De basis voor het MIC is
gelegd door Roosevelt tijdens de Tweede Wereldoorlog. Om de industrie
te verleiden wapens te produceren, verstrekte hij belastingvoordelen,
garandeerde winsten en liet de planning van het werk aan de
industriëlen zelf. Winsten waren enorm en controle was er
nauwelijks; patriottisme werd lucratief. Na de oorlog moesten de
bedrijven vervangend werk zoeken voor de oorlogsproductie.
Nauwelijks gebonden aan regels en met hulp van militairen werd de
komende samenwerking gesmeed. Het MIC was geboren.
Nationale
veiligheid
In
de introductie op het boek wordt beschreven hoe het begrip Nationale
Veiligheid zich aan de hand van in 1947 ingevoerde wetgeving (de
National Security Act) nestelde in de Amerikaanse samenleving. Wat
achterwege bleef was echter een definitie ervan. Opmerkelijk genoeg
is die omissie er 75 jaar later nog steeds, terwijl de woorden
tegelijkertijd een bijna magische macht hebben gekregen. Als je niet
weet wat het is, dat kan je ook niet bepalen hoeveel geld je er aan
moet besteden; wanneer is het genoeg. Er is immers geen vastgesteld
doel. (Dit was een hoofdpunt in het betoog van Bill Arkin in
Generaals
zonder Kleren.)
Pemberton wijst er op dat in een eerdere versie van de Eisenhower's
speech het gevaar nog ruimer geformuleerd werd en ook het Congres
deel was van de kongsi waarvoor gewaarschuwd werd. En ze wijst er op
dat een andere grondlegger van de Veiligheidsstaat, president Truman,
eerder in zijn carrière nog een kritische blik had. Hij leidde als
lid van het Congres een Commissie over Aanbestedingen in Oorlogstijd
om de verspilling en fraude bloot te leggen. (Hiermee
inspireerde nij jaren later andere Congresleden.)
Toen hij president werd, bleek hij zo flexibel als een dropstaaf.
Zijn twijfels over de verdere ontwikkeling van de atoomwapens
voorkwamen niet dat hij hiervoor toch het groene licht gaf.
Meer,
meer
Een
boek schrijven over het militaire apparaat zonder de woorden
controle, geheimen en meer
alsmaar meer
(want minder leidt tot ernstige consequenties, zo herhalen denktanks
keer op keer) is bijna onmogelijk. Pemberton kent de wereld van de
militaire industrie. Het zijn geen louche types met vet achterover
gekamd haar, maar gewone mensen die hun belangen goed in de olie
weten te zetten. De frase “werkzaam
in het witte boorden deel van de handel”
maakt dit duidelijk. De bedrijven zie je niet of nauwelijks. Maar
vrijwel alle adressen staan op papier, als je de weg weet. Ze gaat op
zoek en reist naar zes Staten om te laten zien hoe de militaire
economie werkt. Er is een gemene deler. Op alle plaatsen die ze
bezoekt zijn er initiatieven geweest om zinniger economische
activiteiten op te zetten. Het geeft de schrijfster ruimte om aan te
geven waarom het gelukt of juist mislukt is en hoe het wel zou kunnen
slagen. Ze spreekt daarvoor enkele hoofdrolspelers.
Het is
zaak om middelen verstandiger in te zetten tegen de immense druk in.
Het MIC gebruikt een scala aan tactieken om dit te voorkomen: zoals
oncontroleerbare gegevens; de stoelendans tussen krijgsmacht en
industrie; het binden van zoveel mogelijk bestuursorganen aan de
productie door op heel veel plaatsen iets voor een wapen te
produceren. Een mooi voorbeeld van het laatste: de tien
arbeidsplaatsen in de staat Wyoming voor de F-35 worden opgevoerd als
banenargument.
Het resultaat is dat de militaire uitgaven
sinds het invoeren van de toverformule National Security alleen maar
steeds verder zijn opgelopen. Hoewel dit met abrupte stijgingen voor
oorlogen en krimp na afloop gepaard ging. In Nederland zien we dat na
de Korea oorlog vertraagd terug, maar ons land kent daarna vrij
stabiele Koude Oorlogsuitgaven, gevolgd door een kleine dip en enige
invloed van de Afghanistan oorlog. Inmiddels zitten we weer terug op
de Koude oorlogsuitgaven (zie figuur vergelijkbaar met die op pagina
15 van het boek). Verdere stijgingen zijn – ook in Nederland –
niet uit te sluiten. Of dit verstandig is? Pemberton is er van
overtuigd dat de grootste bedreiging de klimaatcrisis is en we
vermoedelijk gaan kampen met volgende pandemieën. Daar zouden meer
middelen naartoe moeten.
Op
1
De
militaire uitgaven staan in de VS met voorsprong op 1 van de
begrotingsposten. Dat wekt geen verbazing als je beseft dat die
uitgaven net zo groot zijn als die van de volgende 11 landen samen en
dat de Verenigde Staten 750 bases heeft in op zijn minst 85 landen.
Het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Rusland hebben er tussen de
tien en twintig en China maar één buiten de Zuid-Chinese Zee. De
schrijfster merkt op dat dit laatste land inspiratie zal putten uit
het Amerikaanse beleid. Dat beloofd dan weinig goeds. We zien het nu
al, zoals met betrekking
tot kernwapens. Er zit nog een opmerkelijke kant aan de
Amerikaanse krijgsmacht. In 2008 bleek dat er evenveel private
huurlingen (private military companies, PMC) als militairen in Irak
voor het Pentagon actief waren. Een onderzoek naar het hoe en wat van
deze privatisering van het personeelsbeleid werd onder druk van de
PMC-lobby gestopt. In 2021 was de verhouding in het Midden-Oosten al
1:2,8 in het voordeel van de huurlingen. Des te opmerkelijker
aangezien de uitbesteding niet voordeliger was voor de Amerikaanse
schatkist.
Halte
Connecticut
De
schrijfster begint haar reis in Connecticut. Daar aan de Oostkust
stroomt de Thames River en aan de monding ligt de scheepswerf van
General Dynamics. Ze bouwen er atoomonderzeeërs, net als bij
Huntingdon Ingalls, een werf in West-Virgina. Beide Staten hebben een
Congreslid dat hun zaken behartigt in de Krijgsmacht Commissie van
het Congres (HASC). Twaalf nieuwe atoomonderzeeërs van de Columbia
klasse moeten zo'n $110 miljard gaan kosten. (Je kan er vanuit gaan
dat de kostenoverschrijdingen nog eens in de tientallen procenten
zullen lopen.) De man van General Dynamics, de democraat Joe
Courtney, heeft gewonnen de boten worden gebouwd in de Staat die hij
vertegenwoordigt. De Republikein Rob Wittman moest het afleggen. Hij
zal elders de buit mogen binnenhalen.
Iets verderop in
Connecticut, in Hartford, fabriceert Pratt & Whitney de motoren
voor de F-35, het duurste wapenproject aller tijden. En Sikorsky,
eigendom van Lockheed Martin, maakt ook dezelfde Staat de Black Hawk
helikopter. Pratt is dan weer eigendom van Raytheon Technologies.
Daarmee zijn de drie grootste wapenfabrikanten in de wereld genoemd.
Geen wonder dat het kleine Connecticut de zesde ontvanger van
Pentagon dollars is. De projecten wordt geld toegeschoven nadat het
binnen de Nationale Defensie Toekennings Wet (NDAA) is goedgekeurd
door HASC. Defensie besteed de helft van alle Amerikaanse
begrotingsdollars. Dit geld wordt verspreid over het land.
Congresleden hebben doorgaans oog voor hun eigen Staat en delen aan
bedrijven stukjes van de koek uit. Zo winnen ze steun bij kiezers en
financiers van verkiezingscampagnes. Het terugdraaien van de gunsten
zou er vervolgens ongetwijfeld toe leiden dat ze hun positie
verliezen: het is dus een figuurlijke fuik. Of ze nu Democraat zijn
of Republikein, dat maakt weinig uit, beide weten ze waar de wind
vandaan komt.
Beleidsmatige
kostenoverschrijdingen
Iedereen
kan zien dat het huidige budget onvoldoende zal zijn om de grote
wapenprogramma's van dit moment door te zetten. Zelfs in het marine
tijdschrift Proceedings
rekende iemand het laatst voor dat er niet voldoende budget is voor
de gewenste aanvalsonderzeeër die van alle markten thuis moet zijn.
Toch gaan de programma's door. Kostenoverschrijdingen zijn ingebakken
in het systeem. De marine streeft er niet voor niets naar om toezicht
weg te snijden wat zij beoordeeld als niet-noodzakelijk. Het voordeel
van meer uitgeven dan je begroot hebt, is dat de begroting wel mee
moet groeien of iemand moet de kiezers gaan vertellen dat er in de
productie en dus banen zal worden geschrapt. Dat kan, maar ligt niet
voor de hand. Wat wel gestopt werd in Connecticut was het zoeken naar
niet-militaire gerelateerde projecten. De wet die dit mogelijk moest
maken stierf een voortijdige dood, omdat het
Pentagon een negatief advies
gaf.
Geen
vijanden
De
daling van de militaire uitgaven begin jaren negentig bracht
conversie van militair naar civiel toch op de agenda. De grootste
vakbondsfederatie in de Verenigde Staten AFL-CIO publiceerde er een
verklaring over. De vakbond pleitte voor samenwerking en planning
door arbeiders, industrie, overheid en gemeenschappen bij het zoeken
naar mogelijkheden op de civiele markt. Er zouden wel financiële
stimulansen moeten komen. Doordat de militaire uitgaven daalden zou
er daar begrotingsruimte zitten: het zogenaamde vredesdividend De
strijd tussen hen die het bij het oude wilden houden met het Pentagon
als voornaamste afnemer en hen die kansen zagen voor civiele
productie kon beginnen. In 1992 – dertig jaar geleden dus al –
kwam er een Oproep tot Actie om de wapenproductie om te bouwen naar
producten voor schoon vervoer en schone energie. De gelden werden
beloofd, maar hoewel Colin Power destijds verzuchtte dat “we
zonder vijanden komen te zitten,”
kwamen de financiële injecties niet. Het geld werd gebruikt om de
door de militaire uitgaven opgelopen Staatsschuld af te lossen.
De
aanslagen van 9/11 zou de wind weer vol in de zeilen van de militaire
productie blazen. Zelfs de bouw van kernonderzeeërs werd verdedigd
met de toegenomen nadruk op militaire veiligheid als onderdeel van de
oorlog tegen het terrorisme. Het militair-industrieel-complex had een
grote bedreiging doorstaan.
John Harrity voorzitter van de
Machinisten Unie van Connecticut zou het er niet bij laten zitten.
Ook hij zag de grotere dreiging: de klimaatverandering. Bovendien zag
hij hier ook kansen voor het verleggen van productie. In 2014 leidde
zijn werk en dat van anderen tot een officiële Staats-commissie om
een verandering van de productie van militair naar civiel in de
richting van duurzaamheid van de grond te krijgen. De commissie werd
niet alleen gestoffeerd met ambtenaren en (niet beslissingsbevoegden
uit het) bedrijfsleven, maar ook met vertegenwoordigers uit de
vredes- en milieubeweging. De Commissie zou het niet halen. John
Harrity ging lokaal en landelijk door met zijn vakbondsactiviteiten
voor schone productie, met wisselend succes. Tot nu toe.
Stop
in Pennsylvanië
De
tweede stop is Johnstown in de Staat Pennsylvanië,
een klein stadje met kolen in de grond en daarmee vroeger tijden een
magneet voor energie intensieve hoogovens. De staalindustrie heeft
het inmiddels wereldwijd moeilijk. Concurrentie en milieuwetten om de
schade ontstaan door een eeuw staalproductie weer onder controle te
krijgen zouden de staalindustrie in Johnstown zware klappen
toebrengen. Er was nood aan een reddingsplan. John Murtha, een
Vietnam veteraan en verdediger van het Pentagon tot 2005 (toen ging
hij de oorlog in Irak kritiseren), zou zijn positie als Congreslid in
de Defensie Commissie gebruiken om dollars de kant van zijn
kiesdistrict op te krijgen. Als middel gebruikte hij het in de
Defensie Commissie vastleggen van geoormerkt geld. Murtha zou in de
methode uit gaan blinken. In 1970, een paar jaar voordat hij naar
Washington ging, was er een dozijn projecten met geoormerkt geld. In
2007 waren dat er 2.879. Zo steunde hij plaatselijke bedrijven met
defensie projecten en die hadden er dan weer baat bij om geld in zijn
verkiezingskas te storten. De schrijfster geeft het tot in detail
weer. Omkoperij Net niet, maar wel de glijdende schaal. De 'Murtha
Methode' zou wel onderzocht worden en werd daarna verhuld voortgezet.
Onlangs kwamen oormerken weer terug op initiatief van de Democraten
onder de naam: Gemeenschaps Gerichte Toelagen (Community Focussed
Grants).
Derde halte Californië
De
derde halte ligt in het zuiden van Californië daar waar de militaire
luchtvaart reuzen huizen. Ze zitten er allemaal: Lockheed, Raytheon,
General Dynamics, Boeing en Northrop. Bijna 70 jaar lang was (tussen
1953 en 2020) de zuidelijke staat aan de Stille Oceaan de grootste
ontvanger van Pentagon gelden in de Verenigde Staten. In het
hoofdstuk wordt kortweg uiteen gezet hoe dit gegroeid is vanaf de
Lougheed Bbrothers, via de productie tijdens de Tweede Wereldoorlog
toen het personeelsomvang van Lockheed groeide van 2.500 in 1939 naar
60.000 in 1945; mogelijk gemaakt door overheids subsidies, naar de
huidige situatie.
Californië is een grote staat met veel
verschillende vormen van economische activiteit, maar ook daar hakte
het einde van de Koude Oorlog er in. De Regering Clinton zette twee
methoden in om het verlies van productie aan te pakken. Het zoeken
naar en creëren van nieuwe markten en het terugbrengen van productie
en consolideren van de industrie. De erfenis van die Clinton jaren is
“een handjevol buitengewoon machtige militaire bedrijven”.
Ze werden te groot om te falen en kregen flink wat invloed op de
prijzen en daarmee de winsten. Bovendien zorgde de focus op militaire
programma's ervoor dat de wapenreuzen hun aandacht niet gingen
verleggen naar civiele productie en dat wapenexporten naar nieuwe
markten niet zelden dubieuze afnemers betekende.
Elektrische auto's
Toch zou
er in 1990 een programma starten voor de productie van elektrische
auto's. Er was al enige ervaring met het verschuiven van militaire
producten naar civiele. Zo werd technologie afkomstig van nucleaire
raketten ingezet voor airbags die verplicht waren gesteld om de
veiligheid in het verkeer te vergroten. Maar de omvang van de
financieringsfondsen bleef ook hier begin jaren negentig achter bij
wat nodig was om op grotere schaal te gaan produceren. Daar kwam bij
dat General Motors, Ford en Chrysler stevig dwars lagen. Niettemin
werken de techneuten van Hughes Aircraft, kort ervoor ingelijfd door
GM, enthousiast aan een oplader voor auto-accu's; een volle batterij
na 20 minuten. De creativiteit en kennis was aanwezig.
De
wapenfabrikanten wachtten af tot de roep om een vredesdividend
verdwenen zou zijn en zij weer de eerste viool zouden spelen. Om het
te keren werd de hele trukendoos opengetrokken. Eind jaren negentig
hadden ze hun zin. “Wat je niet kan ontkennen,” stelt
Pemberton is dat “als 30 jaar geleden de ontwerpen die er lagen
om de Californische luchtvaart ellende succesvol om te bouwen naar
een koolstofvrije industriële productie en daarmee een nationale
transitie vorm te geven, waren ingezet nu de kans groter was geweest
om de klimaatramp te vermijden.” Dat
auto- en wapenfabrikanten dit hebben tegenwerkt lees je zelden terug
in de rapporten over de bijdrage van de militairen en wapenindustrie
aan de uitstoot van broeikasgassen. Terwijl die politiek van een paar
jaar decennia geleden, toen de situatie rijp was, enorme
consequenties heeft voor de opgebouwde uitstoot sindsdien. Een paar
pagina's later voegt ze er aan toe dat, terwijl de VS op zijn
wapenindustrie mikte, China inzette op de productie van elektrische
voertuigen. Het blijkt bijvoorbeeld dat in 2019 van de 425.000
elektrische bussen in de wereld er 421.000 in China reden. Daarmee is
het land niet schoon, maar het werkt er wel aan. Het produceert
inmiddels ook betaalbare elektrische auto's. Industrie beleid in de
VS zou om in die richting te gaan zijn militaire focus moeten
inruilen voor een duurzame.
Eerst gaan we nog even langs bij het vliegtuigkerkhof bij Tuscon, Arizona. Met Google Maps is het uit de ruimte duidelijk waarneembaar: “daar waar duizenden vliegtuigen in het gelid staan om weg te rotten of gebruikt te worden voor onderdelen.” Er is nog ruimte. Veel Staten zijn dunbevolkt en herbergen een keur aan bases en oefengebieden. Het kerkhof en een tekstgebied voor raketten in Nieuw Mexico zo groot als heel Connecticut zijn er voorbeelden van. Verder van de kust wonen minder mensen en brengen de bases werkgelegenheid.
Chemische
wapens
Het
hoofdstuk concentreert zich op het Pine Bluff Arsenal. Midden tussen
de naaldbomen ligt het instituut waar Amerikaanse chemische en
biologische wapens werden ontwikkeld en opgeslagen. Het klinkt
onwaarschijnlijk maar de Verenigde Staten tekenden het Verdrag van
Genève tegen chemische wapens in 1925 niet. De wereld wilde niet
samenwerken en de VS besloot op eigen kracht te vertrouwen en werd in
die richting geholpen door de American Chemical Society. Het zou een
halve eeuw duren, tot in 1975, voordat Washington een handtekening
zou zetten tegen het gebruik van chemische wapens. Het opslaan ervan
was bij verdrag nog niet verboden. Gunstig voor Chemical Warfare
Arsenal in Pine Bluff, dat in 1941 werd ingericht (een paar maanden
later verhullend slechts genoemd naar de plaats van vestiging.) In
1953 werden ook biologische wapens aan het arsenaal toegevoegd. Als
in 1992 het Verdrag chemische wapens (CWC) wordt aangenomen dan
krijgt de militaire vestiging
een nieuwe rol: het verzorgen van de vernietiging van voorraden. Het
begin van het einde. Wat moest er na afloop met het gebied, met de
gebouwen en met de omwonenden? Het Pentagon is niet van plan het
gebied te verliezen, maar staat daarmee wel een nieuwe toekomst voor
Pine Bluff in de weg. Aan die ontwikkeling werd gewerkt door nieuwe
investeringen aan te trekken, door wat er al was te behouden en
nieuwe bedrijfsactiviteiten op te zetten. Er is kennis, er is ruimte
en er is behoefte aan werk. Maar het bij name genoemde lid van
Krijgsmacht Commissie, John McCain, wilde het militaire gebied niet
verliezen aan private ondernemingen. Hoopvolle initiatieven gingen zo
allen kapot. De voortrekker ervan, Bryan Barnhouse, sluit het
hoofdstuk af en zegt: “Ik
blijf het proberen. Iedere dag.”
New Mexico
Zo gaat het ook bij Los Alamos National Laboratories. De omwonenden
behoren tot de rijksten in de Verenigde Staten. Hoogopgeleiden
excellente wetenschappers moeten immers naar de leegte gelokt worden.
Het Manhattan project werd er tijdens WOII opgezet om de Verenigde
Staten als eerste een kernwapen te geven. Dat vervolgens als
afschrikkingbericht aan de wereld op Hiroshima en Nagasaki werd
gedropt. Het einde van de Koude Oorlog gaf ruimte om de
kernwapentaken af te bouwen en zich te richten op activiteiten die in
dienst van het arme deel van het gebied; het beneden aan de heuvel
gelegen Rio Arriba County. Bedrijven werden opgestart, maar als het
personeel opgeleid was, vertrok het naar beter betaalde banen binnen
Los Alamos.
De wetenschappers zouden zich ook daar na de Koude Oorlog kunnen
richten op duurzame energie. Dat klimaatverandering een grote
dreiging is daar weten ze alles van, ook daar op de hoogvlakte in
Nieuw Mexico. De bosbranden komen bijna tot aan de poorten van het
enorme complex. Het is slechts doordat dat er een buitengewoon goed
uitgeruste brandweer is waardoor de vuurzee kon worden gestopt. Maar
ook deze kans werd verspild. De eminente denker over militaire
kwesties Michael
T. Klare begon onlangs een artikel waarin het Manhattan project wordt
genoemd als voorbeeld van de technologische daadkracht, die nu
nodig is om de klimaatcrisis te lijf te gaan; noodzakelijkerwijs
samen met China. Laten we hopen dat het die kant op gaat. Maar in
Los Alamos kwamen er, in plaats van nieuwe economische activiteiten
weg van de atoomwapens, nieuwe nucleaire taken, omdat het hele
nucleaire arsenaal van de VS vervangen werd. Dat werk geeft het
instituut en de goed betaalde medewerkers ook meer zekerheid qua
inkomsten.
Langs
de losse eindjes
Van
de atoomwapens in Nieuw Mexico gaan we naar de nieuwe wapens van de
21e eeuw. Allereerst de muur tussen Midden en Noord-Amerika. Die is
bedoeld om de kosten zo hoog mogelijk – in alle opzichten – te
maken voor wie daar langs wil. Muur is niet het juiste woord. Het is
een staaltje hightech en overkill
dat ingezet wordt. Kosten zijn dan ook niet gering. In 2018 was er
$24 miljard voor uitgetrokken binnen het budget. Onder Biden zouden
wat scherpe randjes afgevijld worden, maar de muur zelf met al zijn
toeters en bellen bleef staan. De uitgaven bleven bovendien stijgen
en militaire ondernemingen waren er als de kippen bij om daarvan mee
te pikken. In de periode 2005-2019 waren alle 5 grootste militaire
bedrijven (Lockheed, Raytheon, Boeing, General Dynamics en Northrop)
betrokken bij de muur. Aan de andere kant van de oceaan is
alleen de schaal wat kleiner.
Overigens is niet een Amerikaans bedrijf, maar het Israëlische Elbit
de tweede leverancier daar aan de grens met Mexico. Kennis opgedaan
tegen de Palestijnen wordt in de VS ingezet tegen Latino's. De
militaire industrie profiteert, maar dat betekent niet dat het
repressie aan de grens hun eerste keus is. Het mag niet ten koste
gaan van grote militaire projecten zoals de F-35 en het raketschild.
De grote winsten voor de wapenfabrikanten zijn te boeken met wapens
voor de nieuwe Koude Oorlog tegen Rusland en China, zo stelt
Pemberton.
Samenhang
De
IT bedrijven uit Silicon Valley zijn een in belang groeiende partij
leverancier voor het Pentagon. Investeerders als Peter Thiel en Elon
Musk investeren in nieuwe militaire hightechbedrijven. Het boek raakt
er aan, maar een gemiddelde lezer van kranten zal niet veel nieuws
lezen op het tweetal pagina's over militaire IT. De schrijfster gaat
wat dieper in op de ontwikkeling van hypersonische wapens. Dat die
niet zo nieuw zijn als het lijkt, blijkt uit haar opmerking dat het
overheidslaboratorium Sandia Lab
al in 1985 een eerste doorbraak bereikte op dat gebied. De zaak is in
een stroomversnelling gekomen doordat China en Rusland aan dergelijke
wapens gingen werken om zo het raketschild van de Verenigde Staten te
slim af te zijn. Dat schild kon er komen omdat de VS zich terugtrok
uit het ABM-verdrag. Die reactie van Rusland en China veroorzaakte
dan weer een Amerikaanse reactie om meer in hypersonics te
investeren. De Verenigde Staten verwachten in de komende tien jaar
nog $ 176 miljard aan het schild uit te geven. Het hoofd onderzoek
van het Pentagon stelde dat de VS niet zonder kunnen en over een jaar
of vijf heeft de VS een schild dat ook werkt tegen hypersonics. En de
onderdirecteur van Raytheon heeft al warme gevoelens als hij stelt:
dat er grote zaken te doen zijn op het gebied van hypersonische
wapens. En wapenbeheersing? Het lijkt er niet op. Dat het de VS een
halve eeuw heeft gekost om een verdrag tegen chemische wapens te
tekenen, maakt niet optimistisch in dit perspectief. In de
internationale politiek worden nauwelijks betekenisvolle stappen
gezet om die technologische ontwikkelingen te beheersen.
Het
hoofdstuk over technologie heeft een hap-snap benadering. Maar is
niet onbelangrijk. Er is technologie waar je wat mee moet als je
militaire industrie beschrijft, want met die ontwikkelingen verandert
ook wat militaire productie is. De ene ontwikkeling leidt tot de
andere. hypersonics maken de reactie tijd korter en het inzetten van
kunstmatige intelligentie (AI) kan tot sneller informatie verwerken
en omzetten in een antwoord (van bijvoorbeeld een raketschild
onderdeel). Anderzijds wordt de vlucht onvoorspelbaarder en sneller.
De militaire wedloop draait steeds meer om de strijd met de tijd en
informatie. Wie is het snelst, wie verovert het initiatief? AI is dan
ook het volgende wapentype in het hoofdstuk. Het is een gebied waar
civiele technologie ver voorloopt op militaire. Het Pentagon had in
2020 al wel meer dan zeshonderd AI projecten, maar besteedde daar nog
geen miljard dollar aan (en dat is voor Washingtonse begrippen
weinig).
Wedloop
stoppen
Al
die technologie gecombineerd leidt tot grote gevaren. Software kan
gestolen worden en een eigen leven gaan leiden, bijvoorbeeld in
combinatie met drones. Kunstmatige intelligentie maakt de kans groter
dat een derde partij in staat is om een nucleair conflict te
veroorzaken, zo schreef een West Point auteur. Alsof het nog niet
genoeg is, wordt de ruimte ook steeds verder gemilitariseerd. Het is
een opluchting dat het hoofdstuk eindigt met een oproep om deze
wedloop te stoppen. Nederland wordt als goed voorbeeld genoemd
vanwege een traject om de productie van halfgeleiders
te controleren. Goed dat er stappen worden gezet, maar mij lijkt het
wel op de oude CoCom-regeling. Het plan is namelijk om China
uit te sluiten. Dat is geen wapenbeheersing, maar militair
economische machtspolitiek gericht tegen potentiële vijanden. Deze
benadering zal niet tot wederzijdse wapencontrole leiden, eerder het
tegenovergestelde. Dit betekent overigens niet dat de auteur een kant
heeft gekozen. Ze haalt bijvoorbeeld aan dat de VS het Chinese en
Russische voorstel tegen het plaatsen van wapens in de ruimte blijft
afwijzen, omdat de positie van Moskou en Peking daardoor sterker zou
worden vis-à-vis Washington. Het geijkte argument om niets of in ieder
geval te weinig te doen.
Einde reis: New York
Het
rondje zit er bijna op. Greater Binghamton in de staat New York is
arm en afhankelijk van militaire productie. Naast de twee top
wapenproducenten zitter er nog 140 militaire bedrijven. Blijkbaar is
het produceren van wapens toch geen economische zegen, zoals zo vaak
beweerd wordt. Binghamton noemt zich de geboorteplaats van IBM. Het
is het bedrijf dat de machines waarmee het Manhattan-project aan
nucleaire wapens werkte, ontwikkelde, maar ook precisie technologie
voor Browning maakte, de producent van kleine en lichte wapens. Het
andere bedrijf is General Electric (GE) dat in de jaren tachtig na
een meerjarige boykot door een samenwerkingsverband van 450
organisaties tegen de civiele producten van de onderneming (lampen,
koelkasten e.d.) in 1993 uit de productie van kernwapens stapte. Met
die beslissing dook wel de vraag op hoe die verandering vorm moest
krijgen. Het zou leiden tot een positief conversieverhaal.
De
aantallen van een product voor de civiele markt zijn over het
algemeen een veelvoud van het aantal geproduceerde wapens van een
type of onderdelen daarvoor, waaraan wel veel meer eisen worden
gesteld en waarvoor een beperkt aantal klanten is, nl. krijgsmachten.
Nog een verschil: de onderzoeksfase voor een civiel product is deel
van het bedrijfsrisico, terwijl militair onderzoek doorgaans door het
Pentagon wordt betaald. Dat alles vraagt een andere aanpak. Militaire
aankopen leiden vaak tot grote kostenoverschrijdingen. Bovendien kan
daar een zeer risico vol ontwikkelingsmodel worden gekozen; de
productie begint voordat alle problemen zijn opgelost. We zien dit
bij de F-35 die na decennia nog steeds met 'kinderziektes' kampt. Een
producent van bijvoorbeeld treinstellen die zo werkt, wordt afbesteld
en verliest zijn goede naam. Omschakeling moet voor al deze
verschillen een oplossing in de bedrijfsvoering vinden. Dan is er nog
de concurrentie positie met ontwikkelde lage lonen landen. Maar dat
de kosten van productie in de Verenigde Staten hoger liggen dan die
in China of India, kan worden opgevangen door hoge kwaliteit en
service in eigen land te leveren.
Elektrische bussen
Het
uit de nucleaire productie stappen, kwam op het moment dat de Koude
Oorlog was afgelopen en de militaire bestedingen laag. In dat jaar
kocht Martin Marietta (later onderdeel van Lockheed Martin) de
vestiging van GE. De Lockheed directie gaf rust en ruimte om een
nieuw civiel product te ontwikkelen om zo de mogelijk blijvende
tegenvallers bij wapenaankopen op te vangen. De productie van
elektrische bussen kon worden opgezet. De eerste orders kwamen een
paar jaar later uit New York. Begin deze eeuw werd het bedrijf
verkocht aan BAE Systems. Lockheed besloot zich weer op de militaire
kernactiviteiten te concentreren. De overname opende ook de Britse
markt voor de bussen. Een infrastructuur had het bedrijf immers al in
het Verenigd Koninkrijk.
BAE Systems moest duidelijk maken
dat het voor hen geen tijdelijke kwestie was, dat zou de
betrouwbaarheid niet ten goede komen, maar een onderdeel van de
bedrijfspolitiek op langere termijn. Ze hadden pech. Die lange
termijn werd doorkruist door hevige stormen met overstromingen in
augustus en september 2011 die de bedrijfsterreinen onder water
zetten. Ook hier was de klimaatcrisis zichtbaar aanwezig. BAE moest
op zoek naar nieuwe bedrijfsterreinen. Dat lukte en de productie
draaide binnen de kortste keren op een al tijden ongebruikte locatie
die van IBM was geweest. Niet alles zit mee. Andere Amerikaanse –
meer ervaren in civiel transport – bedrijven zouden bij de
groeiende vraag ook elektrische bussen gaan produceren. Dat is alleen
maar goed voor het klimaat stelt Bob Devine die vanaf het begin de
lijnen heeft uitgezet voor het productie project. Ook met die binnen-
en buitenlandse concurrentie zijn er nog steeds 350 mensen actief in
het onderdeel van het bedrijf. Dit betekent overigens niet dat BAE
Systems van zijn militaire koers is afgeraakt. “Alleen een
aanzienlijke verschuiving in de budgetten die een sterke civiele
industrie ondersteunt kan dat bereiken,” zo herhaalt de
schrijfster haar belangrijkste boodschap om tot verandering te komen.
Daarmee zijn we weer terug bij af. Het Militair Industrieel Complex
dat de eigen belangen binnen de politiek behartigt en enorm veel van
het Amerikaanse budget opslorpt (zie
p. 62 voor Defensie en Energie).
MIC
sterker
Het mag geen populaire opmerking zijn in tijden dat
Westerse wapens en masse aan Oekraïne worden geleverd, maar het
Militair Industrieel Conflict behartigt vooral de eigen belangen.
Nieuwe wapens worden bij voorkeur niet ontwikkeld in plaats van
eerdere, maar er boven op. Een 'koud' conflict met een grote
kernwapenstaat is optimaal om dit te verdedigen, zoals nu rond
Rusland (waar het nu in oorlogstijd spaak loopt is vooral op het
gebied van productie van munitie en projectielen, altijd de
bottleneck van militaire productie, overigens nog
meer in Rusland en dat land heeft bovendien moeite met het
verkrijgen van technologie die het zelf niet kan maken) en steeds
meer met China. De schrijfster stelt dat Conflict tussen de Groot
Machten, afgekort in het veiligheidsdebat tot GPC, het opschroeven
van de bewapeningsuitgaven legitimeert. De Verenigde Staten
verdedigen er hun wereldwijde aanwezigheid mee. Historicus Jerermi
Suri schreef vorig jaar: “We sturen soldaten waar we burgers
nodig hebben, omdat de soldaten de middelen krijgen.” Waarom
dat zo is? Grofweg omdat de krachten achter het verkrijgen van
militaire budgetten sterker zijn dan de tegenstanders. Nederland is
niet de VS waar die krachten zich nu al tachtig jaar en ongemeen
sterk organiseren, maar ook hier zien we de laatste jaren die
beweging opkomen. De Russische invasie in Oekraïne heeft die de wind
in de zeilen gegeven. Terwijl alleen al de VS – nog los van de
bondgenoten in Europa en Azië – Rusland en China ver achter zich
laat als het gaat om militaire sterkte en uitgaven. In de VS staan nu
al wapenprogramma's op de rol die samen $ 1.800 miljard zullen gaan
kosten, berekende de Amerikaanse Rekenkamer GAO. De programma's die
nu worden uitgevoerd zijn samen $628 miljard duurder geworden dan
begroot, een kosten overschrijding van 54%. Wie daar op de korte
termijn baat bij hebben laat zich raden.
Grotere veiligheid
Buitenlandse
politiek is voor Washington grotendeels militaire politiek. In de
Verenigde Staten gaat 3% van de nationale budgetten naar niet
militaire middelen voor buitenlandse politiek (tegenover 50% naar
Defensie). Een budget van $ 350 miljard voor basisbehoeften zoals
jeugdzorg, gezondheidszorg en klimaatveranderingsprogramma's stuitte
op hevig verzet, terwijl de krijgsmacht zonder slag of stoot het
dubbele kreeg. Het is maar waar de prioriteiten liggen. De
schrijfster was lid van een commissie die uitzocht wat een
bezuiniging van 15% op het budget de komende tien jaar op zou
leveren. De uitkomst was dat het meer veiligheid betekende en geen
afkalvende. Het is daarom mooi dat er een Groep
in het Congres zit die staat voor een vermindering van de militaire
uitgaven. Ze heeft zes
leden uit de Democratische Partij.
Bezuinigen alleen is niet genoeg. Er
moet ook nagedacht worden over noodzakelijke investeringen om de
grootste dreigingen tegen te gaan. Wapentechnologie komt er omdat de
overheid er in investeert. Investeringen in schone technologie zijn
evenzogoed noodzakelijk. Waarom blijft dit achter? Bovendien moet bij
investeringen nagedacht worden over de belangen van alle sectoren van
de Amerikaanse samenleving. Zoals aan de gemeenschap onder aan de
heuvel bij Los Alamos. Staatsschulden creëren die niet de hele
economie ten goede komen, maar slechts de wapenfabrikanten is niet
houdbaar. In de Verenigde Staten stuit dit denken al snel op de
reflex dat een vrije economie geen geleide economie is, maar voor
investeringen in de militaire economie geldt dit blijkbaar niet,
stelt de schrijfster. Als de overheid die stappen zet zal de markt de
financiële stomen snel vinden en wordt daarmee een decennia lange
focus op militaire investeringen omgebogen. Nu is de VS afhankelijk
van buitenlandse bedrijven om schone technologie te leveren, terwijl
het wel op grote afstand raketten uit de lucht kan halen.