maandag 24 augustus 2009

Niet iedereen kan stenen gooien

In Niet iedereen kan stenen gooien beschrijft Arjan El Fassed zijn Palestina, waar familiegeschiedenis wordt vermengd met de geschiedenis van een land. Persoonlijke belevenissen krijgen een plaats temidden van de strijd van een volk. 'Ik heb mijn hart, mijn verstand en een rechtvaardig doel om voor te strijden.'

door Martin Broek

Arjan El Fassed is de zoon van een Palestijnse arbeidsmigrant en een Nederlandse moeder. Hij studeerde politicologie met het idee zijn kennis in te gaan zetten voor en in Palestina. In het boek Niet iedereen kan stenen gooien beschrijft hij een drietal bezoeken aan zijn vaderland. Het eerste bezoek aan Palestina betreft een familiebezoek met zijn vader. Het tweede is hiervan een verlengstuk; zijn vader vertrekt, hij blijft achter om in Palestina te gaan werken en belandt bij het Palestijns onderzoeks- en studiecentrum (CPRS). In 1998 keert hij naar Nederland terug om in 2001 opnieuw naar Palestina te reizen met zijn toekomstige vrouw.


Haytham, Bassam Shaka'a, de moeder van Arjan,
Hana en de vader van Arjan, Nablus, 1972

Gedurende het derde bezoek gaat hij werken voor een mensenrechtenorganisatie. In 2002 keert hij definitief terug in Nederland. Moe en op. Sinds die tijd ben ik Arjan herhaaldelijk tegengekomen. Een vrolijk inspirerend mens. Ik kan de woorden van zijn vriend Ala beamen als hij zegt: "Meestal geef jij mij energie en motivatie in slechte tijden." (p.217) Nederlandse Palestijn Hij beschrijft zijn Palestina, waar familiegeschiedenis wordt vermengd met de geschiedenis van een land. Persoonlijke belevenissen krijgen een plaats temidden van de strijd van een volk. Overdenkingen en heftige demonstraties wisselen elkaar af. Met het boek word je een deel van El Fasseds' leven ingezogen. Meteen bij aanvang stelt hij de vraag of dit het boek is van een Nederlander met een Palestijnse achtergrond of van een Palestijn die in Nederland is opgegroeid. Hij is een activist met een goede baan, een goede opleiding, een Nederlands voorkomen en met een Palestijnse naam, zo zie ik hem. Hij is iemand die over Vlaardingse ijzerkoekjes kan schrijven en
Palestijnse kanafeh. El Fassed is een van de vele Nederlanders die opgegroeide in de lage landen, maar een andere achtergrond heeft dan veel Nederlanders. Als je er niet bij stil zou staan, dan speelt dat niet Nederlandse deel van de identiteit geen rol. Ik vergeet zelfs dat die er is. In het boek is die andere kant, het vaderland, nadrukkelijk aanwezig. Er wordt ruimte gecreëerd voor iets wat er altijd is, maar vaak geen rol speelt of kan spelen in het leven in Nederland. Fassed vat het karakter van zijn Nederlands Palestijnse identiteit al in hoofdstuk twee van het boek samen: 'Het is alsof je ouder bent van een tweeling. Je houdt zielsveel van beide kinderen. Eén kind is echter ziek. Het is niet gezond. Je houdt niet meer of minder van het kind, maar je geeft het meer aandacht. Je luistert naar het kind. Je zoekt naar medicijnen, een goede dokter, een 'second opinion'. Je zoekt hulp en hoopt dat je erachter komt wat eraan scheelt en hoe je het kind kan genezen.' (p.19) Thuis zijn Daarnaast is er 'thuis'. Thuis is wat verloren is gegaan, de plek waarnaar je uiteindelijk wilt terugkeren, stelt Fassed. Maar hij stemt ook in met de definitie van de bekende Palestijnse dichter Mahmoud Darwish dat thuis je leven en je missie tezamen is. De essentie wie je bent. Die definitie kan voor iedereen gelden. Voor een blanke geseculariseerde man met gereformeerde opvoeding zoals ik. Voor mijn buurman, een oude zieke zwarte Amerikaanse drummer uit Chicago, voor de Marokkaanse bovenburen van de eerste en tweede generatie. Of de andere mensen op de trap waar ik woon, van Limburger tot Ghanees.


Arjans ouders met Haytham en Hanna in Nablus, 1972


Het thuis voelen van al deze mensen is anders dan mijn thuis. De Somalische die als vluchteling in Nederland een bestaan begint en wereldbekend of zo je wilt –berucht wordt. De Griek die PvdA-kamerlid werd. De Indonesiërs die op jonge leeftijd hier naartoe kwamen en nog steeds glimlachend hun plaatsje niet echt gevonden hebben. Al die mensen zijn Nederlands staatsburger, maar hun levens zijn een wereld van verschil. Niet het zoeken door een Nederlandse Palestijn naar zijn wortels en identiteit maakte op mij de meeste indruk, maar het kennismaken met het verhaal van iemand uit 'mijn' samenleving, dat zo anders is dan het mijne. Om Nederland en zijn bevolking te begrijpen moeten dergelijke verhalen gehoord en verteld worden. Dat kan niet vaak genoeg gebeuren. In die zin overstijgt het boek zijn eigen verhaal. De levens van ooms en tantes, van nichten en neven, en de opa en oma van Arjan zijn anders. Een deel van hun thuis zijn ligt in niet zomaar een land, maar in een land waar dagelijks hevige strijd plaats vindt. Een strijd die doorleefd wordt door iedere Palestijn, door het hele volk, maar door de blik te versmallen in de vorm van een familie wordt het persoonlijk en komt het anders aan. Samengebalde activiteiten September 1996 gaan Arjan en zijn vader op bezoek bij de familie in Nablus en Ramallah. Bij de controle op het vliegveld van Nablus zijn ze opeens geen Nederlanders meer, maar Palestijnen en moeten de veiligheidscheck ondergaan. Maar anderzijds is het ook de plaats waar je tegen de taxichauffeur op het vliegveld kan zeggen: "Naar Makhfiya, het huis van Shaka'a." Hij weet dan precies wat je bedoelt.


Oma Im Salim, Walid en Fatima in Nablus, 1972

Arjan's oom is de voormalige burgemeester van Nablus, Bassam Shaka'a, door het militaire bestuur eind jaren '70 beschouwt als 'de meest ongedisciplineerde en extremistische burgemeester op de Westelijke Jordaanoever.' (p.26) Ik had ook een verhaal over hem in Time Magazine uit 1979 kunnen lezen, even indrukwekkend, even vol van strijd en heroïek, maar ik zou niet gedacht hebben aan de gevolgen voor een familie. Een ophanden zijnde deportatie van oom Shaka'a werd afgewend nadat de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties een resolutie had aangenomen waarmee het afvoeren veroordeeld werd (132 voor en één stem tegen, Israël), alle burgemeesters op de Westelijke Jordaanoever en in Gaza ontslag hadden genomen en Bassam in beroep ging tegen de veroordeling. Al die samengebalde activiteiten hadden succes. Een oom die de Israëlische staat kon weerstaan en een beslissing van de Israëlische regering kon afwenden. Actie en politiek kunnen tot successen leiden. Het daarop volgende jaar zou Arjan's oom als gevolg van een bomaanslag zijn beide benen verliezen. Op het Nederlandse Journaal zei hij destijds: "Ze hebben mijn benen afgerukt, maar dat betekent alleen maar dat ik dichter bij mijn land ben komen te staan. Ik heb mijn hart, mijn verstand en een rechtvaardig doel om voor te strijden, ik heb geen benen nodig." (p.30) Als je luistert naar de boodschap achter deze stoere woorden dan is het een harde les in de gevolgen die de strijd voor rechtvaardigheid ook kan hebben. Zeker als dit je directe familie betreft, moet het een geweldige impact op je ontwikkeling hebben. Neven en nichten Het gaat bij Arjan's familie niet alleen om nationaal bekende personen. Arjan's opa van vaders zijde, Radi, was taxichauffeur. Op de dag dat hij een vrouw met haar kinderen naar Ramallah brengt, besluit de Israëlische luchtmacht bases van Fatah en andere guerrillagroepen met raketten en napalm te bombarderen. Na de eerste bommenregen renden sommige mensen de weg op om de schade te inspecteren. De gevechtsvliegtuigen kwamen terug en lieten precies op de plek waar de taxi van opa Radi reed een tweede regen bommen vallen. "Opa was op slag dood." Evenals de passagiers, een moeder en haar twee kinderen. De Veiligheidsraad van de VN zou de bombardementen betreuren. (p.82) Straaljagers zijn opeens geen technologisch-innovatieve werkgelegenheid opleverende jongensdroom meer, maar dood en verderf zaaiende moordmachines. Op het moment dat ik las over de bom op opa Radi's taxi, snapte ik beter waarom Arjan zich druk kan maken over de levering van vliegtuig-, raket- en bomonderdelen (aan Israël). De meeste mensen laat dit koud en vinden het aankaarten hiervan eigenlijk gezeur op de vierkante meter. Degene die zich daar nu net bevindt, is wel de dupe van die onverschilligheid.


Vader en moeder El Fassed met neef Haytham, 1972

Later zouden ze Bassam's zoon arresteren, Haytham, de neef van Arjan. Neven en nichten nemen deel aan de eerste Intifada of werken voor CNN in Bagdad. Het verhaal over zijn neef Amin is wreed: 'Oom Mohammed en tante Fatima kregen na een week toestemming hun zoon [in de gevangenis] op te zoeken. Zijn gezicht was gezwollen, zijn voeten waren verbrijzeld en zijn rug zat onder de blauwe plekken.' (p.55) In het boek wordt veel uitgebreider stil gestaan bij wat Amin mee maakte en het feit dat er geen aanklacht tegen hem was ingediend. Ik kan dergelijke gruwelijkheden zelf amper lezen en wil me hier dan ook beperken. Na een medische behandeling in Nederland was Amin in staat in Delft te gaan studeren. Ik ben bang dat de gevolgen van de mishandeling een leven lang meegedragen worden. Wat doet dit met een mens? Levert dit verbittering op? Of angst? Apathie? Wraakgevoel? Een combinatie hiervan? Wat doe je met de betrokkenheid bij je familie? Ik verbaas me inmiddels over de woorden uit het voorwoord geschreven door Joris Luyendijk. Hij schrijft: 'Als hij De Vries had geheten in plaats van El Fassed, en grootouders had gehad in Nijmegen in plaats van Nablus, zou hij zich dan zo rijkelijk hebben kunnen ontplooien, al op zo'n jonge leeftijd zoveel van het leven hebben kunnen proeven?' De smaak die mij bij achterblijft is zo bitter als gal en die verdwijnt niet door de zoete gerechten en de mooie of indrukwekkende ervaringen met de familie. Bitter is alleen met mate lekker en hier is van matigheid geen sprake. Arjan ziet de beelden van de Intifada op de Nederlandse televisie. Hij voelt zich schuldig. Op school kreeg hij een niet met de werkelijkheid strokende geschiedenis voorgeschoteld, terwijl zijn neven en nichten zich tegen de bezetting keerden, met alle gevolgen van dien. Sinds het familiebezoek is hun strijd ook zijn strijd en leest hij alles wat los en vast zit over de Palestijnse kwestie. Dit eerste deel vind ik het boeiendste en indrukwekkendste deel van het boek. Het zet me het meest aan het denken. Het beschrijft dat deel van thuis waar je vandaan komt en waar je terug kan keren. Schrijnende zaken Arjan's vader gaat weer terug naar Nederland. Arjan blijft achter en zoekt werk. Het is niet verrassend meer dat hij in Palestina blijft. In het tweede en derde deel van het boek staat de missie centraal. Hij gaat bij het CPRS werken op de afdeling 'Democratie en Parlementair Onderzoek'. Hier wordt hij al snel gepokt en gemazeld in de Palestijnse democratie, waar persvrijheid niet bestaat en de Palestijnse autoriteit door en door corrupt is en de Palestijnse zaak wordt verkwanseld.


Arjans vader op de veranda van het huis
van Im Salim, 1978

Arjan vraagt vriend Ala of hij vindt dat hij op moet houden de Palestijnse Autoriteit te bekritiseren? Het antwoord zal voor hem geen verrassing zijn geweest: "Je moet doorgaan." Ook omdat hij een Nederlands paspoort heeft: "Ze zullen jou niets maken." Zo komt op een obligate vraag toch een tot nadenken stemmend antwoord. Zo blijft de Palestijn ook Nederlander, die zijn privilege in kan zetten voor de goede zaak. Een thema dat overigens regelmatig terugkomt en door iedere activist in dergelijke omstandigheden zal worden herkend. In het boek staan vele schrijnende zaken beschreven. Als het conflict is uitgelopen op een halve oorlog in 2001 dan klinken 's avonds explosies. Eerst is er schrik en na het opschuiven van de gordijnen verbazing. Er wordt vuurwerk afgeschoten. Onmiddellijk is er het besef dat hiermee de Israëlische onafhankelijkheid wordt gevierd. In zo'n kleine onschuldig lijkende observatie wordt een heel conflict samengevat. Het is net zo schrijnend als het verhaal van de vrouw die noodgedwongen dagen met een dode man zat opgescheept, of de jongen van acht die als levend schild wordt gebruikt door Israëlische soldaten en wiens schouder dient als steun voor de loop van een vurend geweer.

Wat zijn je hobby's?

Daarnaast komen de bekende politieke kwesties in het conflict met Israël aan de orde. De nederzettingen, de vredesvoorstellen een terugkeerregeling voor de vluchtelingen. In het geval van de vluchtelingen lijkt het 'alsof elke discussie over Palestijnse vluchtelingen door ongegronde Israëlische bezwaren in de kiem wordt gesmoord. Een gesprek over vluchtelingen stopt bij de erkenning van het recht zelf en gaat bijna nooit over hoe de terugkeer van vluchtelingen mogelijk zou kunnen worden gemaakt.' (p.106-109) De gatenkaas die de Palestijnen aangeboden werd bij de vredesonderhandelingen in Camp David (2000): 'Met het genereuze aanbod van Barak zou de Westelijke Jordaanoever in drie delen worden opgedeeld. In ruil voor vruchtbare grond op de Westelijke Jordaanoever zouden de Palestijnen een stuk woestijn vlakbij Gaza krijgen, slechts een tiende deel van de oppervlakte die Israël zou annexeren op de Westelijke Jordaanoever.' Het is de bekende kritiek op het aanbod, maar het moet herhaald worden, omdat de Israëlische retoriek dat de Palestijnen het aan zichzelf hebben te wijten dat er geen oplossing is voor het conflict omdat ze dit aanbod weigerden steeds weer de kop opsteekt. Het wordt gek genoeg ook geloofd. Het lijkt een geloof tegen beter weten in, dat geldt zeker de spindokters die dit verhaal enten in de publieke opinie. Tegen beter weten in is het ook om de dialoog te starten tussen Israëli's en Palestijnen en dan af te spreken dat er niet over politiek gesproken mag worden. Iedereen mag tijdens een bijeenkomst, waar Arjan voor wordt uitgenodigd, een vraag stellen om de ander beter te leren kennen. "Wat zijn je hobby's?", vraagt de één. Arjan vraagt: "Ik wil graag weten waar iedereen geboren is en waar hun ouders geboren zijn?" Een onschuldige kennismakingsvraag, maar de antwoorden leggen een flink deel van het conflict bloot. Palestijnen wonen niet meer waar ze geboren zijn; ze zijn uit hun huizen gezet, gevlucht, of in een vluchtelingenkamp geboren. De ouders van de Israëlische jongeren komen uit de Verenigde Staten of Rusland. Een ander vertelt dat ze is bekeerd tot het jodendom. "Hoewel ze geen enkele band met land heeft, mag ze zich in tegenstelling tot mij overal vestigen."


De thuiskomst van Bassam Shaka'a uit Amman,
waar hij in een ziekenhuis verbleef na de
bomaanslag in 1980

Arjan wordt weggestuurd als storende factor. 'Dit is dus de vredesindustrie', stelt hij. Het conflict wordt uit de weg gegaan en een oplossing voor een probleem tussen Israël en Palestina komt geen meter dichterbij. Het is een misvatting te denken dat dit een conflict is tussen personen die elkaar niet begrijpen. De school waar de bijeenkomst plaatsvond is vernietigd tijdens bombardementen in het voorjaar van 2002. Zo schrijft hij veel later in het boek, blijkbaar om niet al te veel de indruk te wekken dat hij zijn gram wil halen. Belasting weigeren In de laatste periode (mei 2001 – oktober 2002) wordt het low intensity conflict een regelrechte oorlog. Israël zet zwaar materieel in om huizen kapot te schieten, scholen te slopen, en hele steden te vergruizen. De straten waren bezaaid met munitie. Arjan en zijn vriendin gaan kort daarvoor naar Palestina om er te werken. Arjan op het gebied van mensenrechten, Annet op het gebied van onderzoek naar sociaal-economische ontwikkelingen en het verlenen van juridische bijstand. Ze zijn er nog maar net als F-16's voor het eerst sinds 1967 bommen afwerpen op de bezette gebieden. In die omgeving worden mensen geholpen, vinden gesprekken plaats met diplomaten waarvan de persoonlijke mening een andere was dan de officiële. En wordt kracht op gedaan bij verhalen over het verzet van de bewoners van Beit Sahour. Onder de leus 'no taxation with occuptation' weigerden zij belasting te betalen. Tussen 1967 en 1987 haalde de Israëlische autoriteiten tweeënhalf keer zoveel belasting op bij Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook dan ze investeerden in het gebied. Bovendien: 'Waarom zouden we de bezetter betalen? Om kogels te betalen waarmee ze op ons schieten?' De boetes betalen de inwoners van Beit Sahour niet en ze verdwijnen achter de tralies. (p.175)


Arjan naast een portret van Ghassan Kanafani
op een muur in Dheishe vluchtelingenkamp
vlakbij Bethlehem, 2001

Het zijn de mooie verhalen over strijd en inzet die activisten elkaar in de hele wereld vertellen om de moed erin te houden, maar welke kracht of macht gaat ervan uit? De deportatie van oom Bassam werd afgewend, omdat alle collega burgemeesters hun werk stil legden, mensen de straat opgingen en de wereld gedwongen werd zich ertegen uit te spreken. Zoeken en wrikken Je merkt dat het boek is geschreven door een activist die openingen en mogelijkheden zoekt voor een Palestina dat democratisch en rechtvaardig is en niet bezet en geschoffeerd wordt. Dat zit in het zoeken naar antwoorden op vragen als deze: 'Ontelbaar zijn de keren dat ik ben gevraagd naar mijn mening over zelfmoordaanslagen. Ieder weldenkend mens dient het doden van onschuldige burgers, alle burgers, zonder uitzondering af te keuren. Dat doe ik ook. Maar waarom wordt mij nooit gevraagd hoe ik me voel wanneer Palestijnen worden gedood? Waarom hoeven degenen die Israël een warm hart toedragen niet steeds te vertellen of ze het doden van Palestijnse burgers veroordelen?' Een direct antwoord volgt niet. Later laat Arjan zijn vriend Ala zeggen dat het echte probleem niet in Palestina ligt maar op CNN: "Ik zag verschrikkelijke interviews met Amerikaanse en Israëlische analisten en commentatoren. Ik kon niet eens het verschil tussen beide zien." Het blijft zoeken en wrikken. Optimisme, analyse en somberheid wisselen elkaar af. Arjan's inspiratie raakt wel eens op. Hij loopt een periode depressief rond. Aan het eind van het boek schrijft hij dat hij is opgebrand, maar niet depressief: 'Ik ben getuige geweest van onderdrukking, maar ik zag ook verzet. Ik zag onrecht, maar ook strijd daartegen.'


De militaire controlepost op de hoofdweg
tussen Ramallah en Jeruzalem, vlakbij
Dahiyat al-Barid, 2001

Deze woorden zijn een variatie op een tekst uit het begin van het boek: 'Soms weet ik niet of een strijd tegen onrecht gewonnen kan worden. Er zijn dagen dat ik mezelf eraan moet herinneren dat onze geschiedenis is gevuld met voorbeelden. Je hebt gelijk als je zegt dat je realistisch moet blijven, maar dat betekent voor mij niet dat je alleen ellende moet zien. Daar waar oorlog is, zijn er mensen die streven naar vrede. Daar waar onderdrukking is, zijn er mensen die zich ertegen verzetten. Daar waar onrecht is, zetten mensen zich in voor rechtvaardigheid. Vaak worden ze niet gezien en krijgen ze geen aandacht, maar ze bestaan.' Het zijn mooie en eerlijke woorden, maar toch leg ik het boek somber weg. Het beschrevene geeft weinig hoop. Arjan stelt dat de situatie sinds zijn aankomst alleen maar slechter is geworden. Hij gaat weg omdat hij beseft dat hij niet een onmisbaar radertje in de strijd is, dat hij het conflict niet elke dag te lijf hoeft te gaan, te dragen. Eerder ging hij weg omdat hij niets meer kon doen. Nu gaat hij weg omdat niemand er meer geholpen is als hij zich op laat branden. Hij wil Nederland en Palestina verbinden. Wat dan wel? Na het lezen van het boek snap ik de achtergrond van de vraag die Arjan me in 2003 stelde: "Vind je niet dat de Palestijnen goed bewapend moeten worden tegen Israël?" "Nee", antwoordde ik, "Israël geeft per hoofd van de bevolking meer aan zijn leger uit dan enig ander land. Het is onmogelijk dat de Palestijnen dit ooit kunnen evenaren. Zelfs al zouden ze het kunnen dan zou het uitvoeren van een dergelijk plan een slechte ontwikkeling zijn." Hij was het met me eens, maar dacht waarschijnlijk: 'dan gaat de vernedering in al zijn vormen door en welke mogelijkheden hebben we dan wel'. Die vraag blijft hangen als je het boek uit hebt. Wat dan wel? Dat ik tegen het bewapenen van de Palestijnen ben is mooi en nobel van me, maar mijn activiteiten tegen wapenhandel naar Israël stemden ook niet optimistisch. Het bedreigde land in een zee van Arabische vijanden moest gesteund worden met een scala aan wapens en Nederland speelt daarbij een belangrijke rol. Het ageren tegen de leveringen van onderdelen voor Apache-helikopters, Hellfire-raketten, F-16's en pantservoertuigen etc. hebben weinig effect gesorteerd. De Israëlische kernwapens worden door het machtige deel van de wereld gedoogd ook al zijn het bestaande illegale massavernietigingswapens.


Het terras met siertegels in het El Fassed
familiehuis in Nablus

Palestina activisten zien acties tegen wapenleveranties als een afgeleide van de strijd, of waren in ieder geval nauwelijks geïnteresseerd. In de Kamer bleef de steun steken bij GroenLinks en SP. De PvdA draaide zich met mooie woorden onder de verantwoordelijkheid uit. Er werd wel iets bereikt, maar lang niet genoeg. Toch kan ik niet leven met de laatste zinnen van het boek: 'Mensen leven door, sommige willen niet luisteren en anderen willen niets zien. Ons resteert niets anders dan leven en overleven.' Ik loop langs mijn aquarium en zie de prachtig gekleurde dwerg goerami zijn nest verdedigen en geniet ervan.
Maar een echte glimlach verschijnt pas weer als ik de vrolijke foto van drie rappers zie op de site ElectronicIntifada.net, waarvan Arjan mede-oprichter is. De verbondenheid tussen een persoon hier en de strijd daar krijgt hier vorm. Laten we hopen dat anderen er het elan aan ontlenen om zich niet neer te leggen bij de situatie dat men niet wil horen van het onrecht.

Niet iedereen kan stenen gooien;
Een Nederlandse Palestijn op zoek naar zijn wortels en identiteit

Arjan El Fassed
Uitgeverij Nieuwland
ISBN 9789086450275
Ca. 216 pagina's
euro 16,90
Website