dinsdag 29 juni 2021

Boekbespreking: generaals zonder kleren

In Newsweek stond onlangs een artikel van William Arkin (al een leven lang vorser naar en schrijver over Amerikaanse militaire ontwikkelingen) over het wegpoetsen van signalementen van personen van wat hij een geheim leger van 60.000 mensen noemde. Van dit leger opereert een groot deel onder een dekmantel in binnen- en buitenland, in uniform of burger tenue, in de digitale of analoge werkelijkheid.

Het gaat voor meer dan helft om speciale troepen (die bijvoorbeeld opereren achter de grenzen van Noord-Korea en Iran), gevolgd door inlichtingendiensten personeel, de derde, hard groeiende groep, zijn de mannen en vrouwen die altijd achter hun toetsenborden en monitors zitten en naar doelwitten zoeken of sociale media manipuleren. Het Amerikaanse Congres heeft er nog nooit een hoorzitting aan gewijd, terwijl het bestaan van dit omvangrijke leger implicaties heeft voor wetgeving, de Geneefse Conventies, militaire gedragscodes en aansprakelijkheid. Bovendien slorpen ze samen jaarlijks zo'n kleine € 750 miljoen aan overheidsgelden op.

Half april publiceerde, William Arkin, onder de titel Waarom kan Amerika zijn eindeloze oorlogen niet beëindigen een samenvatting van het boek dat hij (met onderzoeker E.D. Cauchi) dit jaar uitbracht: The generals have no clothes; the untold story of our endless wars. Het artikel rond het geheime leger dat gebruikt maakt van signature reduction is een knap staaltje speurwerk, maar is daarnaast ook een aanvulling op dit boek dat wijst op de gevaren van een militariserende samenleving. De generaals zonder kleren is een moetje voor mensen die hun begrip van de militaire ontwikkelingen van de afgelopen jaren willen vergroten. Het boek bevat veel herkenbare opmerkingen, zoals dat: geen land in het Midden-Oosten er momenteel beter aan toe dan is dan voordat de oorlog tegen het terrorisme twintig jaar geleden begon; geen president in staat is de eindeloze oorlog te stoppen; er $ 6.500 miljard is uitgegeven aan de militaire operaties in de afgelopen twintig jaar; er alleen al 11.000 Amerikanen (militairen en van private diensten) zijn gesneuveld en 53.000 de fysieke en/of psychische vernieling in gegaan sinds 9/11; en de Amerikaanse aanwezigheid en oorlogsvoering niet leidt tot minder, maar juist een groeiend aantal terroristen, en niet minder maar juist meer gevechten. Dit is bekend, maar waarom draait dit systeem dan toch door vraagt Arkin zich af. Het boek doet verslag van de zoektocht met een zee aan verhalend beschreven informatie. Al in de inleiding vat hij het antwoord bondig samen: “dit nooit eindigende gevecht houdt zichzelf in stand.” Maar hij steekt ook de hand in eigen boezem: “We hebben dit laten gebeuren, omdat het onze levens niet zou raken.”

Netwerk
Een belangrijk deel van zijn antwoord is dat militaire operaties worden ondersteund door een veel groter leger dan slechts gevechtstroepen. Die gevechtstroepen zijn juist minder belangrijk geworden. Dit is niet alleen omdat een groot deel van de taken is verhuisd naar speciale troepen en CIA-legertje of de semi-gevechtstroepen van Drugsbestrijding (DEA), Buitenlandse Zaken en FBI, waardoor conventionele militairen afnemen in belang, maar ook omdat ondersteunende activiteiten, waarbij private diensten een voorname rol spelen, een opmars maakten. Bovendien op iedere gevechtseenheid staat een veelvoud aan eenheden voor onderhoud, logistiek, beleid, kortom de hele santenkraam. De wapens zijn zo ingewikkeld dat er een legertje aan technici uit de militaire industrie mee moet om voor de militaire infrastructuur te zorgen. Bij de Amerikaanse landmacht is 1:19 iemand die schiet, zo rekent Arkin uit. Bij de speciale troepen ligt dit op 1:12.

Naast militairen zijn inlichtingendiensten een steeds belangrijker deel van de interventies. Zij verzamelen de informatie die nodig is voor het uitschakelen van tegenstanders. Er is een netwerk aan organisaties, maar ook een technologisch netwerk. Data laat zich door de netwerken gemakkelijk verspreiden en versterken die vervolgens weer. Ter illustratie een recent bericht uit een militaire publicatie stelde dat Amerikaanse mariniers net als mobieltjes beter gekoppeld moeten worden aan dit netwerk.

Troepen
Als er over terugtrekken wordt gesproken dan gaat het vaak over troops en dat zijn dan de gevechtstroepen, een deel van de militaire activiteiten kan bij de aftocht blazen toch doorgaan. Als er duizend man gevechtstroepen in een land zitten, dan is er een veelvoud aan ondersteunende militairen actief waarover bij voorkeur niet wordt gesproken. Terugtrekken is binnen het Amerikaanse militaire systeem, een mogelijkheid geworden die kan betekenen dat een militaire taak niet beëindigd wordt. Terugtrekken kan 'verantwoordelijk.' Dit diffuse systeem waar terugtrekken, toch blijven, kan betekenen, wordt gebruikt om zonder politieke schade in Washington stappen te zetten die het publiek graag ziet (minder troepen in het buitenland doet het goed in de VS) en ook naar tevredenheid zijn van Pentagon en machthebbers in het buitenland die willen dat de VS hun aanwezigheid handhaven. De interventie wordt er tevens wat minder zichtbaar door.

Bases
Er zijn opleiders, die taken op zich kunnen nemen, drones worden aangestuurd vanuit veilige landen in het Midden-Oosten (het commando voor de luchtmacht zit in Qatar, dat voor de marine in Bahrein en voor de landmacht in Koeweit), Europa of de Verenigde Staten zelf. Een dronepiloot in de VS kan de ene dag een onbemand vliegtuig boven Libië en de volgende dag boven Syrië of Nigeria laten opereren, en 's avonds thuis de kinderen in bed stoppen. Maar buitenlandse aanwezigheid is ook niet altijd wat het lijkt. Een uitzending naar de Verenigde Arabische Emiraten lijkt een interventie in het Midden-Oosten, maar de 155e panterbrigade ging er niet heen als deel van de Amerikaanse strijdkrachten in de regio, maar omdat er voldoende ruimte is om tankoperaties te oefenen als voorbereiding op oorlog met de Russen of Chinezen. Bijkomstig voordeel is dat de VS laat zien aandacht te hebben voor zijn bondgenoot op het Arabische schiereiland. O ja, militairen van de 155e gingen tijdens de uitzending wel naar 22 landen van Tadzjikistan tot Egypte en Oman. Het is daarmee ook een dekmantel voor andere militaire activiteiten.

Onzichtbaar
Slachtoffers vermijden is steeds belangrijker geworden; aan eigen kant, maar ook bij de tegenstander, want teveel slachtoffers leidt tot ongewenste aandacht vanuit het Congres, media, de bevolking of lokale overheden. Ongestoord en zo onzichtbaar mogelijk oorlog voeren is een doelstelling en de mensen die de beslissingen nemen en de uitvoerders blijven dan ook zo veel mogelijk buiten beeld. Obama beloofde meer openheid, maar “de wetgevende macht zou in plaats daarvan alleen nog geïnformeerd worden operaties in speciale landen in geclassificeerde documenten.” Het is al moeilijk een beeld te krijgen van de Amerikaanse militaire politiek, maar zo wordt het vrijwel onmogelijk. Nog moeilijker werd het omdat veel operaties niet onder de legale definitie van oorlog vielen en daarom het verplicht rapporteren omzeilden (denk aan de Nederlandse artikel 100 procedure). Zo konden speciale troepen ongestoord actief zijn op 97 plekken in op zijn minst 27 landen.

Informatienetwerk
Militaire operaties worden gesteund door een flexibel en betrouwbaar netwerk voor lucht, zee, land, ruimte, speciale operaties en cyber. Daarboven staan 880 admiraals en generaals. Daarvan zijn er zo'n honderd operationeel actief (de rest vecht zijn slagen in Washington met en tegen elkaar voor meer budget bijvoorbeeld). Het Amerikaanse militaire systeem heeft zich ontwikkeld sinds de oorlog van 1990-91 tegen Irak. In de afgelopen dertig jaar zijn enorme stappen gezet en heeft het zijn betrouwbaarheid meer dan eens bewezen, stelt de schrijver. Er zijn nieuwe wapens gekomen, zoals drones, er zijn autonome precisieaanvallen, een 24/7 totaalbeeld van de situatie, er is cyberoorlog en groeiend militair gebruik van de ruimte. Bommen zijn gerichter geworden en veel kleiner: dertig jaar geleden woog een vergelijkbare bom 2.000 pond, dat is nu 50 pond (er kunnen er daardoor veel meer mee met een vliegtuig of drone) en door de technologie is de efficiëntie ook gegroeid. Uitschakelen van tegenstanders is de hoofdtaak geworden binnen de wereldwijde Amerikaanse operaties.

Naaf en spaak
Er is vooral een verschuiving opgetreden naar informatie als wapen om aanvalsdoelen te bepalen, te bereiken, uit te schakelen en beslissingen te nemen. Hiertoe bestaat een wereldwijd netwerk dat weinig door het publiek wordt begrepen en onzichtbaar, veerkrachtig en efficiënt is. Een facet wat de schrijver hierbij aanhaalt is dat het Patriot luchtafweersysteem van het neutrale Zweden, niet kan werken zonder connectie met informatie uit het grote Amerikaanse systeem. Op het moment van schrijven zal Zwitserland mogelijk beslissen om hetzelfde Patriot raketsysteem van wapenreus Raytheon te kopen. Nog een onafhankelijk land in Europa dat afhankelijk wordt. Neutraliteit en soevereiniteit zijn binnen deze ontwikkeling van militaire systemen een lege huls geworden. Nog veel meer geldt die afhankelijkheid van het Amerikaanse datasysteem het leger van Saoedi Arabië. Riyad kan dan wel de grootste wapenimporteur ter wereld zijn, maar is toch niet meer dan een een knoop op een Amerikaanse jas en volledig afhankelijk van militair (technische) ondersteuning. In het boek wordt dit het naaf-en-spaak systeem genoemd dat alle losse onderdelen op aarde, in de ruimte en in cyber bij elkaar brengt.

Groter en wazig
Doorgaans gaat het bij de eindeloze oorlog, om de eindeloze oorlog tegen het terrorisme. Dat is niet wat hier gebeurt. Militairen houden zich ook steeds meer bezig met niet militaire kwesties en niet militaire organisatie maken in toenemende mate gebruik van militair ogende organisaties. Dat heeft altijd wel enigszins bestaan, maar is de afgelopen dertig jaar gegroeid. Homeland Security is een van die organisaties die gebruik maakt van een vaag legertje en dat de burgerlijke samenleving is binnengedrongen. Maar je kan ook denken aan de oorlog tegen de drugs, het CIA-lgertje e.d. Arkin toont aan dat tal van diensten en onderwerpen worden opgenomen in de grote amorfe veiligheidssector en de militaire infrastructuur nog groter maakt dan hij al is. Het zorgt er ook voor dat het vormen van een beeld van het netwerk nog moeilijker wordt, doordat het een waas legt, zelfs over wat wel en wat geen militaire taken zijn. Dat dit niet leidt tot positieve resultaten bij het bestrijden van wat het beoogt te bestrijden onderbouwt hij met cijfers.

Samenkomen
Taal is een terugkerend thema in het boek. Taal die verhullend is, of taal die als ze begrepen wordt juist onthullend werkt. Ook in de context van de verbreding van het militaire veiligheidsgebied wordt die taal gefileerd. Convergentie is het meest gehoorde toverwoord in verband met de oneindige oorlog en wordt gebruikt om het netwerk te verkopen. Zo komen opstandige en criminele dreigingen samen, en werden drugssmokkelaars in een handomdraai narco-terroristen. De dreiging bestrijden kan alleen als de betrokkenen een netwerkbewustzijn hebben. Bewust, maar wel met een taakomschrijving die zo vaag blijft dat alles er onder zou kunnen vallen en het succes of falen van de inspanningen niet te meten is. Wie anders dan de militairen hadden al een uitgebreide ervaring in het vormen van een netwerkaanpak. Dat leger is 'volhardend' in zijn strijd tegen het internationale netwerk van vijanden: van mensenhandelaar tot Chinese leger. Al met al werd zo ook wat eigenlijk binnenlands politiewerk was door het strooien met toverwoorden een militaire taak.

Diana Dean
Het hele idee om overal een veiligheidsstructuur voor op te zetten wordt eenvoudig lek geschoten met een verhaal dat Arkin verteld. De old school douanebeambte Diana Dean controleerde aan de Canadese grens een auto en de bestuurder maakte een verdachte indruk. Ze vroeg door, zocht en vond een bompakket. Ze deed wat ze moest doen. Geen speciale bevoegdheden, of middelen geen netwerk, maar ze lette op en deed haar werk. Ze wordt in De generaals zonder kleren terecht in het zonnetje gezet. Alle diensten die hun werk niet deden bij alle verdachte stappen in de aanloop naar 9/11 zouden vervolgens de sprong voorwaarts maken en zetten zichzelf in het middelpunt waarbij meer middelen en financiën nodig zouden zijn. Sterker nog niet zij, maar het Amerikaanse publiek had de fout gemaakt. Ze waren te zachtaardig, te week geworden, met teveel hang naar liberale vrijheden, en teveel beperkingen voor politie en inlichtingendiensten. Daardoor kwam het dat de aanslagen niet werden voorkomen. De Amerikanen hadden het aan zichzelf te wijten. Dat moest veranderen. Dat er te weinig Diana Deans waren die gewoon onder de geldende bevoegdheden deden wat ze moesten doen, dat verhaal lag al snel onder het tapijt. Vervolgens ging een groot deel van de vrijheden op de schop en de diensten werden er sterker van. De nabestaanden van de 911 slachtoffers werden gemarginaliseerd. “Het geld vloeide al naar de architecten van het falen,” zo stelt Arkin bondig.

Hotemetoten
Het netwerk wordt ondersteund door hotemetoten uit het wereldje van de veiligheidsexperts en voormalige generaals die vertellen hoe de Verenigd Staten verder moeten: “Zij veroorzaakten onze wereldwijde rotzooi,” stelt de schrijver, en ze “beweren dat niets moet en kan veranderen.” Dat netwerk is sterker dan de presidentiële bevoegdheid, zo hebben verschillende presidenten aan de lijve ondervonden. President Obama wilde een beperkte aanpak van de terroristen, zijn wens kon door het veiligheidsapparaat ingewilligd worden met drones en gerichte – op informatie gebaseerde informatie – en zo ging de technologie aan de loop met het beleid en werden clandestiene operaties steeds belangrijker en omvangrijker. Zijn opvolger Trump wilde weg van de oorlogen van Bush en Obama, maar hij was of niet bekwaam genoeg om een dergelijke politiek uit te voeren of had niet de steun die nodig was om de politiek van zijn voorgangers om te keren. Het terugtrekken van troepen werd zo vaak genoemd, maar was al lang niet meer waar het om ging bij de eindeloze oorlog. Ook als de gevechtstroepen werden terug getrokken dan bleven er trainingsmissies en zo behield de VS overal een militaire aanwezigheid, zelfs vanuit de Verenigde Staten zelf.

Briefing
Welke Regering – Democraat of Republikein – er ook verantwoordelijk was, voor het beleid maakte dat weinig uit. Het netwerk was gericht op uitbreiden. Elke kleine missie vroeg zijn nieuwe grote en noodzakelijke aanvullingen om hem veilig en mogelijk te maken. “Niemand overzag het geheel, en niemand staat echt aan het roer. Maar iedere onafhankelijke deelnemer draagt bij aan de grotere onderneming,” zo beschrijft Arkin dit netwerk. Het nationale establishment behartigt echt de gevestigde belangen en is “de dominante groep de macht in handen heeft en controle uitoefent over de samenleving.” De bureaucratie paste alle midden toe om zijn zin te krijgen: lekken, verbergen, overweldigen van de besluitvorming met technische informatie, vertragen van het proces en het toepassen van wisselende posities in het debat om de richting te bepalen. Maar ook het iedere dag vertellen hoe gevaarlijk de wereld is en hoe groot de bedreigingen, zijn deel van de beïnvloeding. We moeten wel doorvechten anders wordt het nog erger, stellen militaire deskundigen. Een groot deel van de vlag- en opperofficieren hebben in hun loopbaan geleerd hoe ze met Washington om moeten gaan. Zij bepalen vervolgens, meer dan diplomaten, de gang van zaken binnen de Amerikaanse buitenlandse politiek. Ze doen dat werk zo goed dat andere zaken die de veiligheid van burgers betreffen, klimaat, bestuur, voedsel en gezondheidszorg, zo goed als verdwenen zijn uit de dagelijkse briefing aan de president, zo stelde Arkin vermoedelijk al in een tekst voor het boek die voor maart 2020 was geschreven (aan het slot van het boek is een nawoord met veel aandacht voor de corona pandemie). De militaire werkelijkheid werd door de reële werkelijkheid ingehaald voor de schrijver van het boek, maar ook voor het idee over veiligheid in het algemeen.

Verschuiving
Er is wel een verschuiving gaande van oorlog tegen terrorisme naar oorlogsinspanningen richting Rusland, China, en Iran, zelfs Noord-Korea. De dreiging van Noord-Korea wordt gerelativeerd en gebruikt om te laten zien dat president Trump niet alleen maar waanzinnige dingen deed, maar dat ook hij door zijn militairen bij de haren hun kant op werd gesleept. Noord-Korea heeft een leger van ondervoede soldaten met wapens die grotendeels niet werken en die vijf kogels per jaar krijgen. De nucleaire capaciteit wordt dag en nacht in de gaten gehouden, kan niet onopgemerkt inzetbaar worden en het gevaar wordt schromelijk overdreven. Van de 21.000 stuks conventioneel geschut en raketlanceerinstallaties van Pyongyang zijn er 600 in staat Seoul te beschieten, maar bij hun eerste schot geven ze zichzelf bloot en worden vernietigd. Voor een Amerikaan misschien een overtuigend argument, denk ik dan, maar voor een bewoner van de Koreaanse hoofdstad misschien toch wat minder. Al hecht een groot deel van de Zuid-Koreaanse bevolking meer belang aan ontspanning tussen Noord en Zuid dan aan verdere opvoering van die spanningen. Het constant opvoeren van de druk kan juist wel eens tot een “use-it-or-lose-it” reactie leiden, zo wordt het hoofdstuk over Noord-Korea met een terechte waarschuwing afgesloten. De inspanningen richting China en Rusland komen in het boek herhaaldelijk aan de orde in verhalen rond andere kwesties en worden dan vooral genoemd als aangedikte gevaren om de militaire uitgaven en inspanningen te verkopen.

De burger
Aangezien oorlogen ver weg verhuld gevoerd worden, er geen dienstplicht is, en slachtoffers vooral aan de andere kant vallen, zijn er geen demonstraties tegen de eindeloze oorlog. Toch tovert de schrijver een beeld dat de kortzichtigheid hiervan laat zien. Aangezien het oorlogsnetwerk voor een groot deel naar de Verenigde Staten is gehaald, zijn daarmee ook de doelen voor (tegen)aanvallen binnen de grenzen komen te liggen. Het onderscheid tussen militair en civiel is bovendien vervaagd. De schrijver noemt een aantal mogelijk doelen: commandocentrales, maar ook datacentra. Je kan daar gemakkelijk ziekenhuizen en energiecentrales aan toe voegen. Artsen zonder Grenzen en Irakezen of Oekraïners hebben er ervaring mee. Het militaire machtsapparaat is een onderdeel van de civiele samenleving geworden. Dat is niet nieuw. Nieuw is de constatering dat dit ook in de VS werkelijkheid wordt of al is geworden. Oorlog is geen zaak van ver weg, voor de man en vrouw in uniform of private militaire dienstverlener, het wordt steeds meer een zaak voor de burger en die kan zich daar beter maar bewust van zijn en misschien zelfs in de pen klimmen, spandoeken schilderen of anderszins actief worden en militairen niet hun gang laten gaan.

Voorstellen
De schrijver doet drie voorstellen om een stok te steken tussen de spaken van dit vliegwiel van de eindeloze oorlogen. Dat zijn: het creëren van een Wereldwijde Veiligheidsindex, het raadplegen van civiele deskundigheid, en een bredere kijk op veiligheid.

Het idee van de Veiligheidsindex is geënt op een al bestaande complex systeem, dat van de Amerikaanse beurs. Hier wordt actuele informatie meteen omgezet in bruikbare informatie voor de handel. Dergelijke technologie zou gegevens moeten wegen, schikken en overzichtelijk aanbieden. Daarbij wordt gedacht aan politieke, militaire en economische aspecten van veiligheid, aantallen slachtoffers van aanslagen en oorlogen, incidenten, oefeningen e.d. Die informatie kan in geabstraheerde vorm worden verwerkt, waardoor het overstelpen met informatie wordt voorkomen. De index moet daarmee leiden tot inzicht waar, hoe en waarom de veiligheid toe- of afneemt, zowel globaal als plaatselijk. Het zou daarmee een meetpunt zijn voor de effectiviteit van de politiek. Nu kan die politiek gemakkelijk opmerken dat de wereld steeds onveiliger wordt, maar is dat ook echt zo – of creëren ze slechts angst – en waardoor dan? Niet alleen moet kennis uit de maatschappij worden aangeboord om een dergelijk systeem op poten te zetten. Het moet ook gebruikt worden om maatschappelijke deskundigheid te raadplegen in zaken van veiligheid. Militairen zijn nauwelijks te controleren, zelfs een door de wol geverfde politicus Bill Gates klaagde dat hij geen greep kreeg op de eindeloze oorlogswereld. Volgens Arkin moeten militairen geen voor en tegen afwegingen maken, een soort halve diplomaten worden, maar civiele deskundigen moeten ook de militairen niet napraten, die groep moet zich tegen de verleiding van de de toverwereld van convergentie en oneindige oorlog kunnen weren om zo snel mogelijk van oorlog en conflict de weg van vrede weer op te kunnen gaan. De eerste vraag die Arkin beantwoord zou willen zien is wat veiligheid is?

Veiligheid
De kwetsbaarheid van de Verenigde Staten wordt juist vergroot door teveel overheidsgeld en energie te besteden aan militaire systemen in plaats van aan behoeften van de burgersamenleving.” Zelfs Bernie Sanders vergeleek de corona pandemie met een oorlog, maar het was geen oorlog, zelfs niet in de verste verte. Het is een biologisch probleem, geen polemologisch. De taal van oorlog domineerde echter en het leek daarom ook logisch dat de krijgsmacht een voornaam onderdeel van de oplossing moest zijn. Er werd onder andere uitgebreid over de twee hospitaalschepen die werden ingezet. Tientallen berichten heb ik daarover ontvangen, maar de eindafrekening heb ik gemist. Die haal ik nu uit De Generaals zonder kleren. Hospitaalschip de Comfort dat in New York lag behandelde 161 patiënten in 28 dagen. Dit was nog geen druppel op de gloeiende plaat. Niet verwonderlijk, want het schip was in beginsel niet toegerust voor dergelijke ziekenhuistaken, maar voor optreden in conflict en oorlogssituatie om soldaten van het slagveld op te lappen zonder tussenkomst van het Rode Kruis om ze weer snel in te kunnen zetten. Een goed functionerende en gefinancierde gezondheidszorg zou de taak beter hebben gedaan. Het tegengaan van virussen is geen militaire taak. Dat geldt ook andere kwesties: klimaat, pandemie, het zijn wereldwijde en voor de hand liggende veiligheidsproblemen die niet militair van karakter zijn (wel met effecten op de krijgsmacht, zoals ook op andere delen van de samenleving). Bij de VS denk ik dan aan het belabberde wegennetwerk, afwezige verzekeringen en sociale voorzieningen. In Nederland bijvoorbeeld aan geld voor psychiatrische zorg die ontbreekt, maar wel naar onderzeeboten gaat.

Naïviteit
Generaals zonder kleren is een geweldig boek. Het geeft een satelliet visie op de Amerikaanse krijgsmacht en geeft een groot deel van het antwoord op de vraag die Arkin zich stelde. De organisatie en hoe ze werkt wordt duidelijk in beeld gebracht. De schrijver hamert er op dat de krijgsmacht er is om de veiligheid voor de Amerikaanse burgers en stabiliteit in de wereld te vergroten. Een positieve boodschap. Zeker nu dit niet gebeurt. “Nationale veiligheid” en “buitenlandse politieke belangen” zouden dit in een ideale wereld ook inhouden. Maar de wereld van de machtspolitiek is niet ideaal. In die context is het ook in het belang van de Verenigde Staten om op zo veel mogelijk plaatsen in de wereld een vinger in de pap te hebben om doelstellingen kracht bij te zetten of dit nu gaat om bijvoorbeeld toegang voor Amerikaanse wapens op de bijvoorbeeld de Zwitserse of Saoedische markt of juist het weerhouden dat landen Chinese producten aanschaffen. De schrijver lijkt er vanuit te gaan dat er een vooral een fout in het systeem zit en zoekt niet echt naar achterliggende belangentegenstellingen die toch ook tot het politieke domein behoren.

MIC
De krijgsmacht is een netwerk dat niet meer gebonden is aan plaats noch aan laarzen op de grond. De landmacht houdt wel aan vast aan deze achterhaalde visie en dat maakt dit krijgsmachtonderdeel zo duur. De luchtmacht kan met kleine bommen veel effectiever optreden. Dat mag kloppen, maar vervolgens stelt hij dat het daarom dan ook niet meer het Militair Industrieel Complex is dat de samenleving in zijn greep houdt. Een strijd tegen MIC is onzinnig en leidt af van de werkelijkheid en maakt controle van het Pentagon zwak. Hier wordt een soort redeneer hocus pocus toegepast: de landmacht slorpt nog steeds een groot deel van het budget op en wordt daarbij in Washington, gesteund door politici met lokale belangen en waarvan een steeds groter deel naar steeds duurder wapentechnologie gaat, maar dit is achterhaald. Misschien is er in zijn ogen geen logica voor, maar dat is wat anders dan de afwezigheid van die gebundelde belangenstrijd (inderdaad met interne fricties, zoals overal). Bovendien is er voor wapengiganten ook een goed belegde boterham te verdienen aan het uitgebreide netwerk in zes dimensies en niet alleen aan de landmacht, waarbij samenwerking met politici, deskundigen en militairen dagelijkse kost is en er een draaideur beleid is waarbij generaals de industrie of denktanks ingaan en bestuurders uit de wapenindustrie de politiek ingaan. Of waar de president, ook Biden, met zijn entourage, op pad gaat om wapens aan de man te brengen.

Libië
De Verenigde Staten traden in Libië op om burgers te beschermen, stelt Arkin. Dit was inderdaad de officiële visie, maar iedereen kon zien dat het bombarderen van posities van het Libische leger verder ging dan wat nodig was om de burgers te beschermen. Het is een optreden geweest dat allereerst de gevestigde macht aanviel. Het ging om het zogenaamde regime change. Het was zeker geen optreden binnen de voorwaarden die de Verenigde Naties had vastgelegd, zoals hij stelt. Arkin stelt nog wel dat er geen stabiliteit is gecreëerd. Het optreden heeft echter zowel voor de verhoudingen binnen de internationale politiek als voor de veiligheid in de noordwest hoek van Afrika – meer dan Libië alleen – tot nu voor veel ellende geleid.

Moeilijke taak
Ondanks deze kanttekeningen is het een boek dat goed geïnformeerd probeert een methode te vinden om het Amerikaanse militaire apparaat aan de ketting te leggen. Het erf bewaken is goed, maar voor andere taken zijn er civiele diensten, zo zou je zijn visie kunnen samenvatten. Om dit te onderstrepen biedt de actualiteit altijd wel een handvat: eind juni staat een groep 'gematigde democraten' op om te voorkomen dat een groep die minder aan het militaire apparaat wil uitgeven het voortouw neemt. Het niet willen beknibbelen op de enorme militaire uitgaven van de Verenigde Staten een gematigde politiek kunnen noemen, geeft aan dat spelruimte zwaar bevochten moet worden.

Arkin sluit zijn boek dan ook af met: “Nu komt de moeilijke taak om de machine te ontmantelen en het land weer meer civieler te krijgen en weg van de oneindige oorlog.” Niet militair meer, maar juist minder doen is daarbij de sleutel. Het internationale terrorisme wordt niet bestreden door te vechten. Dat leidt juist tot aanwas. Hij merkt eveneens op dat het altijd de andere kant is die gezien wordt als het probleem. Dit is geen excuus voor Rusland, stelt hij, “maar laten we ook eens kijken wat we zelf doen,” en de problemen in de VS oplossen. Een frisse kijk op de zaak.

Hoewel Europese landen een geringe rol spelen in zijn boek, valt daarop ook in Europa nog wel wat te winnen. Bij elkaar vormen de landen van de Europese Unie dan wel de tweede militaire macht in de wereld, maar dat is veel minder dan de omvang van de Verenigde Staten. Veel landen in Europa lopen wel achter de militaire buitenlandpolitiek van de Verenigde Staten aan, Nederland niet in de laatste plaats. Bovendien kennen wij ook gevaarlijke cyberoperaties, het pionieren met hacken en campagnes voor steeds meer geld voor Defensie, omdat men zegt niet meer te kunnen schieten, terwijl er gesproken wordt over aanschaf van nieuwe grote en dure wapensystemen en de F-35 straaljagers over het land razen.