Feminist Solutions for Ending War is een boek onder redactie van Megan MacKenzie and Nicole Wegner. Zij schreven de inleiding op de veertien hoofdstukken rond het thema uit de titel. Achttien schrijfsters en een schrijver uit de hele wereld (een derde werkzaam in Australië) werkten mee aan de collectieve onderneming die dit boek was. Alle auteurs zijn met een korte biografie achterin opgenomen.* Uitgeverij Pluto Press prijst de uitgave aan met een citaat van de bekende feministische schrijfster over vrede en militarisme Cynthia Enloe:
“Een groot deel van de patriarchale politieke cultuur wordt in stand gehouden door de mythe dat oorlog, net als armoede, altijd bij ons zal blijven. Maar toen ik de gegronde, stimulerende hoofdstukken van het boeiende boek van Mackenzie en Wegner las, besefte ik dat juist de onrealistische personen onder ons degenen zijn die de mythe van de eindeloze oorlog in stand houden”**
Oorlog is in onze taal
gaan zitten en heeft zich genesteld in de samenlevingen waar we wonen en leven. Het
bestaan van oorlogen is genormaliseerd, stelt Swati
Parashar, docent in
Gotenburg en schrijfster van het voorwoord. Aandacht ervoor en een publiek
oordeel erover is daarom noodzakelijk.
Daarbij kunnen de volgende vragen gesteld worden: wat vinden we van
oorlog, en wat zijn de meest beklijvende verhalen ervan die we ons
moeten herinneren? Kunnen we naast het verdriet om de slachtoffers
ook om een einde eraan vragen?
Als we geen vragen stellen, dan maken
we oorlog gewoon en blijft ze acceptabel, schrijven Mackenzie en
Wegner. Dit terwijl oorlog een blijk van falen is van een
internationaal systeem dat is gevormd door het patriarchaat,
militarisme, overheersing en kapitalisme. Feminisme staat voor het
omverwerpen van politiek-economische systemen als kapitalisme,
imperialisme en het patriarchaat, schreef de bekende polemoloog Johan
Galtung die wordt aangehaald. Een stellingname die MacKenzie en
Wegner aanvullen met het inzicht dat militarisme en imperialisme
witte vrouwen ook voordelen hebben opgeleverd en waarin sommige
mannen – vooral zwarte en bruine mannen – juist worden
“behandeld als gevaren en waarvan de dood en verwonding worden
beschouwd als onvermijdelijk en als onfortuinlijke bijkomende schade
bij militaire veiligheidsoperaties.”
Politiek
Oorlog
zou volgens hen niet gezien moeten worden als een voortzetting van
politiek met andere middelen. Deze sinds Von Clauzewitz gangbare
zienswijze maakt oorlog in hun ogen tot een onvermijdelijk middel.
Dat de politieke resultaten zelden zijn waar de oorlog om begon, die
visie deel ik, maar politiek is geen synoniem voor zinnig beleid. Of
oorlog gewenst is of niet, is een politieke visie. Het verwerpelijke
middel wordt ingezet binnen systemen om belangen van een groep of
groepen te behartigen die botsen met belangen van andere groepen. Het
is niet de vraag of het politiek is, maar of het een politiek is die
gesteund moet worden, nooit, of in bepaalde gevallen wel of niet.
Oorlog beschouwen als politiek middel betekent niet dat ervaringen
van soldaten van grotere waarde worden geacht dan die van burgers,
zoals beide menen. Ook dat is geen wetmatigheid, maar het is een
keuze om strepen en balken te vragen om uitleg te geven en andere
(civiele) deskundigen veel minder, terwijl ook die deskundigheid
hebben (al kijken militairen daar graag op neer). Sterker nog de
deskundigheid van slachtoffers meer betrekken zou de
rechtvaardigingen voor oorlog en interventie wel eens kunnen
aanvechten.
Corona en Oekraïne
Het boek stond al in
de steigers in 2020 toen twee grote ontwikkelingen ervoor zorgden dat
het aangepast moest worden: de corona pandemie en de enorme groei en
aanwezigheid van de Black Lives Matter
beweging. De Oekraïne oorlog was nog niet in zijn volle hevigheid
losgebroken (hoewel Dombas en Krim al conflictgebieden waren) door de
Russische inval en de vastgelopen poging naar Kyiv op te trekken. Je
kan inmiddels een boek als dit met deze titel Feministische
oplossingen om oorlog te beëindigen
niet meer lezen zonder die oorlog in het achterhoofd. In 2023 kwam
daar de Israëlische oorlog in Gaza nog bij. Hoewel het goed is die
oorlogen mee te wegen, stamt het boek duidelijk uit een ander
tijdperk. Het boek leest beter gemakkelijker als de lezer dat beseft. Zo niet dan kan het gevoel gaan overheersen dat je meer in handen wilt krijgen, terwijl het toch ook een rijk boek is.
Wat
is oorlog
In
het voorwoord wordt gewezen op het bestaan van andere
oorlogen: Afghanistan, Jemen, Syrië, etc. Al snel ga je als lezer
beseffen dat de grote oorlogen tussen staten buiten het land waar men
woont of vandaan komt niet het onderwerp van het boek zijn. Sterker
nog, menig schrijfster probeert juist afstand te nemen van oorlog als
onderwerp dat gekoppeld is aan de machtspolitiek van staten. De vraag
die in het boek voor ligt is: Wat zien we als oorlog? Het wordt breed
ingevuld en moet anders benaderd worden aldus de schrijfsters. Maar
tegelijkertijd laten de inleiders er geen misverstand over bestaan
dat er geen eenduidige definitie of uitleg van oorlog wordt gegeven
door de verschillende schrijfsters. Het richt zich vooral op
structurele zaken op een basaler terrein dan de internationale
machtspolitiek.
In de documentaire film Teken
voor Verandering
(deel van een zesdelige serie, die momenteel laat op de dinsdag bij de VRT wordt
uitgezonden) is de Syrisch cartooniste Amany Al-Ali aan het woord. Ze
leeft en werkt in de heftige situatie van oorlog, waar sirenes
huilen, en angst en beperking het leven bepalen. Zij stelt in die
situatie dat er nog een front is waar een gevecht woedt, daar waar
gebruiken en tradities vrouwen knevelen (va. 15:33) en kleineren tot
simpele zielen. Het zou een visie uit dit boek kunnen zijn waarin
oorlog naar het persoonlijke en de positie van met name vrouwen wordt
gehaald. Anderzijds stellen de tekeningen van Al-Ali de oorlog wel
aan de kaak, maar het persoonlijke speelt daarnaast een even belangrtijke rol.
In het boek
wordt de vraag gesteld hoe geweld te voorkomen en beëindigen; en hoe
kunnen feministen steun verlenen aan hen in oorlogszones en
samenlevingen helpen te herstellen van dood en vernieling. Genoemde
antwoorden zijn wijdlopig en behelzen economische hervormingen,
ontwapening, gebruik van inheemse kennis, het bouwen van relaties
tussen mensen en binnen gemeenschappen, het luisteren en verwerken
van stemmen die naar een einde van de oorlog zoeken. Alles bij elkaar
zitten er veel aanknopingspunten in voor het reageren op de oorlogen die
de wereld nu teisteren. Verder valt op dat opmerkingen bij en kritiek
op het ene hoofdstuk veelal worden ondervangen door de schrijfster van een ander hoofdstuk.
Verhalen
Het
vertellen van verhalen over oorlog is een steeds terugkerend thema in
het boek. De verhalen achter de hoofdlijnen laten zien wat oorlog is,
ontrafelen de mythes, en dwingen om de rol die verschillende gender
identiteiten erin spelen te laten zien. Het sterkst komt dit aspect
terug in de hoofdstukken rond het herdenken van oorlog en het tellen
van slachtoffers. Je zou beide hoofdstukken zonder problemen los van
de rest van het boek kunnen lezen, maar eigenlijk geldt voor alle
hoofdstukken dat ze ook op zichzelf kunnen staan. Wel is het ene
hoofdstuk sterker dan het andere verwoord.
In een boek waarvan de helft van de schrijvers in Canada of Australië werkt komt de claim van de Staat op het land uitdrukkelijk naar voren. De plaatsen waar de soldaten die de veroveringen deden worden herdacht zijn ook bijdrage aan die claims op 't veroverde land. Je kan als betrokken mens niet anders dan dit beeld weigeren te slikken. Het kan immers ook anders, wel met een blik op de rechten van de oorspronkelijke bewoners. Ook dat is een verhaal vertellen.
Tellen
Het
tellen van slachtoffers sluit hierop aan. Thomas
Gregory,
de enige man onder de auteurs, stelt dat het tellen van slachtoffers
mensen reduceert tot statistische gegevens. Het tellen is belangrijk
om niet te vergeten, maar de getallen kunnen oorlog ook tot een
schone en steriele zaak maken. Als je telt dan vergelijk je. Dat
betekent onvermijdelijk dat de context verdwijnt, zoals de geschiedenis en
betekenis. Wat blijft is vaak het aantal kinderen, vrouwen en mannen.
Die laatste categorie lijdt al snel naar het mogelijk militair of
strijder zijn. Maar alle burgerslachtoffers moeten wel geteld worden.
Het tellen ervan is onder meer belangrijk, omdat het internationale
oorlogsrecht gebiedt dat burgerslachtoffers worden vermeden; als je
niet telt dan weet je niet of die buitenproportioneel
vertegenwoordigd zijn. Het blijkt dat juist civiele slachtoffers niet
worden geteld of gebagatelliseerd. Wel worden de militaire verliezen aan 'eigen
kant' breed uitgemeten.
Het tellen zelf vertelt weinig over wat
is gebeurd. Sterker nog de nummers kunnen politiek gebruikt worden om
bijvoorbeeld te laten zien, hoeveel schoner de oorlog is geworden en
hoe precies de geleide bommen. Het vertellen van wat gebeurde, wie de
betrokken waren als individuen, welke rol ze speelden in het leven
van alle dag, is eveneens belangrijk.
Een getuigenis
van kinderen
die zagen hoe hun oma tijdens het oogsten van okra door een raket
vanaf een drone getroffen werd en waarvan de stukken lichaam bij
elkaar gezocht moesten worden, is indringend. Toch kunnen cijfers
even schokkend zijn of soms gezien de omvang nog meer indruk maken.
Dat mag niet betekenen dat de persoonlijke gevolgen niet verteld
worden en verdwijnen. Het ging bij de genoemde drone aanval niet om
de droge cijfers van een dode vrouw en zes gewonde kinderen, maar om
levens met betekenis en over blijvende littekens. Het gaat niet om
het wat,
maar om het wie.
We hebben die persoonlijke verhalen nodig, maar óók de
getallen. Die abstracte totaalcijfers vertellen immers ook een
verhaal voor wie er gevoelig voor is of wil zijn. Dat betekent niet
dat andere zaken die een oorlog tot enorme ellende maken buiten beeld
moeten blijven. Er zijn bijvoorbeeld de achtergebleven onontplofte
munitie, ziekte, honger en vernietigde gezondheidszorg en
samenlevingen. De verhalen van de militairen zijn wel onderbelicht in
dit hoofdstuk en ook zij kunnen slachtoffer zijn of anderszins een
verhaal te vertellen hebben dat licht werpt op levens en
achtergronden.
Strijders
De
verhalen van strijders worden wel neergezet als belangrijk en/of
waardevol in een hoofdstuk geschreven door Roxani
Krystalli, een vrouw die
nauw betrokken was bij het vredesproces in Colombia en de rol van
vrouwen daarin. Het luisteren naar hen is van belang om ook hun
positie in het vredesproces te kennen in plaats van etiketten aan hen
te kleven die hun werkelijkheid niet dekken. Die strijders vallen
doorgaans buiten de analyse. De andere kant, de Staat, zit wel aan
tafel en heeft zo invloed op de uitkomsten. De vrouwelijke strijders
waar Krystalli zich op richt, hebben ook ervaringen en een (politieke)
visie. De opstand was bedoeld om de ongelijkheid te bestrijden, zegt
een van hen, dat ik de wapens heb neergelegd betekent niet dat ik die
politiek ook verlaten heb benadrukt ze: “Daarom noem ik
me nog steeds opstandeling en geen voormalige guerrilla.”
Ontwapening en depolitisering
zijn niet hetzelfde. Het mobiliseren van tegenstand is een sociaal en
politiek proces dat van gewapend naar ongewapend kan veranderen.
Bovendien gaf die strijd ook mogelijkheden voor vriendschappen, het
geven van betekenis en gezag in het dagelijks leven. Voor sommigen
misschien een ongewenst geluid, maar als je er niet naar luistert ben
je de voeling met een deel van de betrokkenen kwijt. Die willen
zichzelf definiëren. Als feminisme zich tooit met pacifistische
stereotypen dan sluit ze vrouwen die zich hier niet aan willen
conformeren uit als door de oorlog besmette personen. Sterker nog dan
sluit je ook waardevolle kennis uit van het vredesproces. Dat
betekent overigens niet dat je niet kritisch moet zijn op misstanden
uit het verleden. Sterker nog die moeten erkend worden om verder te
komen.
Kasjmir
en Koerdistan
Shweta Singh
en Diksha Poddar
zijn beide academica in New Delhi Ze behandelen het conflict in
Kasjmir en dan vooral de achtergrond van de radicalisering van de
jeugd. Ze stellen dat het inzetten van feministisch vredesonderwijs
een methode kan zijn deze te bestrijden. Die moet dan wel op de
situatie toegesneden zijn en geen algemene (Westers georiënteerde)
matrix zijn. Sociale posities, lokale verhoudingen en theorie op de
beperkende of juist veranderende kracht van onderwijs moeten
uitgangspunt zijn. Bovendien is er niet één antwoord om oorlog te
voorkomen. Dergelijk onderwijs moet aandacht geven aan verschillende
ervaringen met onveiligheid om juist daardoor ruimte te verbieden
voor een oplossing. Dit houdt ook het verband tussen conflict en
geweld tegen vrouwen. De schrijfsters onderstrepen dat onderwijs ook
gebruikt kan worden om seksisme en militarisme juist te versterken.
Als onderwijs een rol moet spelen in het versterken van vrede moet er
ook aandacht zijn voor de geschiedenis van onrechtvaardigheid, van
macht en van invloed. Het is duidelijk dat hier onderwijs bedoeld
wordt dat het geweld breder wil bestrijden, maar in een gepolitiseerd
conflict zijn meerdere partijen betrokken. De zaken diepgaand
aankaarten betekent nog niet dat Delhi zijn omstreden greep op
Kasjmir verzwakt. We zien de laatste jaren juist het
tegenovergestelde. Daarmee blijft de oorzaak voor het conflict
bestaan en verdwijnt de voedingsbodem allerminst.
In een
volgend hoofdstuk beschrijft Eda
Gunaydin
de aanpak in het Syrische deel van Koerdistan (Rojava). Zij bepleit
een einde aan het systeem van de natiestaat en voor confederale
organisatie structuren, en op het kleinere meer lokale eenheden om
vrede te bereiken, waarbij de wapens in handen zijn van de bevolking.
We zijn belandt in het hoofdstuk van een politiek activiste in
oorlogsgebied waar de bevolkingsgroep naar een vorm van grotere
autonomie streeft en die visie zit verpakt in dit model om de oorlog
te beëindigen. Gunaydin bepleit ook voor het versterken van de
positie van vrouwen en voor meer aandacht voor natuur en milieu door
een lokale landbouw. Ze keert zich bovendien tegen het kapitalisme
als economisch model. Strijd voor positieverbetering en een
politieke regeling is hier eerder uitgangspunt dan de lieve vrede.
Leven
met het land
Wyradjuri (inheemse
uit de huidige Australische deelstaat Nieuw-Zuid-Wales) Jessica
Russ-Smith beschrijft
de oorlog tegen het land die het gevolg zijn van een andere oorlog
die van de kolonisering. Deze oorlog heeft de vorm gekregen van
enorme natuurbranden. Je kan die branden als leger van het
kolonialisme beschouwen meent Russ-Smith. “Het
is oorlog,”
schrijft ze, en vult aan: “Het
vuur is geen metafoor voor koloniaal geweld of oorlog. Het is
koloniaal geweld. Het is oorlog.”
Het is door mensen veroorzaakt natuurgeweld dat zich keert tegen hen
die afhankelijk zijn van het land en kan dodelijk zijn, zou ik
schrijven, zonder het oorlog te noemen. In de definities van oorlog
die de polemologie gebruikt, wordt veelal een cijfer van 1.000
dodelijke slachtoffers per jaar aangehouden. Hier gaat
het gelukkig om minder.
Dat betekent niet dat de gevolgen niet ernstig en de achtergronden
niet verwerpelijk zijn. Het is een direct gevolg van het land zien
als bezit, een object, en niet als het alomtegenwoordige waaronder
ook de mensen, dieren, voorouders, verhalen, liederen en dergelijke
vallen. Verleden, heden en toekomst zijn in een dergelijke visie verbonden. Dat is in
tijd, maar ook bij relaties het geval. Je bent dochter, moeder en oma
in een. Als je deel van het geheel bent, betekent dit ook dat je
anders omgaat met het land en een blik op het verleden heeft
betekenis voor het heden, ook als het om vrede en conflict gaat. Het
wijst naar de verantwoordelijkheid die voorbij het eigen leven gaat.
Dat betekent activiteit ontplooien om 'de oorlog' tegen het land te
voorkomen of te beëindigen. In het kort is haar traditionele
uitgangspunt: Je bent, je weet, je handelt. Nu vaagt het vuur een
levenswijze weg, soms zelfs met opzet. Daarbij wordt Westerse kennis
hoger aangeslagen dan inheemse. Om de toekomst te beschermen zouden
juist traditionele vormen van leven met het land grotere waarde
moeten krijgen. Het land moet gedekoloniseerd worden.
Erken
de rechten van de natuur door Keina
Yoshida beschrijft een vergelijkbare visie. Yoshida gaat uit van de stelling dat de
bescherming van en het leven in harmonie met de natuur een
feministische sleutel oplossing is voor het voorkomen van conflicten,
want de aantasting van de natuur en schaarste van grondstoffen zijn
oorzaken en katalysatoren voor conflicten. Er kan dan ook geen vrede
zijn zonder vreedzame verhouding tot het milieu. Het is bovendien een
bijdrage aan een positieve ontwikkeling in de wereld.
Het
volgende hoofdstuk van Carol
Cohn
en Claire
Duncanson
borduurt hier op verder. Zij stellen dat oorlog niet beëindigt kan
worden zonder de omstandigheden te veranderen die aan de basis ervan
liggen, met als voornaam onderwerp het huidige dominante economische
systeem, dat de ongelijkheid vergroot en milieucrises veroorzaakt.
Het bouwen van inclusieve feministische economieën kunnen daarom een
oplossing zijn om oorlog te beëindigen.
De periode direct na een
oorlog is een periode met grote mogelijkheden om een dergelijk beleid
door te voeren, waarin zorg en natuur meer waarde krijgen. De
structural
adjustmentachtige
vormen van opbouw na een oorlog om weer deviezen te krijgen leiden
vaak tot nieuwe conflictoorzaken en zijn dan ook geen structurele
oplossing. De schrijfsters bepleiten het organiseren van de
samenleving door een sterke staat die gecontroleerd wordt en waarin
vrouwen een gelijkwaardige positie krijgen. Het is een opvallende
visie in een boek waarin veel van de artikelen meer naar lokale
oplossingen zoeken, weg van de gevestigde machtsstructuren alsof die
alleen maar narigheid op kunnen leveren en vastgeroest zijn en niet
te veranderen.
Zie voor het vervolg van deze bespreking
Noten:
*
MacKenzie is professor in Canada op het gebied van gender studies.
Wegner werkt als onderzoekster voor de Australische overheid en is
deskundig op het gebied van internationale relaties en feministische
methoden om gender, oorlog en militarisme te begrijpen.
De landen
waar de auteurs werken zijn als volgt: Australië, 6; Canada, 3;
India, 2; Schotland, 2; Israël, Kenia, Nieuw Zeeland, VS,
Zuid-Afrika en Zweden (voorwoord), alle 1. In de tekst heb ik de
namen vet gemaakt.
Het boek is te vinden onder deze link:
https://library.oapen.org/bitstream/handle/20.500.12657/52008/external_content.pdf
**
‘So much of patriarchal political culture is sustained by the myth
that war, like poverty, will always be with us. But as I read the
grounded, energizing chapters of Mackenzie's and Wegner's engaging
book, I realized that the unrealistic ones among us are actually
those who perpetuate the myth of unending war’ - Cynthia Enloe.
***
Onlangs werd de wielerwedstrijd Gent Wevelgem weer verreden. Die
tocht komt langs veel erebegraafplaatsen en andere plekken die een
grote rol spelen in het herdenken van de Eerste Wereldoorlog.
Praatjes, soms zelfs verzonnen, werden ingezet om de kijker te wijzen
op de gestorven helden, en de inventiviteit van de militairen, nooit
op de onzinnige politiek van Europese machthebbers die Europa de
ellende induwden. Narigheid en misdadig beleid dat daar pijnlijk in keurige rijen
zichtbaar is.