'Monsterlijke kwaadaardigheid van wapens. Hoe de wapenindustrie de wereld ruïneert & wat we er aan kunnen doen', deze vertaalde boektitel maakt meteen al duidelijk dat dit niet het volgende boekwerk over wapenhandel is om kennis uit te stallen en toegang te krijgen bij Parlementariërs en in Regeringszaaltjes van Westerse landen. Het boek heeft een praktisch doel; het is bedoeld om te kijken waar spaken in de wielen van de handel in de dood kunnen worden gestoken. Het is opgesplitst in drie delen: de wereldwijde wapenhandel, de gevolgen ervan en de campagnes ertegen.
Hieronder een bespreking en samenvatting.Het begint met een voorwoord door de voormalige Labour leider Jeremy Corbyn. Hij schetst in een paar pagina's de ontwikkeling van wapens en wapenhandel vanuit de negentiende eeuw naar de huidige tijd en noemt oorlogen die gevochten werden met die wapens. Zijn verhaal begint met burgeroorlog in Noord-Amerika (18961-65) en eindigt met Irak, Afghanistan, Libië, Syrië, Jemen DR Congo, en West Papoea. De reden dat hij een tekst voor het boek leverde is dat een stichting die hij opzette The Peace and Justice Project het initiatief nam voor het boek, want volgens Corbyn komt veiligheid niet van wapens, maar met de mogelijkheid om gelukkig, voldaan en in gezondheid te leven. Daar zouden de knappe koppen aan moeten werken in plaats van aan steeds dodelijker technologie. Hij noemt ook de kernwapens en de dood en verderf die ze zaaiden in 1945 in Japan.I
(Voor een korte bespreking zie hier)
9/11Zijn woorden worden onderstreept in een inleiding door Rhona Michie, Andrew Feinstein en Paul Rogers, bekenden in de wereld van de oppositie tegen wapenhandel, de corruptie daaromheen en de militaire uitspattingen. Het is bijna terloops dat ze opmerken hoe smeergeld dat naar de Saoedische ambassadeur in de VS ging via de rekening van zijn vrouw terecht kwam bij de kapers van 911. De industrie die zegt ons veiligheid te brengen, werkte hier juist mee aan geweld dat het begin van een enorme uitbarsting was die decennia zou duren en nog steeds niet uitgewoed is. De schrijvers besteden zelfs geen voetnoot met bron aan de kwestie, om hun bizarre opmerking te onderbouwen. Ze veronderstellen hem kennelijk al overbekend (schrijvers in het boek zijn over het algemeen niet scheutig met bronvermeldingen). Maar dat veiligheid hiermee niet gebaat was, behoeft geen betoog.
Wiens veiligheid?Die veiligheid wordt beperkt uitgelegd in kringen van Militaire specialisten. Allereerst wordt het al snel vernauwd tot nationale veiligheid, waarbij veiligheid niet meer staat voor iets waar iedereen recht op heeft. Ze heeft als doel nationale belangen te verdedigen, zoals die van bedrijven en de machtspolitieke status. Militaire bedreigingen worden daarbij benoemd tot de belangrijkste en angstig makende risico's en dat leidt tot versteviging van militaire allianties en beperkingen van burgerlijke vrijheden en niet tot bijvoorbeeld voor iedereen even toegankelijke gezondheidszorg. De schrijvers halen deze visie bij een Brits platform dat veiligheid wil herdefiniëren. Ze wijzen erop dat het vooral een kleine elite is die hun visie op 'veiligheid' er doordrukt en zorgt dat het geld de kant van de militairen opgaat. Hoewel de Britse uitgaven worden genoemd, is het niet moeilijk om hier een bredere draai aan te geven (zie bijgaande tabel van de NAVO). Dit terwijl er grote internationale crises spelen (het boek noemt de stijgende kosten van levensbehoeften en de klimaatcrisis) waar middelen voor nodig zijn om die te verzachten of bestrijden. Ook in een dergelijke situatie blijkt de krijgsmacht nog steeds in staat een afvalbak te kopen voor $ 52.000, eenzelfde bak die eerder nog voor $300 werd verkocht. Door die stijgende militaire uitgaven “richt een kleine politieke elite zich tegen de eigen bevolking om zo de status quo te verdedigen.” Wapenproducenten zijn de lachende derde.
Internationale brilIn het volgende en met 26 pagina's ruimschoots het langste hoofdstuk, geschreven door Anna Stavrianakis, wordt een beeld geschetst van de wereldwijde wapenhandel en de invloed die deze heeft op het veiligheidsbeleid. Het is zaak hier niet met een nationale bril naar te kijken, onderstreept de schrijfster, maar met een internationale. Pas dan zie je de grote lijnen van de geïnternationaliseerde wapenproductie echt goed en de methoden die worden gebruikt om controle erop te omzeilen. Ze constateert dat de wereldwijde militaire uitgaven in 2021 voor het eerst boven de $2 biljoen uitkwamen. Een financiële crisis, pandemie en – ja daar is de grootste van alle weer: de klimaatcrisis – ten spijt. Blijkbaar was het ondanks alles belangrijker om oorlog voor te bereiden en wapens te kopen.
UitgavenIn grote lijnen zijn het de Verenigde Staten ($800 miljard), China ($293 miljard, geschat) en Rusland ($77 miljard, groeit snel. In 2025, $125 miljard) die de grootste uitgaven in 2021 deden. Dat de gezamenlijke Europese EU en NAVO landen een belangrijke partij zijn in deze militaire uitgaven valt af te lezen uit figuur 1 in het laatste rapport met cijfers van het Europese Defensie Agentschap (EDA) dat stelt dat die uitgaven al acht jaar lang in een stijgende lijn zitten en in 2024 €326 miljard bedragen.II
Stavrianakis kiest ervoor om de Europese landen afzonderlijk te behandelen alsof de Europese Unie landen niet steeds meer vanuit de EU gesteund worden en voor de Europese kar gespannen worden. Een blik vanuit het Verenigd Koninkrijk, ook als dat een internationale is, maakt dat je anders kijkt naar de EU. Londen maakte zich los van de economische Unie. Militair worden banden overigens wel warm gehouden.
In het slothoofdstuk wordt geconstateerd dat een kwart van de wereldwijd groeiende militaire uitgaven naar wapens en de productie daarvan gaat. Die toename van het aandeel productie binnen de militaire uitgaven is een bewust beleid. De NAVO heeft in Newport (Wales) afgesproken dat minimaal 20% van de Defensiebegroting naar militaire aankopen moet gaan een afspraak die onbekender is dan de veel bekendere rond militaire bestedingen ter grote 2% van het BNP naar de krijgsmacht. De lachende derde raadt zich wederom raden.
VSLos hiervan ontkom je er niet aan de buitensporige omvangrijke militair (industriële) positie van de Verenigde Staten te benoemen. Het geeft de VS een enorme machtspositie in de internationale machtsverhoudingen. Dat blijkt volgens Stavrianakis ook uit het gegeven uit onderzoek door het Zweedse vredesonderzoeksinstituut SIPRI dat van honderd grootste militaire ondernemingen er 41 uit de Verenigde Staten komen (ik tel er 42) en Defense News telt er in hetzelfde jaar zelfs 46 van 100 (en in 2024 al bijna de helft, nl. 48).III Niet alleen is de sector enorm. Groot is ook de steun. Een groot deel van de wapenverkopen van de Verenigde Staten vindt plaats in het kader van het Foreign Military Sales (FMS) programma. Dat wil zeggen dat het aanschafbeleid van het Pentagon wordt ingezet om wapens te kopen voor buitenlandse afnemers. Staat, wapenindustrie en -handel zijn hier kortom zeer nauw verbonden. Dan zijn er nog de vele banden van de VS met bondgenoten en veel zuidelijke staten hebben eveneens dergelijke relaties. Ook historische links met bondgenoten en relaties zijn terug te zien in wapenaankopen uit de VS. Het is moeilijk om los te komen van die invloed. Saoedi Arabië dreigt Washington regelmatig met een verschuiving richting Parijs en/of Beijing (al wordt China door Stavrianakis niet genoemd). Er is kortom een strijd gaande rond wapenleveranties en – aankopen om geopolitieke banden warm te houden. Saoedi Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) herbergen vele wapenfabrikanten uit de VS en VK merkt de schrijfster – wederom gezien vanuit het VK – op. Vanuit Frankrijk en Nederland viel juist de grote aanwezigheid van Thales in Riyad op en een Italiaan of Spanjaard heeft eerder oog voor bedrijven uit die landen, zoals Leonardo en Navantia met vestingen in het autoritaire Saoedi Arabië. Een schrijver heeft vaak toch allereerst oog voor kwesties die raken aan het eigen land. (Overigens vindt dit boek gedeeltelijk een oplossing door auteurs uit een verscheidene landen en continenten aan het woord te laten om een internationaler perspectief te laten zien.) De schrijfster noemt later wel de dubbelzinnige houding van Duitsland dat aan de ene kant de militaire export naar Saoedi Arabië beperkte, maar aan de andere kant bleef deelnemen in internationale wapenproductie met Riyad als eindbestemming.
TegenstandZe roept op om stil te staan bij de internationale netwerken die hun voedingsbodem vinden in het kolonialisme en gebouwd zijn op de onevenwichtige machtsbalans in de wereld. In die wereld opereren wapenfabrikanten en bedienen zich van banken, advocatenkantoren, tussenpersonen en handelaars. Ze schromen niet om daarbij corrupte werkwijzen toe te passen. Ze vraagt zich meteen af wat dit voor de wapenexportcontrole betekent. Ze concludeert in dit verband dat als er iets misgaat met wapenexport dan is dat geen fout in het systeem, maar een handeling die voorkomt uit de machtspolitiek van vooral de Verenigde Staten. Overigens hebben staten niet alleen belang bij wapenexporten, maar ook bij een positieve internationale reputatie, beweert de schrijfster. Daarmee laat ze zien dat er wel degelijk ook enige speelruimte is. Die kan je gebruiken door bijvoorbeeld aan te tonen dat er Saoedische scheepsbewegingen van de Bahri vloot door Europese havens zijn, waartegen oppositie is van NGO's en havenarbeiders of van de ZIM fleet betrokken in verscheping voor Israel. Dat is een methode om de vuile was buiten te hangen en tegenstand tegen deze wapenhandel te organiseren.
Wapenimport versus -productieDe Verenigde Staten zelf is volgens het SIPRI wapenexportrapport over 2023 de elfde (schrijfster meldt op basis van rapport over 2021 dertiende) wapenimporteur (met als grootste leveranciers VK (25%), Nederland (12%) en Frankrijk (10%)). Dat komt omdat de Verenigde Staten zelf een grote binnenlandse militaire sector heeft en dus maar in beperkte mate afhankelijk is van buitenlandse leveringen. Een land als Nederland kan daar tussen komen door het leveren van componenten. Terwijl landen in het Zuiden vaak zelf een of een beperkte wapenindustrie hebben zodat ze op de wereldmarkt moeten shoppen, kunnen grote landen landen vaak binnenlands terecht. De Europese Unie-landen kochten overigens tussen half 2022 en half 2023 78 procent van het militair materieel (waarvan 63 procent in de VS) bij niet-EU-leveranciers, volgens recent een rapport.
Boven de wetStavrianakis constateert dat de wapenhandel vanuit de VS veelal wordt gezien als deel van haar legitieme rol in de wereld. Dat is een van de horden die genomen moet worden bij het aan de kaak stellen van deze handel naar dubieuze bestemmingen. De leveringen van de VS zijn helemaal niet altijd koosjer. Het wapenexportbeleid is wel rond de gedachte gebouwd dat bondgenoten vertrouwt worden op hun oordeel.
Een andere hobbel is dat de bedrijven die militaire producten maken vaak zijn verspreid over verschillende landen binnen de machtsnetwerken en militaire allianties. Dat laat niet alleen de structuur van de veiligheidsconstellatie zien, maar geeft ook ruimte om controle te ontlopen. Zo werden RWM Italia en het Zuidafrikaanse Rheinmetall Denel Munition het knooppunt voor samenwerking met Riyad en bleef het Duitse moederbedrijf zo buiten schot. Mooi beleid staat dan wel op papier, maar wordt dit ook bewust omzeild, om te onderstrepen dat papier geduldig is.
Koloniale bandenDe VS als wapenhandelaar wordt gevolgd door Rusland en China en vervolgens een aantal Europese landen. Maar de grootste wapenleveranciers buiten de VS, Rusland en China worden gevonden in Europa, niet toevallig in koloniale landen en landen die hun invloed over de wereld lieten gelden. Russische en Chinese bedrijven hebben daarbij een veel kleinere internationale status. Een land als China is vooral gericht op productie voor eigen gebruik, schrijft Stavrianakis, tegen de gangbare mening in dat China goedkope – niet altijd kwalitatief goede – alternatieven biedt voor Westerse wapens. De Europese landen samen nemen zeker een belangrijk deel van de wapenhandel voor hun rekening. Dit betekent overigens niet dat het probleem rond wapenhandel tot die landen beperkt is. Ook kleinere landen maken zich schuldig aan machtsmisbruik, en voeren oorlog.
China en Rusland hebben een wapenexportpolitiek, maar die refereren niet naar het voorkomen van conflicten, mensenrechten en humanitaire wetgeving. China heeft wel onlangs de het wapenhandel verdrag getekend. Het moet afgewacht worden hoe China daaraan de hand gaat houden. De vooruitzichten zijn niet rooskleurig, zie alleen al de export van gevechtsvliegtuig technologie en plannen de export van militaire vliegtuigen te vergroten en denk aan leveranties aan Myanmar. Overigens kan je er niet automatisch van uitgaan dat Beijing wel een slechter beleid zal hebben. Onderzoek wees uit dat geen van de grote wapenexporteurs erg terughoudend is geweest.
Covert actionHet volgende hoofdstuk is geschreven door de Indiase historicus en journalist Vijay Prashad. Hij komt met een heel andere benadering van de wapenexport. Niet alleen wil hij andere dan de SIPRI-cijfers gebruiken hij verschuift het onderwerp ook van de politieke economie naar die van de covert action en gemilitariseerde diplomatie, waarbij hij erop ingaat dat de Amerikaanse ambassadeur in Kaboel, Adolph 'Spike' Dubs. Deze werd op verdachte wijze vermoord in 1979. Dubs was tegen het bewapenen van de Afghaanse strijdgroepen, de Mughadjedeen.
Prashad was geïnteresseerd in de zaak en ging er in spitten. Het zorgde voor een uitnodiging op voor een gesprek met de CIA man op die kort na de moord de leiding kreeg over de operaties in de regio. Naast wat informatie leverde het onderhoud vooral de aanmoediging op om niet door te gaan met het lichten van tegels rond de zaak.
Het veiligheidsapparaat in Washington wilde Afghanistan anders benaderen dan Dubbs. Immers waarom zou Washington langdurige diplomatieke gesprekken moeten voeren die slechts in een compromis of zelfs verlies konden resulteren, terwijl ze gemakkelijk zichzelf naar binnen konden vechten. Het is die keus geweest die nog steeds wereldwijd de gevolgen laat voelen. De bewapende verzetsstrijders zouden de geradicaliseerde 911 terroristen baren. Weer een voorbeeld dat militaire veiligheid juist zeer ernstige onveiligheid kan opleveren.
DiplomatiePrashad vergelijkt ook de uitgaven voor diplomatie in de VS met die voor militaire uitgaven. De eerste zijn vergelijkbaar met niet meer dan 0,084 procent van de tweede kostenpost. Op wereldschaal vergelijkt hij de uitgaven van het budget van de Verenigde Naties met de militaire uitgaven en constateert dat het eerste niet meer dan 0,002 procent is van het eerste.
Die diplomatie werd wel ingezet om de Yemenitische president Ali Abdullah Saleh ervan te overtuigen te blijven bij het verhaal dat hij bommen gooide op militaire strijdgroepen en dat het niet de VS waren geweest die dit deden, terwijl dit feitelijk wel zo was. We weten dit laatste met dank aan de wikileaks rond diplomatieke telegrammen uit 2010, anders was dit nooit gestaafd met feitelijke informatie en altijd een vermoeden gebleven. Sindsdien is er druk om militairen actiever te gebruiken in de diplomatie. Dit pleidooi uit september 2024 om Japan diplomatiek onder druk te zetten om meer voorzieningen voor militairen uit de Verenigde Staten te bieden is er bijvoorbeeld een recent voorbeeld van en ook binnen de jaarlijkse Flintlock oefening in Noordwest-Afrika is militaire diplomatie een voornaam bestanddeel.
MachtsinvloedDe wapenindustrie komt in het artikel van Vajay aan de orde als een drijvende kracht om Europa verder te militariseren. Beide bronnen waarmee hij dit onderbouwt komen uit de New York Times.IV Voor de VS zijn wapenexporten een methode om de macht uit te breiden tot ver voorbij de eigen grenzen. Geen enkel ander land heeft momenteel zoveel macht. Samen met de bondgenoten is de VS goed voor bijna driekwart van de militaire bestedingen in de wereld. Het leidt alleen maar tot nieuwe problemen, want waar armoede en wanhoop heerst is de kans op verzet groot. Waar verzet is moeten wapens ingezet worden, zodat nog meer middelen naar militairen en wapenindustrie verdwijnen, en zo blijft het haasje over gaan. “Maar als je een hamer hebt die groot genoeg is, waarom zou je dan onderhandelen, als je de tegenstander naar onderdanigheid kan meppen? Dat is de situatie van de diplomatie in onze wereld, waar redelijkheid opzij is gezet in het voordeel van spierballenvertoon,” zo sluit hij weinig hoopgevend af.
Getest in oorlog: PalestinaEen boek over wapenhandel kan moeilijk heen om de oorlog van Israël tegen de Gazanen. Vrijwel iedereen lijkt problemen te hebben met hoe het Israël van Netanyahu deze oorlog voert. Antony Loewenstein schrijft echter dat het hier niet om woorden gaat, maar om daden. Werken de landen van de mooie woorden bijvoorbeeld samen met de Israëlische wapenindustrie en hoe? Deze Israëlische industrie bouwt voort op de oorlogen tegen Palestijnen: het ontwikkelt er wapens en verkoopt ze met het stempel combat proven (in oorlog getest). De glimmende wapens worden geprezen en de mensen die er het slachtoffer van zijn, worden vergeten. Samenwerking met die oorlogsindustrie is niet onschuldig en spoort niet met de kritiek die er ook is. (Zie elders mijn bespreking van boek van Loewenstein dat dit jaar verscheen: The Palestine Laboratory.)
PretparkenHet vijfde hoofdstuk sluit hier op aan en is geschreven door de Palestijns journalist uit Engeland, Ahmed Alnaouq. Als hij Engelse kinderen vergelijkt met die in Palestina ziet hij aan de ene kant kinderen die de namen van pretparken kennen en aan de andere kant zij die hun onschuld verloren zijn. Hij legt dat tweede uitgebreid uit en noteert dat kinderen in Gaza wapens en zelfs op het geluid gevechtsvliegtuigen uit elkaar kunnen houden. Wat volgt is een vreselijke geschiedenis, emotioneel beschreven, die tot tranen toe beroert.
Wat sneuvelt – voor wie dat nog dacht – is de idee dat de oorlog op 7 oktober 2023 begon en de onschuld ligt aan de kant van Israël. Terwijl in de inleiding nog wordt gesproken over de 'mogelijke genocide' is het voor deze schrijver ronduit genocide waarmee Israël reageerde op “de militaire operatie van Hamas tegen Israël.” De schrijver groeide op met Israëlisch geweld, waaronder dat door F-16 gevechtsvliegtuigen, geproduceerd door “General Dynamics en nu door Lockheed Martin” en met onderdelen vanuit tal van landen, waaronder Nederland, kan daar aan toegevoegd worden.
Het assembleren van delen uit vele landen is een fenomeen dat we ook weer zien rond de F-35, de Joint Strike Fighter. Het betreft hier dus verantwoordelijkheden van meerdere landen, niet alleen de Verenigde Staten al verschuilen andere Regeringen zich graag achter de brede ruggen in Washington. Voor kleinere landen zoals Nederland, Finland en België zijn die leveringen echter van groot belang. Als je kijkt vanuit een grotere Europese producent misschien lijkt dat misschien minder belangrijk al heeft de in wapenhandel gespecialiseerde Campaign Against Arms Trade ronde oorlog van Israël tegen Gaza er wel degelijk oog voor. Voor Nederland lag de levering van onderdelen als geheel van de militaire export in de periode 2015-2021 tussen de 70 en 88 procent. Uit de laatste Vlaamse cijfers komt een vergelijkbaar cijfer.
Aandeel vergunningen voor militaire componenten binnen totaal Nederlandse wapenexportvergunningen |
|
2015 |
87% |
2016 |
88% |
2017 |
72% |
2018 |
87% |
2019 |
77% |
2020 |
70% |
2021 |
* |
*
Vanaf het rapport over 2021 wordt het EU-formaat gehanteerd waarin
dit onderscheid tussen wapens en onderdelen niet meer gemaakt
wordt. |
BroeikasgassenVan het ene vreselijke conflict gaan we naar het volgende. Maar tussendoor eerst nog naar de onmogelijkheid van een groene krijgsmacht. Auteur, van het op een na langste artikel, Stuart Parkinson begint al met de grote brandstofhonger van bijvoorbeeld vliegtuigen, oorlogsschepen en tanks. Vaak is dit materieel zwaar en desondanks snel, wat des te meer brandstof kost. Hierdoor leveren ze een belangrijke bijdrage aan de uitstoot van CO2. Hoewel dat weten we niet precies want militaire uitstoot hoeft niet gerapporteerd te worden. Zo is dat afgesproken met de militaire sector die weliswaar zegt groen te willen worden, maar die we moeten vertrouwen op de kleur van de ogen. De schrijver laat in een tabel zien dat een vliegdekschip 5.000 maal zoveel CO2 de atmosfeer instoot dan een gemiddelde Europese personen auto.
De oorlog in de Oekraïne heeft een uitstoot veroorzaakt vergelijkbaar met die van een klein Europees land. De wereld kan het er niet bij hebben. De verwachte temperatuursverhoging als gevolg van die uitstoot zal tot extreem weer leiden, droog en warm, nat en stormachtig, met gevolgen voor oogsten en rampen op de koop toe. Terwijl de klimaatcrisis noopt tot het weerbaar maken van de samenleving gaat het militaire denken af op een nog grotere rol in veiligheidsstrategieën en daarmee nog hogere militaire uitgaven. Een gevalletje van het paard dat eigenlijk een koppige en tegenwerkende ezel blijkt te zijn.
Vergroenen?Naast klimaatverandering zijn er ook andere invloeden op het milieu. Natuurgebieden worden vernield, lucht, water en land vervuild door militairen en na een conflict blijft de niet ontplofte munitie liggen wachten. Een deel van de taak van militairen is het verdedigen van oliewinning en mijnbouwactiviteiten vooral in het Zuiden. Ze ondersteunen daarmee vervuilende activiteiten. Toch zeggen krijgsmachten te willen vergroenen. Dat doen ze niet door te pleiten voor diplomatie boven inzet, of voor wapenbeheersing of ontwapeningsakkoorden, nee dat doen ze door mee te gaan met een industrie die wapens exporteert.
Vergroenen klinkt bovendien veel gemakkelijker dan het is. Biobrandstof voor luchtvaart (civiel en militair) is er wel, maar is ongeveer 0,01 procent van het totaal dat gebruikt wordt. Er zijn nog veel investeringen en veel tijd nodig om het serieus van de grond te krijgen. Als dat al kan. Er is een beperking op hoeveel biobrandstof er verbouwd kan worden als je ook nog voedsel wilt telen. En ook dat verbouwen is niet klimaatneutraal. Volgens Stuart Parkinson gaat ze zelfs gepaard met meer uitstoot dan fossiele brandstoffen, die ze juist voor het verminderen van de uitstoot zouden moeten vervangen. Dan zijn er nog de synthetische brandstoffen. Maar de technologie hiervoor staat nog in de kinderschoenen en is amper buiten het laboratorium. Om met elektriciteit brandstof te maken kost bovendien veel energie en is dus een inefficiënt gebruik van (duurzame) energie.
KernenergieKernenergie heeft de bekende nadelen van nucleaire vervuiling, het gevaar van proliferatie en de hoge kosten. Marines met atoomonderzeeërs weten nu al niet wat ze met de afdankertjes moeten doen (nog los van de gezonken exemplaren), kan daar nog aan toegevoegd worden en dat geldt niet alleen Rusland, maar ook de Verenigde Staten.
De schrijver meent: “Het overkoepelende probleem blijft. In een wereld waar niet afdoende middelen worden gevonden om het civiele gebruik van koolstof snel genoeg te verminderen, is de extra uitdaging om ook de energie hongerige militaire technologie minder koolstof te laten verbruiken een extra die we niet kunnen hebben.” Hier had het tegenargument kunnen staan dat de militaire sector heeft bewezen oplossingen voor technologische problemen te kunnen ontwikkelen die ook voor civiele inzet bruikbaar zijn, zoals de tefalpan (hoewel die de afgelopen periode veel van haar glans is verloren). Militair onderzoek is echter geen extra op de overheidsbegroting, maar een juist aanslag op de middelen uit grotendeels dezelfde potjes.
MiddelenEr werd in 2019-20 ruim $600 miljard uitgegeven aan verminderen van uitstoot of aanpassing. Die uitgaven moeten volgens de klimaatakkoorden van Parijs echter onmiddellijk naar $3,5 biljoen en in 2030 al $4,5 biljoen bedragen. De helft van die $600 miljard komt van overheden en als die verdeling zo blijft dan moeten ze flink meer investeren. We zien dat die overheden echter steeds meer uitgeven aan militaire zaken. Dat is door de oorlog in Oekraïne niet minder geworden. Overheden geven wereldwijd zes maal zoveel uit aan de krijgsmacht dan aan klimaat gerelateerde zaken. Om de noodzaak van meer prioriteit van klimaataanpak aan te geven, haalt de schrijver nog meer cijfers aan. De Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) schat dat er tussen 2030 en 2050 vijf miljoen mensen meer zullen sterven door de klimaatcrisis. Je zou zeggen dat hier een reusachtig risico ligt voor de veiligheid van de burgers; een risico dat moet worden aangepakt.
Militairen en veiligheidMilitairen mogen veiligheid niet claimen. Militairen kijken daar anders naar (denk aan de hamer en spijkers van eerder). Niet de klimaatcrisis is het veiligheidsrisico dat volgens de mannen in uniform moet worden aangepakt. Juist de gevolgen ervan worden gezien als de spijkers die ze wel eens te lijf zullen gaan. Conflicten door schaarste, bevolking die vlucht voor natuurrampen, dat zijn de problemen waar ze zich op moeten voorbereiden. Dus dat loopt van grensbewaking tot interventietroepen. Dat ze daarbij juist nog meer CO2 de atmosfeer injagen is een logica die ze daarbij op de koop toe nemen. Sowieso beschikken militaire denkers over een goed ontwikkeld mechanisme om fouten uit het verleden kleiner te maken dan ze waren of ze zelfs te negeren. Je zou immers zeggen dat het falen in Irak, Afghanistan en Libië tot meer bescheidenheid van de kant van de militairen had moeten leiden. Parkinson pleit ervoor dat veiligheid het beschermen van mensen te stellen boven het beschermen van vitale belangen. Verder is meer diplomatie en het ombouwen van militaire productie naar groene banen nodig. Hij haalt een voorbeeld uit Bremen aan om aan te tonen dat overheids bemoeienis en steun hierbij essentieel is (elders schrijft hij hier uitgebreider over). De militaire industriële situatie in de regio was al een goed uitgangspunt, wat het succes gedeeltelijk verklaart. In Bremen zit overigens nog steeds een van Duitslands grootste scheepsbouwers, Naval Vessels Lürssen, de bouwer van kleinere en energie vretende grote marineschepen.
JemenDe door de Saoedisch geleide coalitie zette 25.054 maal het luchtwapen in tegen Jemen, waarbij 19.226 mensen omkwamen. In totaal vielen tijdens het conflict 377.000 slachtoffers, waarvan zo'n 60 procent door indirecte conflict gerelateerde oorzaken.V En de wapenleveranties gingen door, met weinig tot geen respect voor oorlogsrecht en beperkingen op wapenexporten. Ze namen zelfs toe. De schrijvers noemen de Eurofighter Typhoon, de Tornado gevechtsvliegtuigen als belangrijke wapensystemen in de oorlog en de bedrijven als BAeSystems, Airbus Defence, Leonardo en Panavia als producenten van gevechtsvliegen met wapens en daarbij wapentechnolgie van MBDA, Raytheon UK (nu RTX), Rheinmetall Italia, Thales. Twee van die bedrijven hebben om belasting technische redenen hun officiële hoofdvestiging in Nederland, Airbus in leiden en MBDA in AmsterdamVI, terwijl Thales verschillende vestigingen door het hele land heeft (zie hier, maar wees alert de naam Thales wordt door meer bedrijven gebruikt). Dit terwijl de wapenexporten bijdroegen aan de grote vernielingen en de slachtoffers die vielen. Ze maakten tegelijkertijd winsten over dit leed. De wapenexport was een motor binnen de langdurige oorlog. Alsof het gewoon is, wordt opgemerkt dat een deel van die bedrijven alleen door naar wapenrestanten te zoeken konden worden geïdentificeerd.
Als lezer bedenk je dat de beschreven bedrijven zich met allerlei mooie woorden neerzetten als deel van de veiligheidsinfrastructuur, maar blijkbaar niet voor iedereen. Hun winst is de onveiligheid van de ander. Vrede en stabiliteit moeten worden ondersteund door de internationale gemeenschap, niet worden ontmoedigd door wapenleveranties schrijven de medewerkers van mensenrechten organisatie Mwatana als reactie op de levering en als aansporing ze te stoppen. De Nederlandse Regering was tenminste nog enigszins terughoudend betreffende deze oorlog.
Oost-AfrikaOp naar het volgende continent en naar de volgde oorlogen en conflicten. Dit keer beschreven door onderzoekster Tabitha Agaba en journalist Ian Katusiime uit Oeganda. Het hoofdstuk begint met de gruwelen van de oorlog met het Leger van de Heer in Oeganda, Een oorlog die eindigde in 2006 en waarbij 100.000 mensen omkwamen en waardoor 2 miljoen mensen in vluchtelingen kampen moesten leven. Los van deze indrukkende en pijnlijke cijfers beschrijven ze in een paar zinnen de essentie van hun bijdrage:
“Terwijl internationale wetten en verdragen goed lijken op papier, heeft de handel onbelemmerd door kunnen gaan. Van de grote invloed op vrouwen en kinderen, via de wijdverbreide verarming die het gevolg is, naar de gezondheids- en milieu crises die ze veroorzaakt in de gebieden waar de oorlogen huishouden. De grote invloed van de wapenhandel wordt gevoeld in Oost-Afrika en door de hele wereld.”Deze stellingname wordt door de schrijvers uitgewerkt en van feiten voorzien. Zo kreeg Zuid-Soedan wapens uit Bulgarije, Roemenië en Slovakije – alle drie lid van de Europese Unie, waar een wapenembargo van kracht was, alleen met de controle viel het blijkbaar tegen – via Oeganda werd doorgeleverd en dat gebeurde ook met wapens vanuit de VS. Er zijn maar weinig winnaars in deze zaken. De wapenindustrie is er een van. Een andere zijn de politici die zich om laten kopen.
IndiaDe grootste wapenimporteur van de wereld is India en het is ook een land met een geschiedenis die vrede en ontwapening hoog in het vaandel had staan. Toch gaat het hoofdstuk dat Binalakshmi Nepram schreef over wapenhandel en India vooral over de invloed van kleine wapens. Er zijn ruim 70 miljoen vuurwapens in omloop en een deel van de inzet rond kleine wapens is gericht op de opvang van slachtoffers, zo beschrijft de wetenschapster en vredesactiviste. India leverde wapens aan het regime in buurland Myanmar en is volgens de schrijfster goed voor een militaire productie van $12 miljard, alleen al in 2023. Anderen hebben wel grote twijfels bij de Indiase borstklopperij.
Onproductief
Ook het artikel over wapens in Zuid-Amerika staat stil bij de desastreuze invloed van kleine wapens op de samenleving en het gebruik ervan door gemilitariseerde politiemachten. Een eigen wapenindustrie is er nauwelijks ontwikkeld. Dat heeft te maken met de functie van Latijns Amerika in de internationale economie. De landen waren gericht op export van goederen en leenden geld om wapens te kopen die dan weer werden ingezet om de bevolking onder controle te houden, een bevolking die werd uitgebuit de voor dit systeem noodzakelijke arbeid te leveren. Er is hooguit sprake van licentieproductie in de meer ontwikkelde delen van de wapenindustrie, zo blijft de afhankelijkheid van het Westen in stand. Wat ook bleef is dat middelen worden uitgegeven aan sectoren die eerder destructief zijn dan bijdragen aan menselijk welbevinden. Het verbaast allerminst om Rosa Luxemburg een paar keer in het notenapparaat bij het artikel van Ana Penido op te zien duiken. De vroege marxistische econome van Poolse origine had immers veel oog voor de onproductieve kanten aan de militaire productie.
CampagnesHet laatste deel gaat over campagnes tegen wapenhandel. Het begint met een artikel van Lindsey German van de Stop the War Coalition. De Britse beweging tegen de oorlogen vanaf de aanslagen op de Twin Towers op 11 september 2001. Het was een beweging die van start ging tegen de stroom in. Men meende dat het onmogelijk zou zijn om een dergelijke levensvatbare beweging tegen het klimaat van revanche en oorlog op te zetten. Toch zouden de reacties overweldigend zijn met grote demonstraties en veel acties. German stelt wel vast dat de beweging de oorlog niet heeft gestopt. In haar visie zouden daarvoor massale acties van de arbeidersbeweging nodig zijn geweest. De beweging had om dat te bereiken moeten wortelen in die sociale klasse en omgeving. Haar opmerking dat oppositie tegen de sterk toenemende militaire uitgaven nodig is, past in die visie.
Directe actieHet volgende artikel beschrijft de directe actie tegen wapenbedrijven en wat daar aan faciliterende bedrijven omheen hangt. Het is al het derde artikel dat uitgaat van de oorlog van Israël tegen Palestina. Het gaat hier om de acties van Palestine Action, dat ontstond als reactie op de analyse dat zonder druk het VK zich nooit los zou maken van “zijn koloniale, economische en strategische belangen in de wereld.” Dit keer ligt de aandacht dus niet op het conflict in het nabije Oosten zelf, maar op juist op misstanden die er deel van zijn in Europa, de samenwerking met de Israëlische militairen en wapenindustrie. Daar de pijlen oprichten werd het doel. Acties moesten niet als losse daden komen, maar aanhoudend zijn en strak gericht.
Elbit als Israëlisch wapenbedrijf met dochters in Engeland werd een logisch doelwit. Het bedrijf maakt zo'n 85 procent van de Israëlische drone vloot die wordt ingezet in Gaza en op de West Bank en die een cruciaal wapen zijn. Palestine Action noemt zich geen protestgroep, maar directe actie beweging. Het gaat er niet om te protesteren, om een geluid te laten horen, maar om Elbit uit Engeland te verjagen. De gerichtheid op één bedrijf maakt de actie sterker, meent de organisatie. In de eerste week van zijn bestaan troffen acties van de groep Elbit vijf keer. Het is niet meer opgehouden. Hier en daar trekken bedrijven zich terug uit bedrijfsactiviteiten rond de Israëlische militaire fabrikant, de winsten bij Elbit dalen, en vestigingen worden opgeheven. “We hebben regelmatig gewonnen,” stellen de auteurs dan ook.
WapenoverslagIn Arbeiders tegen de wapenhandel, beschrijft Lorenzo Buzzoni vooral de acties van havenarbeiders die weigerden wapens over te slaan voor de oorlog tegen Jemen en die werden vervoerd om tegen de Gazanen ingezet te worden.
Een schip van de Bahri-vloot met Saoedische wapens verkoos Frankrijk niet aan te doen, vanwege juridische stappen tegen de wapentransporten. Een dergelijk succes leidt dan weer tot het overnemen van de acties door anderen, ook in andere landen, en uiteindelijk liepen de Saoedi's in vele landen tegen juridische procedures en acties van havenwerkers en NGO's aan. Er zou zelfs een Europees Netwerk komen tussen logistieke bonden en activisten uit Spanje, Italië, Frankrijk, Duitsland, Griekenland en Ierland dat informatie deelde en strategieën ontwikkelde. In Italië werd een schip (de Yanbu) niet geladen en verliet weer onverrichter zake de haven van Genua. Voorbeelden van dergelijke acties komen uit België, Spanje en Italië. Palestijns vakbonden hadden om een dergelijke reactie gevraagd. De voorbeelden zijn mooi en inspirerend, en staan dan wel in stevige schoenen, maar het is ook pas een begin. In Griekenland stopte havenarbeiders de overslag voor tanks voor Oekraïne wel twee weken.
Het hoofdstuk sluit af met de zinnen:
“Als regels en wetgeving falen bij het beschermen van mensenrechten, hebben arbeiders de macht om in te grijpen, om een steviger beweging te bouwen en arbeiders te verenigen om zich tegen de wapenhandel te keren. Massale arbeidersacties kunnen het tij keren en verzekeren dat zij die verantwoordelijk zijn voor falende wapenexportcontroles ter verantwoording worden geroepen.”
Vrij onderwijs“We moeten hoger onderwijs demilitarisen,” stelt de inleiding op een hoofdstuk van Carmen Wilson over studenten campagnes tegen wapenhandel. Wereldwijd gedragen universiteiten zich als bedrijven die inkomen en commerciële belangen stellen boven het overbrengen van ethische warden, integriteit, duurzaamheid en sociale rechtvaardigheid, en terwijl ze zich laten financieren door militaire industrie en Ministeries van Defensie vertellen ze niet de realiteit van wat het Militair-Industrieel-Complex doet. Universiteiten zouden voorlopers moeten zijn in de sociale transformatie met onder andere oog voor vrede. Het is een inspirerend hoofdstuk, waarin onder andere een 'Verdrag om het Onderwijs te de-Militariseren' wordt genoemd.
Verdrag en rechtzakenHet wapenhandel verdrag wordt door Valentina Azarova onder de loep genomen. Doorgaans wordt het verdrag opgehemeld als een belangrijke stap in het onder controle brengen van wapenexporten. Hier wordt het geplaatst in een internationale context waar het eerder de functie heeft om de bestaande situatie te schragen. Er zijn illegale leveringen en dus ook legale en die krijgen door het verdrag een stempel van goedkeuring. Het verdrag is in zijn ontwerpfase al aangetast door de inbreng van bedrijven en afbraak door Staten. Het wordt nog verder afgezwakt als het nationaal wordt gebruikt. Het is een nauwelijks effectief middel gebleken. Het artikel gaat in detail in op die inzet van het verdrag door overheden en in de rechtspraak. Net als eerder wapenexportcontrole verdragen is ook dit verdrag multi-interpretabel – dat geeft vrijheid voor wapenexporterende landen – en een overkoepelend sanctie instituut is niet gekoppeld aan het verdrag.
De schrijfster meent dat het verdrag afleid van het mobiliseren van protest tegen de politieke economie achter de wapenexporten. Om geluiden van vrede en een anti-oorlogsgeluid weer duidelijker te laten horen is het zaak bijeenkomsten, zogenaamde tribunalen, te organiseren waar getroffen gemeenschappen, sociale bewegingen en anderen zich kunnen uitspreken. Anti-wapenhandel activiteiten moeten zich bedden in een bredere sociale context, zoals het aanpakken van de koloniale erfenis en sociale ontwikkeling en zich niet laten leiden door wetgeving die het weigeren van politieke verbetering aanpast aan de bestaande situatie. De schrijfster gebruikt hier het psychologische begrip conditionering. Het is een pittig, maar wel verfrissend hoofdstuk voor een andere kijk op anti-wapenhandel activiteiten dan die de afgelopen decennia dominant geworden is.
HawaïHet slot hoofdstuk vertrekt vanaf Hawaï en is geschreven door Kawenaúlaokalā Kapahua. Dat dit het laatste hoofdstuk van het boek is, lijkt alleen in eerste instantie vreemd. Waarom is het niet een hoofdstuk dat valt onder deel II over de gevolgen van wapenhandel? Want daar gaat het daar niet over. Gaat het niet over de gevolgen van het aanwezige Amerikaanse militaire apparaat op de eilanden in de Stille Oceaan voor de bewoners aldaar? Het opzetten van basis, en wapen industrieën ging inderdaad ten koste van land voor de bewoners. De eilanden worden niet als gebied gezien waar mensen wonen, maar als strategische locatie. In 1893 werd het bezet door Amerikaanse mariniers en die zijn er nooit meer weggegaan, Pearl Habour ligt er, en in 1959 werd Hawaï geclaimd als een Staat van de VS en werd de locatie voor het hoofdkwartier van de Amerikaanse vloot voor de Stille Oceaan.
OnafhankelijkheidEr is vervuiling door bijvoorbeeld vliegtuigbrandstof en PFAS, er worden wapens getest. Met iedere oorlog die de VS voeren gaat meer land naar de militairen. De eilanden worden ook gebruikt voor de tweejaarlijkse oefening RIMPAC, de grootste marineoefening in de wereld waaraan meer dan 20 landen deelnemen, waaronder niet alleen Nederland, maar ook bezettingsmacht Israël. Er wordt geoefend hoe landen binnen te vallen, het onderdrukken van verzetsgroepen, en het uitvoeren van regime change operaties.
Het gaat in dit hoofdstuk ook over hoe de Hawaianen zich verzetten tegen die aanwezigheid en het past daarom in deel drie over de tegenstand. Om dit te onderstrepen schrijft de auteur dat het niet alleen gaat om de onafhankelijkheid Hawaï, maar om de vrijheid van ieder land in de wereld. Als in Hawaï geoefend wordt in bombarderen, valt als gevolg daarvan elders een bom. Palestina, West Papoea en de Filippijnen worden genoemd. Het hoofdstuk sluit om dit verzet te onderstrepen af met de overwinning dat een opslag van vliegtuigbrandstof na aanhoudende protesten is gesloten. Als dat kan, dan is er veel meer mogelijk zo wordt inspirerend gesteld.
Rechtvaardige wereldordeHet is nooit dringender geweest om de cyclus van het winstgevende militarisme te breken met het oog op democratie, het nemen van verantwoordelijkheid, rechtvaardigheid, gelijkwaardigheid en een veiliger en vrediger wereld, schrijven de drie inleiders. Ze sluiten het boek af met de opmerking dat volhardend campagne voeren, onderzoek en actie niet alleen bijdragen aan een minder gemilitariseerde wereld, maar ook aan het bredere bouwwerk van een eerlijker en rechtvaardiger wereldorde. Opvallend is inderdaad dat het boek verbanden laat zien met andere aandachtsgebieden. Zo kunnen acties tegen wapenexporten en studie van de wapenstromen inzicht verschaffen in grotere militaire, economische en politieke relaties binnen de internationale orde. Wapenhandel steunt de onderdrukking en acties ertegen geven mogelijkheden om dominante structuren te bestrijden. Het boek levert een bijdrage aan dat inzicht. Het is bovendien een boek dat tal van aspecten rond wapenexporten behandeld van ontwikkeling tot repressie en van oorlog en conflict tot mensenrechten. Pleidooien voor een meer diplomatieke aanpak komen regelmatig terug. Het is politieker van toon dan veel ander recent werk dat zich veelal uitsluitend rond op de gevolgen voor de mensenrechtensituatie richt. Het verband tussen wapenhandel en -productie en grootschalige oorlogsvoorbereiding had meer aan de orde kunnen komen. Wat is de invloed van de wapenindustrie op oplopende spanningen tussen het Westen en China? Wie komen daar tussen hamer en aanbeeld? Wie hebben meer bij vrede dan bij oorlog te winnen?
Noten:
I Op de Belgische radio vertelde Anton Custers dat er in 67 steden met napalm bommen op Japanse steden zijn gevallen. Napalm werd hier: “gefinetuned om zoveel mogelijk menselijk leed te veroorzaken (…) Met veel meer menselijke slachtoffers, dan die door de twee atoombommen.” https://www.vrt.be/vrtmax/luister/radio/p/pompidou~31-7/pompidou~31-25481-0/
II Europees commissaris voor Defensie Andrius Kubilius mag niettemin in het Nederlandse Dagblad Trouw beweren dat “Poetin ongeveer veertien keer zoveel als Europa uitgeeft aan wapens, tanks, vliegtuigen en bommen. Ieder jaar opnieuw, al heel lang.” Romana Abels, 'Defensie-commissaris wil haast maken met aankoop wapens,' Trouw 6 december 2024. Of het hier om de fantasie/analytische lenigheid van Kubilius gaat of om die van de Trouw journaliste is onduidelijk. Hoewel Kubilius het volgende zei: “It looks like Russia in 2025, in purchasing power parity terms, for military needs will spend more than all EU 27 are spending for defence,” en dat is heel wat minder dan 14 maal zoveel ook al wordt hier van een rekenmodel gebruik gemaakt dat de Russische uitgaven relatief groter maakt dan die van de Europese Unie landen. https://hearings.elections.europa.eu/documents/kubilius/kubilius_verbatimreporthearing-original.pdf
III In december 2024 kwam de laatste SIPRI top 100 uit. Daarin staan 41 militaire bedrijven uit de Verenigde Staten, waaronder de vijf grootste. https://www.sipri.org/media/press-release/2024/worlds-top-arms-producers-see-revenues-rise-back-wars-and-regional-tensions
IV De meest recente van de twee is Katharine Q. Seelye, 'Arms contractors spend to promote an expanded NATO,' The New York Times, 29 maart 1998: “In the last six years, those six companies -- Lockheed Martin, Northrop Grumman, Textron Inc., Raytheon, Boeing and McDonnell Douglas -- have given the committees more than $15 million.”
V Op het internet kwam ik ook een gebombardeerde Shiítische stad Awamiya in Saoedi Arabié zelf tegen. Inzet tegen de eigen bevolking tot in het extreme met een resultaat dat doet denken aan Grozny, Aleppo, Falluja, Şırnak, Gaza en Saana etc.
VI De financiële holding van MBDA bevindt zich volgens de Kamer van Koophandel in Amsterdam. Ze staat onder de directie van Simon Richard Barnes en die werkt ook voor British Aerospace Systems.