. Omar zelf is duidelijk over zijn taak in het leven: “Ik moet alleen de sharia implementeren.”
VN-bemiddelaar Brahimi stelde over hem:
“Ik zag direct
dat dit talibanlid niet de slechtste persoon op aarde was. Achteraf
is de internationale gemeenschap volgens mij heel erg fout geweest
met het isoleren van de beweging, zeker toen ze verreweg het grootste
deel van het land had veroverd. Het was een grote fout om de taliban
direct te veroordelen om hun interpretatie van het islamitische
geloof,”
en zo vervolgde hij: “de
moellah Omar die in in 1998 en 1999 ontmoette, was zeker geen
terrorist. Hij had ook niet het brein van een terrorist. Nee, hij was
een patriot, en diepgelovig.”
Deze woorden van Brahimi vat ook het beeld dat Dam van Omar schetst
goed samen en bevat eveneens een visie op haar andere zoektocht; naar
de vraag of een oorlog te vermijden was geweest.
Maar als de communist Najibullah en voormalig president van het land door de taliban wordt vermoord dan zegt Dam dat het hier uitdrukkelijk gaat om een actie van moellah Rabbani. Dit is Omars eeuwige rivaal binnen de taliban, maar toevallig ook de man die door Omar zelf als de tweede man werd aangewezen. Een leider mag een persoonlijkheid hebben, hij staat ook aan het hoofd van een organisatie.
Maar als de communist Najibullah en voormalig president van het land door de taliban wordt vermoord dan zegt Dam dat het hier uitdrukkelijk gaat om een actie van moellah Rabbani. Dit is Omars eeuwige rivaal binnen de taliban, maar toevallig ook de man die door Omar zelf als de tweede man werd aangewezen. Een leider mag een persoonlijkheid hebben, hij staat ook aan het hoofd van een organisatie.
De verschillende visies die binnen de taliban leefden, geven wel aan
dat er ruimte voor verstandig wrikken was geweest. Politiek is het
zoeken naar mogelijkheden en oplossingen voor problemen en die waren
nog lang niet allemaal benut. Naar oorlog als uiterste middel werd
gegrepen vanwege de Amerikaanse binnenlandse politieke verhoudingen
(al onder Clinton, maar zeker onder Bush jr.).
Vrouwenrechten zijn een breekijzer als het gaat om Afghanistan. Die
waren onder de taliban, maar ook onder de voorgangers, slecht. Het
stenigen van vrouwen kwam echter nauwelijks voor, schrijft Bette Dam.
Ze herhaalt dat zelfs een paar keer om het verhaal te ontkrachten dat
dit op grote schaal door de taliban gebeurde (ze noemt een cijfer van
zes keer in de periode 1996-2001). Drugs gerelateerd geweld werd in
de schoenen van de taliban geschoven, schrijft ze. Soms ga je bijna
denken dat de taliban een stelletje lieverds waren die slechts
vrouwen binnenshuis hielden en wat armen afhakten. Maar belangrijker
dat dit typeren van de taliban in een discussie over militair
ingrijpen is dat het regime geen gevaar voor het Westen was. Tot eind
jaren negentig hoopte de taliban op steun van het Westen bij het
opbouwen van het land. In 1991 waren er 1844 scholen in het land en
in 1995 nog maar 864. Toch zou alle Westerse steun na de oorlog tegen
de Russen afnemen. In 1996 stuurde Omar een delegatie naar Duitsland
om erkenning en ontwikkelingshulp te krijgen, een houding die hij ook
ten opzichte van de VS had. Het land werd echter grotendeels in de
steek gelaten, met alle gevolgen van dien.
Bin Laden
Bin Laden
Er blijft wel een belangrijk punt staan dat in het nadeel van
Afghanistan spreekt. De taliban verschaften dé vijand van het
Westen, die zelfs uit Soedan was verdreven, Bin Laden onderdak en
wilden hem niet uitleveren. De Verenigde Staten kwamen niet met
bewijzen van zijn betrokkenheid bij terreurdaden en op een
berechtiging buiten Afghanistan, bijvoorbeeld in Qatar, wilde
Washington niet ingaan. Moellah Omar wilde op zijn beurt niet
uitleveren zonder bewijs. Hij vreesde daarmee zijn geloofwaardigheid
als islamitisch leider te verliezen en onderschatte bovendien de
Verenigde Staten. Door de botheid van de VS zette hij zijn hakken
juist in het zand.
Dam gaat omstandig in op het gegeven dat de link tussen Bin Laden en
moellah Omar zwaar werd overdreven; feitelijk wantrouwden de mannen
elkaar. Toch worden beide als twee handen op een terroristische buik
gezien. Ze haalt de 'veel gelezen
Amerikaanse auteur Bob Woodward' aan die CIA-baas Tenet
citeert: “De taliban en Al Qaida zijn hetzelfde.” De
recente brief aan de Nederlandse Tweede Kamer laat zien dat dit beeld
nog steeds heerst.
Het
boek biedt een tegenwicht voor deze retoriek, maar is minder actief
bij het aantonen dat Bin Laden wel degelijk betrokken
was bij aanslagen. “Kortom,”
schrijft
Dam “er
werden in de loop van de jaren negentig allerlei aanslagen gepleegd
door verschillende groepen en bewijs voor Bin Ladens betrokkenheid
kon niet bij al deze aanslagen worden geleverd.”
Wel bij een paar?
VS
Aan
de andere kant mis ik bij dat debunken
het ingaan op de buitenlands
politieke visie van de overheid in de VS. De oorlog begon als opmaat
van de oorlog tegen het terrorisme die de neocons
van Bush jr. op poten zetten om de
Nieuwe Amerikaanse Eeuw (PNAC)
in te luiden. Deze had als belangrijkste doelen het afmaken van de
militaire klus in Irak en de aanval op Iran. Afghanistan was de
katalysator die de oorlogswoede aan zou wakkeren, die zou leiden tot
de oorlog tegen Irak. We leven nu al bijna twee decennia met de
resultaten van die fout.
De VS wordt wel beschreven. Sterker nog, het hele onderzoek vindt eigenlijk zijn oorsprong in een ontmoeting met een Amerikaanse commando, Jason Amerine. Hij vertelt Dam dat hij tot de eerste commando's behoorde die na 9/11 actief werd in Afghanistan. Zijn acties werden beschreven in het boek The Only Thing Worth Dying For: How Eleven Green Berets Fought for a New Afghanistan, waarvoor door de auteur Eric Blehm nauwelijks met Afghanen werd gesproken. Bette Dam besluit dat ze juist meer over de Afghanen wil weten. Zo ontmoet ze ook Aziz in zijn boomgaard. De verschuiving van de aandacht is een bewuste keus voor Dam. Maar welke Amerikaanse regering op de achtergrond de poppenspeler van het verhaal is, en wat grofweg de inzet is, dat mist in het verhaal.
De VS wordt wel beschreven. Sterker nog, het hele onderzoek vindt eigenlijk zijn oorsprong in een ontmoeting met een Amerikaanse commando, Jason Amerine. Hij vertelt Dam dat hij tot de eerste commando's behoorde die na 9/11 actief werd in Afghanistan. Zijn acties werden beschreven in het boek The Only Thing Worth Dying For: How Eleven Green Berets Fought for a New Afghanistan, waarvoor door de auteur Eric Blehm nauwelijks met Afghanen werd gesproken. Bette Dam besluit dat ze juist meer over de Afghanen wil weten. Zo ontmoet ze ook Aziz in zijn boomgaard. De verschuiving van de aandacht is een bewuste keus voor Dam. Maar welke Amerikaanse regering op de achtergrond de poppenspeler van het verhaal is, en wat grofweg de inzet is, dat mist in het verhaal.
Propagandist en polemiek
Dam
schiet af en toe uit haar slof. Ze noemt Robert Fisk een journalist
die zich liet inzetten als propagandist voor Bin Laden. Dit nadat de
journalist van The Independent op verzoek van de Saoedi in 1997 een
interview in Afghanistan met hem afnam. De beschuldiging blijft in de
lucht hangen. Is het een mening van de jonge Bette Dam (die schreef
voor Libelle en Reformatorisch Dagblad) en die nog in haar hoofd
leeft? Of is het niet meer dan een boze slip
of the tongue?
Fisk schreef over dit bezoek aan Bin Laden een artikel waarin van
ophemeling of propaganda geen sprake is. Hij stelt duidelijk dat de
man nooit
gematigd zal zijn. Achteraf schreef hij dat het hem in
retrospectief spijt dat hij niet dieper had nagedacht over de
“beangstigende
metafoor van Bin Laden” over
een aanslag op terrein dat nooit een aanslag kende. Hij vertelde
eveneens dat hij tijdens een bezoek negen maanden later Bin Laden
uitdrukkelijk laat weten dat hij journalist is en dat een journalist
tot taak heeft de waarheid te vertellen.*
Ook
Dam zelf ligt wel eens onder vuur. Haar stellingname dat Nederlandse
journalisten – op een handjevol na – liever embedded met de
Nederlandse soldaten het land verkenden en niet aan wederhoor deden
bij de vijand, is niet door iedereen gewaardeerd. In het tijdschrift
van de Nederlandse Vereniging van Journalisten, Villamedia,
verschijnt daarover een polemiek. Op een artikel van Dam, waarin ze
stelt dat KRO Reporter-journalist Bart Nijpels een bewering van
Defensie ongecontroleerd overnam, reageert
hij met een aantal kanttekeningen bij het werk van de journaliste
zelf.
Uit de woordenwisseling wordt duidelijk dat zij haar verhaal teveel
aanzette en daarbij op de man en niet slechts op de bal speelde. Haar
verweer, dat het begin van haar boek gaat over haar naïeve positie,
is even mager als onbevredigend. Ook bij een dergelijke boodschap
moet je de feiten en de journalistieke integriteit van collega's
immers geen geweld aandoen. Maar het gaat om een paar zinnen in
inderdaad een inleiding, die haar eigen angsthazerij aan het begin
van zoektocht typeert. Wat volgt op deze proloog is een
onverschrokken reis door het verscheurde land.
Media
Ze
leerde bij die tochten al snel geen kogelvrijvest om te doen omdat
dit juist een gevaarlijke afstand tussen haar en gesprekspartners zou
creëren. De polemiek doet weinig af van haar stelling dat
journalistiek vanuit een pantservoertuig al snel wordt gestuurd naar
een visie met blinde vlekken.
In de proloog van haar boek verwijst ze naar het global script waarlangs de verslaggeving veelal loopt, en die stelselmatig uitmond in de conclusie: er zijn meer westerse troepen nodig. Helaas blijkt steeds opnieuw dat oorlogsverslaggeving een deel van de oorlog is, of dat nu de bedoeling van de journalist is of niet. Maar niet iedere journalist volgt hetzelfde pad om de toedracht van oorlogen wel bloot te leggen. In dit boek gebeurde het op een wijze waar zelfs een beruchte vijand als mens werd geschilderd door te laten zien waar hij leefde en hoe hij zijn positie bereikte.
In de proloog van haar boek verwijst ze naar het global script waarlangs de verslaggeving veelal loopt, en die stelselmatig uitmond in de conclusie: er zijn meer westerse troepen nodig. Helaas blijkt steeds opnieuw dat oorlogsverslaggeving een deel van de oorlog is, of dat nu de bedoeling van de journalist is of niet. Maar niet iedere journalist volgt hetzelfde pad om de toedracht van oorlogen wel bloot te leggen. In dit boek gebeurde het op een wijze waar zelfs een beruchte vijand als mens werd geschilderd door te laten zien waar hij leefde en hoe hij zijn positie bereikte.
Als Dam in 2018 uiteindelijk de plek vindt waar Omar ondergedoken
zat, heeft ze haar manuscript al bij de uitgever ingeleverd. Ze vult
het dan nog aan met die laatste informatie. Hij is vijf jaar eerder
een natuurlijke dood gestorven.
*
Robert Fisk, De Grote beschavings oolog, (Anthos: Amsterdam 2005),
zie p. 49 en 59 (2006, 4e druk).