Ik
ben, omdat wij zijn
Een
andere traditionele benadering komt uit Zuid-Afrika. Heidi
Hudson
voert Ubuntu op om te
pleiten
voor een solidair systeem waar we allen verantwoordelijk zijn voor
het vormgeven van vrede. Immers: ik ben omdat wij zijn. We zijn geen
losse eilandjes. Uiteindelijk zijn we van elkaar afhankelijk en
behoren we tot elkaar. Dat geldt mannen en vrouwen, waarbij
genderrollen niet vastliggen, maar aangepast, heronderhandeld, kunnen
worden. Oorlog is niet het prbleem van iemand anders. Het is ons aller
probleem. Zorg en empathie zijn de mechanismen die nodig zijn om
boven individualisme en competitie uit te stijgen.
In het
hoofdstuk wordt ook het begrip human
security
(UNDP
1994)
op de korrel genomen, omdat het een aanvulling zou zijn op de
staatsveiligheid en geen internationaal probleem aanpakt, maar
uitgaat van het individu en een one
size fits all
benadering gericht op persoonlijke vrijheid door de afwezigheid van
gebrek en angst. Een vrijheid om verbanden met anderen aan te gaan,
een collectief perspectief, hoort ook bij menselijke vrijheid, stelt ze. Daarbij hoort ook het besef dat wederzijdse
afhankelijkheid een gewoon gegeven is en niet iets om te vermijden.
Hudson pleit bovendien voor een wereldwijde zorgethiek. Dat het
bieden van veiligheid aan de eigen bevolking niet ten koste mag gaan
van mensen elders is een logische gedachte, maar of dat zal
verbeteren om vanwege een beperking in een omvangrijk concept het hele begrip human security met
het badwater weg te spoelen? De gebreken die ze noemt zijn een agenda
voor verbetering, maar een sociaal economisch vangnet is zeker niet
overal een individueel programma. Neoliberalisme heeft nog niet
overal en nog niet alle collectieve voorzieningen weggevaagd. In het
slothoofdstuk door Laura J. Shepherd komt human security er beter af juist omdat
het concept zich richt op de veiligheid van het individu en niet op
dat van de Staat. Het is een van de vele voorbeelden van
verschillende visies en benaderingen waaraan eht boek rijk is.
Dat laatste hoofdstuk gaat vooral in op het
vormgeven van vrede, niet op het bereiken ervan. Het is net alsof en
systeemfout opgelost moet worden, in plaats van dat een andere
benadering nodig is. Zorg en collectiviteit worden niet
per abuis afgebouwd, dat is een politieke benadering. Wederom: is dat
verstandig? Nee, maar het gebeurt wel met opzet door mesnen die daar blijkbaar belang bij hebben.
Kernwapens
Ook
het hoofdstuk door Ray
Acheson om de kernwapens
te bestrijden beroept zich op inheemse kennis. Ze stelt dat de bom de
meest extreme uitdrukking is van het geweld en de controle door de
patriarchale, racistische en kapitalistische wereldorde. Na voor de
zoveelste keer op deze combinatie van concepten te zijn gestuit ga ik
me afvragen of deze kritiek ook ergens aansluit op de politiek van
Poetin en de zijnen en hoe de schrijfsters het economische systeem
van Rusland of China dan benoemen. Is dat Staats Kapitalisme? Kritiek
op de eigen politiek is zinnig en begrijpelijk, maar als je concepten
beschrijft kan je ook over de grens van de eigen wereld kijken. Het
gebeurt in dit boek te weinig. Je mist dan ook het denken over wat je
moet met die delen van de oorlogsmachine.
Plastisch worden
kernwapens beschreven als gemaakt met radioactieve materialen die de
huid van onze lichamen smelten. Het afschaffen ervan lijkt geen
prioriteit te hebben, constateert Acheson terecht. Dat is wel nodig,
immers deze wapens vallen binnen het spectrum van
geïnstitutionaliseerd geweld, zo vervolgt ze. Hoe dit te bereiken
kan geleerd worden vanuit de strijd tegen het patriarchaat, tegen
racisme en het kolonialisme en is daaraan tevens gerelateerd: de
bommen zijn veelal getest op land van inheemsen zonder daarvoor
toestemming te hebben gekregen; en hij, de kernbombaas, verdedigt
haar de zwakkere. Een dergelijk idee versterkt fantasieën rondom
echte mannen, schrijft Acheson, en daarmee de masculiene
dominantie.
Tegenover de alles vernietigende kernbom staat
volgens haar veiligheid die het gevolg is van veel schuivende
elementen die vooral gediend wordt met onderlinge relaties en
verstandige omgang met de natuur. Veiligheid is geen vaststaand
gegeven. Laten zien dat die bom een betere positie van vele mensen in
de weg ligt, verzwakt de machtige positie ervan. Nu zijn er mensen die
wijzen op de vrouwen in de omgeving van de ontwikkeling van de
kernwapens om de masculine kant ervan te verdoezelen. Acheson
beantwoord dit met de opmerking dat die vaak uit dezelfde groep cq.
klasse komen, als de mannen die zich met kernwapens bezighouden. Het
is geen verbetering te noemen dat er een geheel uit vrouwen bestaand
team 24 uur lang verantwoordelijk was voor kernwapens op de een
luchtmachtbasis in Noord-Dakota. Dat legitimeert het
vernietigingswapen allerminst.
Niet
de norm
Het is niet gemakkelijk dat ik een term als “de oorlog van iedere dag” die in dit hoofdstuk wordt gebruikt rond geweld tegen queer personen niet wil overnemen. Dat de onveiligheid een grote aantasting is van de levens van hen is onmiskenbaar en verwerpelijk en vraagt om verandering. Maar niet elk conflict is een oorlog. Het woord verliest betekenis door dergelijke elastisch gebruik.
Los
van de volgens mij ongewenste visie om de veiligheid van andere
seksuele identiteiten dan wat veelal gewoon of cis
wordt genoemd binnen het kader van oorlog te bespreken, geeft het
hoofdstuk veel voorbeelden van de aantasting van veiligheid. Nooit
gedacht aan veiligheidschecks door grensbewakers op vliegvelden en
dat afwijkende seksuele organen bij het in het reisdocument vermelde
geslacht tot verdenking leiden en extra controle “in
het grotere belang.” Het
is voor de queer persoon een miskenning van wie je bent. “Het
beëindigen van oorlog kan niet blijven bij een afwijzing van
militarisme, maar moet ook alle vormen van geweld omvatten, zodat
queer lichamen en levens ophouden slagvelden te zijn in een
alledaagse oorlog,”
zo stelt Wilkinson. Het is een strijd om deze ernstige misstanden en de minachting te bestrijden, maar het is geen
reactie op oorlog. Oorlog is een bijzondere vorm van geweld.
Kleur
Een
ander hoofdstuk gaat uit van de stelling dat om oorlog te voorkomen
zwarte en bruine levens er toe moeten doen. Het lijkt bijna een open
deur. De Canadese politicologe Yolande
Bouka trapt af met de opmerking
dat voorstanders van militaire interventies te vaak stellen dat ze
nodig zijn voor de verdediging van burgers en het versterken van de
democratie. Maar oorlogen leiden tot een verslechtering van de
positie van vrouwen, voegt ze aan dat beeld toe. Grote en gelaagde onveiligheid
voor gekleurde vrouwen en kinderen komt mee met oorlogen en blijft
daarna nog lang hangen. De masculine machthebbers hebben het idee dat zij
het zwaard en schild dragen om hen die onder hun hoede vallen met geweld te
beschermen. Een variant op de visie die ook al in verband met
kernwapens werd genoemd. De beschermden zijn dan ondergeschikten.
Dat leidt veelal tot gewelddadige misstanden.
Het artikel gaat kort in op Afghanistan waar de positie van
de bevolking ondanks een jarenlange oorlog van Westen en Afghaanse
partijen niet is verbeterd. Hier wordt dat aangehaald om te
onderstrepen dat militaire interventies niet werken. Maar
voorstanders van het gewapend ingrijpen zetten daar dan weer
tegenover dat er meer en langer had moeten worden ingegrepen om het
falen te voorkomen. Aan die visie wordt geen woord besteed. De
analyses lijken wel vaker los te staan van de wereld waarin
tegengestelde meningen leven. Het zou het boek bruikbaarder hebben
gemaakt als er meer op die visies van voorstanders van oorlog in deze concrete gevallen was gereageerd.
Een ander voorbeeld dat
uitgebreider wordt aangehaald is dat van Libië waar de inzet er was
om burgers te beschermen, zo werd beweerd. Die ingreep heeft juist
tot een situatie heeft geleid die het tegenovergestelde bereikte. Dat
was nog veel sterker dan in het artikel beweerd. Het lokale conflict
overspoelde grote delen van Noordwest Afrika en door de te brede
uitleg van VN-resoluties werd de verhouding met Rusland en China op
het spel gezet. Het was een Westerse actie, onder Westerse
voorwaarden, met lak aan de rest van de wereld onder het motto van een humanitaire inzet. Het buiten de beslissingen houden van de Afrikaanse Unie
wordt wel door Bouka genoemd. Dat ligt in een hoofdstuk over
verhoudingen tussen zwart en wit voor de hand. Later wordt dit
uitgewerkt naar een pleidooi mensen centraal te stellen in de aanpak
van conflicten en zwarte levens serieus te nemen en daarop ook beleid
te baseren naar beleid waar slachtoffers en gemeenschappen juist
geholpen worden de gevolgen van conflict aan te pakken, ook het
geweld achter de voordeur dat de oorlog mee heeft gebracht. Dit
pleidooi kan je ook breder toepassen.
Het verwerken van visie
van zwarte feministen zou een bijdrage kunnen leveren aan de strijd
tegen oorlog, stelt de schrijfster vervolgens. Door naar hen te luisteren
komen ook de conflicten aan de orde die spelen buiten de centra van
de macht en is er aandacht voor de gevolgen voor burgers. Dit is een
belangrijke visie en aanpak die geheel past binnen dit boek.
Gender, afkomst, seksuele voorkeur, klasse en andere sociale
hiërarchieën staan aan de basis van de historische opbouw van macht
en kapitalisme. Intersectionaliteit (het verbanden aanleggen tussen
die aspecten, zie ook een eerdere bespreking van Freedom
is a constant stuggle) is daarom nodig om de
de relatie van vrouwen en oorlog binnen het internationale systeem te
conceptualiseren. Antioorlogspolitiek wordt zo een politiek die de
genoemde groepen steunt in hun strijd en daarmee de basis voor het
voeren van oorlog wegneemt? Het lijkt me een benadering die de helft
van een oplossing biedt. Internationale conflicten kennen hun eigen
dynamiek en achterliggende belangen (die vrijwel nooit eenduidig
zijn). Dat burgers met verschillende identiteiten er doorgaans niets
bij te winnen hebben en er zelfs slechter uitkomen zou een conclusie
met mobiliserende kracht kunnen en moeten zijn.
Anderzijds is
er naast het wegnemen van fundamentele oorzaken vaak ook een stroming
die met moeite staakt-het-vurens, onderhandelingen, en wapenbeheersing bepleit, kortom een
internationale politieke benadering. Dat tweede spoor komt er bekaaid
af in dit boek. Juist door zijn gerichtheid op lokale problemen en
getroffen personen, wordt de andere helft van de oplossing
onderbelicht.
In het slothoofdstuk
wordt zelfs gezegd dat veel activiteiten om geweld te tackelen
uitsluitend kijken naar ontwapening, of alleen naar macht van
organisaties, of naar afschrikking. De feministische benadering is
complex en slim en brengt verschillende uiteenlopende vormen van
geweld bijeen om te onderzoeken hoe het kan worden voorkomen, zo
schrijft Laura Shepherd.
Alsof ontwapening een eenvoudig onderwerp is zonder complexiteit.
Alsof niet verschillende specialisme en benaderingen naast elkaar
kunnen bestaan. Alsof pleiten voor wapenvermindering niet ook kan
wijzen naar de sociaal-economische nadelen die bewapeningsuitgaven
kunnen hebben of het misbruik van schaarse grondstoffen, het
verspillen van kennis etc. Alsof het het aankaarten van macht niet
samen kan gaan met solidariteit.
Een vredespolitiek die blind
is voor gender aspecten is inderdaad een beperkte en magere visie op
vrede en veiligheid, zoals Shepherd haar hoofdstuk afsluit. Maar
stellen dat de NAVO de
agenda voor Vrouwen, Vrede en Veiligheid (WPS) aan
moet houden, zoals ze elders beweert, ruil ik niet graag in op een
kritische visie op de militaire alliantie die midden in de militaire
conflicten van Europa en de omringende landen staat. Juist vanuit die NAVO-landen horen we nu dat Europa in een pre-oologsfase belandt en dat wordt dan aangevoerd als argument om voor bewapening, hoge defensie-uitgaven en militarisering te pleiten. De NAVO is een
door de VS gedomineerde militaire alliantie, die gevormd is in de
Koude oorlog, is blijven bestaan nadat dit conflict afgelopen was,
sterker nog juist in omvang toenam en de gewapende arm van het
Westerse kapitalisme. In een boek waar stil wordt gestaan bij
structurele oorzaken voor oorlog is en waar aversie bestaat tegen het
legitimeren van wat niet goed is door er een mooie sauce over te
gieten, is een dergelijke een aanpassingsagenda een gotspe, het zal
niet helpen, en roept een visie elders uit het boek (rond kernwapens)
op; het gebruik van het label feminisme laat “het
cynische gebruik ervan zien om andere vormen van geweld te
legitimeren,” zo wordt een artikel
van David Duriesmith aangehaald. Hier wordt de WPS-inzet als legitimering gebruikt.
Buitenbeentje
De
Israëlische vredesactiviste Sarai
Aharoni
komt met een verhaal over het organiseren van protesten voor vrede en
staat in het bijzonder stil bij de motivatie en het welbevinden van
de betrokkenen. Het kan geen enkel mens dat nu actief is ontgaan dat
er veel mensen moeite hebben zich staande te houden in de dagelijkse
portie oorlogskoorts die over de maatschappij wordt uitgestort.
Vredesorganisaties overeind houden is tegelijk moeizaam en van groot
belang, want ze organiseren kleinere en grotere protesten, op straat
zowel als online, ze maken materiaal en leveren bijdragen aan
internationale netwerken. En ze leveren als het goed is emotionele
steun aan elkaar.
Het
feministische vredeswerk reageert op geweld en zoekt naar de dieper
liggende oorzaken dat verband houdt met de kwaliteit van leven van
vrouwen. Ze haalt Sara Rudrick (Maternal
thinking: Toward a politics of peace)
aan
om aan te geven dat er twee soorten feministische vredesbeweging
zijn, uitgaande van vrouwelijke politiek van verzet, en de andere
feministische politiek. In de eerste vorm richten vrouwen zich op
vrouwelijke symbolen uit de eigen cultuur en verzetten zich tegen
bepaalde aspecten van de politiek van hun bestuurders. Een
feministische politiek gericht op het veranderen van sociale en
huiselijke organisatie die bewust of onbewust vrouwen straft vanwege
hun sekse.
De vrouwen vredesbeweging is niet alleen
belangrijk voor het bereiken van vrede. Ze geeft ook ruimte en het
gevoel ergens toe te behoren. (Een punt dat we ook al uitdrukkelijk
tegenkwamen bij de vrouwelijke strijdsters.) Dat geeft geeft ook
persoonlijke ruimte. Aharoni schrijft ook dat optimisme door
pragmatici als noodzakelijk startpunt wordt gezien voor vrede. Daarom
is er veelal nauwelijks ruimte voor emoties, zoals het gevoel te
falen, boosheid, en hopeloosheid, als legitieme reactie op gewapende
conflicten. Maar die zijn niet te ontkennen en belangrijk om te
benoemen. De schrijfster haalt aan dat ze nogal eens is uitgescholden
tijdens wakes met protestgroep Vrouwen in 't Zwart en ze toch
doorging vanwege de vriendschappen die ze maakte tijdens die
protesten. “Het
is ook het bouwen van relaties en steun uit de omgeving die vrede en
solidariteit bieden aan hen die zich tegen oorlog verzetten.
Feministische organisatie opbouw voor vrede is nier alleen een
antwoord op oorlog, het is ook een verzachting van persoonlijke en
gemeenschappelijke druk. Zelf-zorg kan een politieke reactie worden
op de vernielende krachten van het militarisme, bezetting of geweld
van de Staat, vooral als het om een collectieve actie gaat.”
Hier notie van nemen is belangrijk voor de opbouw en consolidatie van
vredesorganisaties en hun activiteiten. Het wordt te vaak vergeten of
weggelachen.
Opdracht van formaat
Het
boek heeft zowel een avant gardistische ongewone als een idealistische
benadering. Het eerste in de uitbreiding en toepassing van concepten
van wat oorlog zou zijn. Die benadering zet het begrip wat mij betreft eerder op de
helling dan dat het 't versterkt. Het tweede is niet de internationale
politieke verhoudingen als belangrijke factor beschrijven, maar het
benadrukken van samenwerking, empathie, en relaties tussen mensen. Maar
wapenbeheersing, diplomatie, onderhandelingen en staakt-het-vurens
kunnen deel van een oplossing zijn bij het beëindigen van oorlogen. Ook
bij die aanpak zijn inlevingsvermogen, kijken naar de effecten op alle
betrokkenen, samenwerking e.d. noodzakelijk. Kortom veel van de methoden die in
dit boek worden verwoord. Van een 'en en' aanpak behandelt dit boek vooral één kant.
Bovendien
wordt de vorm die de inzet tegen oorlog krijgt niet tot nauwelijks
benoemd, met in enkele hoofdstukken een minimale uitzondering. Maar
veelal
draait het verwoorden van (radicale) visies. Dat is ook een activiteit,
en een begin naar meer, maar het in een handelingsperspectief omzetten
is misschien wel het moeilijkste deel van de strijd tegen oorlog. Die
stap is wel nodig als je een institutie
als georganiseerd en structureel geweld aan wilt pakken. De genoemde
trefwoorden patriarchaat, militarisme, kapitalisme zijn niet alleen woorden met een hoog abstractie niveau, het zijn ook woorden die veel macht in zich
dragen. Hoe dring je die partijen opzij of hoe dwing je ze tot
verandering? Door het hameren op de aanpak van vrouwenonderdrukking,
racisme en verdelingsvraagstukken, is er wel sprake van grote
groepen die bij activiteiten betrokken kunnen worden. Hoe die in
beweging te krijgen is echter de vraag.
In het voorwoord staan al
een aantal bedenkingen bij de feministische strijd voor vrede. Een
betere representatie van vrouwen betekend geen wondermiddel tegen
oorlog. De visie van de ene vrouw is niet die van de andere. Sterker
nog het benadrukken van de onderdrukking van vrouwen kan ook gebruikt
worden om de roep om oorlog te versterken, alsof dat dan, zoals in
Afghanistan, de oplossing zou zijn.
Al in het voorwoord wordt
gesteld dat het vertellen van verhalen ook ongemakkelijk kan zijn.
Academici, onderzoekers en activisten, hebben bijvoorbeeld
privileges. We zijn niet op de wereld om die te bejubelen. Het
feminisme heeft zich ontwikkeld door ongewone en vooruitziende kaders
voor analyse te geven. Het feminisme moet niet comfortabel zijn, maar
laten zien dat oorlog zowel bij overwinning als verlies ellende
produceert. Of zoals in een dichtregels aan het einde van dat voorwoorden:
War is itself a problem |
Jang to ḳhud hi ek maslaa hai, |
Door de afkomst en benadering van de sch rijfsters belanden we in een aantal hoofdstukken in conflict of oorlogsituaties. Voor een Nederlandse is oorlog doorgaans een ver van mijn bed show geweest, zelf met de omvangrijke interrventie in Afghnaistan die gepaard ging met hevige gevechten, was dat geen deel van het bewustzijn in het dagelijks leven tussen de rivieren en achter de dijken van Nederland. Het was een klus voor militairen. Dat is vreemd. Door hier de visies van vrouwen van elders te lezen komt die wereld op een betrokken wijze binnen. Het boek vergroot daardoor je inlevingsvermogen.
Als oorlog tot ellende leidt dan laat dit boek zien voor wie dat zeker geldt. Dat het woord oorlog als een elastiek is uitgerekt heeft het voordeel dat het laat zien dat er nog veel meer conflicten zijn waar we ons om moeten bekommeren om zo'n wereld te bereiken. Het boek laat zien wat doorgaans niet te zien is. Los van mijn in deze bespreking verwerkte kanttekeningen zijn de voorgeschotelde visies een waardevolle bijdrage aan de strijd tegen oorlog. Die is nu nog meer nodig dan toen het boek geschreven werd.
Voor deel 1 van deze bespreking zie hier.
Noot:**** Spelling in Hindi en vertaling naar het Engels uit het boek aangehouden. Hier een online versie van het hele gedicht door Kulliyat-e-Sahir Ludhianvi.