zaterdag 30 maart 2024

Feminist Solutions for Ending War, deel 1

 

Feminist Solutions for Ending War is een boek onder redactie van Megan MacKenzie and Nicole Wegner. Zij schreven de inleiding op de veertien hoofdstukken rond het thema uit de titel. Achttien schrijfsters en een schrijver uit de hele wereld (een derde werkzaam in Australië) werkten mee aan de collectieve onderneming die dit boek was. Alle auteurs zijn met een korte biografie achterin opgenomen.* Uitgeverij Pluto Press prijst de uitgave aan met een citaat van de bekende feministische schrijfster over vrede en militarisme Cynthia Enloe:

“Een groot deel van de patriarchale politieke cultuur wordt in stand gehouden door de mythe dat oorlog, net als armoede, altijd bij ons zal blijven. Maar toen ik de gegronde, stimulerende hoofdstukken van het boeiende boek van Mackenzie en Wegner las, besefte ik dat juist de onrealistische personen onder ons degenen zijn die de mythe van de eindeloze oorlog in stand houden”**

Oorlog is in onze taal gaan zitten en heeft zich genesteld in de samenlevingen waar we wonen en leven. Het bestaan van oorlogen is genormaliseerd, stelt Swati Parashar, docent in Gotenburg en schrijfster van het voorwoord. Aandacht ervoor en een publiek oordeel erover is daarom noodzakelijk. Daarbij kunnen de volgende vragen gesteld worden: wat vinden we van oorlog, en wat zijn de meest beklijvende verhalen ervan die we ons moeten herinneren? Kunnen we naast het verdriet om de slachtoffers ook om een einde eraan vragen?

Als we geen vragen stellen, dan maken we oorlog gewoon en blijft ze acceptabel, schrijven Mackenzie en Wegner. Dit terwijl oorlog een blijk van falen is van een internationaal systeem dat is gevormd door het patriarchaat, militarisme, overheersing en kapitalisme. Feminisme staat voor het omverwerpen van politiek-economische systemen als kapitalisme, imperialisme en het patriarchaat, schreef de bekende polemoloog Johan Galtung die wordt aangehaald. Een stellingname die MacKenzie en Wegner aanvullen met het inzicht dat militarisme en imperialisme witte vrouwen ook voordelen hebben opgeleverd en waarin sommige mannen – vooral zwarte en bruine mannen – juist worden “behandeld als gevaren en waarvan de dood en verwonding worden beschouwd als onvermijdelijk en als onfortuinlijke bijkomende schade bij militaire veiligheidsoperaties.”

Politiek
Oorlog zou volgens hen niet gezien moeten worden als een voortzetting van politiek met andere middelen. Deze sinds Von Clauzewitz gangbare zienswijze maakt oorlog in hun ogen tot een onvermijdelijk middel. Dat de politieke resultaten zelden zijn waar de oorlog om begon, die visie deel ik, maar politiek is geen synoniem voor zinnig beleid. Of oorlog gewenst is of niet, is een politieke visie. Het verwerpelijke middel wordt ingezet binnen systemen om belangen van een groep of groepen te behartigen die botsen met belangen van andere groepen. Het is niet de vraag of het politiek is, maar of het een politiek is die gesteund moet worden, nooit, of in bepaalde gevallen wel of niet. Oorlog beschouwen als politiek middel betekent niet dat ervaringen van soldaten van grotere waarde worden geacht dan die van burgers, zoals beide menen. Ook dat is geen wetmatigheid, maar het is een keuze om strepen en balken te vragen om uitleg te geven en andere (civiele) deskundigen veel minder, terwijl ook die deskundigheid hebben (al kijken militairen daar graag op neer). Sterker nog de deskundigheid van slachtoffers meer betrekken zou de rechtvaardigingen voor oorlog en interventie wel eens kunnen aanvechten.

Corona en Oekraïne
Het boek stond al in de steigers in 2020 toen twee grote ontwikkelingen ervoor zorgden dat het aangepast moest worden: de corona pandemie en de enorme groei en aanwezigheid van de Black Lives Matter beweging. De Oekraïne oorlog was nog niet in zijn volle hevigheid losgebroken (hoewel Dombas en Krim al conflictgebieden waren) door de Russische inval en de vastgelopen poging naar Kyiv op te trekken. Je kan inmiddels een boek als dit met deze titel Feministische oplossingen om oorlog te beëindigen niet meer lezen zonder die oorlog in het achterhoofd. In 2023 kwam daar de Israëlische oorlog in Gaza nog bij. Hoewel het goed is die oorlogen mee te wegen, stamt het boek duidelijk uit een ander tijdperk. Het boek leest beter gemakkelijker als de lezer dat beseft. Zo niet dan kan het gevoel gaan overheersen dat je meer in handen wilt krijgen, terwijl het toch ook een rijk boek is.

Wat is oorlog
In het voorwoord wordt gewezen op het bestaan van andere oorlogen: Afghanistan, Jemen, Syrië, etc. Al snel ga je als lezer beseffen dat de grote oorlogen tussen staten buiten het land waar men woont of vandaan komt niet het onderwerp van het boek zijn. Sterker nog, menig schrijfster probeert juist afstand te nemen van oorlog als onderwerp dat gekoppeld is aan de machtspolitiek van staten. De vraag die in het boek voor ligt is: Wat zien we als oorlog? Het wordt breed ingevuld en moet anders benaderd worden aldus de schrijfsters. Maar tegelijkertijd laten de inleiders er geen misverstand over bestaan dat er geen eenduidige definitie of uitleg van oorlog wordt gegeven door de verschillende schrijfsters. Het richt zich vooral op structurele zaken op een basaler terrein dan de internationale machtspolitiek.

In de documentaire film
Teken voor Verandering (deel van een zesdelige serie, die momenteel laat op de dinsdag bij de VRT wordt uitgezonden) is de Syrisch cartooniste Amany Al-Ali aan het woord. Ze leeft en werkt in de heftige situatie van oorlog, waar sirenes huilen, en angst en beperking het leven bepalen. Zij stelt in die situatie dat er nog een front is waar een gevecht woedt, daar waar gebruiken en tradities vrouwen knevelen (va. 15:33) en kleineren tot simpele zielen. Het zou een visie uit dit boek kunnen zijn waarin oorlog naar het persoonlijke en de positie van met name vrouwen wordt gehaald. Anderzijds stellen de tekeningen van Al-Ali de oorlog wel aan de kaak, maar het persoonlijke speelt daarnaast een even belangrtijke rol.

In het boek wordt de vraag gesteld hoe geweld te voorkomen en beëindigen; en hoe kunnen feministen steun verlenen aan hen in oorlogszones en samenlevingen helpen te herstellen van dood en vernieling. Genoemde antwoorden zijn wijdlopig en behelzen economische hervormingen, ontwapening, gebruik van inheemse kennis, het bouwen van relaties tussen mensen en binnen gemeenschappen, het luisteren en verwerken van stemmen die naar een einde van de oorlog zoeken. Alles bij elkaar zitten er veel aanknopingspunten in voor het reageren op de oorlogen die de wereld nu teisteren. Verder valt op dat opmerkingen bij en kritiek op het ene hoofdstuk veelal worden ondervangen door de schrijfster van een ander hoofdstuk.

Verhalen
Het vertellen van verhalen over oorlog is een steeds terugkerend thema in het boek. De verhalen achter de hoofdlijnen laten zien wat oorlog is, ontrafelen de mythes, en dwingen om de rol die verschillende gender identiteiten erin spelen te laten zien. Het sterkst komt dit aspect terug in de hoofdstukken rond het herdenken van oorlog en het tellen van slachtoffers. Je zou beide hoofdstukken zonder problemen los van de rest van het boek kunnen lezen, maar eigenlijk geldt voor alle hoofdstukken dat ze ook op zichzelf kunnen staan. Wel is het ene hoofdstuk sterker dan het andere verwoord.

Herdenkingsmonumenten vertellen een verhaal. De schrijfster bestrijdt dat het bij de monumenten gaat om lessen voor de bevolking of reflectie over de in de oorlog verloren levens. Ze zijn eerder bedoeld om de soldaat te idealiseren. Sertan Seral deed haar onderzoek vooral naar de functie van monumenten in Washington DC en Australië. Dat zijn geen neutrale plaatsen, maar plekken die juist het koloniale en patriarchale van de militaristische mythe herbevestigen. Voor mij als Nederlandse lezer zijn de vele witte kruisen in Limburg, Vlaanderen en Noord-Frankrijk dichterbij. Die witte kruisen op groene velden brengen de verschrikkingen op een abstracte manier ook dichterbij, niet alleen de heldhaftige mythe van de oorlog. Maar de teksten die op de monumenten staan zijn inderdaad vaak van “een onschendbare en heilige status” en ze worden vaak ingezet in vertogen en small talk rond het heldhaftige en leiden op zijn best tot een 'oh wat erg' reactie.*** Het monument Vrouwen Militaire Actief voor Amerika op Arlington Cemetery werd gesteund door veteranen organisaties en Boeing, en door staten als Koeweit en Saoedi Arabië. Hier stopt Saral haar verhaal. Maar los van wapenreus Boeing, kwam het geld van de Arabische landen in 1992, als bedankje kort na Desert Shield en Desert Storm. Die waren de opmaat naar de Irak oorlog van 2003. Dat vervolg is juist illustratief voor haar visie dat dergelijke steun laat zien dat op de 'heilige plaatsen' niet een einde aan de oorlog, maar juist in oorlog wordt geïnvesteerd, en als oorlogsdesem in de samenleving moet werken. De schaduwkanten blijven vaak juist buiten beeld. “Het doel is niet het accuraat verhalen van de geschiedenis, maar anderzijds het neerzetten van de Amerikaanse uitzonderlijkheid,” stelt ze. De foto van de voetballende oorlogsmoeë soldaten zegt mij meer dan de eindeloze rijen kruisen van (vooral) mannen die gestorven zijn als klaprozen voor God en vaderland. De pijn door PTTS van recenter uitgezonden soldaten raakte me tot in mijn ziel toen ik daar mee bezig was; ook zij – en hun naasten – zijn door die vaak diepe psychologische schade in grote getalen slachtoffers. Hoe die regeringsleiders het zover hebben laten komen blijft op de keurig verzorgde plaatsen verborgen. Laat staan dat er een weg uit de ellende wordt voorgesteld. Voor Seral is het wijzen op de manier waarop de grondstoffen voor dergelijke monumenten is verkregen een verhaal dat veel duidelijk maakt. Maar dan ga je wel heel ver graven om een ideologisch verhaal neer te zetten.

In een boek waarvan de helft van de schrijvers in Canada of Australië werkt komt de claim van de Staat op het land uitdrukkelijk naar voren. De plaatsen waar de soldaten die de veroveringen deden worden herdacht zijn ook bijdrage aan die claims op 't veroverde land. Je kan als betrokken mens niet anders dan dit beeld weigeren te slikken. Het kan immers ook anders, wel met een blik op de rechten van de oorspronkelijke bewoners. Ook dat is een verhaal vertellen.

Tellen
Het tellen van slachtoffers sluit hierop aan.
Thomas Gregory, de enige man onder de auteurs, stelt dat het tellen van slachtoffers mensen reduceert tot statistische gegevens. Het tellen is belangrijk om niet te vergeten, maar de getallen kunnen oorlog ook tot een schone en steriele zaak maken. Als je telt dan vergelijk je. Dat betekent onvermijdelijk dat de context verdwijnt, zoals de geschiedenis en betekenis. Wat blijft is vaak het aantal kinderen, vrouwen en mannen. Die laatste categorie lijdt al snel naar het mogelijk militair of strijder zijn. Maar alle burgerslachtoffers moeten wel geteld worden. Het tellen ervan is onder meer belangrijk, omdat het internationale oorlogsrecht gebiedt dat burgerslachtoffers worden vermeden; als je niet telt dan weet je niet of die buitenproportioneel vertegenwoordigd zijn. Het blijkt dat juist civiele slachtoffers niet worden geteld of gebagatelliseerd. Wel worden de militaire verliezen aan 'eigen kant' breed uitgemeten.
Het tellen zelf vertelt weinig over wat is gebeurd. Sterker nog de nummers kunnen politiek gebruikt worden om bijvoorbeeld te laten zien, hoeveel schoner de oorlog is geworden en hoe precies de geleide bommen. Het vertellen van wat gebeurde, wie de betrokken waren als individuen, welke rol ze speelden in het leven van alle dag, is eveneens belangrijk.
Een
getuigenis van kinderen die zagen hoe hun oma tijdens het oogsten van okra door een raket vanaf een drone getroffen werd en waarvan de stukken lichaam bij elkaar gezocht moesten worden, is indringend. Toch kunnen cijfers even schokkend zijn of soms gezien de omvang nog meer indruk maken. Dat mag niet betekenen dat de persoonlijke gevolgen niet verteld worden en verdwijnen. Het ging bij de genoemde drone aanval niet om de droge cijfers van een dode vrouw en zes gewonde kinderen, maar om levens met betekenis en over blijvende littekens. Het gaat niet om het wat, maar om het wie.
We hebben die persoonlijke verhalen nodig, maar óók de getallen. Die abstracte totaalcijfers vertellen immers ook een verhaal voor wie er gevoelig voor is of wil zijn. Dat betekent niet dat andere zaken die een oorlog tot enorme ellende maken buiten beeld moeten blijven. Er zijn bijvoorbeeld de achtergebleven onontplofte munitie, ziekte, honger en vernietigde gezondheidszorg en samenlevingen. De verhalen van de militairen zijn wel onderbelicht in dit hoofdstuk en ook zij kunnen slachtoffer zijn of anderszins een verhaal te vertellen hebben dat licht werpt op levens en achtergronden.

Strijders
De verhalen van strijders worden wel neergezet als belangrijk en/of waardevol in een hoofdstuk geschreven door
Roxani Krystalli, een vrouw die nauw betrokken was bij het vredesproces in Colombia en de rol van vrouwen daarin. Het luisteren naar hen is van belang om ook hun positie in het vredesproces te kennen in plaats van etiketten aan hen te kleven die hun werkelijkheid niet dekken. Die strijders vallen doorgaans buiten de analyse. De andere kant, de Staat, zit wel aan tafel en heeft zo invloed op de uitkomsten. De vrouwelijke strijders waar Krystalli zich op richt, hebben ook ervaringen en een (politieke) visie. De opstand was bedoeld om de ongelijkheid te bestrijden, zegt een van hen, dat ik de wapens heb neergelegd betekent niet dat ik die politiek ook verlaten heb benadrukt ze: “Daarom noem ik me nog steeds opstandeling en geen voormalige guerrilla.” Ontwapening en depolitisering zijn niet hetzelfde. Het mobiliseren van tegenstand is een sociaal en politiek proces dat van gewapend naar ongewapend kan veranderen. Bovendien gaf die strijd ook mogelijkheden voor vriendschappen, het geven van betekenis en gezag in het dagelijks leven. Voor sommigen misschien een ongewenst geluid, maar als je er niet naar luistert ben je de voeling met een deel van de betrokkenen kwijt. Die willen zichzelf definiëren. Als feminisme zich tooit met pacifistische stereotypen dan sluit ze vrouwen die zich hier niet aan willen conformeren uit als door de oorlog besmette personen. Sterker nog dan sluit je ook waardevolle kennis uit van het vredesproces. Dat betekent overigens niet dat je niet kritisch moet zijn op misstanden uit het verleden. Sterker nog die moeten erkend worden om verder te komen.

Kasjmir en Koerdistan
Shweta Singh
en Diksha Poddar zijn beide academica in New Delhi Ze behandelen het conflict in Kasjmir en dan vooral de achtergrond van de radicalisering van de jeugd. Ze stellen dat het inzetten van feministisch vredesonderwijs een methode kan zijn deze te bestrijden. Die moet dan wel op de situatie toegesneden zijn en geen algemene (Westers georiënteerde) matrix zijn. Sociale posities, lokale verhoudingen en theorie op de beperkende of juist veranderende kracht van onderwijs moeten uitgangspunt zijn. Bovendien is er niet één antwoord om oorlog te voorkomen. Dergelijk onderwijs moet aandacht geven aan verschillende ervaringen met onveiligheid om juist daardoor ruimte te verbieden voor een oplossing. Dit houdt ook het verband tussen conflict en geweld tegen vrouwen. De schrijfsters onderstrepen dat onderwijs ook gebruikt kan worden om seksisme en militarisme juist te versterken. Als onderwijs een rol moet spelen in het versterken van vrede moet er ook aandacht zijn voor de geschiedenis van onrechtvaardigheid, van macht en van invloed. Het is duidelijk dat hier onderwijs bedoeld wordt dat het geweld breder wil bestrijden, maar in een gepolitiseerd conflict zijn meerdere partijen betrokken. De zaken diepgaand aankaarten betekent nog niet dat Delhi zijn omstreden greep op Kasjmir verzwakt. We zien de laatste jaren juist het tegenovergestelde. Daarmee blijft de oorzaak voor het conflict bestaan en verdwijnt de voedingsbodem allerminst.

In een volgend hoofdstuk beschrijft
Eda Gunaydin de aanpak in het Syrische deel van Koerdistan (Rojava). Zij bepleit een einde aan het systeem van de natiestaat en voor confederale organisatie structuren, en op het kleinere meer lokale eenheden om vrede te bereiken, waarbij de wapens in handen zijn van de bevolking. We zijn belandt in het hoofdstuk van een politiek activiste in oorlogsgebied waar de bevolkingsgroep naar een vorm van grotere autonomie streeft en die visie zit verpakt in dit model om de oorlog te beëindigen. Gunaydin bepleit ook voor het versterken van de positie van vrouwen en voor meer aandacht voor natuur en milieu door een lokale landbouw. Ze keert zich bovendien tegen het kapitalisme als economisch model. Strijd voor positieverbetering en een politieke regeling is hier eerder uitgangspunt dan de lieve vrede.

Leven met het land
Wyradjuri (inheemse uit de huidige Australische deelstaat Nieuw-Zuid-Wales) Jessica Russ-Smith beschrijft de oorlog tegen het land die het gevolg zijn van een andere oorlog die van de kolonisering. Deze oorlog heeft de vorm gekregen van enorme natuurbranden. Je kan die branden als leger van het kolonialisme beschouwen meent Russ-Smith. “Het is oorlog,” schrijft ze, en vult aan: “Het vuur is geen metafoor voor koloniaal geweld of oorlog. Het is koloniaal geweld. Het is oorlog.” Het is door mensen veroorzaakt natuurgeweld dat zich keert tegen hen die afhankelijk zijn van het land en kan dodelijk zijn, zou ik schrijven, zonder het oorlog te noemen. In de definities van oorlog die de polemologie gebruikt, wordt veelal een cijfer van 1.000 dodelijke slachtoffers per jaar aangehouden. Hier gaat het gelukkig om minder. Dat betekent niet dat de gevolgen niet ernstig en de achtergronden niet verwerpelijk zijn. Het is een direct gevolg van het land zien als bezit, een object, en niet als het alomtegenwoordige waaronder ook de mensen, dieren, voorouders, verhalen, liederen en dergelijke vallen. Verleden, heden en toekomst zijn in een dergelijke visie verbonden. Dat is in tijd, maar ook bij relaties het geval. Je bent dochter, moeder en oma in een. Als je deel van het geheel bent, betekent dit ook dat je anders omgaat met het land en een blik op het verleden heeft betekenis voor het heden, ook als het om vrede en conflict gaat. Het wijst naar de verantwoordelijkheid die voorbij het eigen leven gaat. Dat betekent activiteit ontplooien om 'de oorlog' tegen het land te voorkomen of te beëindigen. In het kort is haar traditionele uitgangspunt: Je bent, je weet, je handelt. Nu vaagt het vuur een levenswijze weg, soms zelfs met opzet. Daarbij wordt Westerse kennis hoger aangeslagen dan inheemse. Om de toekomst te beschermen zouden juist traditionele vormen van leven met het land grotere waarde moeten krijgen. Het land moet gedekoloniseerd worden.

Erken de rechten van de natuur door
Keina Yoshida beschrijft een vergelijkbare visie. Yoshida gaat uit van de stelling dat de bescherming van en het leven in harmonie met de natuur een feministische sleutel oplossing is voor het voorkomen van conflicten, want de aantasting van de natuur en schaarste van grondstoffen zijn oorzaken en katalysatoren voor conflicten. Er kan dan ook geen vrede zijn zonder vreedzame verhouding tot het milieu. Het is bovendien een bijdrage aan een positieve ontwikkeling in de wereld.

Het volgende hoofdstuk van Carol Cohn en Claire Duncanson borduurt hier op verder. Zij stellen dat oorlog niet beëindigt kan worden zonder de omstandigheden te veranderen die aan de basis ervan liggen, met als voornaam onderwerp het huidige dominante economische systeem, dat de ongelijkheid vergroot en milieucrises veroorzaakt. Het bouwen van inclusieve feministische economieën kunnen daarom een oplossing zijn om oorlog te beëindigen.
De periode direct na een oorlog is een periode met grote mogelijkheden om een dergelijk beleid door te voeren, waarin zorg en natuur meer waarde krijgen. De
structural adjustmentachtige vormen van opbouw na een oorlog om weer deviezen te krijgen leiden vaak tot nieuwe conflictoorzaken en zijn dan ook geen structurele oplossing. De schrijfsters bepleiten het organiseren van de samenleving door een sterke staat die gecontroleerd wordt en waarin vrouwen een gelijkwaardige positie krijgen. Het is een opvallende visie in een boek waarin veel van de artikelen meer naar lokale oplossingen zoeken, weg van de gevestigde machtsstructuren alsof die alleen maar narigheid op kunnen leveren en vastgeroest zijn en niet te veranderen.

Zie voor het vervolg van deze bespreking

Noten:
* MacKenzie is professor in Canada op het gebied van gender studies. Wegner werkt als onderzoekster voor de Australische overheid en is deskundig op het gebied van internationale relaties en feministische methoden om gender, oorlog en militarisme te begrijpen.
De landen waar de auteurs werken zijn als volgt: Australië, 6; Canada, 3; India, 2; Schotland, 2; Israël, Kenia, Nieuw Zeeland, VS, Zuid-Afrika en Zweden (voorwoord), alle 1. In de tekst heb ik de namen vet gemaakt.
Het boek is te vinden onder deze link: https://library.oapen.org/bitstream/handle/20.500.12657/52008/external_content.pdf
** ‘So much of patriarchal political culture is sustained by the myth that war, like poverty, will always be with us. But as I read the grounded, energizing chapters of Mackenzie's and Wegner's engaging book, I realized that the unrealistic ones among us are actually those who perpetuate the myth of unending war’ - Cynthia Enloe.
*** Onlangs werd de wielerwedstrijd Gent Wevelgem weer verreden. Die tocht komt langs veel erebegraafplaatsen en andere plekken die een grote rol spelen in het herdenken van de Eerste Wereldoorlog. Praatjes, soms zelfs verzonnen, werden ingezet om de kijker te wijzen op de gestorven helden, en de inventiviteit van de militairen, nooit op de onzinnige politiek van Europese machthebbers die Europa de ellende induwden. Narigheid en misdadig beleid dat daar pijnlijk in keurige rijen zichtbaar is.