woensdag 30 november 2022

Boekbespreking: de economie van de oorlog in de VS

Six Stops on the National Security Tour; rethinking warfare economics
door Miriam Pemberton doet wat de titel belooft. De schrijfster maakt een reis door de Verenigde Staten en vertelt aan de hand van die tocht over het Militair Industrieel Complex (MIC). De term stamt uit de afscheidstoespraak van president Eisenhower, Hij waarschuwde ermee voor de gevaren van ongebreidelde Pentagon uitgaven en militaire invloed. De schrijfster zet deze waarschuwing extra kracht bij door te wijzen op de noodzaak technische inventiviteit te gebruiken om de klimaatcrisis te lijf te gaan, o.a. door het produceren van duurzame producten in plaats van steeds meer militaire technologie. Die boodschap past naadloos in haar betoog voor conversie, waarvan ze falende en geslaagde voorbeelden beschrijft. Het bekende werk, maar zeer goed gedocumenteerd met feiten, gewogen oordelen en ontwikkelingen. Hoewel het om Amerikaanse kwesties gaat, trekt het ook de Europeaan weer bij de les.

De basis voor het MIC is gelegd door Roosevelt tijdens de Tweede Wereldoorlog. Om de industrie te verleiden wapens te produceren, verstrekte hij belastingvoordelen, garandeerde winsten en liet de planning van het werk aan de industriëlen zelf. Winsten waren enorm en controle was er nauwelijks; patriottisme werd lucratief. Na de oorlog moesten de bedrijven vervangend werk zoeken voor de oorlogsproductie. Nauwelijks gebonden aan regels en met hulp van militairen werd de komende samenwerking gesmeed. Het MIC was geboren.

Nationale veiligheid
In de introductie op het boek wordt beschreven hoe het begrip Nationale Veiligheid zich aan de hand van in 1947 ingevoerde wetgeving (de National Security Act) nestelde in de Amerikaanse samenleving. Wat achterwege bleef was echter een definitie ervan. Opmerkelijk genoeg is die omissie er 75 jaar later nog steeds, terwijl de woorden tegelijkertijd een bijna magische macht hebben gekregen. Als je niet weet wat het is, dat kan je ook niet bepalen hoeveel geld je er aan moet besteden; wanneer is het genoeg. Er is immers geen vastgesteld doel. (Dit was een hoofdpunt in het betoog van Bill Arkin in
Generaals zonder Kleren.) Pemberton wijst er op dat in een eerdere versie van de Eisenhower's speech het gevaar nog ruimer geformuleerd werd en ook het Congres deel was van de kongsi waarvoor gewaarschuwd werd. En ze wijst er op dat een andere grondlegger van de Veiligheidsstaat, president Truman, eerder in zijn carrière nog een kritische blik had. Hij leidde als lid van het Congres een Commissie over Aanbestedingen in Oorlogstijd om de verspilling en fraude bloot te leggen. (Hiermee inspireerde nij jaren later andere Congresleden.) Toen hij president werd, bleek hij zo flexibel als een dropstaaf. Zijn twijfels over de verdere ontwikkeling van de atoomwapens voorkwamen niet dat hij hiervoor toch het groene licht gaf.

Meer, meer
Een boek schrijven over het militaire apparaat zonder de woorden controle, geheimen en
meer alsmaar meer (want minder leidt tot ernstige consequenties, zo herhalen denktanks keer op keer) is bijna onmogelijk. Pemberton kent de wereld van de militaire industrie. Het zijn geen louche types met vet achterover gekamd haar, maar gewone mensen die hun belangen goed in de olie weten te zetten. De frase “werkzaam in het witte boorden deel van de handel” maakt dit duidelijk. De bedrijven zie je niet of nauwelijks. Maar vrijwel alle adressen staan op papier, als je de weg weet. Ze gaat op zoek en reist naar zes Staten om te laten zien hoe de militaire economie werkt. Er is een gemene deler. Op alle plaatsen die ze bezoekt zijn er initiatieven geweest om zinniger economische activiteiten op te zetten. Het geeft de schrijfster ruimte om aan te geven waarom het gelukt of juist mislukt is en hoe het wel zou kunnen slagen. Ze spreekt daarvoor enkele hoofdrolspelers.

Het is zaak om middelen verstandiger in te zetten tegen de immense druk in. Het MIC gebruikt een scala aan tactieken om dit te voorkomen: zoals oncontroleerbare gegevens; de stoelendans tussen krijgsmacht en industrie; het binden van zoveel mogelijk bestuursorganen aan de productie door op heel veel plaatsen iets voor een wapen te produceren. Een mooi voorbeeld van het laatste: de tien arbeidsplaatsen in de staat Wyoming voor de F-35 worden opgevoerd als banenargument.

Het resultaat is dat de militaire uitgaven sinds het invoeren van de toverformule National Security alleen maar steeds verder zijn opgelopen. Hoewel dit met abrupte stijgingen voor oorlogen en krimp na afloop gepaard ging. In Nederland zien we dat na de Korea oorlog vertraagd terug, maar ons land kent daarna vrij stabiele Koude Oorlogsuitgaven, gevolgd door een kleine dip en enige invloed van de Afghanistan oorlog. Inmiddels zitten we weer terug op de Koude oorlogsuitgaven (zie figuur vergelijkbaar met die op pagina 15 van het boek). Verdere stijgingen zijn – ook in Nederland – niet uit te sluiten. Of dit verstandig is? Pemberton is er van overtuigd dat de grootste bedreiging de klimaatcrisis is en we vermoedelijk gaan kampen met volgende pandemieën. Daar zouden meer middelen naartoe moeten.

Op 1
De militaire uitgaven staan in de VS met voorsprong op 1 van de begrotingsposten. Dat wekt geen verbazing als je beseft dat die uitgaven net zo groot zijn als die van de volgende 11 landen samen en dat de Verenigde Staten 750 bases heeft in op zijn minst 85 landen. Het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Rusland hebben er tussen de tien en twintig en China maar één buiten de Zuid-Chinese Zee. De schrijfster merkt op dat dit laatste land inspiratie zal putten uit het Amerikaanse beleid. Dat beloofd dan weinig goeds. We zien het nu al, zoals met betrekking tot kernwapens. Er zit nog een opmerkelijke kant aan de Amerikaanse krijgsmacht. In 2008 bleek dat er evenveel private huurlingen (private military companies, PMC) als militairen in Irak voor het Pentagon actief waren. Een onderzoek naar het hoe en wat van deze privatisering van het personeelsbeleid werd onder druk van de PMC-lobby gestopt. In 2021 was de verhouding in het Midden-Oosten al 1:2,8 in het voordeel van de huurlingen. Des te opmerkelijker aangezien de uitbesteding niet voordeliger was voor de Amerikaanse schatkist.

Halte Connecticut
De schrijfster begint haar reis in Connecticut. Daar aan de Oostkust stroomt de Thames River en aan de monding ligt de scheepswerf van General Dynamics. Ze bouwen er atoomonderzeeërs, net als bij Huntingdon Ingalls, een werf in West-Virgina. Beide Staten hebben een Congreslid dat hun zaken behartigt in de Krijgsmacht Commissie van het Congres (HASC). Twaalf nieuwe atoomonderzeeërs van de Columbia klasse moeten zo'n $110 miljard gaan kosten. (Je kan er vanuit gaan dat de kostenoverschrijdingen nog eens in de tientallen procenten zullen lopen.) De man van General Dynamics, de democraat Joe Courtney, heeft gewonnen de boten worden gebouwd in de Staat die hij vertegenwoordigt. De Republikein Rob Wittman moest het afleggen. Hij zal elders de buit mogen binnenhalen.

Iets verderop in Connecticut, in Hartford, fabriceert Pratt & Whitney de motoren voor de F-35, het duurste wapenproject aller tijden. En Sikorsky, eigendom van Lockheed Martin, maakt ook dezelfde Staat de Black Hawk helikopter. Pratt is dan weer eigendom van Raytheon Technologies. Daarmee zijn de drie grootste wapenfabrikanten in de wereld genoemd. Geen wonder dat het kleine Connecticut de zesde ontvanger van Pentagon dollars is. De projecten wordt geld toegeschoven nadat het binnen de Nationale Defensie Toekennings Wet (NDAA) is goedgekeurd door HASC. Defensie besteed de helft van alle Amerikaanse begrotingsdollars. Dit geld wordt verspreid over het land. Congresleden hebben doorgaans oog voor hun eigen Staat en delen aan bedrijven stukjes van de koek uit. Zo winnen ze steun bij kiezers en financiers van verkiezingscampagnes. Het terugdraaien van de gunsten zou er vervolgens ongetwijfeld toe leiden dat ze hun positie verliezen: het is dus een figuurlijke fuik. Of ze nu Democraat zijn of Republikein, dat maakt weinig uit, beide weten ze waar de wind vandaan komt.

Beleidsmatige kostenoverschrijdingen
Iedereen kan zien dat het huidige budget onvoldoende zal zijn om de grote wapenprogramma's van dit moment door te zetten. Zelfs in het
marine tijdschrift Proceedings rekende iemand het laatst voor dat er niet voldoende budget is voor de gewenste aanvalsonderzeeër die van alle markten thuis moet zijn. Toch gaan de programma's door. Kostenoverschrijdingen zijn ingebakken in het systeem. De marine streeft er niet voor niets naar om toezicht weg te snijden wat zij beoordeeld als niet-noodzakelijk. Het voordeel van meer uitgeven dan je begroot hebt, is dat de begroting wel mee moet groeien of iemand moet de kiezers gaan vertellen dat er in de productie en dus banen zal worden geschrapt. Dat kan, maar ligt niet voor de hand. Wat wel gestopt werd in Connecticut was het zoeken naar niet-militaire gerelateerde projecten. De wet die dit mogelijk moest maken stierf een voortijdige dood, omdat het Pentagon een negatief advies gaf.

Geen vijanden
De daling van de militaire uitgaven begin jaren negentig bracht conversie van militair naar civiel toch op de agenda. De grootste vakbondsfederatie in de Verenigde Staten AFL-CIO publiceerde er een verklaring over. De vakbond pleitte voor samenwerking en planning door arbeiders, industrie, overheid en gemeenschappen bij het zoeken naar mogelijkheden op de civiele markt. Er zouden wel financiële stimulansen moeten komen. Doordat de militaire uitgaven daalden zou er daar begrotingsruimte zitten: het zogenaamde vredesdividend De strijd tussen hen die het bij het oude wilden houden met het Pentagon als voornaamste afnemer en hen die kansen zagen voor civiele productie kon beginnen. In 1992 – dertig jaar geleden dus al – kwam er een Oproep tot Actie om de wapenproductie om te bouwen naar producten voor schoon vervoer en schone energie. De gelden werden beloofd, maar hoewel Colin Power destijds verzuchtte dat
“we zonder vijanden komen te zitten,” kwamen de financiële injecties niet. Het geld werd gebruikt om de door de militaire uitgaven opgelopen Staatsschuld af te lossen.

De aanslagen van 9/11 zou de wind weer vol in de zeilen van de militaire productie blazen. Zelfs de bouw van kernonderzeeërs werd verdedigd met de toegenomen nadruk op militaire veiligheid als onderdeel van de oorlog tegen het terrorisme. Het militair-industrieel-complex had een grote bedreiging doorstaan.

John Harrity voorzitter van de Machinisten Unie van Connecticut zou het er niet bij laten zitten. Ook hij zag de grotere dreiging: de klimaatverandering. Bovendien zag hij hier ook kansen voor het verleggen van productie. In 2014 leidde zijn werk en dat van anderen tot een officiële Staats-commissie om een verandering van de productie van militair naar civiel in de richting van duurzaamheid van de grond te krijgen. De commissie werd niet alleen gestoffeerd met ambtenaren en (niet beslissingsbevoegden uit het) bedrijfsleven, maar ook met vertegenwoordigers uit de vredes- en milieubeweging. De Commissie zou het niet halen. John Harrity ging lokaal en landelijk door met zijn vakbondsactiviteiten voor schone productie, met wisselend succes. Tot nu toe.

Stop in Pennsylvanië
De tweede stop is Johnstown in de Staat Pennsylvanië
, een klein stadje met kolen in de grond en daarmee vroeger tijden een magneet voor energie intensieve hoogovens. De staalindustrie heeft het inmiddels wereldwijd moeilijk. Concurrentie en milieuwetten om de schade ontstaan door een eeuw staalproductie weer onder controle te krijgen zouden de staalindustrie in Johnstown zware klappen toebrengen. Er was nood aan een reddingsplan. John Murtha, een Vietnam veteraan en verdediger van het Pentagon tot 2005 (toen ging hij de oorlog in Irak kritiseren), zou zijn positie als Congreslid in de Defensie Commissie gebruiken om dollars de kant van zijn kiesdistrict op te krijgen. Als middel gebruikte hij het in de Defensie Commissie vastleggen van geoormerkt geld. Murtha zou in de methode uit gaan blinken. In 1970, een paar jaar voordat hij naar Washington ging, was er een dozijn projecten met geoormerkt geld. In 2007 waren dat er 2.879. Zo steunde hij plaatselijke bedrijven met defensie projecten en die hadden er dan weer baat bij om geld in zijn verkiezingskas te storten. De schrijfster geeft het tot in detail weer. Omkoperij Net niet, maar wel de glijdende schaal. De 'Murtha Methode' zou wel onderzocht worden en werd daarna verhuld voortgezet. Onlangs kwamen oormerken weer terug op initiatief van de Democraten onder de naam: Gemeenschaps Gerichte Toelagen (Community Focussed Grants).

Derde halte Californië
De derde halte ligt in het zuiden van Californië daar waar de militaire luchtvaart reuzen huizen. Ze zitten er allemaal: Lockheed, Raytheon, General Dynamics, Boeing en Northrop. Bijna 70 jaar lang was (tussen 1953 en 2020) de zuidelijke staat aan de Stille Oceaan de grootste ontvanger van Pentagon gelden in de Verenigde Staten. In het hoofdstuk wordt kortweg uiteen gezet hoe dit gegroeid is vanaf de Lougheed Bbrothers, via de productie tijdens de Tweede Wereldoorlog toen het personeelsomvang van Lockheed groeide van 2.500 in 1939 naar 60.000 in 1945; mogelijk gemaakt door overheids subsidies, naar de huidige situatie.

Californië is een grote staat met veel verschillende vormen van economische activiteit, maar ook daar hakte het einde van de Koude Oorlog er in. De Regering Clinton zette twee methoden in om het verlies van productie aan te pakken. Het zoeken naar en creëren van nieuwe markten en het terugbrengen van productie en consolideren van de industrie. De erfenis van die Clinton jaren is “een handjevol buitengewoon machtige militaire bedrijven”. Ze werden te groot om te falen en kregen flink wat invloed op de prijzen en daarmee de winsten. Bovendien zorgde de focus op militaire programma's ervoor dat de wapenreuzen hun aandacht niet gingen verleggen naar civiele productie en dat wapenexporten naar nieuwe markten niet zelden dubieuze afnemers betekende.

Elektrische auto's
Toch zou er in 1990 een programma starten voor de productie van elektrische auto's. Er was al enige ervaring met het verschuiven van militaire producten naar civiele. Zo werd technologie afkomstig van nucleaire raketten ingezet voor airbags die verplicht waren gesteld om de veiligheid in het verkeer te vergroten. Maar de omvang van de financieringsfondsen bleef ook hier begin jaren negentig achter bij wat nodig was om op grotere schaal te gaan produceren. Daar kwam bij dat General Motors, Ford en Chrysler stevig dwars lagen. Niettemin werken de techneuten van Hughes Aircraft, kort ervoor ingelijfd door GM, enthousiast aan een oplader voor auto-accu's; een volle batterij na 20 minuten. De creativiteit en kennis was aanwezig.

De wapenfabrikanten wachtten af tot de roep om een vredesdividend verdwenen zou zijn en zij weer de eerste viool zouden spelen. Om het te keren werd de hele trukendoos opengetrokken. Eind jaren negentig hadden ze hun zin. “Wat je niet kan ontkennen,” stelt Pemberton is dat “als 30 jaar geleden de ontwerpen die er lagen om de Californische luchtvaart ellende succesvol om te bouwen naar een koolstofvrije industriële productie en daarmee een nationale transitie vorm te geven, waren ingezet nu de kans groter was geweest om de klimaatramp te vermijden.” Dat auto- en wapenfabrikanten dit hebben tegenwerkt lees je zelden terug in de rapporten over de bijdrage van de militairen en wapenindustrie aan de uitstoot van broeikasgassen. Terwijl die politiek van een paar jaar decennia geleden, toen de situatie rijp was, enorme consequenties heeft voor de opgebouwde uitstoot sindsdien. Een paar pagina's later voegt ze er aan toe dat, terwijl de VS op zijn wapenindustrie mikte, China inzette op de productie van elektrische voertuigen. Het blijkt bijvoorbeeld dat in 2019 van de 425.000 elektrische bussen in de wereld er 421.000 in China reden. Daarmee is het land niet schoon, maar het werkt er wel aan. Het produceert inmiddels ook betaalbare elektrische auto's. Industrie beleid in de VS zou om in die richting te gaan zijn militaire focus moeten inruilen voor een duurzame.


Naar Arkansas
Eerst gaan we nog even langs bij het vliegtuigkerkhof bij Tuscon, Arizona. Met Google Maps is het uit de ruimte duidelijk waarneembaar: “daar waar duizenden vliegtuigen in het gelid staan om weg te rotten of gebruikt te worden voor onderdelen.” Er is nog ruimte. Veel Staten zijn dunbevolkt en herbergen een keur aan bases en oefengebieden. Het kerkhof en een tekstgebied voor raketten in Nieuw Mexico zo groot als heel Connecticut zijn er voorbeelden van. Verder van de kust wonen minder mensen en brengen de bases werkgelegenheid.

Chemische wapens
Het hoofdstuk concentreert zich op het Pine Bluff Arsenal. Midden tussen de naaldbomen ligt het instituut waar Amerikaanse chemische en biologische wapens werden ontwikkeld en opgeslagen. Het klinkt onwaarschijnlijk maar de Verenigde Staten tekenden het Verdrag van Genève tegen chemische wapens in 1925 niet. De wereld wilde niet samenwerken en de VS besloot op eigen kracht te vertrouwen en werd in die richting geholpen door de American Chemical Society. Het zou een halve eeuw duren, tot in 1975, voordat Washington een handtekening zou zetten tegen het gebruik van chemische wapens. Het opslaan ervan was bij verdrag nog niet verboden. Gunstig voor Chemical Warfare Arsenal in Pine Bluff, dat in 1941 werd ingericht (een paar maanden later verhullend slechts genoemd naar de plaats van vestiging.) In 1953 werden ook biologische wapens aan het arsenaal toegevoegd.
Als in 1992 het Verdrag chemische wapens (CWC) wordt aangenomen dan krijgt de militaire vestiging een nieuwe rol: het verzorgen van de vernietiging van voorraden. Het begin van het einde. Wat moest er na afloop met het gebied, met de gebouwen en met de omwonenden? Het Pentagon is niet van plan het gebied te verliezen, maar staat daarmee wel een nieuwe toekomst voor Pine Bluff in de weg. Aan die ontwikkeling werd gewerkt door nieuwe investeringen aan te trekken, door wat er al was te behouden en nieuwe bedrijfsactiviteiten op te zetten. Er is kennis, er is ruimte en er is behoefte aan werk. Maar het bij name genoemde lid van Krijgsmacht Commissie, John McCain, wilde het militaire gebied niet verliezen aan private ondernemingen. Hoopvolle initiatieven gingen zo allen kapot. De voortrekker ervan, Bryan Barnhouse, sluit het hoofdstuk af en zegt: “Ik blijf het proberen. Iedere dag.”

New Mexico
Zo gaat het ook bij Los Alamos National Laboratories. De omwonenden behoren tot de rijksten in de Verenigde Staten. Hoogopgeleiden excellente wetenschappers moeten immers naar de leegte gelokt worden. Het Manhattan project werd er tijdens WOII opgezet om de Verenigde Staten als eerste een kernwapen te geven. Dat vervolgens als afschrikkingbericht aan de wereld op Hiroshima en Nagasaki werd gedropt. Het einde van de Koude Oorlog gaf ruimte om de kernwapentaken af te bouwen en zich te richten op activiteiten die in dienst van het arme deel van het gebied; het beneden aan de heuvel gelegen Rio Arriba County. Bedrijven werden opgestart, maar als het personeel opgeleid was, vertrok het naar beter betaalde banen binnen Los Alamos.

De wetenschappers zouden zich ook daar na de Koude Oorlog kunnen richten op duurzame energie. Dat klimaatverandering een grote dreiging is daar weten ze alles van, ook daar op de hoogvlakte in Nieuw Mexico. De bosbranden komen bijna tot aan de poorten van het enorme complex. Het is slechts doordat dat er een buitengewoon goed uitgeruste brandweer is waardoor de vuurzee kon worden gestopt. Maar ook deze kans werd verspild. De eminente denker over militaire kwesties Michael T. Klare begon onlangs een artikel waarin het Manhattan project wordt genoemd als voorbeeld van de technologische daadkracht, die nu nodig is om de klimaatcrisis te lijf te gaan; noodzakelijkerwijs samen met China. Laten we hopen dat het die kant op gaat. Maar in Los Alamos kwamen er, in plaats van nieuwe economische activiteiten weg van de atoomwapens, nieuwe nucleaire taken, omdat het hele nucleaire arsenaal van de VS vervangen werd. Dat werk geeft het instituut en de goed betaalde medewerkers ook meer zekerheid qua inkomsten.

Langs de losse eindjes
Van de atoomwapens in Nieuw Mexico gaan we naar de nieuwe wapens van de 21e eeuw. Allereerst de muur tussen Midden en Noord-Amerika. Die is bedoeld om de kosten zo hoog mogelijk – in alle opzichten – te maken voor wie daar langs wil. Muur is niet het juiste woord. Het is een staaltje hightech en
overkill dat ingezet wordt. Kosten zijn dan ook niet gering. In 2018 was er $24 miljard voor uitgetrokken binnen het budget. Onder Biden zouden wat scherpe randjes afgevijld worden, maar de muur zelf met al zijn toeters en bellen bleef staan. De uitgaven bleven bovendien stijgen en militaire ondernemingen waren er als de kippen bij om daarvan mee te pikken. In de periode 2005-2019 waren alle 5 grootste militaire bedrijven (Lockheed, Raytheon, Boeing, General Dynamics en Northrop) betrokken bij de muur. Aan de andere kant van de oceaan is alleen de schaal wat kleiner. Overigens is niet een Amerikaans bedrijf, maar het Israëlische Elbit de tweede leverancier daar aan de grens met Mexico. Kennis opgedaan tegen de Palestijnen wordt in de VS ingezet tegen Latino's. De militaire industrie profiteert, maar dat betekent niet dat het repressie aan de grens hun eerste keus is. Het mag niet ten koste gaan van grote militaire projecten zoals de F-35 en het raketschild. De grote winsten voor de wapenfabrikanten zijn te boeken met wapens voor de nieuwe Koude Oorlog tegen Rusland en China, zo stelt Pemberton.

Samenhang
De IT bedrijven uit Silicon Valley zijn een in belang groeiende partij leverancier voor het Pentagon. Investeerders als Peter Thiel en Elon Musk investeren in nieuwe militaire hightechbedrijven. Het boek raakt er aan, maar een gemiddelde lezer van kranten zal niet veel nieuws lezen op het tweetal pagina's over militaire IT. De schrijfster gaat wat dieper in op de ontwikkeling van hypersonische wapens. Dat die niet zo nieuw zijn als het lijkt, blijkt uit haar opmerking dat
het overheidslaboratorium Sandia Lab al in 1985 een eerste doorbraak bereikte op dat gebied. De zaak is in een stroomversnelling gekomen doordat China en Rusland aan dergelijke wapens gingen werken om zo het raketschild van de Verenigde Staten te slim af te zijn. Dat schild kon er komen omdat de VS zich terugtrok uit het ABM-verdrag. Die reactie van Rusland en China veroorzaakte dan weer een Amerikaanse reactie om meer in hypersonics te investeren. De Verenigde Staten verwachten in de komende tien jaar nog $ 176 miljard aan het schild uit te geven. Het hoofd onderzoek van het Pentagon stelde dat de VS niet zonder kunnen en over een jaar of vijf heeft de VS een schild dat ook werkt tegen hypersonics. En de onderdirecteur van Raytheon heeft al warme gevoelens als hij stelt: dat er grote zaken te doen zijn op het gebied van hypersonische wapens. En wapenbeheersing? Het lijkt er niet op. Dat het de VS een halve eeuw heeft gekost om een verdrag tegen chemische wapens te tekenen, maakt niet optimistisch in dit perspectief. In de internationale politiek worden nauwelijks betekenisvolle stappen gezet om die technologische ontwikkelingen te beheersen.

Het hoofdstuk over technologie heeft een hap-snap benadering. Maar is niet onbelangrijk. Er is technologie waar je wat mee moet als je militaire industrie beschrijft, want met die ontwikkelingen verandert ook wat militaire productie is. De ene ontwikkeling leidt tot de andere. hypersonics maken de reactie tijd korter en het inzetten van kunstmatige intelligentie (AI) kan tot sneller informatie verwerken en omzetten in een antwoord (van bijvoorbeeld een raketschild onderdeel). Anderzijds wordt de vlucht onvoorspelbaarder en sneller. De militaire wedloop draait steeds meer om de strijd met de tijd en informatie. Wie is het snelst, wie verovert het initiatief? AI is dan ook het volgende wapentype in het hoofdstuk. Het is een gebied waar civiele technologie ver voorloopt op militaire. Het Pentagon had in 2020 al wel meer dan zeshonderd AI projecten, maar besteedde daar nog geen miljard dollar aan (en dat is voor Washingtonse begrippen weinig).

Wedloop stoppen
Al die technologie gecombineerd leidt tot grote gevaren. Software kan gestolen worden en een eigen leven gaan leiden, bijvoorbeeld in combinatie met drones. Kunstmatige intelligentie maakt de kans groter dat een derde partij in staat is om een nucleair conflict te veroorzaken, zo schreef een West Point auteur. Alsof het nog niet genoeg is, wordt de ruimte ook steeds verder gemilitariseerd. Het is een opluchting dat het hoofdstuk eindigt met een oproep om deze wedloop te stoppen. Nederland wordt als goed voorbeeld genoemd vanwege een traject om de productie van h
alfgeleiders te controleren. Goed dat er stappen worden gezet, maar mij lijkt het wel op de oude CoCom-regeling. Het plan is namelijk om China uit te sluiten. Dat is geen wapenbeheersing, maar militair economische machtspolitiek gericht tegen potentiële vijanden. Deze benadering zal niet tot wederzijdse wapencontrole leiden, eerder het tegenovergestelde. Dit betekent overigens niet dat de auteur een kant heeft gekozen. Ze haalt bijvoorbeeld aan dat de VS het Chinese en Russische voorstel tegen het plaatsen van wapens in de ruimte blijft afwijzen, omdat de positie van Moskou en Peking daardoor sterker zou worden vis-à-vis Washington. Het geijkte argument om niets of in ieder geval te weinig te doen.

Einde reis: New York
Het rondje zit er bijna op. Greater Binghamton in de staat New York is arm en afhankelijk van militaire productie. Naast de twee top wapenproducenten zitter er nog 140 militaire bedrijven. Blijkbaar is het produceren van wapens toch geen economische zegen, zoals zo vaak beweerd wordt. Binghamton noemt zich de geboorteplaats van IBM. Het is het bedrijf dat de machines waarmee het Manhattan-project aan nucleaire wapens werkte, ontwikkelde, maar ook precisie technologie voor Browning maakte, de producent van kleine en lichte wapens. Het andere bedrijf is General Electric (GE) dat in de jaren tachtig na een meerjarige boykot door een samenwerkingsverband van 450 organisaties tegen de civiele producten van de onderneming (lampen, koelkasten e.d.) in 1993 uit de productie van kernwapens stapte. Met die beslissing dook wel de vraag op hoe die verandering vorm moest krijgen. Het zou leiden tot een positief conversieverhaal.

De aantallen van een product voor de civiele markt zijn over het algemeen een veelvoud van het aantal geproduceerde wapens van een type of onderdelen daarvoor, waaraan wel veel meer eisen worden gesteld en waarvoor een beperkt aantal klanten is, nl. krijgsmachten. Nog een verschil: de onderzoeksfase voor een civiel product is deel van het bedrijfsrisico, terwijl militair onderzoek doorgaans door het Pentagon wordt betaald. Dat alles vraagt een andere aanpak. Militaire aankopen leiden vaak tot grote kostenoverschrijdingen. Bovendien kan daar een zeer risico vol ontwikkelingsmodel worden gekozen; de productie begint voordat alle problemen zijn opgelost. We zien dit bij de F-35 die na decennia nog steeds met 'kinderziektes' kampt. Een producent van bijvoorbeeld treinstellen die zo werkt, wordt afbesteld en verliest zijn goede naam. Omschakeling moet voor al deze verschillen een oplossing in de bedrijfsvoering vinden. Dan is er nog de concurrentie positie met ontwikkelde lage lonen landen. Maar dat de kosten van productie in de Verenigde Staten hoger liggen dan die in China of India, kan worden opgevangen door hoge kwaliteit en service in eigen land te leveren.

Elektrische bussen
Het uit de nucleaire productie stappen, kwam op het moment dat de Koude Oorlog was afgelopen en de militaire bestedingen laag. In dat jaar kocht Martin Marietta (later onderdeel van Lockheed Martin) de vestiging van GE. De Lockheed directie gaf rust en ruimte om een nieuw civiel product te ontwikkelen om zo de mogelijk blijvende tegenvallers bij wapenaankopen op te vangen. De productie van elektrische bussen kon worden opgezet. De eerste orders kwamen een paar jaar later uit New York. Begin deze eeuw werd het bedrijf verkocht aan BAE Systems. Lockheed besloot zich weer op de militaire kernactiviteiten te concentreren. De overname opende ook de Britse markt voor de bussen. Een infrastructuur had het bedrijf immers al in het Verenigd Koninkrijk.

BAE Systems moest duidelijk maken dat het voor hen geen tijdelijke kwestie was, dat zou de betrouwbaarheid niet ten goede komen, maar een onderdeel van de bedrijfspolitiek op langere termijn. Ze hadden pech. Die lange termijn werd doorkruist door hevige stormen met overstromingen in augustus en september 2011 die de bedrijfsterreinen onder water zetten. Ook hier was de klimaatcrisis zichtbaar aanwezig. BAE moest op zoek naar nieuwe bedrijfsterreinen. Dat lukte en de productie draaide binnen de kortste keren op een al tijden ongebruikte locatie die van IBM was geweest. Niet alles zit mee. Andere Amerikaanse – meer ervaren in civiel transport – bedrijven zouden bij de groeiende vraag ook elektrische bussen gaan produceren. Dat is alleen maar goed voor het klimaat stelt Bob Devine die vanaf het begin de lijnen heeft uitgezet voor het productie project. Ook met die binnen- en buitenlandse concurrentie zijn er nog steeds 350 mensen actief in het onderdeel van het bedrijf. Dit betekent overigens niet dat BAE Systems van zijn militaire koers is afgeraakt. “Alleen een aanzienlijke verschuiving in de budgetten die een sterke civiele industrie ondersteunt kan dat bereiken,” zo herhaalt de schrijfster haar belangrijkste boodschap om tot verandering te komen. Daarmee zijn we weer terug bij af. Het Militair Industrieel Complex dat de eigen belangen binnen de politiek behartigt en enorm veel van het Amerikaanse budget opslorpt (zie p. 62 voor Defensie en Energie).

MIC sterker
Het mag geen populaire opmerking zijn in tijden dat Westerse wapens en masse aan Oekraïne worden geleverd, maar het Militair Industrieel Conflict behartigt vooral de eigen belangen. Nieuwe wapens worden bij voorkeur niet ontwikkeld in plaats van eerdere, maar er boven op. Een 'koud' conflict met een grote kernwapenstaat is optimaal om dit te verdedigen, zoals nu rond Rusland (waar het nu in oorlogstijd spaak loopt is vooral op het gebied van productie van munitie en projectielen, altijd de bottleneck van militaire productie, overigens nog meer in Rusland en dat land heeft bovendien moeite met het verkrijgen van technologie die het zelf niet kan maken) en steeds meer met China. De schrijfster stelt dat Conflict tussen de Groot Machten, afgekort in het veiligheidsdebat tot GPC, het opschroeven van de bewapeningsuitgaven legitimeert. De Verenigde Staten verdedigen er hun wereldwijde aanwezigheid mee. Historicus Jerermi Suri schreef vorig jaar: “We sturen soldaten waar we burgers nodig hebben, omdat de soldaten de middelen krijgen.” Waarom dat zo is? Grofweg omdat de krachten achter het verkrijgen van militaire budgetten sterker zijn dan de tegenstanders. Nederland is niet de VS waar die krachten zich nu al tachtig jaar en ongemeen sterk organiseren, maar ook hier zien we de laatste jaren die beweging opkomen. De Russische invasie in Oekraïne heeft die de wind in de zeilen gegeven. Terwijl alleen al de VS – nog los van de bondgenoten in Europa en Azië – Rusland en China ver achter zich laat als het gaat om militaire sterkte en uitgaven. In de VS staan nu al wapenprogramma's op de rol die samen $ 1.800 miljard zullen gaan kosten, berekende de Amerikaanse Rekenkamer GAO. De programma's die nu worden uitgevoerd zijn samen $628 miljard duurder geworden dan begroot, een kosten overschrijding van 54%. Wie daar op de korte termijn baat bij hebben laat zich raden.

Grotere veiligheid
Buitenlandse politiek is voor Washington grotendeels militaire politiek. In de Verenigde Staten gaat 3% van de nationale budgetten naar niet militaire middelen voor buitenlandse politiek (tegenover 50% naar Defensie). Een budget van $ 350 miljard voor basisbehoeften zoals jeugdzorg, gezondheidszorg en klimaatveranderingsprogramma's stuitte op hevig verzet, terwijl de krijgsmacht zonder slag of stoot het dubbele kreeg. Het is maar waar de prioriteiten liggen. De schrijfster was lid van een commissie die uitzocht wat een bezuiniging van 15% op het budget de komende tien jaar op zou leveren. De uitkomst was dat het meer veiligheid betekende en geen afkalvende. Het is daarom mooi dat er een Groep in het Congres zit die staat voor een vermindering van de militaire uitgaven. Ze heeft zes leden uit de Democratische Partij.

Bezuinigen alleen is niet genoeg. Er moet ook nagedacht worden over noodzakelijke investeringen om de grootste dreigingen tegen te gaan. Wapentechnologie komt er omdat de overheid er in investeert. Investeringen in schone technologie zijn evenzogoed noodzakelijk. Waarom blijft dit achter? Bovendien moet bij investeringen nagedacht worden over de belangen van alle sectoren van de Amerikaanse samenleving. Zoals aan de gemeenschap onder aan de heuvel bij Los Alamos. Staatsschulden creëren die niet de hele economie ten goede komen, maar slechts de wapenfabrikanten is niet houdbaar. In de Verenigde Staten stuit dit denken al snel op de reflex dat een vrije economie geen geleide economie is, maar voor investeringen in de militaire economie geldt dit blijkbaar niet, stelt de schrijfster. Als de overheid die stappen zet zal de markt de financiële stomen snel vinden en wordt daarmee een decennia lange focus op militaire investeringen omgebogen. Nu is de VS afhankelijk van buitenlandse bedrijven om schone technologie te leveren, terwijl het wel op grote afstand raketten uit de lucht kan halen.