zaterdag 30 maart 2024

Feminist Solutions for Ending War, deel 2

 

Vervolg Feminist Solutions for Ending War (zie voor deel 1 hier)

Ik ben, omdat wij zijn
Een andere traditionele benadering komt uit Zuid-Afrika.
Heidi Hudson voert Ubuntu op om te pleiten voor een solidair systeem waar we allen verantwoordelijk zijn voor het vormgeven van vrede. Immers: ik ben omdat wij zijn. We zijn geen losse eilandjes. Uiteindelijk zijn we van elkaar afhankelijk en behoren we tot elkaar. Dat geldt mannen en vrouwen, waarbij genderrollen niet vastliggen, maar aangepast, heronderhandeld, kunnen worden. Oorlog is niet het prbleem van iemand anders. Het is ons aller probleem. Zorg en empathie zijn de mechanismen die nodig zijn om boven individualisme en competitie uit te stijgen.

In het hoofdstuk wordt ook het begrip
human security (UNDP 1994) op de korrel genomen, omdat het een aanvulling zou zijn op de staatsveiligheid en geen internationaal probleem aanpakt, maar uitgaat van het individu en een one size fits all benadering gericht op persoonlijke vrijheid door de afwezigheid van gebrek en angst. Een vrijheid om verbanden met anderen aan te gaan, een collectief perspectief, hoort ook bij menselijke vrijheid, stelt ze. Daarbij hoort ook het besef dat wederzijdse afhankelijkheid een gewoon gegeven is en niet iets om te vermijden. Hudson pleit bovendien voor een wereldwijde zorgethiek. Dat het bieden van veiligheid aan de eigen bevolking niet ten koste mag gaan van mensen elders is een logische gedachte, maar of dat zal verbeteren om vanwege een beperking in een omvangrijk concept het hele begrip human security met het badwater weg te spoelen? De gebreken die ze noemt zijn een agenda voor verbetering, maar een sociaal economisch vangnet is zeker niet overal een individueel programma. Neoliberalisme heeft nog niet overal en nog niet alle collectieve voorzieningen weggevaagd. In het slothoofdstuk door Laura J. Shepherd komt human security er beter af juist omdat het concept zich richt op de veiligheid van het individu en niet op dat van de Staat. Het is een van de vele voorbeelden van verschillende visies en benaderingen waaraan eht boek rijk is.
 
Dat laatste hoofdstuk gaat vooral in op het vormgeven van vrede, niet op het bereiken ervan. Het is net alsof en systeemfout opgelost moet worden, in plaats van dat een andere benadering nodig is. Zorg en collectiviteit worden niet per abuis afgebouwd, dat is een politieke benadering. Wederom: is dat verstandig? Nee, maar het gebeurt wel met opzet door mesnen die daar blijkbaar belang bij hebben.

Kernwapens
Ook het hoofdstuk door Ray Acheson om de kernwapens te bestrijden beroept zich op inheemse kennis. Ze stelt dat de bom de meest extreme uitdrukking is van het geweld en de controle door de patriarchale, racistische en kapitalistische wereldorde. Na voor de zoveelste keer op deze combinatie van concepten te zijn gestuit ga ik me afvragen of deze kritiek ook ergens aansluit op de politiek van Poetin en de zijnen en hoe de schrijfsters het economische systeem van Rusland of China dan benoemen. Is dat Staats Kapitalisme? Kritiek op de eigen politiek is zinnig en begrijpelijk, maar als je concepten beschrijft kan je ook over de grens van de eigen wereld kijken. Het gebeurt in dit boek te weinig. Je mist dan ook het denken over wat je moet met die delen van de oorlogsmachine.

Plastisch worden kernwapens beschreven als gemaakt met radioactieve materialen die de huid van onze lichamen smelten. Het afschaffen ervan lijkt geen prioriteit te hebben, constateert Acheson terecht. Dat is wel nodig, immers deze wapens vallen binnen het spectrum van geïnstitutionaliseerd geweld, zo vervolgt ze. Hoe dit te bereiken kan geleerd worden vanuit de strijd tegen het patriarchaat, tegen racisme en het kolonialisme en is daaraan tevens gerelateerd: de bommen zijn veelal getest op land van inheemsen zonder daarvoor toestemming te hebben gekregen; en hij, de kernbombaas, verdedigt haar de zwakkere. Een dergelijk idee versterkt fantasieën rondom echte mannen, schrijft Acheson, en daarmee de masculiene dominantie.

Tegenover de alles vernietigende kernbom staat volgens haar veiligheid die het gevolg is van veel schuivende elementen die vooral gediend wordt met onderlinge relaties en verstandige omgang met de natuur. Veiligheid is geen vaststaand gegeven. Laten zien dat die bom een betere positie van vele mensen in de weg ligt, verzwakt de machtige positie ervan. Nu zijn er mensen die wijzen op de vrouwen in de omgeving van de ontwikkeling van de kernwapens om de masculine kant ervan te verdoezelen. Acheson beantwoord dit met de opmerking dat die vaak uit dezelfde groep cq. klasse komen, als de mannen die zich met kernwapens bezighouden. Het is geen verbetering te noemen dat er een geheel uit vrouwen bestaand team 24 uur lang verantwoordelijk was voor kernwapens op de een luchtmachtbasis in Noord-Dakota. Dat legitimeert het vernietigingswapen allerminst.

Niet de norm

Als je niet past binnen de seksuele organisatie van de witte hetero seksuele moraal, dan wordt je als vreemde beschouwd. Dit heeft tot Engelse geuzennaam queer geleid en over hen gaat een hoofdstuk. Je weet als queer dat veiligheid een leugen is en jouw leven altijd kwetsbaar, wordt meteen gesteld. Diagrammenmaker Statista heeft informatie over moorden op queer in een staafdiagram verwerkt. In 2023 zijn er minstens 321 mensen vanwege hun gender vermoord. Dat is een enorm aantal. In het hoofdstuk van Cai Wilkinson wordt gezocht naar een methode om die oorlog te stoppen. In Tekenen voor Verandering over de Mexicaanse Mar Maremoto wordt een nauwe relatie tussen vrouwen en LBGTI-beweging geschetst. Alleen al in Mexico al komen 948 van elke 100.000 vrouwen om door femicide, zo bleek uit onderzoek. De ervaringen van vrouwen omtrent veiligheid en geweld verschillen van die van mannen en doen ook die van personen die afwijken van de dominerende norm. De vergelijking versterkt het pleidooi, laat de grote verschillen zien en onderstreept de ernst.

Het is niet gemakkelijk dat ik een term als
“de oorlog van iedere dag” die in dit hoofdstuk wordt gebruikt rond geweld tegen queer personen niet wil overnemen. Dat de onveiligheid een grote aantasting is van de levens van hen is onmiskenbaar en verwerpelijk en vraagt om verandering. Maar niet elk conflict is een oorlog. Het woord verliest betekenis door dergelijke elastisch gebruik.

Los van de volgens mij ongewenste visie om de veiligheid van andere seksuele identiteiten dan wat veelal gewoon of cis wordt genoemd binnen het kader van oorlog te bespreken, geeft het hoofdstuk veel voorbeelden van de aantasting van veiligheid. Nooit gedacht aan veiligheidschecks door grensbewakers op vliegvelden en dat afwijkende seksuele organen bij het in het reisdocument vermelde geslacht tot verdenking leiden en extra controle “in het grotere belang.” Het is voor de queer persoon een miskenning van wie je bent. “Het beëindigen van oorlog kan niet blijven bij een afwijzing van militarisme, maar moet ook alle vormen van geweld omvatten, zodat queer lichamen en levens ophouden slagvelden te zijn in een alledaagse oorlog,” zo stelt Wilkinson. Het is een strijd om deze ernstige misstanden en de minachting te bestrijden, maar het is geen reactie op oorlog. Oorlog is een bijzondere vorm van geweld.

Kleur
Een ander hoofdstuk gaat uit van de stelling dat om oorlog te voorkomen zwarte en bruine levens er toe moeten doen. Het lijkt bijna een open deur. De Canadese politicologe Yolande Bouka trapt af met de opmerking dat voorstanders van militaire interventies te vaak stellen dat ze nodig zijn voor de verdediging van burgers en het versterken van de democratie. Maar oorlogen leiden tot een verslechtering van de positie van vrouwen, voegt ze aan dat beeld toe. Grote en gelaagde onveiligheid voor gekleurde vrouwen en kinderen komt mee met oorlogen en blijft daarna nog lang hangen. De masculine machthebbers hebben het idee dat zij het zwaard en schild dragen om hen die onder hun hoede vallen met geweld te beschermen. Een variant op de visie die ook al in verband met kernwapens werd genoemd. De beschermden zijn dan ondergeschikten. Dat leidt veelal tot gewelddadige misstanden.

Het artikel gaat kort in op Afghanistan waar de positie van de bevolking ondanks een jarenlange oorlog van Westen en Afghaanse partijen niet is verbeterd. Hier wordt dat aangehaald om te onderstrepen dat militaire interventies niet werken. Maar voorstanders van het gewapend ingrijpen zetten daar dan weer tegenover dat er meer en langer had moeten worden ingegrepen om het falen te voorkomen. Aan die visie wordt geen woord besteed. De analyses lijken wel vaker los te staan van de wereld waarin tegengestelde meningen leven. Het zou het boek bruikbaarder hebben gemaakt als er meer op die visies van voorstanders van oorlog in deze concrete gevallen was gereageerd.

Een ander voorbeeld dat uitgebreider wordt aangehaald is dat van Libië waar de inzet er was om burgers te beschermen, zo werd beweerd. Die ingreep heeft juist tot een situatie heeft geleid die het tegenovergestelde bereikte. Dat was nog veel sterker dan in het artikel beweerd. Het lokale conflict overspoelde grote delen van Noordwest Afrika en door de te brede uitleg van VN-resoluties werd de verhouding met Rusland en China op het spel gezet. Het was een Westerse actie, onder Westerse voorwaarden, met lak aan de rest van de wereld onder het motto van een humanitaire inzet. Het buiten de beslissingen houden van de Afrikaanse Unie wordt wel door Bouka genoemd. Dat ligt in een hoofdstuk over verhoudingen tussen zwart en wit voor de hand. Later wordt dit uitgewerkt naar een pleidooi mensen centraal te stellen in de aanpak van conflicten en zwarte levens serieus te nemen en daarop ook beleid te baseren naar beleid waar slachtoffers en gemeenschappen juist geholpen worden de gevolgen van conflict aan te pakken, ook het geweld achter de voordeur dat de oorlog mee heeft gebracht. Dit pleidooi kan je ook breder toepassen.

Het verwerken van visie van zwarte feministen zou een bijdrage kunnen leveren aan de strijd tegen oorlog, stelt de schrijfster vervolgens. Door naar hen te luisteren komen ook de conflicten aan de orde die spelen buiten de centra van de macht en is er aandacht voor de gevolgen voor burgers. Dit is een belangrijke visie en aanpak die geheel past binnen dit boek.

Gender, afkomst, seksuele voorkeur, klasse en andere sociale hiërarchieën staan aan de basis van de historische opbouw van macht en kapitalisme. Intersectionaliteit (het verbanden aanleggen tussen die aspecten, zie ook een eerdere bespreking van
Freedom is a constant stuggle) is daarom nodig om de de relatie van vrouwen en oorlog binnen het internationale systeem te conceptualiseren. Antioorlogspolitiek wordt zo een politiek die de genoemde groepen steunt in hun strijd en daarmee de basis voor het voeren van oorlog wegneemt? Het lijkt me een benadering die de helft van een oplossing biedt. Internationale conflicten kennen hun eigen dynamiek en achterliggende belangen (die vrijwel nooit eenduidig zijn). Dat burgers met verschillende identiteiten er doorgaans niets bij te winnen hebben en er zelfs slechter uitkomen zou een conclusie met mobiliserende kracht kunnen en moeten zijn.

Anderzijds is er naast het wegnemen van fundamentele oorzaken vaak ook een stroming die met moeite staakt-het-vurens, onderhandelingen,  en wapenbeheersing bepleit, kortom een internationale politieke benadering. Dat tweede spoor komt er bekaaid af in dit boek. Juist door zijn gerichtheid op lokale problemen en getroffen personen, wordt de andere helft van de oplossing onderbelicht.

In het slothoofdstuk wordt zelfs gezegd dat veel activiteiten om geweld te tackelen uitsluitend kijken naar ontwapening, of alleen naar macht van organisaties, of naar afschrikking. De feministische benadering is complex en slim en brengt verschillende uiteenlopende vormen van geweld bijeen om te onderzoeken hoe het kan worden voorkomen, zo schrijft Laura Shepherd. Alsof ontwapening een eenvoudig onderwerp is zonder complexiteit. Alsof niet verschillende specialisme en benaderingen naast elkaar kunnen bestaan. Alsof pleiten voor wapenvermindering niet ook kan wijzen naar de sociaal-economische nadelen die bewapeningsuitgaven kunnen hebben of het misbruik van schaarse grondstoffen, het verspillen van kennis etc. Alsof het het aankaarten van macht niet samen kan gaan met solidariteit.

Een vredespolitiek die blind is voor gender aspecten is inderdaad een beperkte en magere visie op vrede en veiligheid, zoals Shepherd haar hoofdstuk afsluit. Maar stellen dat de NAVO
de agenda voor Vrouwen, Vrede en Veiligheid (WPS) aan moet houden, zoals ze elders beweert, ruil ik niet graag in op een kritische visie op de militaire alliantie die midden in de militaire conflicten van Europa en de omringende landen staat. Juist vanuit die NAVO-landen horen we nu dat Europa in een pre-oologsfase belandt en dat wordt dan aangevoerd als argument om voor bewapening, hoge defensie-uitgaven en militarisering te pleiten. De NAVO is een door de VS gedomineerde militaire alliantie, die gevormd is in de Koude oorlog, is blijven bestaan nadat dit conflict afgelopen was, sterker nog juist in omvang toenam en de gewapende arm van het Westerse kapitalisme. In een boek waar stil wordt gestaan bij structurele oorzaken voor oorlog is en waar aversie bestaat tegen het legitimeren van wat niet goed is door er een mooie sauce over te gieten, is een dergelijke een aanpassingsagenda een gotspe, het zal niet helpen, en roept een visie elders uit het boek (rond kernwapens) op; het gebruik van het label feminisme laat “het cynische gebruik ervan zien om andere vormen van geweld te legitimeren,” zo wordt een artikel van David Duriesmith aangehaald. Hier wordt de WPS-inzet als legitimering gebruikt.

Buitenbeentje
De Israëlische vredesactiviste Sarai Aharoni komt met een verhaal over het organiseren van protesten voor vrede en staat in het bijzonder stil bij de motivatie en het welbevinden van de betrokkenen. Het kan geen enkel mens dat nu actief is ontgaan dat er veel mensen moeite hebben zich staande te houden in de dagelijkse portie oorlogskoorts die over de maatschappij wordt uitgestort. Vredesorganisaties overeind houden is tegelijk moeizaam en van groot belang, want ze organiseren kleinere en grotere protesten, op straat zowel als online, ze maken materiaal en leveren bijdragen aan internationale netwerken. En ze leveren als het goed is emotionele steun aan elkaar.

Het feministische vredeswerk reageert op geweld en zoekt naar de dieper liggende oorzaken dat verband houdt met de kwaliteit van leven van vrouwen. Ze haalt Sara Rudrick (Maternal thinking: Toward a politics of peace) aan om aan te geven dat er twee soorten feministische vredesbeweging zijn, uitgaande van vrouwelijke politiek van verzet, en de andere feministische politiek. In de eerste vorm richten vrouwen zich op vrouwelijke symbolen uit de eigen cultuur en verzetten zich tegen bepaalde aspecten van de politiek van hun bestuurders. Een feministische politiek gericht op het veranderen van sociale en huiselijke organisatie die bewust of onbewust vrouwen straft vanwege hun sekse.

De vrouwen vredesbeweging is niet alleen belangrijk voor het bereiken van vrede. Ze geeft ook ruimte en het gevoel ergens toe te behoren. (Een punt dat we ook al uitdrukkelijk tegenkwamen bij de vrouwelijke strijdsters.) Dat geeft geeft ook persoonlijke ruimte. Aharoni schrijft ook dat optimisme door pragmatici als noodzakelijk startpunt wordt gezien voor vrede. Daarom is er veelal nauwelijks ruimte voor emoties, zoals het gevoel te falen, boosheid, en hopeloosheid, als legitieme reactie op gewapende conflicten. Maar die zijn niet te ontkennen en belangrijk om te benoemen. De schrijfster haalt aan dat ze nogal eens is uitgescholden tijdens wakes met protestgroep Vrouwen in 't Zwart en ze toch doorging vanwege de vriendschappen die ze maakte tijdens die protesten.
“Het is ook het bouwen van relaties en steun uit de omgeving die vrede en solidariteit bieden aan hen die zich tegen oorlog verzetten. Feministische organisatie opbouw voor vrede is nier alleen een antwoord op oorlog, het is ook een verzachting van persoonlijke en gemeenschappelijke druk. Zelf-zorg kan een politieke reactie worden op de vernielende krachten van het militarisme, bezetting of geweld van de Staat, vooral als het om een collectieve actie gaat.” Hier notie van nemen is belangrijk voor de opbouw en consolidatie van vredesorganisaties en hun activiteiten. Het wordt te vaak vergeten of weggelachen.

Opdracht van formaat
Het boek heeft zowel een avant gardistische ongewone als een idealistische benadering. Het eerste in de uitbreiding en toepassing van concepten van wat oorlog zou zijn. Die benadering zet het begrip wat mij betreft eerder op de helling dan dat het 't versterkt. Het tweede is niet de internationale politieke verhoudingen als belangrijke factor beschrijven, maar het benadrukken van samenwerking, empathie, en relaties tussen mensen. Maar wapenbeheersing, diplomatie, onderhandelingen en staakt-het-vurens kunnen deel
van een oplossing zijn bij het beëindigen van oorlogen. Ook bij die aanpak zijn inlevingsvermogen, kijken naar de effecten op alle betrokkenen, samenwerking e.d. noodzakelijk. Kortom veel van de methoden die in dit boek worden verwoord. Van een 'en en' aanpak behandelt dit boek vooral één kant.

Bovendien wordt de vorm die de inzet tegen oorlog krijgt niet tot nauwelijks benoemd, met in enkele hoofdstukken een minimale uitzondering. Maar veelal draait het verwoorden van (radicale) visies. Dat is ook een activiteit, en een begin naar meer, maar het in een handelingsperspectief omzetten is misschien wel het moeilijkste deel van de strijd tegen oorlog. Die stap is wel nodig als je een institutie als georganiseerd en structureel geweld aan wilt pakken. De genoemde trefwoorden patriarchaat, militarisme, kapitalisme zijn niet alleen woorden met een hoog abstractie niveau, het zijn ook woorden die veel macht in zich dragen. Hoe dring je die partijen opzij of hoe dwing je ze tot verandering? Door het hameren op de aanpak van vrouwenonderdrukking, racisme en verdelingsvraagstukken, is er wel sprake van grote groepen die bij activiteiten betrokken kunnen worden. Hoe die in beweging te krijgen is echter de vraag.

In het voorwoord staan al een aantal bedenkingen bij de feministische strijd voor vrede. Een betere representatie van vrouwen betekend geen wondermiddel tegen oorlog. De visie van de ene vrouw is niet die van de andere. Sterker nog het benadrukken van de onderdrukking van vrouwen kan ook gebruikt worden om de roep om oorlog te versterken, alsof dat dan, zoals in Afghanistan, de oplossing zou zijn.

Al in het voorwoord wordt gesteld dat het vertellen van verhalen ook ongemakkelijk kan zijn. Academici, onderzoekers en activisten, hebben bijvoorbeeld privileges. We zijn niet op de wereld om die te bejubelen. Het feminisme heeft zich ontwikkeld door ongewone en vooruitziende kaders voor analyse te geven. Het feminisme moet niet comfortabel zijn, maar laten zien dat oorlog zowel bij overwinning als verlies ellende produceert. Of zoals in een dichtregels aan het einde van dat voorwoorden:

War is itself a problem
It isn't the solution to any problem;
Today it will offer fire and blood,
And deliver hunger and want tomorrow.
***

Jang to ḳhud hi ek maslaa hai,
Jang kyaa maslon ka hal degi,
Aag aur ḳhoon aaj baḳhshegī,
bhookh aur ehtiyaaj kal degi.
Het bekende adagium is dat bij oorlog niemand wat te winnen heeft. Dat klinkt mooi. Maar is het ook zo? Uiteindelijk misschien, maar voor die tijd zijn er personen, bedrijven, en organisaties die garen spinnen bij oorlog en de voorbereiding ervan. Die partijen de wind uit het grootzeil nemen, is een opdracht van formaat. Het zijn onder andere feministen die laten zien dat er andere opties zijn om conflicten te verminderen en onder controle te krijgen. Sterker nog dat structurele stappen noodzakelijk zijn, om iedereen op deze wereld een volledige plek te geven.

Door de afkomst en benadering van de sch rijfsters belanden we in een aantal hoofdstukken in conflict of oorlogsituaties. Voor een Nederlandse is oorlog doorgaans een ver van mijn bed show geweest, zelf met de omvangrijke interrventie in Afghnaistan die gepaard ging met hevige gevechten, was dat geen deel van het bewustzijn in het dagelijks leven tussen de rivieren en achter de dijken van Nederland. Het was een klus voor militairen. Dat is vreemd. Door hier de visies van vrouwen van elders te lezen komt die wereld op een betrokken wijze binnen. Het boek vergroot daardoor je inlevingsvermogen.

Als oorlog tot ellende leidt dan laat dit boek zien voor wie dat zeker geldt. Dat het woord oorlog als een elastiek is uitgerekt heeft het voordeel dat het laat zien dat er nog veel meer conflicten zijn waar we ons om moeten bekommeren om zo'n wereld te bereiken. Het boek laat zien wat doorgaans niet te zien is. Los van mijn in deze bespreking verwerkte kanttekeningen zijn de voorgeschotelde visies een waardevolle bijdrage aan de strijd tegen oorlog. Die is nu nog meer nodig dan toen het boek geschreven werd.

Voor deel 1 van deze bespreking zie hier.

Noot:
**** Spelling in Hindi en vertaling naar het Engels uit het boek aangehouden. Hier een online versie van het hele gedicht door Kulliyat-e-Sahir Ludhianvi.