In Newsweek stond onlangs een artikel van William Arkin (al een leven lang vorser naar en schrijver over Amerikaanse militaire ontwikkelingen) over het wegpoetsen van signalementen van personen van wat hij een geheim leger van 60.000 mensen noemde. Van dit leger opereert een groot deel onder een dekmantel in binnen- en buitenland, in uniform of burger tenue, in de digitale of analoge werkelijkheid.
Het gaat voor meer dan helft om speciale troepen (die bijvoorbeeld opereren achter de grenzen van Noord-Korea en Iran), gevolgd door inlichtingendiensten personeel, de derde, hard groeiende groep, zijn de mannen en vrouwen die altijd achter hun toetsenborden en monitors zitten en naar doelwitten zoeken of sociale media manipuleren. Het Amerikaanse Congres heeft er nog nooit een hoorzitting aan gewijd, terwijl het bestaan van dit omvangrijke leger implicaties heeft voor wetgeving, de Geneefse Conventies, militaire gedragscodes en aansprakelijkheid. Bovendien slorpen ze samen jaarlijks zo'n kleine € 750 miljoen aan overheidsgelden op.
Half april publiceerde, William
Arkin, onder de titel Waarom
kan Amerika zijn eindeloze oorlogen niet beëindigen een
samenvatting van het boek dat hij (met onderzoeker E.D. Cauchi)
dit jaar uitbracht: The generals have no clothes; the
untold story of our endless wars. Het artikel rond het
geheime leger dat gebruikt maakt van signature reduction is
een knap staaltje speurwerk, maar is daarnaast ook een aanvulling op
dit boek dat wijst op de gevaren van een militariserende samenleving.
De generaals zonder kleren is een moetje voor mensen die hun begrip
van de militaire ontwikkelingen van de afgelopen jaren willen
vergroten. Het boek bevat veel herkenbare opmerkingen, zoals dat:
geen land in het Midden-Oosten er momenteel beter aan toe dan is dan
voordat de oorlog tegen het terrorisme twintig jaar geleden begon;
geen president in staat is de eindeloze oorlog te stoppen; er $ 6.500
miljard is uitgegeven aan de militaire operaties in de afgelopen
twintig jaar; er alleen al 11.000 Amerikanen (militairen en van
private diensten) zijn gesneuveld en 53.000 de fysieke en/of
psychische vernieling in gegaan sinds 9/11; en de Amerikaanse
aanwezigheid en oorlogsvoering niet leidt tot minder, maar juist een
groeiend aantal terroristen, en niet minder maar juist meer
gevechten. Dit is bekend, maar waarom draait dit systeem dan toch
door vraagt Arkin zich af. Het boek doet verslag van de zoektocht met
een zee aan verhalend beschreven informatie. Al in de inleiding vat
hij het antwoord bondig samen: “dit nooit eindigende gevecht
houdt zichzelf in stand.” Maar hij steekt ook de hand in eigen
boezem: “We hebben dit laten gebeuren, omdat het onze levens
niet zou raken.”
Netwerk
Een belangrijk deel
van zijn antwoord is dat militaire operaties worden ondersteund door
een veel groter leger dan slechts gevechtstroepen. Die
gevechtstroepen zijn juist minder belangrijk geworden. Dit is niet
alleen omdat een groot deel van de taken is verhuisd naar speciale
troepen en CIA-legertje of de semi-gevechtstroepen van
Drugsbestrijding (DEA), Buitenlandse Zaken en FBI, waardoor
conventionele militairen afnemen in belang, maar ook omdat
ondersteunende activiteiten, waarbij private diensten een voorname
rol spelen, een opmars maakten. Bovendien op iedere gevechtseenheid
staat een veelvoud aan eenheden voor onderhoud, logistiek, beleid,
kortom de hele santenkraam. De wapens zijn zo ingewikkeld dat er een
legertje aan technici uit de militaire industrie mee moet om voor de
militaire infrastructuur te zorgen. Bij de Amerikaanse landmacht is
1:19 iemand die schiet, zo rekent Arkin uit. Bij de speciale troepen
ligt dit op 1:12.
Naast militairen zijn inlichtingendiensten
een steeds belangrijker deel van de interventies. Zij verzamelen de
informatie die nodig is voor het uitschakelen van tegenstanders. Er
is een netwerk aan organisaties, maar ook een technologisch netwerk.
Data laat zich door de netwerken gemakkelijk verspreiden en
versterken die vervolgens weer. Ter illustratie een recent bericht
uit een militaire publicatie stelde dat Amerikaanse mariniers net
als mobieltjes beter gekoppeld moeten worden
aan dit netwerk.
Troepen
Als er over
terugtrekken wordt gesproken dan gaat het vaak over troops en
dat zijn dan de gevechtstroepen, een deel van de militaire
activiteiten kan bij de aftocht blazen toch doorgaan. Als er duizend
man gevechtstroepen in een land zitten, dan is er een veelvoud aan
ondersteunende militairen actief waarover bij voorkeur niet wordt
gesproken. Terugtrekken is binnen het Amerikaanse militaire systeem,
een mogelijkheid geworden die kan betekenen dat een militaire taak
niet beëindigd wordt. Terugtrekken kan 'verantwoordelijk.' Dit
diffuse systeem waar terugtrekken, toch blijven, kan betekenen, wordt
gebruikt om zonder politieke schade in Washington stappen te zetten
die het publiek graag ziet (minder troepen in het buitenland doet het
goed in de VS) en ook naar tevredenheid zijn van Pentagon en
machthebbers in het buitenland die willen dat de VS hun aanwezigheid
handhaven. De interventie wordt er tevens wat minder zichtbaar door.
Bases
Er zijn opleiders, die
taken op zich kunnen nemen, drones worden aangestuurd vanuit veilige
landen in het Midden-Oosten (het commando voor de luchtmacht zit in
Qatar, dat voor de marine in Bahrein en voor de landmacht in
Koeweit), Europa of de Verenigde Staten zelf. Een dronepiloot in de
VS kan de ene dag een onbemand vliegtuig boven Libië en de volgende
dag boven Syrië of Nigeria laten opereren, en 's avonds thuis de
kinderen in bed stoppen. Maar buitenlandse aanwezigheid is ook niet
altijd wat het lijkt. Een uitzending naar de Verenigde Arabische
Emiraten lijkt een interventie in het Midden-Oosten, maar de 155e
panterbrigade ging er niet heen als deel van de Amerikaanse
strijdkrachten in de regio, maar omdat er voldoende ruimte is om
tankoperaties te oefenen als voorbereiding op oorlog met de Russen of
Chinezen. Bijkomstig voordeel is dat de VS laat zien aandacht te
hebben voor zijn bondgenoot op het Arabische schiereiland. O ja,
militairen van de 155e gingen tijdens de uitzending wel naar 22
landen van Tadzjikistan tot Egypte en Oman. Het is daarmee ook een
dekmantel voor andere militaire activiteiten.
Onzichtbaar
Slachtoffers
vermijden is steeds belangrijker geworden; aan eigen kant, maar ook
bij de tegenstander, want teveel slachtoffers leidt tot ongewenste
aandacht vanuit het Congres, media, de bevolking of lokale overheden.
Ongestoord en zo onzichtbaar mogelijk oorlog voeren is een
doelstelling en de mensen die de beslissingen nemen en de uitvoerders
blijven dan ook zo veel mogelijk buiten beeld. Obama beloofde meer
openheid, maar “de wetgevende macht zou in plaats daarvan alleen
nog geïnformeerd worden operaties in speciale landen in
geclassificeerde documenten.” Het is al moeilijk een beeld te
krijgen van de Amerikaanse militaire politiek, maar zo wordt het
vrijwel onmogelijk. Nog moeilijker werd het omdat veel operaties niet
onder de legale definitie van oorlog vielen en daarom het verplicht
rapporteren omzeilden (denk aan de Nederlandse artikel 100
procedure). Zo konden speciale troepen ongestoord actief zijn op 97
plekken in op zijn minst 27 landen.
Informatienetwerk
Militaire
operaties worden gesteund door een flexibel en betrouwbaar netwerk
voor lucht, zee, land, ruimte, speciale operaties en cyber.
Daarboven staan 880 admiraals
en generaals. Daarvan zijn er zo'n honderd operationeel actief (de
rest vecht zijn slagen in Washington met en tegen elkaar voor meer
budget bijvoorbeeld). Het Amerikaanse militaire systeem heeft zich
ontwikkeld sinds de oorlog van 1990-91 tegen Irak. In de afgelopen
dertig jaar zijn enorme stappen gezet en heeft het zijn
betrouwbaarheid meer dan eens bewezen, stelt de schrijver. Er zijn
nieuwe wapens gekomen, zoals drones, er zijn autonome
precisieaanvallen, een 24/7 totaalbeeld van de situatie, er is
cyberoorlog en groeiend militair gebruik van de ruimte. Bommen zijn
gerichter geworden en veel kleiner: dertig jaar geleden woog een
vergelijkbare bom 2.000 pond, dat is nu 50 pond (er kunnen er
daardoor veel meer mee met een vliegtuig of drone) en door de
technologie is de efficiëntie ook gegroeid. Uitschakelen van
tegenstanders is de hoofdtaak geworden binnen de wereldwijde
Amerikaanse operaties.
Naaf en spaak
Er is vooral
een verschuiving opgetreden naar informatie als wapen om
aanvalsdoelen te bepalen, te bereiken, uit te schakelen en
beslissingen te nemen. Hiertoe bestaat een wereldwijd netwerk dat
weinig door het publiek wordt begrepen en onzichtbaar, veerkrachtig
en efficiënt is. Een facet wat de schrijver hierbij aanhaalt is dat
het Patriot luchtafweersysteem van het neutrale Zweden, niet kan
werken zonder connectie met informatie uit het grote Amerikaanse
systeem. Op het moment van schrijven zal Zwitserland mogelijk
beslissen om hetzelfde Patriot raketsysteem van wapenreus Raytheon te
kopen. Nog een onafhankelijk land in Europa dat afhankelijk wordt.
Neutraliteit en soevereiniteit zijn binnen deze ontwikkeling van
militaire systemen een lege huls geworden. Nog veel meer geldt die
afhankelijkheid van het Amerikaanse datasysteem het leger van Saoedi
Arabië. Riyad kan dan wel de grootste wapenimporteur ter wereld
zijn, maar is toch niet meer dan een een knoop op een Amerikaanse jas
en volledig afhankelijk van militair (technische) ondersteuning. In
het boek wordt dit het naaf-en-spaak systeem genoemd dat alle losse
onderdelen op aarde, in de ruimte en in cyber bij elkaar
brengt.
Groter en
wazig
Doorgaans gaat het bij de eindeloze oorlog, om de
eindeloze oorlog tegen het terrorisme. Dat is niet wat hier gebeurt.
Militairen houden zich ook steeds meer bezig met niet militaire
kwesties en niet militaire organisatie maken in toenemende mate
gebruik van militair ogende organisaties. Dat heeft altijd wel
enigszins bestaan, maar is de afgelopen dertig jaar gegroeid.
Homeland Security is een van die organisaties die gebruik
maakt van een vaag legertje en dat de burgerlijke samenleving is
binnengedrongen. Maar je kan ook denken aan de oorlog tegen de drugs,
het CIA-lgertje e.d. Arkin toont aan dat tal van diensten en
onderwerpen worden opgenomen in de grote amorfe veiligheidssector en
de militaire infrastructuur nog groter maakt dan hij al is. Het zorgt
er ook voor dat het vormen van een beeld van het netwerk nog
moeilijker wordt, doordat het een waas legt, zelfs over wat wel en
wat geen militaire taken zijn. Dat dit niet leidt tot positieve
resultaten bij het bestrijden van wat het beoogt te bestrijden
onderbouwt hij met cijfers.
Samenkomen
Taal is een
terugkerend thema in het boek. Taal die verhullend is, of taal die
als ze begrepen wordt juist onthullend werkt. Ook in de context van
de verbreding van het militaire veiligheidsgebied wordt die taal
gefileerd. Convergentie is het meest gehoorde toverwoord in
verband met de oneindige oorlog en wordt gebruikt om het netwerk te
verkopen. Zo komen opstandige en criminele dreigingen samen, en
werden drugssmokkelaars in een handomdraai narco-terroristen. De
dreiging bestrijden kan alleen als de betrokkenen een
netwerkbewustzijn hebben. Bewust, maar wel met een taakomschrijving
die zo vaag blijft dat alles er onder zou kunnen vallen en het succes
of falen van de inspanningen niet te meten is. Wie anders dan de
militairen hadden al een uitgebreide ervaring in het vormen van een
netwerkaanpak. Dat leger is 'volhardend' in zijn strijd tegen het
internationale netwerk van vijanden: van mensenhandelaar tot Chinese
leger. Al met al werd zo ook wat eigenlijk binnenlands politiewerk
was door het strooien met toverwoorden een militaire taak.
Diana
Dean
Het hele idee om overal een
veiligheidsstructuur voor op te zetten wordt eenvoudig lek geschoten
met een verhaal dat Arkin verteld. De old school douanebeambte
Diana Dean controleerde aan de Canadese grens een auto en de
bestuurder maakte een verdachte indruk. Ze vroeg door, zocht en vond
een bompakket. Ze deed wat ze moest doen. Geen speciale bevoegdheden,
of middelen geen netwerk, maar ze lette op en deed haar werk. Ze
wordt in De generaals zonder kleren terecht in het zonnetje
gezet. Alle diensten die hun werk niet deden bij alle verdachte
stappen in de aanloop naar 9/11 zouden vervolgens de sprong
voorwaarts maken en zetten zichzelf in het middelpunt waarbij meer
middelen en financiën nodig zouden zijn. Sterker nog niet zij, maar
het Amerikaanse publiek had de fout gemaakt. Ze waren te zachtaardig,
te week geworden, met teveel hang naar liberale vrijheden, en teveel
beperkingen voor politie en inlichtingendiensten. Daardoor kwam het
dat de aanslagen niet werden voorkomen. De Amerikanen hadden het aan
zichzelf te wijten. Dat moest veranderen. Dat er te weinig Diana
Deans waren die gewoon onder de geldende bevoegdheden deden wat ze
moesten doen, dat verhaal lag al snel onder het tapijt. Vervolgens
ging een groot deel van de vrijheden op de schop en de diensten
werden er sterker van. De nabestaanden van de 911 slachtoffers werden
gemarginaliseerd. “Het geld vloeide al naar de architecten van
het falen,” zo stelt Arkin
bondig.
Hotemetoten
Het netwerk wordt
ondersteund door hotemetoten uit het wereldje van de
veiligheidsexperts en voormalige generaals die vertellen hoe de
Verenigd Staten verder moeten: “Zij veroorzaakten onze
wereldwijde rotzooi,” stelt de schrijver, en ze “beweren
dat niets moet en kan veranderen.” Dat
netwerk is sterker dan de presidentiële bevoegdheid, zo
hebben verschillende presidenten aan de lijve ondervonden. President
Obama wilde een beperkte aanpak van de terroristen, zijn wens kon
door het veiligheidsapparaat ingewilligd worden met drones en
gerichte – op informatie gebaseerde informatie – en zo ging de
technologie aan de loop met het beleid en werden clandestiene
operaties steeds belangrijker en omvangrijker. Zijn opvolger Trump
wilde weg van de oorlogen van Bush en Obama, maar hij was of niet
bekwaam genoeg om een dergelijke politiek uit te voeren of had niet
de steun die nodig was om de politiek van zijn voorgangers om te
keren. Het terugtrekken van troepen werd zo vaak genoemd, maar was al
lang niet meer waar het om ging bij de eindeloze oorlog. Ook als de
gevechtstroepen werden terug getrokken dan bleven er trainingsmissies
en zo behield de VS overal een militaire aanwezigheid, zelfs vanuit
de Verenigde Staten zelf.
Briefing
Welke Regering –
Democraat of Republikein – er ook verantwoordelijk was, voor het
beleid maakte dat weinig uit. Het netwerk was gericht op uitbreiden.
Elke kleine missie vroeg zijn nieuwe grote en noodzakelijke
aanvullingen om hem veilig en mogelijk te maken. “Niemand
overzag het geheel, en niemand staat echt aan het roer. Maar iedere
onafhankelijke deelnemer draagt bij aan de grotere onderneming,”
zo beschrijft Arkin dit netwerk. Het nationale establishment
behartigt echt de gevestigde belangen en is “de dominante groep
de macht in handen heeft en controle uitoefent over de samenleving.”
De bureaucratie paste alle midden toe om zijn zin te krijgen: lekken,
verbergen, overweldigen van de besluitvorming met technische
informatie, vertragen van het proces en het toepassen van wisselende
posities in het debat om de richting te bepalen. Maar ook het iedere
dag vertellen hoe gevaarlijk de wereld is en hoe groot de
bedreigingen, zijn deel van de beïnvloeding. We moeten wel
doorvechten anders wordt het nog erger, stellen militaire
deskundigen. Een groot deel van de vlag- en opperofficieren hebben in
hun loopbaan geleerd hoe ze met Washington om moeten gaan. Zij
bepalen vervolgens, meer dan diplomaten, de gang van zaken binnen de
Amerikaanse buitenlandse politiek. Ze doen dat werk zo goed dat
andere zaken die de veiligheid van burgers betreffen, klimaat,
bestuur, voedsel en gezondheidszorg, zo goed als verdwenen zijn uit
de dagelijkse briefing aan de president, zo stelde Arkin vermoedelijk
al in een tekst voor het boek die voor maart 2020 was geschreven (aan
het slot van het boek is een nawoord met veel aandacht voor de corona
pandemie). De militaire werkelijkheid werd door de reële
werkelijkheid ingehaald voor de schrijver van het boek, maar ook voor
het idee over veiligheid in het algemeen.
Verschuiving
Er is wel een verschuiving gaande van
oorlog tegen terrorisme naar oorlogsinspanningen richting Rusland,
China, en Iran, zelfs Noord-Korea. De dreiging van Noord-Korea wordt
gerelativeerd en gebruikt om te laten zien dat president Trump niet
alleen maar waanzinnige dingen deed, maar dat ook hij door zijn
militairen bij de haren hun kant op werd gesleept. Noord-Korea heeft
een leger van ondervoede soldaten met wapens die grotendeels niet
werken en die vijf kogels per jaar krijgen. De nucleaire capaciteit
wordt dag en nacht in de gaten gehouden, kan niet onopgemerkt
inzetbaar worden en het gevaar wordt schromelijk overdreven. Van de
21.000 stuks conventioneel geschut en raketlanceerinstallaties van
Pyongyang zijn er 600 in staat Seoul te beschieten, maar bij hun
eerste schot geven ze zichzelf bloot en worden vernietigd. Voor een
Amerikaan misschien een overtuigend argument, denk ik dan, maar voor
een bewoner van de Koreaanse hoofdstad misschien toch wat minder. Al
hecht een groot deel van de Zuid-Koreaanse bevolking meer belang aan
ontspanning tussen Noord en Zuid dan aan verdere opvoering van die
spanningen. Het constant opvoeren van de druk kan juist wel eens tot
een “use-it-or-lose-it” reactie leiden, zo wordt het
hoofdstuk over Noord-Korea met een terechte waarschuwing afgesloten.
De inspanningen richting China en Rusland komen in het boek
herhaaldelijk aan de orde in verhalen rond andere kwesties en worden
dan vooral genoemd als aangedikte gevaren om de militaire uitgaven en
inspanningen te verkopen.
De burger
Aangezien oorlogen
ver weg verhuld gevoerd worden, er geen dienstplicht is, en
slachtoffers vooral aan de andere kant vallen, zijn er geen
demonstraties tegen de eindeloze oorlog. Toch tovert de schrijver een
beeld dat de kortzichtigheid hiervan laat zien. Aangezien het
oorlogsnetwerk voor een groot deel naar de Verenigde Staten is
gehaald, zijn daarmee ook de doelen voor (tegen)aanvallen binnen de
grenzen komen te liggen. Het onderscheid tussen militair en civiel is
bovendien vervaagd. De schrijver noemt een aantal mogelijk doelen:
commandocentrales, maar ook datacentra. Je kan daar gemakkelijk
ziekenhuizen en energiecentrales aan toe voegen. Artsen zonder
Grenzen en Irakezen of Oekraïners hebben er ervaring mee. Het
militaire machtsapparaat is een onderdeel van de civiele samenleving
geworden. Dat is niet nieuw. Nieuw is de constatering dat dit ook in
de VS werkelijkheid wordt of al is geworden. Oorlog is geen zaak van
ver weg, voor de man en vrouw in uniform of private militaire
dienstverlener, het wordt steeds meer een zaak voor de burger en die
kan zich daar beter maar bewust van zijn en misschien zelfs in de pen
klimmen, spandoeken schilderen of anderszins actief worden en
militairen niet hun gang laten gaan.
Voorstellen
De
schrijver doet drie voorstellen om een stok te steken tussen de
spaken van dit vliegwiel van de eindeloze oorlogen. Dat zijn: het
creëren van een Wereldwijde Veiligheidsindex, het raadplegen van
civiele deskundigheid, en een bredere kijk op veiligheid.
Het
idee van de Veiligheidsindex is geënt op een al bestaande complex
systeem, dat van de Amerikaanse beurs. Hier wordt actuele informatie
meteen omgezet in bruikbare informatie voor de handel. Dergelijke
technologie zou gegevens moeten wegen, schikken en overzichtelijk
aanbieden. Daarbij wordt gedacht aan politieke, militaire en
economische aspecten van veiligheid, aantallen slachtoffers van
aanslagen en oorlogen, incidenten, oefeningen e.d. Die informatie kan
in geabstraheerde vorm worden verwerkt, waardoor het overstelpen met
informatie wordt voorkomen. De index moet daarmee leiden tot inzicht
waar, hoe en waarom de veiligheid toe- of afneemt, zowel globaal als
plaatselijk. Het zou daarmee een meetpunt zijn voor de effectiviteit
van de politiek. Nu kan die politiek gemakkelijk opmerken dat de
wereld steeds onveiliger wordt, maar is dat ook echt zo – of
creëren ze slechts angst – en waardoor dan? Niet alleen moet
kennis uit de maatschappij worden aangeboord om een dergelijk systeem
op poten te zetten. Het moet ook gebruikt worden om maatschappelijke
deskundigheid te raadplegen in zaken van veiligheid. Militairen zijn
nauwelijks te controleren, zelfs een door de wol geverfde politicus
Bill Gates klaagde dat hij geen greep kreeg op de eindeloze
oorlogswereld. Volgens Arkin moeten militairen geen voor en tegen
afwegingen maken, een soort halve diplomaten worden, maar civiele
deskundigen moeten ook de militairen niet napraten, die groep moet
zich tegen de verleiding van de de toverwereld van convergentie en
oneindige oorlog kunnen weren om zo snel mogelijk van oorlog en
conflict de weg van vrede weer op te kunnen gaan. De eerste vraag die
Arkin beantwoord zou willen zien is wat veiligheid is?
Veiligheid
“De kwetsbaarheid van de Verenigde
Staten wordt juist vergroot door teveel overheidsgeld en energie te
besteden aan militaire systemen in plaats van aan behoeften van de
burgersamenleving.” Zelfs Bernie Sanders vergeleek de corona
pandemie met een oorlog, maar het was geen oorlog, zelfs niet in de
verste verte. Het is een biologisch probleem, geen polemologisch. De
taal van oorlog domineerde echter en het leek daarom ook logisch dat
de krijgsmacht een voornaam onderdeel van de oplossing moest zijn. Er
werd onder andere uitgebreid over de twee hospitaalschepen die werden
ingezet. Tientallen berichten heb ik daarover ontvangen, maar de
eindafrekening heb ik gemist. Die haal ik nu uit De Generaals
zonder kleren. Hospitaalschip de Comfort dat in New York lag
behandelde 161 patiënten in 28 dagen. Dit was nog geen druppel op de
gloeiende plaat. Niet verwonderlijk, want het schip was in beginsel
niet toegerust voor dergelijke ziekenhuistaken, maar voor optreden in
conflict en oorlogssituatie om soldaten van het slagveld op te lappen
zonder tussenkomst van het Rode Kruis om ze weer snel in te kunnen
zetten. Een goed functionerende en gefinancierde gezondheidszorg zou
de taak beter hebben gedaan. Het tegengaan van virussen is geen
militaire taak. Dat geldt ook andere kwesties: klimaat, pandemie, het
zijn wereldwijde en voor de hand liggende veiligheidsproblemen die
niet militair van karakter zijn (wel met effecten op de krijgsmacht,
zoals ook op andere delen van de samenleving). Bij de VS denk ik dan
aan het belabberde wegennetwerk, afwezige verzekeringen en sociale
voorzieningen. In Nederland bijvoorbeeld aan geld voor psychiatrische
zorg die ontbreekt, maar wel naar onderzeeboten gaat.
Naïviteit
Generaals zonder kleren is een geweldig
boek. Het geeft een satelliet visie op de Amerikaanse krijgsmacht en
geeft een groot deel van het antwoord op de vraag die Arkin zich
stelde. De organisatie en hoe ze werkt wordt duidelijk in beeld
gebracht. De schrijver hamert er op dat de krijgsmacht er is om de
veiligheid voor de Amerikaanse burgers en stabiliteit in de wereld te
vergroten. Een positieve boodschap. Zeker nu dit niet gebeurt.
“Nationale veiligheid” en “buitenlandse politieke
belangen” zouden dit in een ideale wereld ook inhouden. Maar de
wereld van de machtspolitiek is niet ideaal. In die context is het
ook in het belang van de Verenigde Staten om op zo veel mogelijk
plaatsen in de wereld een vinger in de pap te hebben om
doelstellingen kracht bij te zetten of dit nu gaat om bijvoorbeeld
toegang voor Amerikaanse wapens op de bijvoorbeeld de Zwitserse
of Saoedische markt of juist het weerhouden dat landen Chinese
producten aanschaffen. De schrijver lijkt er vanuit te gaan dat er
een vooral een fout in het systeem zit en zoekt niet echt naar
achterliggende belangentegenstellingen die toch ook tot het politieke
domein behoren.
MIC
De krijgsmacht is een
netwerk dat niet meer gebonden is aan plaats noch aan laarzen op de
grond. De landmacht houdt wel aan vast aan deze achterhaalde visie en
dat maakt dit krijgsmachtonderdeel zo duur. De luchtmacht kan met
kleine bommen veel effectiever optreden. Dat mag kloppen, maar
vervolgens stelt hij dat het daarom dan ook niet meer het Militair
Industrieel Complex is dat de samenleving in zijn greep houdt. Een
strijd tegen MIC is onzinnig en leidt af van de werkelijkheid en
maakt controle van het Pentagon zwak. Hier wordt een soort redeneer
hocus pocus toegepast: de landmacht slorpt nog steeds een groot deel
van het budget op en wordt daarbij in Washington, gesteund door
politici met lokale belangen en waarvan een steeds groter deel naar
steeds duurder wapentechnologie gaat, maar dit is achterhaald.
Misschien is er in zijn ogen geen logica voor, maar dat is wat anders
dan de afwezigheid van die gebundelde belangenstrijd (inderdaad met
interne fricties, zoals overal). Bovendien is er voor wapengiganten
ook een goed belegde boterham te verdienen aan het uitgebreide
netwerk in zes dimensies en niet alleen aan de landmacht, waarbij
samenwerking met politici, deskundigen en militairen dagelijkse kost
is en er een draaideur beleid is waarbij generaals de industrie of
denktanks ingaan en bestuurders uit de wapenindustrie de politiek
ingaan. Of waar de president, ook Biden, met zijn entourage, op pad
gaat om wapens aan de man te brengen.
Libië
De Verenigde Staten traden in Libië op
om burgers te beschermen, stelt Arkin. Dit was inderdaad de officiële
visie, maar iedereen kon zien dat het bombarderen van posities van
het Libische leger verder ging dan wat nodig was om de burgers te
beschermen. Het is een optreden geweest dat allereerst de gevestigde
macht aanviel. Het ging om het zogenaamde regime change. Het
was zeker geen optreden binnen de voorwaarden die de Verenigde Naties
had vastgelegd, zoals hij stelt. Arkin stelt nog wel dat er geen
stabiliteit is gecreëerd. Het optreden heeft echter zowel voor de
verhoudingen binnen de internationale politiek als voor de veiligheid
in de noordwest hoek van Afrika – meer dan Libië alleen – tot nu
voor veel ellende geleid.
Moeilijke taak
Ondanks deze
kanttekeningen is het een boek dat goed geïnformeerd probeert een
methode te vinden om het Amerikaanse militaire apparaat aan de
ketting te leggen. Het erf bewaken is goed, maar voor andere taken
zijn er civiele diensten, zo zou je zijn visie kunnen samenvatten. Om
dit te onderstrepen biedt de actualiteit altijd wel een handvat: eind
juni staat een groep 'gematigde democraten' op om
te voorkomen dat een groep die minder aan het militaire apparaat wil
uitgeven het voortouw neemt. Het niet willen beknibbelen op de
enorme militaire uitgaven van de Verenigde Staten een gematigde
politiek kunnen noemen, geeft aan dat spelruimte zwaar bevochten moet
worden.
Arkin sluit zijn boek dan ook af met: “Nu komt
de moeilijke taak om de machine te ontmantelen en het land weer meer
civieler te krijgen en weg van de oneindige oorlog.” Niet
militair meer, maar juist minder doen is daarbij de sleutel. Het
internationale terrorisme wordt niet bestreden door te vechten. Dat
leidt juist tot aanwas. Hij merkt eveneens op dat het altijd de
andere kant is die gezien wordt als het probleem. Dit is geen excuus
voor Rusland, stelt hij, “maar laten we ook eens kijken wat we
zelf doen,” en de problemen in de VS oplossen. Een frisse kijk
op de zaak.
Hoewel Europese landen een geringe rol spelen in
zijn boek, valt daarop ook in Europa nog wel wat te winnen. Bij
elkaar vormen de landen van de Europese Unie dan wel de tweede
militaire macht in de wereld, maar dat is veel minder dan de omvang
van de Verenigde Staten. Veel landen in Europa lopen wel achter de
militaire buitenlandpolitiek van de Verenigde Staten aan, Nederland
niet in de laatste plaats. Bovendien kennen wij ook gevaarlijke
cyberoperaties, het
pionieren met hacken en campagnes voor steeds meer
geld voor Defensie, omdat men zegt niet meer te kunnen schieten,
terwijl er gesproken wordt over aanschaf van nieuwe grote en dure
wapensystemen en de
F-35 straaljagers over het land razen.