maandag 17 augustus 2009

Martin van Creveld

Oorlogscultuur geeft een belezen indruk en straalt deskundigheid uit. Toch maakt deze vorm het ook mogelijk dat er selectief kan worden geshopt om de tegenstander te overmeesteren. Die tegenstander is vooral degene die vindt dat oorlog een verschijnsel is van de menselijke samenleving, en niet van de menselijke cultuur en biologie.

Martin van Creveld, hoogleraar aan de Hebreeuwse Universiteit van Israël, is een erudiete man met reactionaire trekjes. Hij is een van de meest gerespecteerde militaire denkers van dit moment. Van Creveld definieert het begrip oorlogscultuur in het gelijknamige boek niet, maar doelt op het samenspel tussen alle culturele uitingen waarin oorlog aan de orde komt.

Met Oorlogscultuur wil Van Crefeld aantonen dat oorlog bij mensen hoort, onderdeel van hun biologie uitmaakt. Daarom is oorlog een onvermijdelijk verschijnsel. Mensen genieten ervan en smachten er zelfs naar. We hebben een oorlogscultuur nodig om vorm en structuur te geven aan alles wat met oorlog te maken heeft.

Hoe maak je van een soldaat een soldaat, van een leger een leger, een samenleving zo dat het de soldaten steunt. Oorlogscultuur zorgt ervoor dat de boel niet uit de hand loopt, maar ook 'dat mannen bereid zijn en er zelfs naar verlangen om de dood onder ogen te zien.' Dat is het boek in een notendop.

Walgelijk

Je kan het moeilijk met Van Creveld oneens zijn als hij zegt dat de oorlogscultuur niet genegeerd kan worden. Antimilitarist en militarist zullen het daar over eens zijn. Van Creveld doet de eerste tekort als hij zegt dat zij zich afwenden en hun oren dicht stoppen voor militaristische uitingen.

Antimilitaristen zijn nét mensen en zij weten dat het begrijpen van je tegenstander belangrijk is bij de bestrijding ervan. Anders had ik dit boek ook al lang weggelegd. Antimilitaristen richtten in het verleden hun pijlen juist op de oorlogscultuur. Zij schilderden tanks roze, protesteerden tegen de Taptoe, schreven boeken over de mannelijkheidcultus etc etc.

Om gelijk maar met de deur in huis te vallen; ik vind het een walgelijk boek. Het is geschreven door een man, voor mannen. Gelukkig kunnen ook walgelijke boeken wel interessante aspecten bevatten. Oorlogscultuur is zelfs leerzaam. Naast de propagandistische inslag bevat het een schat aan wetenswaardigheden en feiten (met index makkelijk terug te vinden).

Bijvoorbeeld dat schilder Pieter Breughel in de 'Kindermoord te Bethlehem' eigentijdse militaire uniformen gebruikt, terwijl bekend was hoe de soldaten er in de tijd van Herodus bijliepen. Een fout die in die tijd wel vaker voorkwam. Het is jammer dat Van Crefeld dan gelijk een verklaring uit de hoge hoed tovert: 'Misschien dachten hij en sommige van zijn collega's dat hun werk onverkoopbaar was indien ze zulke vreselijke scènes niet in een moderne context plaatsten.'

Misschien was het niet de oorlog, maar het bijbelse tafereel, de herkenbaarheid of de combinatie die goed verkocht. De jacht, de liefde, de rijkdom, narcisme, de oudheid, eten en drinken; er waren destijds veel meer thema's die de kunst bestreek dan alleen oorlog. Van Creveld lijkt op een paard met oogkleppen, die al het andere dan oorlog buitensluit. Hij grijpt daarbij ook nogal eens naar verklaringen uit het ongerijmde.

Aanval

Alles wordt aangegrepen om de stelling te verdedigen dat oorlog centraal staat in de menselijke beschaving en cultuur. Als de dichter Wilfried Owen zegt dat de Eerste Wereldoorlog de meest intense periode is geweest die hij heeft meegemaakt, dan schaart Van Creveld zelfs zijn Dulce et Decorum est onder de oorlogscultuur. Als Rubens een anti-oorlogswerk schildert dan weet Van Creveld ook hier een draai aan te geven. Als Arnold Schwartzenegger een Hummer koopt dan is het summum van de oorlogscultuur bereikt.

De extase die oorlog oproept en die lijkt op het gedrag dat drugs oproepen, is niet wat soldaten in staat stelt vreselijke spanningen en angsten aan te kunnen – pas later treedt de posttraumatische stressstoornis op -, maar maakt vechten in oorlog gelijk aan seks, aldus Van Creveld. Zo hangt hij wel vaker de amateur-psycholoog uit, terwijl hij toch historicus is: 'wraak is van alle menselijke gevoelens de sterkste en minst controleerbare', zegt hij ook nog. Je kan met evenveel recht liefde of verdriet noemen, waaraan mensen zelfs sterven.

Naast een beschrijving van de oorlogscultuur is het boek een aanval op iedereen die meent dat de mens het zonder oorlog kan stellen: de weekhartigen, de feministen, de warhoofden, en de futloze mannen. Ze krijgen onder uit de zak. Hier laat Van Creveld zich zien als een nare conservatieve mopperkont die onder andere de vrouwen met de rok omhoog de soldaten laat verwelkomen na een oorlog.

De vrouw neemt geen serieuze plaats in in zijn overwegingen: 'Voor handhaving van de oorlogscultuur is het net zo funest wanneer er te veel vrouwen in het militaire apparaat worden opgenomen die hun aandeel in die cultuur trachten op te eisen, als wanneer vrouwen er niets mee te maken willen hebben en zich afwenden.'

Voor antimilitaristen is dit een niet te missen advies om naast de militaire ontwikkelingen ook stil te staan bij de feministische visies op het leger. Staatssecretaris van Defensie Jack de Vries kan Van Creveld beter zover mogelijk weghouden van kazernes en militaire instellingen als het hem ernst is meer vrouwen in het Nederlandse leger op te nemen. Goed voor mijn humeur is wel dat ook de neocons bespot worden.

Israëliër

Van oorsprong is Van Creveld Nederlander, maar hij is Israëlisch staatsburger. Een niet onbelangrijk detail in een boek over oorlog en oorlogscultuur. Israël komt regelmatig terug in het boek. De strijd van de joden tegen de Engelsen in Palestina was bijvoorbeeld het signaal voor wereldwijde opstanden tegen kolonisatoren, schrijft hij. Er zijn massa's mensen die daar anders over denken.

Het verlies van de oorlog in Libanon lijkt een belangrijke aanleiding voor het schrijven van dit boek. Even dacht ik dat het hoofdstuk 'Mannen zonder pit' over mensen zoals ik zou gaan. Over mensen die oorlog zoveel mogelijk willen vermijden en de hoeveelheid wapens willen zien te verminderen.

Maar nee, het gaat over de joodse man. Hij schrijft over joden uit de geschiedenis als bange mensen die zelfs toen hun emancipatie een feit was nog niet durfden te ademen en te gaan en staan waar ze wilden, omdat ze nooit aan de strijd deel genomen hadden. Als een niet-jood dit zou schrijven, zou ik boos worden en nu eigenlijk ook.

Hij trekt deze redenering niet door, maar slaat een niet onbelangrijk stuk geschiedenis over, de jaren '29-'45. Vervolgens wordt de voorgaande eeuwenlange geschiedenis wel weer gebruikt als zweep over joodse ruggen om ze tot een meer martiale instelling te bewegen. Een moeilijke taak, want: 'Zij bleven bijna allemaal stadsbewoners en waren behept met alle kwalen van die bevolkingsgroep.'

Welke kwalen dat zijn, schrijft hij niet, maar het laat zich raden. 'De joodse, zionistische en Israëlische ervaringen verschaffen ons daarom een duidelijke les. Zij laten zien wat er kan gebeuren met een volk dat om de een of andere reden het contact met zijn oorlogscultuur heeft verloren.' Laten de meeste mensen in de wereld daar nu een beetje anders over denken. Lees de kranten van januari 2009 er maar op na.

Baksteen

Oorlogscultuur is een moeilijk boek om te bespreken. De hele wereld van Papoea tot Washington D.C., in alle tijden - van oermens tot vorig jaar -, en vanuit alle disciplines wordt in de strijd geworpen. 'Het is een boek over de menselijke samenleving. Het gaat eigenlijk over de vraag wat is een mens', zei hij onlangs in een interview.

Een dergelijk boek geeft een belezen indruk en straalt deskundigheid uit. Toch maakt deze vorm het ook mogelijk dat er selectief kan worden geshopt om de tegenstander te overmeesteren. Die tegenstander is vooral degene die vindt dat oorlog een verschijnsel is van de menselijke samenleving, en niet van de menselijke cultuur en biologie.

Alle stellingen, aannames en logica opsporen die mank gaan in het boek is een ondoenlijke zaak; dat is vermoedelijk meer werk dan het schrijven van deze baksteen zelf. Toevallig beschrijft hij een van mijn lievelingsschilderijen waarop Mars zich los rukt uit de armen van Venus. Rubens was een hippie en geen oorlogshitser en de uitleg van dit schilderij is meestal tegenovergesteld: Mars wordt juist ontwapend door Venus.

Op internet zocht ik naar informatie over de operatie die volgens Van Creveld tussen 1648 en 1941 het dichtst bij genocide kwam, de acties van de Franse troepen in Vendée, Bretagne. Dit is wat ik vond: 'Of the Vendeans, Secher writes that 'At least 117,257 people disappeared between 1792 and 1802', that more than 14 percent of the Vendeans were exterminated.'

Dat is veel en dat is goor. Maar waarom niet de genocide op de Armeniërs als voorbeeld genomen, of de moorden in Namibië begin vorige eeuw door Duitsland? Een derde van de Oost-Timorezen verloor het leven een paar decennia geleden. Waarom dat niet genoemd?

Van Creveld's keuze lijkt willekeurig, maar is het niet. Het is ten eerste lang geleden gebeurd, meer dan twee eeuwen. Het stof van de geschiedenis dempt het explosieve van het woord genocide. Bovendien worden de troepen uit het land van die verfoeide verlichting te grazen genomen, zelfs kort na de revolutie van 1789.

Kreeg ik er subsidie voor dan zou ik wekenlang iedere dag vijf van die ongerijmdheden en propagandistische bijbedoelingen ervan kunnen vinden in Oorlogscultuur. Daarvan ben ik zeker. Maar wie zou zo'n subsidie geven? Laat staan dat het werk vervolgens ook nog eens verspreid wordt. Van Creveld weet dat en maakt er gebruik van.

Nutteloos

Soms moet ik lang nadenken waarom Van Creveld iets opschrijft. Omstandig gaat hij in op het gegeven dat allerlei riten en ceremonies de oorlog vooraf gaan. Machiavelli verklaarde dit vanuit het oogpunt van het verhogen van het moreel, het vermijden van gezichtsverlies of om de schuld af te wentelen. Fout, beweert Van Creveld: 'Mannen, en vooral mannen die geconfronteerd worden met zwaarwegende beslissingen waar hun leven van af hangt, hebben geruststelling nodig en dat gebeurde door ceremonieel en ritueel.'

Bush, Balkende, Obama, Peter van Uhm etc. doen dit alles niet om het kanonnenvlees rijp te maken voor inzet, ze geloven zelf ook in deze poppenkast. Want oorlogscultuur is geen middel tot een doel, maar een doel in zichzelf, dat om zinvol te kunnen zijn in wezen nutteloos is.

Ik kan nauwelijks geloven dat universitair geschoolde mannen met macht in handen niet over hun eigen dierlijke instincten en deze hocus-pocus heen kunnen kijken en weten dat ze de kluit belazeren. Dit terwijl ze Machiavelli en ook de streken van Issaäc met zijn bordje linzensoep allemaal kennen.

Misschien heeft een deel, maar toch niet alle politieke en militaire leiders, deze blinde vlek. Van Creveld bedoelt dat de leiders de troepen niet rijp maken voor de oorlog, maar zelf mee doen en er niet boven maar juist midden in staan. Balkenende en Eimert Middelkoop, mannen onder de mannen. Wie gelooft het?

Oorlog meer dan ratio


De kritiek van Van Creveld op de theoretici die oorlog uit zuiver rationele argumenten willen verklaren, deel ik. Hij schrijft: 'In theorie is oorlog slechts een middel tot een doel, een rationele zij het uitermate gewelddadige reeks handelingen ter verdediging van de belangen van een bepaalde groep mensen, waarbij lieden die zich tegen deze groep keren, worden gedood, verwond of op een andere manier onschadelijk gemaakt. De werkelijkheid echter laat een heel ander beeld zien. Zelfs economen zijn het erover eens dat menselijke wezens, en daaronder vallen ook krijgers en soldaten, niet louter als machines beschouwd kunnen worden die gemaakt zijn om winst te maken of voordeel te behalen.'

Hij trekt dit echter door tot in het extreme: 'Vechten kan een bron van vreugde zijn, misschien is het wel de grootste vreugde die er bestaat.' Dit zijn woorden die steeds herhaald en overschreeuwd worden.

Dat irriteert ook de polemoloog Leon Wecke, die als referent voor Van Creveld tijdens de boekpresentatie de vloer aan veegde met het boek: "Van Creveld heeft toch geen representatieve steekproef uit de wereldbevolking getrokken en op grond van diepgaande socio-psychologische analyse van de resultaten geconcludeerd hoe de huidige oorlogsculturele vork in de individuele psyche steekt?"

De grijstinten die geschilderd worden, worden in het boek steeds weer bedekt onder een niet aflatende stroom zwart-wit meningen: 'Oorlog is nu eenmaal de gevaarlijkste van alle menselijke activiteiten' en 'Er is niets ergers dan oorlog.' Ik heb het aantal keren dat dit laatste zinnetje voorkomt niet geteld, maar vaak is het wel.

Klopt het? Het is maar hoe je er tegenaan kijkt, en vanuit welke positie. Er vallen jaarlijks vijftigduizend verkeersdoden in de VS, dat is meer dan in de oorlog in Irak. Het ruimen van landmijnen in vredestijd is gevaarlijker dan jezelf op de Afghaanse legerbasis in Tarin Kowt bevinden.

Kernwapens

Ik hoorde Van Creveld onlangs spreken in het programma Ramblas van de Belgische radiozender Klara. Hij werd daar scherp en kundig aan de tand gevoeld. Het ging er onder andere over zijn visies op de rol van kernwapens. Op de vraag waarom er na 1945 steeds minder conflicten tussen grote staten zijn, betoogde Van Creveld dat er vier soorten conflicten zijn, namelijk tussen kernwapenstaten, tussen een kernwapenstaat en een niet kernwapenstaat, tussen niet kernwapenstaten en oorlog met binnenlandse actoren.

Tussen kernwapenstaten is oorlog niet meer mogelijk. 'In een wereld zonder kernwapens zouden zulke verschillen, gecombineerd met vrees voor de toekomst, gemakkelijk geleid kunnen hebben tot een preventieve aanval op de zwakkere tegenstander. In een nucleaire wereld kan dat niet, want de partij die een aanval overweegt, kan niet garanderen dat er geen kernbom op het eigen grondgebied terecht komt', schrijft hij in zijn boek.

Wie ze ook heeft, iedereen beseft dat kernwapens niet gebruikt kunnen worden. Iran met kernwapens is daarom mogelijk zelfs een verbetering, zei hij in Ramblas. In de Golfstaten moeten de VS kernwapens legeren, voegde hij er nog aan toe. Vrede is het gevolg van de aanwezigheid van kernwapens en niet het gevolg van inspanningen van welke pacifistische of politieke stroming dan ook.

De gevaren van kernwapens en op die van kernoorlogen tussen (jonge) kernwapenstaten verliest hij vrijwel uit het oog. Daar waar dit niet ontkend kan worden, zijn er redenen die de uitzondering op de regel verklaren. Er was nog geen kernproef uitgevoerd (Israël) en de kernwapens waren er nog maar net (India). Dat een ongeluk in een klein hoekje zit mag in den beginne zo zijn, na verloop van tijd en veel oefenen komt dat wel goed.

Zelfs bij de Cuba-crisis was eigenlijk niet veel aan de hand, pent hij optimistisch neer. 'We leven achter nucleaire muren' en daar leven we veilig. 'Angst is helaas de prijs die voor de vrede betaald moet worden. Misschien dat alleen angst de mensheid ervan kan weerhouden om toe te geven aan', ja, daar gaat hij weer, het wordt bijna pervers dat hameren op, 'het oeroude verlangen van oorlog voeren.'

Raketschild


Logischerwijze is Van Creveld geen voorstander van het raketschild. De reden dat nog niet zo lang geleden een afspraak bestond tegen het ontwikkelen, fabriceren en installeren van een dergelijk schild, was omdat kernwapens er een deel van hun dreigende kracht door zouden verliezen. Een in zijn bizarheid en cynisme bijna poëtische gedachte. Onder Bush is het verdrag dat hier in voorzag gesneuveld, maar Clinton wilde er al van af.

Maar er zijn meer redenen tegen het raketschild te bedenken. Het zal namelijk nauwelijks werken, het zal de wapenwedloop verder opdrijven en, om het in Van Creveld's eigen woorden te zeggen: 'Nu we ruim vijftien jaar en honderd miljard dollar verder zijn, staan er niet meer dan twaalf lanceerinrichtingen (van de honderd die in 1999 waren gepland) in Alaska opgesteld.'

De makers van al dit moois zijn de enigen die er garen bij spinnen, want deze 'mislukkingen maken duidelijk dat tot nu toe het afweersysteem niet in staat is om de veiligheid van het noordwestelijk deel van de Verenigde Staten tegen een kleinschalige Koreaanse aanval te beschermen. Terwijl het indrukwekkende arsenaal aan wapens dat Moskou af moest schrikken toch ook voldoende zou moeten zijn om indruk te maken op Pjongjang.' Hier kan ik me in vinden.

Geen raketschild, maar meer kernwapens is echter Van Creveld's voorstel voor wereldvrede. Landen die van kernwapens afzien, kunnen erop wachten dat ze ooit eens aangevallen zullen worden. Dit pleidooi voor kernwapens vormt een belangrijk intermezzo in het boek. Het doel van Van Creveld is dat we oorlog zien als onlosmakelijk onderdeel van de menselijke soort. Zelfs het wapen dat de rechtse christenen in de jaren '80 een duivels Godsgeschenk noemden, draagt bij aan vrede en wordt essentieel om catastrofes, zoals wereldoorlogen, tussen staten te voorkomen.

Luxe positie

Van Creveld mag de mensen die tegen oorlog zijn verwijten dat ze gebruikmaken van de veiligheid die militairen en kernwapens bieden, zelf leeft hij met de luxe dat hij teksten als de volgende op ons los kan laten:

'Altijd en overal hebben de meeste mensen oorlog waarschijnlijk gehaat om de ellende en de ontberingen die ermee gepaard gaan, het geweld, de verwoestingen en het bloedvergieten dat erdoor wordt veroorzaakt en het leed en de troosteloosheid die na afloop rest. Tegelijkertijd heeft deze haat diezelfde mensen er vaak niet van weerhouden om van oorlog te genieten. Zij zager er gretig naar uit, gingen er geheel in op en keken er na afloop met trots en tevredenheid op terug.'

Dat is een visie geschreven vanachter een bureau in een warme kamer. Vanuit die positie kermen over mannen zonder pit is geen kunst. Mannen zonder pit zijn mannen die geen oorlogscultuur kennen en misschien zelfs het idee van zo'n cultuur volledig verwerpen, zegt Van Creveld afkeurend. Hij maakt ze tot het mikpunt van zijn hoon.

Overal vind je ze, al in het oude Griekenland moest Priamus, de koning van Troje, zijn mannen toespreken: 'Waardeloze kinderen, schandelijke creaturen', omdat ze niet in de strijd waren gestorven. Via het ook al verwerpelijke Chinese begrip 'wen', dat staat voor het beschaafde, het verfijnde, de bescheidenheid en het menselijke, komt Van Crefeld in eigen kring terecht: 'Misschien vormen de joden in de diaspora het beste voorbeeld van mannen zonder pit.'

Maniakale historicus

Af en toe bekruipt me het gevoel dat ik het boek van een maniak lees. Het Oost-Duitse leger (NVA) krijgt twintig jaar na dato nog op zijn lazer, omdat het zich zonder slag of stoot heeft overgegeven. De West-Duitsers omdat ze trachten iedere schijn van militarismus te vermijden en de militair als burger in uniform zien.

Over het Duitse leger schrijft hij: 'Het beroepspersoneel, officieren vooral beschouwen zichzelf als weinig meer dan geüniformeerde ambtenaren die toevallig een grappig soort werkkleding aan hebben en als vak – meer in theorie dan in de praktijk – het uitoefenen van geweld namens de staat hebben.' Het lijkt me een zeer gezonde visie. Niet alleen voor het Duitse, maar voor alle legers. Overigens kan je ook in het Duitse leger genoeg voorbeelden vinden waar dit niet het geval is.

Hij kamt de Quakers af omdat ze verdienden aan de oorlog tegen de Indianen, maar wel heel principieel weigerden mee te vechten. Inderdaad hypocriet. Maar een historicus zou ook nog een stapje verder terug kunnen zetten en zich afvragen welke andere mogelijkheden er waren voor de vergroting van het Europese lebensraum, of dat het misschien zelfs helemaal niet nodig was geweest 'Amerika' in te lijven. Iemand die oorlog als gegeven van de menselijke natuur beschouwt, stelt dit soort vragen vanzelfsprekend niet.

Dat er altijd oorlog is geweest, zal niemand ontkennen. Dat het altijd en overal oorlog is geweest, is al discutabel. Maar dat oorlog altijd zal blijven, omdat het altijd zo is geweest - zie alle culturele uitingen - is een slordige cirkelredenering. Dat oorlog in culturele uitingen zit, maakt nog niet dat we van een oorlogscultuur kunnen spreken. Misschien is oorlog niet altijd te vermijden, maar dan liefst wel zo vaak mogelijk.

Waarschuwing

Tot slot nog een waarschuwing voor minister van Defensie Eimert van Middelkoop en staatssecretaris Jack de Vries: 'Een oorlogscultuur kan ook behoorlijk ondermijnd worden wanneer een grote, goed georganiseerde en op een sterke traditie gestoelde legermacht het te lang achtereen moet opnemen tegen een vijand die veel zwakker is. Bijna onvermijdelijk leidt dat tot demoralisatie. Wanneer men niets doet en lijdzaam de speldenprikken van de tegenstander ondergaat, raakt men gedemoraliseerd. Wanneer wel hard wordt uitgehaald tegen een zwakke vijand zonder dat daarmee het conflict in één klap wordt beëindigd, raakt men ook gedemoraliseerd want dan is de strijd niet succesvol geweest.'

Je proeft hier aan alle kanten het Israëlische conflict met de Palestijnen. Toch is de typering ook van toepassing op de Nederlandse troepen in Afghanistan. We zullen zien. In ieder geval een aansporing ook dát optreden aan de kaak te blijven stellen.

Oorlogscultuur is een boek waarin ethiek en civilisatie worden afgedaan als fabel. Het 'menselijke dier' is de afgelopen 50.000 jaar niet veranderd, stelt Van Creveld vast (hij heeft ondanks zijn belezenheid het een en ander gemist, moeten we vaststellen). De mens is de mens, een wolf. Mensen moeten oorlog niet begrijpen, maar ervaren. Gelukkig is er nog oorlogscultuur die ons behoedt voor het ergste. Van Creveld gaat uit van een holenmens met militaire opsmuk. Laten we hopen dat hij niet erg lang serieus meer genomen zal worden.

*Dit artikel schreef ik voor de website van Ravagedigitaal.nl (alwaar het prachtig geïllustreerd is). Eerder schreef Martin Broek het schotschrift Vrouw en Oorlog, gericht tegen het antifeministische karakter van het boek Oorlogscultuur.



Titel: Oorlogscultuur
Auteur: Martin van Creveld
Pagina's: 608 (met register)
Uitgeverij: Het Spectrum, 2009-03-24
Prijs: € 39,95
ISBN: 9789027477767