Chris Rossdale’s Resisting Militarism: Direct Action and the Politics of Subversion (Edinburgh, 2019) heeft een aantrekkelijke titel voor iemand die zoals ik 35 jaar geleden begon als vredesactivist binnen de zogenaamde radicale tak (gericht op directe actie) van in de jaren tachtig omvangrijke beweging. Het boek gaat hier over de actie beweging in Engeland tegen wapenexporten en oorlog deze eeuw (en die is veel groter dan in Nederland).
Resisting militarism haalt veel acties tegen wapenexport aan. Het begint zelfs met een actie die ik me nog goed herinner, die waar vier vrouwen met hamers gevechtsvliegtuigen voor Indonesië kapot sloegen (Seeds of Hope). Het is fijn om te lezen het stimuleert en motiveert. Er zijn acties in soorten en maten. Mij vallen acties uit de oude doos op van Spies for Peace. In de jaren zestig ontvreemden zij militaire geheimen die ze vervolgens via hun netwerk publiceerden. Het doet denken aan de Onkruit acties in Nederland van begin jaren tachtig (en Onkruit Vergaat Niet van de jaren negentig), dat o.a. Bunkerbuit uitgaf, een lijvige brochuere die de oorlogsvoorbereiding tijdens de Koude Oorlog binnen de NAVO blootlegde.
Daden
Rossdale,
voorstander van actie van de daad boven die van het woord, kijkt met
een kritische blik naar de acties. Hoe zijn ze georganiseerd? Wie
doen er aan mee? Welke verhalen versterken ze (positief en negatief)?
Hij is een voorstander van het verenigen van de aard en het doel van
de acties en meet daaraan veelal de waarde van de acties af.
Burgerlijk ongehoorzaam is bijvoorbeeld een idee dat uitgaat van
gangbare normen, waarden en wetten. Hiermee bestaat het risico dat
gehoorzaamheid juist gaat prevaleren boven verzet. Soms lijkt het
alsof hij op een hoge kansel gaat staan om zijn strenge boodschap uit
te storten. Maar zijn visie zorgt er ook voor dat je scherper gaat
kijken. Hij stelt dat directe actie meteen impact heeft. Toch zijn er
voldoende acties (zowel van woord als daad) die nauwelijks een rimpel
veroorzaakten of indirecte acties die meteen succes hadden. De
schrijver is niettemin nogal absoluut in zijn stelling, maar voor wie
goed leest staat er ook voor ieder standpunt wel een – soms hele
kleine – nuance. Dat geldt ook directe actie, “ die
niet noodzakelijkerwijs superieur is aan andere tactiek.” Een uitzending
op TV of een inbreng naar politiek Londen of Den Haag kan evenveel
betekenen. Het organiseren van tegenstand en eigen mechanismen komt
niet alleen door directe actie tot stand.
Dwingen
Als
wetenschapper en schrijver is hij een pleitbezorger van directe actie,
omdat deze de normale politieke participatie op zijn kop zet en de
mogelijkheden voor gewone mensen om politiek actief te zijn vergroot
en versterkt. Motivatie om voor directe actie te kiezen zijn: de
weigerachtige instituties dwingen, als de overheid (Staat wordt vaak
gebruikt waar overheid lijkt te worden bedoeld) niet wil luisteren;
en als netwerken van tegenstanders zo dominant zijn dat andere actie
wegen zijn afgesloten. Bovendien is het een middel dat een
toekomstvisie in de praktijk kan brengen. Hij wijst tegelijk ook op
het gevaar dat het heldenstatus kan bevorderen en betrokkenheid
makkelijker is voor personen met een privilege dan voor hen die het
zonder moeten stellen. Een vluchteling zonder status kan bijvoorbeeld
moeilijk deelnemen aan een actie met arrestatie risico.
Uit Knipselkrant Is het hier oorlog, 1988 |
Acties maken het mogelijk om dicht bij huis grote zaken aan te pakken. Overal is wel een militair object (dat is ook in Nederland zo) en actievoeren, maakt dat je je minder machteloos voelt. Actie voeren op een manier waarbij experimenten niet geschuwd worden, is een manier om tegenstellingen binnen de antimilitaristische actiebeweging bloot te leggen en het leidt tot inzicht hoe militarisme werkt. Terwijl ik het lees zie ik me in juli 1988 nog bovenop de communicatietoren bij de kernwapenbasis van Havelte staan (zie illustratie). We ontweken de gewapende Amerikaanse militairen, klommen naar boven en hadden een prachtig uitzicht over het Drentse landschap. Op de reling bovenop die toren schreef ik zeker meer dan 10 varianten op “militarisme = ....” Het was mijn tot dan toe vergaarde inzicht (waarvan ik veel ook in dit boek tegen kom). De actie leidde tot krantenberichten en een proces bij de rechter in Assen. De straf was ƒ 500 boete of vijf dagen gevangenisstraf. Hij versterkte de band tussen de deelnemers. Toch werd die vervolgens door intriges van de mol Joop uit Tiel voor een deel ook afgebroken. Iets wat me misschien nog wel meer inzicht bracht in de werking van militarisme en Staat dan de actie zelf. Joop had een oneindige loopbaan als informant en doet denken aan de in dit boek genoemde Martin Hodgebin (collega van Adrian le Chene/Franks en zijn moeder Evelyn le Chene). Martin wordt zelfs genoemd in het register van dit boek.
Definitie
Rossdale
vat militarisme samen als 'de sociale en internationale relaties
bedoeld voor de voorbereiding voor en uitvoering van georganiseerd
politiek geweld'. Zonder vaak terug te vallen op een definitie ben ik
zelf altijd uitgegaan van iets in de trend van 'het kiezen van
georganiseerd geweld als oplossing voor het verdedigen of versterken
van sociaal economische belangen, hetzij op nationaal als op
internationaal vlak; ook als andere mogelijkheden nog niet benut
zijn.' Hiermee neem ik een positie in die minder omvat. De schrijver
noemt ook definities van anderen, zoals deze van Brian Maybe:
'militarisme is de aanname die bepaalde inzet van veiligheids- of
militaire inzet rechtvaardigt en een speciale samenstelling van
maatschappelijke krachten om de militairen heen en
geïnstitutionaliseerde militaire macht'. Ook dit is weer een
vergaande definitie. Een militair apparaat ingebed in een
controlerende institutionele omgeving – en waar inzet van
militairen proportioneel, op grond van een internationaal mandaat, en
als laatste niet te vermijden keuze wordt ingezet zou ik niet als
militarisme beschouwen. Je kan het niet met de militaire politiek of
inrichting van de samenleving eens zijn, maar militarisme is een
uitwas.
Netwerk
Als
Rossdale de betrokken instituties beschrijft als een
sociaaleconomisch netwerk dan volg ik hem weer wel. Hij stelt dat dit
netwerk organisaties omvat zoals de krijgsmacht, ministeries (hij
noemt vooral Defensie, Buitenlandse Zaken, Handel en Ontwikkeling,
maar daar zouden wat mij betreft Binnenlandse Zaken en Economie ook
bij horen) de militaire industrie, grensbewakingsorganisaties,
politie, en privé veiligheidsorganisaties. De inlichtingen- en veiligheidsdiensten
worden hier niet genoemd, evenmin als grote bedrijven wiens belangen
worden verdedigd door de militaire inzet (of soms geschaad worden,
want het hier genoemde netwerk is geen eenheid met waar alle partijen
dezelfde belangen hebben, maar wel waar ze afgewogen worden). Met
acties kan je de werking van dit netwerk blootleggen. Campagnes tegen
militair onderzoek op Universiteiten zetten bijvoorbeeld een deel van
dat netwerk in de schijnwerpers. Dat knaagt op zijn beste aan de
samenhang van het netwerk dat op verrassende plekken aanwezig blijkt
(Extinction Rebellion in Nederland bijvoorbeeld ziet militairen als
bondgenoot).
Diffuus
Rossdale gaat nog verder om het begrip te verbreden naar
georganiseerd politiek geweld dat vrijwel overal in de maatschappij
te vinden is, een opvallend quotidian proces, schrijft hij met
een woord dat veel – ook Engelstalige – mensen niet zullen
gebruiken, omdat er voldoende synoniemen zijn die wel gangbaar zijn,
zoals daily/dagelijks. Als ik Rossdale zou volgen in zijn brede
uitleg dan moet ik dit zien als het geweld van de hoger opgeleide ten
opzichte van de lager opgeleide. Met acties grote zaken dichtbij
brengen en de mensen in de nabijheid met woorden weer afstoten. Maar los
daarvan lijkt me dit een te wazig begrip van militarisme.
Wel zorgen zijn
opmerkingen ervoor dat ik de voetbalcommentators die een felle
wedstrijd (een spelletje) oorlog noemen en andere oorlogsmetaforen
gebruiken kan indelen onder 'banaal militarisme'. Een oorlog is een
georganiseerde gewapende strijd met minimaal 1.000 doden in een jaar
en geen spelletje. Oorlog te pas en vooral te onpas gebruiken, neemt
de scherpte ervan niet serieus of zelfs weg van deze door mensen
veroorzaakte ramp. Rossdale noemt de rode klaproos die in november
alom vertegenwoordigd is in het Britse openbare leven en het
militarisme ondersteunt (er is ook een alternatieve witte klaproos)
als vorm van banaal militarisme. In dit kader komt hij ook met een
volgende definitie van militarisme:
“(...) het is meer en soms ook minder dan de liefde voor oorlog.
Het bestrijkt ieder denkraam en waardering in samenhangende gevoelens
die militaire instituties en en methoden boven burgerleven plaatsen,
en zo de militaire denkwijze en methoden van handelen en beslissen in
de burger samenleving brengen.” (Vagts, A history of militarism,
1959)
'Liefde voor', is een sneer, verder is het is een
definitie waar je veel kanten mee opkan. Je kan het militaire bedrijf
en zijn netwerk hier voorop plaatsen of de genoemde processen, de wijze
waarop inzet sociaal wordt georganiseerd. Rossdale gaat voor dat tweede
en haalt
meer mensen aan om zijn visie te onderbouwen, zoals deze dat
“militarisme niet alleen oorlog is. Het is een sociale
hiërarchie van opdrachtgevers en opdrachtontvangers. Het is
gehoorzaamheid, dominantie en onderdanigheid. Het is de capaciteit om
andere als abstracties te zien (…).” Dit brengt nieuwe
onderwerpen het militarisme binnen, zoals 'ras', gender, privilege,
natie, en politiek-economische omgeving. Rossdale staat vooral bij de
eerste drie uitvoerig stil en gebruikt de term 'gemilitariseerde
gender rangorde'. Dat een conservatieve en neerbuigende visie op de
rol van de vrouw wordt gebruikt in het legitimeren van militarisme,
betekent niet dat militarisme seksisme is (zoals ik daar in
Havelterberg nog wel op die reling schreef). Militarisme maakt gebruik
van racisme,
seksisme, klasse onderscheid en een breed spectrum aan verschillen
tussen mensen om zijn doelen te bereiken en heeft deze vaak zelfs nodig.
Het is onmogelijk oorlog te voeren met soms enorme aantallen
burgerslachtoffers als er geen meerderwaardigheidsgevoel zou spelen,
waardoor dit tot bijkomende schade kan worden bestempeld. Maar dat
betekent niet dat
racisme en seksisme daarmee militarisme zijn. Zelfs feminisme kan
gebruikt worden om militair machtsvertoon te legitimeren, zoals daar
waar de geïdealiseerde, vrije, witte Westerse vrouw als symbool
wordt afgezet tegenover de onderdrukte vrouw in de Derde Wereld die
eigen ontwikkelingsmogelijkheden ontbeert. Een redeneertrend die ook
met mensenrechten en ontwikkelingsvraagstukken kan worden toegepast.
Maar het oprekken van de definitie doet geen recht aan de
onderscheiden mechanismen.
Pinkwashing
Wat de voorbeelden duidelijk maken is dat het tegengeluid, het
antimilitarisme niet zonder antiracisme, feminisme en strijd tegen
neokolonialisme kan. Overigens trekt hij de feministische kritiek
door naar de antimilitaristische beweging die ook niet gevrijwaard is
van onderdrukkende mechanismen en seksisme. De bekende omgangsvormen discussie. “Kijk naar mij dikke
penis met wapenhandel kennis,” komt als uitspraak uit een
interview dat hij houdt (overigens dubbel, zonder kennis geen actie,
maar kennis om anderen te domineren doet vaak – mijn voorbehoud –
meer kwaad dan goed).
De wapenindustrie en krijgsmacht komen ook via
een achterdeur de actie beweging binnen als ze op praalwagens staan
tijdens de Gay Pride optochten. Zo nam British Aerospace (BAe) deel
aan die in Londen. Een vorm van roze kleuren (pinkwashing)
stelt Rossdale. Hij heeft dan wel weer moeite met de argumentatie dat
BAe hypocriet is, omdat ze leveren aan landen die homo's en hun
rechten schenden. Hiermee maak je gebruikt van het argument dat de
ander minder geciviliseerd is en riskeer je het Westerse liberale
militarisme en het argument wie wel en wie geen wapens mogen
ontvangen te versterken. Het lijkt mij vooral van belang
in welke bedding dit hypocrisie argument ligt of hoeveel ruimte er is
om hierover te debatteren.
Klasse
Het is wel opvallend dat identiteiten als gender, kleur, seksuele
voorkeur, worden genoemd, maar klasse niet tot nauwelijks aan de orde
komt. Militairen kunnen binnenlands ingezet worden, dat beseft
Rossdale ook. Dat geldt grote actiebewegingen, maar ook in verzet
komende arbeiders. Waar speelt de vakbond, de onderklasse een rol in
zijn verhaal? Eigenlijk nergens. Sociaaleconomische vraagstukken aan de orde stellen zonder naar klasse verhoudingen te
kijken, lijkt gewoon te worden, maar is dat niet. Bovendien betekent
het je hiermee bezig houden, dat je ook stilstaat bij wat jouw
verhaal betekent voor arbeiders en hoe je dat verhaal brengt.
Antimilitarisme is ook de strijd tegen de onderdrukkende heersende
klasse. Ook hier komt privilege om de hoek kijken.
Veiligheid
Staatsveiligheid
In
dit boek lijkt veiligheid alleen te gaan over een rechtse notie van
het begrip dat wordt ingezet om militaire invloed te vergroten.
Sterker nog de schrijver neemt afstand van alternatieve visies op
veiligheid en gaat voor fundamenteel verzet tegen de politiek en de
ideeën achter veiligheid, aangezien daardoor de ideeën achter het
militarisme krachtiger kunnen worden bestreden. Het komt er op neer
dat veiligheid vooral een concept is dat verbonden is met de staat en
die heeft niet in eerste plaats de belangen van de burgers in het
oog. Veiligheidsconcepten leiden af van het ontwikkelen van een eigen
praktijk die ingaat tegen de Staat. Ik mis ook hier een onderscheid
tussen Staat en overheid. Rossdale is niet uitgesproken over zijn
politieke uitgangspunten, maar komt over als een radicale min-of-meer
geweldloze anarchistische vredesactivist waarbij geen woorden maar
daden uitgangspunt zijn en hij is tevens wetenschapper geworteld in
de 21e eeuw. Je leest zijn deelname aan acties niet alleen
direct door zijn verhalen, maar ook door zijn ingedaalde verstand en
gevoel van zaken en omgangsvormen in de actiebeweging. De voorgaande
typering maak ik echter, omdat het voor mij zijn denken kadert. Als
je de instituties van de trias politica allen tot deel van de
bourgeois samenleving rekent en afserveert dan sta je in een
herkenbaar paar schoenen, maar wel schoenen die maar weinigen passen.
Samen activoeren tegen het newerk dat de belangen van 'de Staat'
behartigt,
daarin kan ik meegaan. Juist die verweven instituties zijn immers
wezenlijk in een discussie over militarisme en antimilitarisme. Die
Staat is het weigerachtige netwerk dat met acties
ontspoort of op een ander spoor gebracht kan worden. Veiligheid als
uitsluitend een Staatsconcept zien, doet geen recht aan de burger die
veiligheid
wenst én nodig heeft. Of dat nu een dak boven zijn hoofd is, goede
gezondheidszorg of een inkomen, de afwezigheid van onderdrukking, een georganiseerde samenleving etc.
Privilege
Vanuit die visie kan
logischerwijs de politie geen goed doen. Met instemming verhaalt de
schrijver dat de politie tijdens een actie tegen de Wapenbeurs DSEI
in Londen voorstelde om een partijtje voetbal te spelen tijdens een
rustige periode, maar een keihard nee op het verzoek kreeg. De
politie is er immers alleen op uit om antimilitaristische actie te
ondermijnen. Elders in het boek wordt gesteld dat tegen geweld zijn
een geprivilegieerde positie uitstraalt, wie zijn wij om te bepalen
dat mensen elders, in heel andere omstandigheden zich zouden moeten
houden aan pacifistische methoden. Toen een Iraanse vriend me
bezocht in de gevangenis vertelde hij me dat hij alles aangreep om
contact te maken met de ondervrager om zo zo min mogelijk prijs te
hoeven geven. Hij koos om tactische redenen voor contact, simpelweg
de onderdrukker afwijzen is Westers privilege, wat elders tot gevaar
kan leiden. Tijdens een van mijn eerste acties, maakte iemand in een
blokkade contact met de politie om er voor te zorgen dat ze
zachtzinnig zou worden afgevoerd. Zo kon ze haar angst de baas. Juist
door zo radicaal privilege af te wijzen, maak je gebruik van die
bevoorrechte of stoere positie.
Gewelddiscussie
Geen antimilitarisme zonder
gewelddiscussie die actieveorders
bindt en verdeeld. In Resisting militarism is
het een belangrijk thema, juist om het onbelangrijker te maken. Die
verdeling zou niet nodig zijn op dit vlak, aldus Rossdale. Maar ik
merk dat ik zelf moeite heb met zijn visie op geweld, gewelddadige
groepen als het zwarte blok. Kritiek op dit blok pareert hij met de visie dat de kritiek op de gevaarlijke buitenstaander een
klassieker in de verhalen van de Staat is en waarmee het zijn
machtsontplooiing onderbouwt. Al in 1986 – net begonnen – zag ik
het Zwarte Blok in de praktijk. Op een dijk achter een kerncentrale
vochten ze een nacht lang een veldslag uit met de Mobiele Eenheid. De
eerste slag was aan hen, maar uiteindelijk zouden ze de volgende
verliezen, geheel als verwacht. Iemand in de actiegroep waar ik
actief was noemde het inspirerend, een opstapje naar een revolutie.
Maar het actiekamp bij de kerncentrale zou niet langer kunnen bestaan
en maanden voorbereiding vielen in het water. Een slag die je niet
kan winnen moet je alleen al om pragmatische redenen niet vechten en
de activiteiten van anderen in gevaar brengen moet je niet willen. Zo
zijn er wel meer voorbeelden te vinden. Een matpartij met de ME
organiseren doe je maar op je eigen moment in zelf gecreëerde
ruimte. In het Britse antimilitaristische Netwerk (AMN) konden ze
over het al-dan-niet afwijzen van geweld geen overeenstemming
bereiken, maar wel een modus vinden waarop samenwerking mogelijk was.
Verschillen in tactiek werden geaccepteerd en respect voor het leven
werd geformuleerd als principe. Wrijving bleef, maar samenwerking
tussen uiteenlopende groepen werd mogelijk.
ATT
In het voorlaatste hoofdstuk gaat
Rossdale uitvoerig in op het VN Wapenhandelsverdrag (ATT) en dat dit
veel energie heeft weg op gesoupeerd: “tien jaar van
gecoördineerde NGO inzet.” Hij is er geen voorstander van en
noemt daarvoor een serie redenen. De belangrijkste is dat het verdrag
verzoekt wapenhandel te stoppen en daarbij uitgaat van haalbare
wensen. Hierdoor komt vooral een verbod op wapenhandel met verkeerde
regimes naar voren. Verhaallijnen hebben altijd ook een betekenis die
verdergaat dan wat direct wordt bedoeld en zijn niet eenduidig, zo
waarschuwt hij. Door zo'n eis of verzoek maak je ruimte voor
wapenhandel met goede regime. Die 'verkeerde regimes' of
repressieve regimes benadering is opgekomen met de Arabische lente en
heeft daarmee de weg geplaveid voor een liberale wapenhandel.
Geschiedenis
De start van de veranderende
visie op wapenexportcontrole ligt eerder.
Samen
Wapenhandel is geen handel in de normale zin van het woord. Alle export van militaire goederen gebeuren voor het overgrote deel met toestemming van overheden (vaak zwaar gesteund). Wapenexporten die de positie van de producerende (industrie in) de Staat aantasten zullen geen toestemming krijgen, leveranties die deze versterken wel en aangezien de richtlijnen bewust multi-interpretabel zijn gehouden is er ook altijd wel een uitweg te vinden voor een levering aan een land waaraan je beter niet zou leveren. Wapenhandel is minder goed gecontroleerd dan de export van WC-papier, maar wel onderdeel van de economische en buitenlandse politiek van landen. Wapenexportcontrole die meer wil dan de uitwassen beperken, zal niet geaccepteerd worden. Koren op de molen van anarchistische kritiek, maar je kan ook stellen dat om leveringen tegen te houden en brede kritiek nodig is om leveringen te problematiseren. Voor- en tegenstanders van inzet voor nieuwe wapenexport beheersingsrichtlijnen kunnen elkaar hier vaak – maar niet altijd – vinden.
Zielige zeehondjes
Dat je wel tegen de levering van clusterwapens bent, maar niet tegen de levering van conventionele bommen is cynisch. Voor wie die 500-ponder op zijn huis krijgt, maakt het weinig uit waardoor hij of zij getroffen wordt. Of waarom niet tegen de levering van satellieten zijn, waarmee de vliegtuigen navigeren, hun informatie van krijgen en die cruciaal zijn in moderne oorlogen en het afvuren van projectielen? Het is de zielige zeehondjes benadering, die het communicatieve en haalbare tot in extremis heeft doorgetrokken. Niet altijd met een resultaat dat er vanzelf toe doet. (De antipersoonsmijnen zijn al vervangen door zichzelf uitschakelende antipersoonshindernissen, die door de toegepaste technologie duur zijn en niet bereikbaar voor landen met een geringer defensie budget.)
Het verkeerde regimes argument hoeft overigens niet niet het liberale Westerse model in stand te houden, zoals de schrijver stelt. Wapenhandel heeft twee kanten, dat van de leverancier die om economische en machtspolitieke reden wapens levert en dat van de ontvanger die inzet. Het is dus een middel om ook de eigen machtsbolwerken aan de orde te stellen.
Solidair
Er is weinig mis met het belemmeren van wapenleveranties aan landen die op welke manier dan ook een bedreiging zijn voor de vrede, mensen, of ontwikkeling in eigen land of regio. Dat vindt Rossdale ook 'n beetje. Het gaat daarbij ook niet ten koste van de behoefte van de bevolking. Bovendien is het kritiseren in daad of woord van leveringen aan Riyad, Ankara, Caïro, Jeruzalem of Mexico ook een methode om solidair te zijn met groepen daar en te laten zien dat onder het motto vrede en veiligheid, zeer autoritaire en gewelddadige bondgenoten van het Westen worden gesteund. Zo kan worden aangetoond dat Europese landen - met alle mooie woorden - boter op hun hoofd hebben.
Leveringen aan bondgenoten binnen de NAVO moeten ook aan de orde gesteld worden. Nederlandse gevechtsvliegtuigen gooien ook bommen op onschuldige burgers (informatie daarover wordt vervolgens verborgen gehouden). Maar dergelijke protesten hebben een veel bredere politieke duiding en beweging nodig dan de wapenleveranties. Ze gaan in tegen een belangrijk onderdeel van de maatschappelijke ordening. Dat die bredere bedding er niet zomaar is, toont Rossdale aan doordat er in zijn boek nauwelijks sprake is van antimilitaristische acties die gericht zijn tegen Britse deelname aan oorlogen of bewapeningsprogramma's voor de NAVO of het eigen Britse leger. De kernwapenbasis in Schotland komt aan de orde als start voor activistenloopbanen (en Greenham Common, maar dat is een vrouwen vredeskamp uit de jaren tachtig van de vorige eeuw). De brede uitleg van militarisme leidt ook bij hem niet tot een brede aanpak van het fenomeen gericht tegen het militair-industrieel-complex.
NAVO
Je hebt dubieuze, controversiële, verboden en toegestane wapens en export ervan. Als er foute wapenhandel is dan is er zeker ook goede. Rossdale past die 'de ene kant heeft ook een tegengestelde andere kant' benadering veel toe. Tussen zwart en wit zit een vergeten grijs. Maar het is geen wonder dat wapenbedrijven geen bezwaar hadden tegen het verdrag (behalve die in de VS, die vrezen voor hun recht op handvuurwapens). Kritiek beperkt zich inderdaad tot het overtreden van de vastgelegde normen, de excessen. Wapenexporten naar bondgenoten, zelfs als die optreden op manieren die weinig met vrede en veiligheid te maken hebben zijn niet tot nauwelijks een probleem. Zo stelde Armin Papperger, de directeur van wapenproducent Rheinmetall onlangs dat hij niet vreest voor een Duitse regering met de Groenen; ze willen alleen wapenexporten stoppen die niet naar NAVO-landen gaan, met Turkije als uitzondering. Hier zit de zwakte van de legalistische campagnes om wapenexport te beheersen. Normen en waarden kan je vastleggen in wetten en regels, maar als het om Staatsbelang gaat dan zullen die als hoger belang gaan voor richtlijnen. Het is een principe dat in de hele internationale ordening zit. Wapenleveranties stoppen zal dan ook alleen kunnen door het effectief uitoefenen van druk.
Beschermen
Tenslotte zijn niet alle NGO en wapenhandel activisten tegen alle wapens en alle export daarvan. Er zijn wapens waarmee mijnen geruimd, visserij gronden verdedigd of burgers beschermd worden. Er is een groot aantal redenen waarom je tegen wapenleveringen kan zijn. Die redenen zijn genoemde criteria in de ATT, nationale en Europese wapenexportrichtlijnen, maar daarnaast kunnen ook los daarvan politieke argumentaties tegen opbouw van imperialistische bondgenootschappen en oorlogsvoorbereiding ten koste van mens, natuur en milieu ontwikkeld worden.
Ook in dit Wapenhandelverdrag deel van het boek kom ik weer een tekst tegen die ik niet begrijp: “Door Staten het mandaat te geven het risico van mensenrechtenschendingen te wegen tegen de belangen van veiligheid en vrede als ze besluiten nemen over export, wordt ze de mogelijkheid gegeven om mogelijke controversiële export te rechtvaardigen met het oogpunt van het tweede (…)”* De uitleg van het begrip veiligheid is anders daar was ik al achter, maar hier wordt ook vrede genoemd. Ergens heeft de schrijver een andere afslag genomen dan ik kan begrijpen.
Rijk
Resisting militarism is een rijk boek. Voor jonge activisten en oude rotten is het een boek dat veel aspecten van het antimilitaristische actievoeren (wat hier toch wel heel veel wapenexport betreft) op een rij zet en becommentarieert. Het maakte bij mij gedachten aan eigen ervaringen los. Uiteindelijk probeert Rossdale met dit boek ruimte te creëren voor meer samenwerking tussen verschillende groepen en een bijdrage te leveren aan een antimilitaristisch netwerk dat deze verschillen niet groter maakt dan nodig en door een inclusieve houding inhoudelijk sterker en sociaal breder wordt om militarisme pootje te lichten. Een kernobservatie is dat er altijd een grens zit aan solidariteit en diversiteit. Pas als je dit constateert kan je de panelen, die tussen verschillende groepen staan, verschuiven of er tenminste over nadenken.
Door mijn kritische bespreking lijkt het alsof ik tegen heug en meug het boek heb gelezen. Tijdens het lezen heb ik me inderdaad wel eens geërgerd, maar er ook plezier mee gehad, erover nagedacht, en van geleerd.
Martin Broek
* "By mandating states to weigh the risk of human rights violations against the interests of peace and security when making decisions about exports, it allows liberal states to justify potentially controversial exports in the name of the latter, while positioning the arms export regime as fundamentally humanitarian," p. 241. The book can be downloaded here.