Posts tonen met het label oorlog. Alle posts tonen
Posts tonen met het label oorlog. Alle posts tonen

zondag 23 april 2017

Wij zijn de oorlogen zat

Het is zondag, eerste paasdag. De paus veroordeelt onderdrukkende regimes maar roept ook op tot terughoudendheid. Het urbi et orbi gaat aan me voorbij, maar ik lees het de volgende dag in de krant. Wat ik wel zie is politicologe en VVD-raadslid in Amsterdam Hala Naoum Néhmé aan tafel bij Buitenhof. Ze heeft een kraakhelder verhaal.

Ze vertelt dat de gang van zaken rond de gifgasaanval van 2013 nooit werd opgehelderd ook al stelde men na negen dagen dat het het regime van Assad was geweest. Néhmé haalt een afscheidsinterview met Obama aan waarin hij vertelde over de beslissing – na een gesprek met James Clapper, directeur van de Nationale Inlichtingendiensten – geen vergeldingsaanval uit te voeren. Trump schoot wel al na drie dagen uit de heup zonder een onderzoek af te wachten.

Olifant

Tussen Buitenhof en het TV verslag van de Amstel Goldrace – een aangename wielerwedstrijd over Limburgse heuvels – door lees ik me nog even door het zondagse wapennieuws. Een Taiwanese krant heeft een verhaal over de inzet van de GBU-43, beter bekend als de moeder van alle bommen. Hij werd op een ISIS-onderkomen in de bergen van Afghanistan gegooid. Zo'n negentig strijders werden gedood. Veel voet heeft de Islamitische Staat echter niet aan de grond in Afghanistan. De Taliban zijn de grote bedreiging voor de zittende macht. Er worden dan ook nogal wat vraagtekens geplaatst bij het gebruik: “Still, from a strategic standpoint, there is an unsettling takeaway here: The US pulled off a huge shock-and-awe mission against an enemy that isn’t even the top threat to the US in Afghanistan. The Taliban continues to sit pretty,” zegt Michael Kugelman van het Woodrow Wilson Center in Washington. Hier lijkt sprake van de spreekwoordelijke olifant in de porseleinkast. Het lijkt alsof Afghanistan is misbruikt om de Amerikaanse spierballen te tonen, een schouwspel gericht op Noord-Korea of zelfs op een range aan tegenstanders van Iran, Pakistan, Rusland tot China.

Wanorde

Nog even terug naar Buitenhof. Daar gaat het ook over Noord-Korea. Kim Jong-un is niet onberekenbaar, zegt Jan van der Putten gedecideerd. Van der Putten is Azië-kenner en de nieuwe columnist van het programma (Trump is veel onberekenbaarder, voegt hij toe). Kim heeft een nucleaire bom nodig om zijn bestaan als leider van Noord-Korea te verzekeren, zo zet hij de visie van Kim neer. Die mening is gemeengoed in de kringen van volgers, maar lijkt steeds als nieuw te komen. Kim heeft gezien hoe Saddam Hoessein uit het zadel werd gewipt. Ook Kadaffi legde het loodje. De Libische leider had zijn atoomprogramma wel stopgezet (een programma dat zich baseerde op dezelfde Pakistaanse kennis als dat van Korea, met een oorsprong in Nederland). VN-resoluties met betrekking tot het conflict in Libië waar Rusland en China schoorvoetend mee akkoord waren gegaan om een humanitaire ramp te voorkomen, werden door Europa en de VS ver opgerekt (een kwestie die het onderlinge vertrouwen daarna geen goed deed) en een ratjetoe aan oppositie werd door NAVO-landen met wapenleveranties en vanuit de lucht gesteund. Het leidde tot regionale wanorde, meer terrorisme en versterkt wantrouwen in de internationale relaties. De afgelopen twee weken waren er de raketbeschietingen en de moeder van alle bommen op Afghanistan. Bommen, interventies en bedreigingen leiden niet naar een oplossing. Juist steeds verder er vandaan. De Zwarte Piet alleen bij Kim leggen, is dan ook maar een deel van het verhaal. De NAVO staat niet voor onze veiligheid. Ze is er mede een bedreiging van.

Laat je horen!

De Engelse Mirror komt met een overzicht met 22 oorlogen, conflicten en kruitvaten. Dat is mijn Paaslunch. Je zou er hopeloos van worden. De woorden van de paus, zonder boter bij de vis, zullen dit niet veranderen. Maar met een lethargische houding schiet helemaal niemand iets op. Deze week stuitte ik ook op twee voorbeelden waarin mensen hun stem wel verheffen: een artikel over het stoppen van wapenhandel naar de landen van de door Saoedi-Arabië geleide coalitie tegen Jemen. En een Zwitserse actievideo met 'n 86-jarige in de hoofdrol om een campagne te starten voor een referendum waarin centraal staat dat banken wordt verboden wapenfabrikanten te financieren.

Vredesinitiatief

In Amsterdam is er een Vredesinitiatief AVI. Morgen organiseert dat een bijeenkomst onder het motto: Wij zijn de oorlogen zat (zie hier de uitnodiging). Tijdens die avond discussie en een inleiding van Robert Soeterik van de Middle East Research Associates. Het AVI zelf stelt dat in plaats van escalatie een onmiddellijke de-escalatie geboden is, en daarom moet de Nederlandse regering
1. zich inzetten voor een onmiddellijk staakt-het-vuren;
2. afstand nemen van zowel de gifgasaanval als de Amerikaanse aanval;
3. haar directe en indirecte oorlogsdeelname beëindigen;
4. de nog steeds voortlevende democratische idealen van de Syrische bevolking ondersteunen;
5. internationale vredesonderhandelingen (met soevereiniteit voor de Syrische bevolking) bevorderen.

Wat mij betreft komen er naast het AVI nog veel meer stedelijke vredesinitiatieven. De eis geen verhoging defensie-budget zou de verbindende leus kunnen zijn. Dergelijke initiatieven zijn hard nodig en óók mogelijk. Burgers moeten protesteren tegen de militarisering van de internationale politiek. Veiligheid is niet gebaat bij meer militair machtsvertoon, waar diplomatie geboden is.

woensdag 30 januari 2013

Versoepelen wapenembargo Syrië rampzalig


Het Europees wapenembargo voor Syrië staat onder druk. Aanstaande donderdag zal de Britse minister van Buitenlandse Zaken Hague zijn Europese collega's proberen te overtuigen van de noodzaak van een de restrictie op het leveren van militaire goederen. Londen wil zo snel mogelijk radar en afluistertechnologie, nachtzichtapparatuur, kogelwerende vesten en helmen leveren aan Syrische oppositiegroepen. Dit is een zeer onverstandige stap die alleen maar zal leiden tot verdere escalatie en verlenging van de burgeroorlog.

Reeds in november 2012 pleitte het Verenigd Koninkrijk, samen met Frankrijk, voor opheffing van het embargo. Duitsland vetode dit voornemen, maar ook een aantal kleinere EU-landen waren het niet met dit voornemen eens. Daarop werd besloten het embargo in te stellen voor slechts drie maanden, zodat een nieuwe overweging nieuwe kansen voor wapenleveranties kon geven. Het Verenigd Koninkrijk hoopt dit keer wel gesteund te worden door Duitsland.

Vermoed wordt dat Londen de Turkse grensovergangen wil gebruiken voor de leveringen. Het wordt daar druk. Het is een publiek geheim dat wapens uit Qatar en Saoedi-Arabië over die grenzen naar Syrië gaan. En in juni meldde de New York Times dat ook de CIA de grensposten gebruikt voor geheime wapenleveringen. Wie precies de rebellen zijn die worden bewapend, en wat ze willen met Syrië, is volstrekt onduidelijk. Er worden wapens geleverd tegen Assad, maar wat gebeurt er met die wapens als Assad van het toneel verdwijnt?

Hoewel de Russische vicepremier Dimitri Rogozin oktober 2012 op de Russische TV stelde dat “het een slechte oplossing is om vuur met benzine te doven,” is Rusland nog steeds de grootste wapenleverancier aan Syrië. De Russische wapens worden vermoedelijk via de Middellandse Zee geleverd. Moskou beweert dat het alleen gaat om leveranties van al eerder afgesloten contracten.

De Britse premier Cameron zei afgelopen december in verband met Syrië: “In plaats van te kijken wat niet kunnen doen, moeten we kijken wat wel kunnen doen.” Maar nog meer wapens naar een toch al explosieve regio is wel het slechtste wat Europa kan doen. In plaats van het leveren van wapens en militaire goederen kan de EU zich beter inzetten op een andere diplomatie, zoals het opvoeren van de druk op Rusland om alle wapenleveringen, nieuwe én oude – te stoppen. Ook moet van Qatar en Saoedi Arabië geëist worden dat ze stoppen met het leveren van wapens. Daarbij moeten landen als Turkije hun grenzen voor wapenleveranties sluiten. Met het stoppen van de wapentoevoer is het conflict niet opgelost. Door er mee door te gaan wordt het conflict alleen maar dieper, groter en langer.

Geschreven voor Sargasso
Onderzoek ondersteund door Fonds Vredesprojecten

vrijdag 14 januari 2011

Humor van de verliezer

Zouden die piraten op de kust van Somalië gevoel voor humor hebben? Zeg niet dat piraterij niet romantisch is en daarom van humor geen sprake kan zijn; er zijn volstrekt correcte droogstoppels en luimige zware misdadigers (of andersom). Pippi Langkous, het kleine meisje met de sproeten, windt zich in een piratenkroeg zo op over het pesten van een jongetje, dat ze de daders aan de muur hangt. Bulderend lachen vult vervolgens het drinkgelag.

Dat er ergens in een khat-room wordt gelachen door de bendeleider die zijn volgende schip in handen heeft, kan ik me voorstellen. Dagelijks leest hij verhalen over de vloot in de Somalische kustwateren: “Around twenty countries, including NATO/EU member states, India, Russia and China, have already dispatched naval vessels, with South Korea expected to join them soon.” De rijkste en machtigste landen sturen oorlogsschepen om zíjn activiteiten te bestrijden. Het vervult hem niet alleen van trots, hij ziet er ook de grap wel van in. De khat versterkt dit gevoel.

Hij leest dat het Nederlandse fregat dat mee vaart, ruim 400 miljoen euro heeft gekost. Dat is ongeveer tien procent van het BNP van Somalië. De verzamelde vloot kost meer dan alle economische activiteiten van het land in twee jaar opbrengen, inclusief wat Somaliërs in het buitenland naar hun familie sturen. Ondanks die inzet waren de piraten toch weer in staat een klein Nederlands scheepje buit te maken. Het is om je kapot te lachen. Maar laten we eerlijk zijn: het is de lach van de zelfspot, de humor van de verliezer, de overlevingsstrategie in een land zonder kansen.

De Islamisten met hun rechtbanken. De bendeleider haatte ze. Maar toen ze eind 2006 verdreven werden door de Ethiopiërs, gesteund door de VS, werd de situatie nog veel slechter. Was het niet mogelijk vanuit de bestaande orde aan een nieuwe te werken? Nu werd alles gesloopt en weggeschoten, ook het beetje organisatie dat er nog was.

Tranen worden al twintig jaar geplengd over het falende Somalië, maar dat weerhoudt buitenlandse vissers er niet van om de Somalische wateren leeg te vissen. De zee werd bovendien een stortplaats voor gif en nucleair afval. Een falende staat biedt immers ook kansen voor wie de ruimte ziet. “Onze tonijn zit in uw blikje”, denkt de piraat, “zonder dat wij er een cent van zien.” Somalië loopt tussen de 73 en 230 miljoen euro per jaar mis door dat gevis. Veel meer dan de hele piraterij opbrengt.

De bendeleider ziet ze, de zwarte schepen op zee, met geleide raketten, torpedo’s en over de horizon radar. De spierballen van de wereld verzamelen zich om in het gat te springen, om de falende staat van buiten te controleren. Het lijkt op een strijd om Oost-Afrika met als bonus de toegang tot Rode en Arabische Zee. Ideaal niet ver van het wapengekletter in het Midden Oosten en op twee dagen varen van Zuid-Azië, het huidige speerpunt voor militaire avonturen.

Zouden ze niet beter middelen en kennis kunnen verstrekken zodat landen in Oost-Afrika op termijn zelf hun wateren kunnen beschermen tegen piraten. Maar ook tegen Spaanse, Franse en Griekse vissers en tegen onverlaten die hun troep storten. Waarom is er geen georganiseerde kustwacht in de regio. Kost een schijntje. Het is niet om te lachen, maar om te huilen dat er gekozen wordt voor interventie en niet voor het helpen bij de opbouw van onafhankelijke rechtshandhavingsstructuren daar waar ze nodig zijn.

woensdag 12 januari 2011

Combat proven (2)

De wapens zijn nog warm van de vorige oorlog als ze al weer naar de volgende gaan. Wat zeg ik. Ze zijn nog heet.

Nederland zit met zijn troepen in Afghanistan Westerse belangen te verdedigen. Om die operatie zonder veel slachtoffers aan eigen kant uit te kunnen voeren moet Nederland over goede lucht-grondwaarnemingscapaciteit beschikken.

Nederland gaat daar nu een Israëlisch onbemand vliegtuigje (UAV, Unmanned Arial Vehicle) voor inzetten. Het ding heeft zijn waarde bewezen in Israël, Turkije en aan de grens met New Mexico. Met die boodschap wordt de Kamer warm gemaakt voor de beslissing van Defensie om op korte termijn de order te plaatsen bij het Israëlische bedrijf Aeronautics. Ik zie de propaganda machine van de Taliban al juichen.

“De Israëlische regering laat in principe geen operationele inzet van personeel met de Israëlische nationaliteit in Afghanistan toe. Wellicht wordt wel Israëlisch personeel ingezet in de voorbereidingsfase en bij de opbouw van het systeem, maar de fabrikant kon hierover nog geen uitsluitsel geven. Het burgerpersoneel zal in ieder geval dus niet de Nederlandse nationaliteit hebben.” Zo stelt de brief die de Tweede Kamer vorige week van de staatssecretaris kreeg.

Nederland levert niet direct wapens aan Israël, omdat wapens ingezet kunnen worden bij mensenrechten schendingen, maar huurt wel wapens bij de Israëlische defensie-industrie. Hoeveel boter moet er van je hoofd in je ogen stromen om niet te zien dat er wat ruimte zit tussen het ene niet en andere wel doen.

Zie ook: Defense Industry Daily 19/1/9

Kamerstukken:

* Urgente behoefte lucht-grondwaarnemingscapaciteit voor ISAF Stage III 12 december 2008
* Inhuur lucht-grondwaarnemingscapaciteit voor ISAF III 12 januari 2009
* Kamervragen aangaande lucht-grondwaarnemingscapaciteit ISAF III http://www.defensie.nl/_system/handlers/generaldownloadHandler.ashx?filename=/media/kamervragen_luchtgrondwaarnemingscapaciteit_tcm46-126158.pdf

Extra informatie:
Dominator™ - enables full situational awareness from the infantry battalion level down to the individual soldier, including a personal digital unit, tactical communications unit, eye piece, weapon-mounted fire control system, helmet, CORAL-CR, power-pack and communications system.
****
This multimission flying-wing MALE UAV was unveiled at the Aero India exhibition in February 2005. Under development since at least 2003, originally under the designation Morpheus. Endurance is believed to be around 35-40h using underwing drop tanks and wet wing. Capable of simultaneous carriage of both SAR and IR/EO payloads. Large winglets. Integrated anti-icing system for high-altitude operations with ceiling of 25,000ft. Satellite datalink terminal in above nose mounting. Zie: Flight International 21-27 juni 2005
****
Zie ook: Kijk uit, er ligt vlees op de grond, abdelkader benali, 28-01-2009 10:22 (Volkskrant Opinie)
****
April Decision Expected From France on Hermes By PIERRE TRAN (Def News 2/2/9)
PARIS — Thales expects a decision in April on its unsolicited offer of the Israeli Hermes 450 tactical UAV to the French government for rapid deployment in Afghanistan, said Pierre-Yves Chaltiel, CEO of Thales Airborne Systems. ............... Vervolg zie reactie ruimte.
****

dinsdag 11 januari 2011

Waarom gaan de Amerikanen niet gewoon weg? (recensie)

Onder het mom van morele waarden probeert het Westen zijn wil op te leggen aan de wereld. Humanitair imperialisme noemt Jean Bricmont dat in zijn boek Humanitaire interventies. Hij vindt dat militair interveniëren de mensenrechten geen stap dichterbij heeft gebracht en onwenselijk is.

door Martin Broek


Juli 1996 had ik een gesprek in de deuropening van het actiehuis in Cianjur (Indonesië), met een lokale activist. Hij beweerde dat Indonesië er tijdens de koloniale overheersing beter af is geweest dan onder president Soeharto die er destijds al dertig jaar zat.

Ik weet nog dat ik zocht naar argumenten om deze stelling te bestrijden. Niet alleen waren zowel Soeharto als zijn militaire overheersing een kind van de eeuwen dat de Nederlanders op Java en andere eilanden van de archipel de scepter hadden gezwaaid, ook vond ik buitenlandse overheersing door de kolonialen gevoelsmatig erger dan de dictatoriale hand van een despoot afkomstig uit het eigen volk.

Nog afgezien van het feit dat je geen vergelijking kunt maken tussen enerzijds de omvang van het moorden, plunderen en uitroeien van opstandige stadsbevolkingen door en onder de het Nederlandse bewind en anderzijds de misdaden begaan onder de Nieuwe Orde van Soeharto en zijn getrouwen. Het idee stuit mij tegen de borst dat een stelletje bleekscheten uit het Noorden meende dat ze de lokale bevolking in konden lijven en economisch uitbuiten, slechts omdat hun kanonnen beter waren dan die van de lokale vorstendommen.

Hoop en verontwaardiging


Ik moest er aan terugdenken bij het lezen van de laatste zinnen uit de conclusie van het boek Humanitaire Interventies; mensenrechten als excuus voor oorlog: 'Allen die vrede verkiezen boven macht, geluk boven glorie, zouden de gekolonialiseerde volkeren moeten bedanken voor die beschavingsles: door zichzelf te bevrijden maken ze de Europeanen bescheidener, minder racistisch, menselijker. Laten we hopen dat het proces verdergaat en dat de Amerikanen op een dag moeten volgen. Voor wie vecht voor een rechtvaardige zaak, kan de Nederlaag bevrijdend zijn.'

Het zijn de woorden van Jean Bricmont, professor theoretische fysica aan de universiteit van Louvain-la-Neuve in het Franse Wallonië, in het voorwoord van zijn onlangs bij uitgeverij EPO verschenen vertaling van dit pittige boek. Het werd oorspronkelijk in 2005 uitgegeven in het Frans en in 2007 vertaald naar het Engels.

Hoop en verontwaardiging zijn volgens Bricmont de drijfveren voor politieke buitenparlementaire actie. Door het boek heen worden dan ook hoopvolle ontwikkelingen aangevoerd. Dit om de lezer toch vooral actief te krijgen en niet lethargisch achterover te laten leunen zich beroepend op de overweldigende hoeveelheid kommer en kwel in de wereld.

Het zou veel geëngageerde schrijvers sieren als ze deze aanpak over zouden nemen en zich niet alleen zouden richten op het ontrafelen van de ellendige achtergronden en gevolgen van machtspolitiek en neoliberalisme. Enkel ellende over mensen uitstorten leidt tot kwaadheid, maar zonder hoop is dat niet voldoende om een politieke beweging van de grond te krijgen.

Bricmont noemt als voorbeeld van een hoopvolle ontwikkeling de verandering in de acceptatie van gedode militairen. De rek is er tegenwoordig gelukkig snel uit. Pro patia mori wordt steeds minder geaccepteerd. In Nederland kan het leger bijvoorbeeld nauwelijks rekruten werven; jonge vrouwen en mannen kijken wel uit om voor het uitvoeren van de politiek van de VS en haar bondgenoten te sneuvelen.

Anderzijds spreekt Bricmont ook als een Heilige der Laatste Dagen alarmerend de vrees uit 'dat het 'gammele bootje van de menselijke rede' niet lang meer zal ronddobberen op 'de oceaan van de waanzin'. Tenzij we bereid zijn een radicaal andere koers in te slaan in onze relaties met de rest van de wereld.'

Dit schrikbeeld roept hij op in verband met de aanslagen op het grondgebied van het Westen. Door met een dergelijke aansporing actief te worden, sla je wat mij betreft de hoop weer nodeloos de bodem in en maak je overdreven groot wat gezien – pak 'm beet, de geschiedenis van de laatste honderd jaar – deze woorden geenszins verdi ent.

Diverse drijfveren

De beperking tot deze twee drijfveren lijkt me ook te smal om de motivatie van mensen om politiek actief te worden te omschrijven. Ik ben in mijn leven meerdere drijfveren bij mensen tegen gekomen, zoals nieuwsgierigheid, het streven naar gelijkheid en gelijkwaardigheid, het nastreven van welbegrepen eigenbelang en je prettig voelen in de kring die zich bezighoudt met politieke vraagstukken. Misschien zelfs wel de ambitie om carrière te maken binnen het activisme.

Bricmont noemt zelf niet veel later in Humanitaire Interventies ook al de angst voor kernwapens als drijfveer voor de vredesbeweging. Het komt wel vaker voor in Bricmonts boek dat een stellingname aanspreekt, prikkelt tot nadenken, maar na overdenking toch niet helemaal af blijkt te zijn. Dat is niet erg, dat maakt dat je zeer actief moet blijven lezen en je eigen mening wordt gescherpt.

Het is natuurlijk verstandig te kijken naar wat mensen zoal drijft tot politieke actie. Je visie en analyse weergeven zonder erop te letten of, en zoniet waarom je woorden al dan niet doel treffen, is politiek minder zinvol. Je kunt ook teveel bezig zijn met het motiveren van je lezers.

Het oproepen van verontwaardiging door te wijzen op de grote aantallen doden in India en deze te vergelijken met die in China als gevolg van de Culturele Revolutie, is wat mij betreft – in een ruimhartige bui - nog maar net op het randje van een hygiënische discussie: 'Het verschil in maatschappelijk systeem in beide landen (onder meer op het vlak van volksgezondheid) zorgde in India voor een jaarlijks bijkomend dodental van 3,9 miljoen mensen. In de praktijk kwam dit hierop neer: 'India produceert elke acht jaar meer lijken dan China tijdens de grote hongersnoden' van 1958-1961. Uiteraard wordt de Chinese hongersnood regelmatig in de schoenen van de communisten geschoven, maar niemand denkt er nog maar aan de verantwoordelijkheid voor de bijkomende dodental in India door te schuiven naar het kapitalisme of de democratie.'

Wat mij betreft vermijd je deze vergelijkingen, gewoonweg omdat miljoenen doden op de ene locatie vergelijken met miljoenen doden elders te cynisch is. Bovendien lijkt het me een stijlfiguur die op zijn best de overtuigde sterkt in de overtuiging, maar weinig mensen over de streep zal trekken.

Om elders het stalinisme te reduceren tot een reactie die in belangrijke mate werd ingegeven door buitenlandse bedreigingen, gaat echt te ver. Het komt het vlot lezen misschien niet ten goede, maar hier zou ik iets meer omhaal van woorden en scherpere redeneringen willen zien die dit soort van humor gespeende boutades onderbouwen.

Militaire interventies


De schrijver is liefhebber van het grote woord. Verzet tegen militaire interventies kennen twee stromingen, zo schetst hij met een breed gebaar. De eerste kan humanitair imperialisme genoemd worden. De tweede houding is er een van cultureel relativisme. Dat de schrijver voor de eerste geen goed woord over heeft, is al snel duidelijk. De tweede houding leidt weliswaar tot principieel verzet tegen oorlogen, maar is eveneens moeilijk verdedigbaar.

Bricmont wil een derde houding schetsen die enerzijds militaire inmenging verwerpt, maar anderzijds de voorgewende doelstellingen van de inmenging wenselijk acht. Hij doelt hier waarschijnlijk op de verkoopargumenten voor oorlog zoals het bevorderen van democratie, het helpen van zwakke staten, ontwikkeling, mensenrechten en het bestrijden van terrorisme.

Zelf omschrijft hij het als volgt: 'Het is perfect mogelijk bepaalde van de deze morele principes [uit de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens] te onderschrijven en tegelijk de manier aan te klagen waarop ze in de praktijk worden misbruikt.'

Bricmont is een verklaard tegenstander van inmenging. Daar wordt geen concessie aangedaan. Conflicten worden daarbij niet op hun eigen merites beoordeeld, maar op grond van Volkenrechterlijke en anti-imperialistische argumenten in het algemeen veroordeeld. Uit het boek blijkt dat daar waar inmenging genoemd wordt, vooral gedoeld wordt op militaire inmenging. Gaat het dan om een interventie zoals in Oost-Timor, of Irak, Afghanistan? Het maakt nogal een verschil. Maakt het uit wie interveniëren of niet?

Deze vragen komen niet aan bod. Met de uitspraak dat zwakke argumenten, argumenten zijn 'die, althans gedeeltelijk, steunen op de uitgangspunten van het dominerende discours' is een dergelijke afwijzende visie voor interventie in zijn algemeenheid niet verbazingwekkend. Zelf heb ik niet zoveel met zo'n antagonistisch standpunt, waarin het dominerende discours in zijn geheel naar het toilet wordt verwezen.

Naast de militaire wordt de economische inmenging van mogelijk even groot destructief gehalte slechts aangestipt. Hier wordt aangesloten bij standpunten van andersglobalisten. Erg uitgewerkt wordt dit economische deel overigens niet. Bricmont stelt: 'Nochtans is elke relatie van overheersing er uiteindelijk één van militaire aard en heeft ze een ideologie nodig om zich te rechtvaardigen', waarmee zijn verklaring voor de nadruk op het militaire aspect is gegeven.

Anderzijds kan je ook stellen dat nochtans elke relatie van overheersing erop gericht is economische voordelen voor de overheerser te brengen en dat de onderliggende ideologie wordt ondersteund met militaire middelen.

Doel en middelen

De grote woorden treffen ook vaak krachtig doel: 'Talrijke linkse intellectuelen beschouwen het als hun missie de overdreven voorzichtigheid en schroom van de Westerse regeringen te kritiseren. Als je ze bezig hoort, zou je denken dat het grootste probleem in deze wereld eruit bestaat dat het Westen op het niet genoeg plaatsen (Tsjetsjenië, Tibet, Koerdistan, Soedan …) en onvoldoende krachtdadig tussenbeide komt om zijn authentieke waarden van democratie en mensenrechten te promoten en te exporteren'.

Hiermee rijgt Bricmont een groot deel van de groene- en socialistische partijen en jaren-zeventig-en-tachtig nog-linkse-flinkerts aan het lijntje van zijn kritiek. Tot een frische und fröhliche Krieg ten faveure van de onderdrukten wordt tegenwoordig vaak door fLinks of progressief Hollywood opgeroepen. Soms twijfel ik even door het begeesterde betoog van Bricmont of ik niet toch ook bij fLinks behoor.

Moeilijk wordt het wat mij betreft pas echt als het bestrijden van genocide als reden voor interventie terzijde wordt gezet. Dat het woord genocide te gemakkelijk wordt gebruikt klopt – zeker ook door activisten – maar de wereld heeft de plicht er tegen op te treden als een bevolkingsgroep stelselmatig wordt uitgemoord.

Het klopt dat het voorkomen ervan veruit de voorkeur heeft en het klopt eveneens dat politiek beleid dat leidt tot een dergelijk systeem van stelselmatig moorden met het doel een volk of etnische groep uit te roeien bloot gelegd moet worden en aangeklaagd. Maar de wereld kan zich niet ontrekken aan de plicht om genocide te bestrijden, indien niet anders mogelijk, met militaire middelen.

We moeten uitkijken niet meegezogen te worden in de middelen-discussie, stelt de schrijver. Niet de vraag wat kan, maar wat nodig en vooral gerechtvaardigd is, moet als eerste gesteld worden. Pas daarna moet de vraag gesteld worden naar de middelen. Niet de vraag of de VS wel democratie kan brengen in het Midden-Oosten moet als eerste worden gesteld, maar of dat wenselijk is. Niet: Laat men interveniëren volgens de Dutch Approach. Maar: Poten af van waar je niets mee te maken hebt.

Die discussie, gevoerd door wat Bricmont 'respectabel links' noemt, wordt vaak al in de kiem gesmoord door te beginnen met de vraag naar de middelen. De nobele motieven voor de interventie kunnen op die manier vaak een hoofdrol gaan spelen en de beheersing van de olie, de containment van China worden een soort toevallig bijeffect.

De constatering dat de discussie doorgaans niet over het doel maar over de middelen gaat, lijkt me terecht. Maar of het altijd zo zwart-wit ligt? Een stellingname als: 'Afghanistan wordt niet veiliger door de interventie van ISAF', gaat over de middelen, maar leidt tegelijk ook tot een afwijzing van de inzet ervan.

Kritiek op solidariteit

Waar ik het heftig met Bricmont oneens ben, is de afkeer van inmenging van solidariteitsactivisten met zaken elders in de wereld: 'We moeten onze neus niet andermans zaken steken'. Het lijkt alsof daar niets goeds van kan komen. Op verschillende terreinen bestrijdt Bricmont de bemoeizucht, of laat ik het sympathieker zeggen, de betrokkenheid bij ontwikkelingen in andere landen.

Onze publieke opinie is machtig omdat er een machtige Staat achter staat, zo schrijft hij. 'Maar dat betekent dat deze publieke opinie in essentie zijn invloed niet rechtstreeks uitoefent, bijvoorbeeld door contact met de burgers van het bij het protest betrokken land, maar niet rechtstreeks door middel van de regering die in staat is economische sancties op te leggen of andere strenge maatregelen te nemen.'

Bovendien versterkt een protest tegen misstanden elders onze eigen zelfvoldaanheid (ook al willen we dat niet), zo vervolgt de schrijver. We kunnen beter wat doen aan onze eigen consumptiepatronen, 'zodat er nog wat overblijft voor de rest van de wereld'.

Zo komt Bricmont lekker op stoom om de roep tot niet-inmenging tot dogma te verheffen. Dat er soms opgeroepen wordt tot het streven naar een boycot vanuit het Zuiden blijft overigens buiten beschouwing. Dat strijd tegen de ene misstand, overdreven grote consumptie, niet hoeft te leiden tot een lacune op andere fronten lijkt mij evident.

Er zitten, aldus Bricmont, nog meer nadelen aan de retoriek van steun. 'Militanten zitten geblokkeerd in eindeloze discussies over conflicten waarop ze niet de minste invloed uit kunnen oefenen.' Ze raken vervolgens gedesillusioneerd omdat ze de verkeerden steunen, zo voegt hij er nog aan toe. Niet doen, is wederom de conclusie.

Niet wij die vreedzaam door de straten paraderen stoppen de Amerikaanse oorlogsmachine, maar het verzet in Irak. 'Zonder het Iraakse verzet had de VS vandaag misschien al een aanval gelanceerd tegen Damascus, Teheran Carácas of Havana.' Kortom de VS wordt hier neergezet als monolithisch blok waar de gehele elite zich als één man wil richten op het bombarderen van andere landen. Daarbij de handen op elkaar voor het Iraakse verzet en de kleintjes neerkijken op de eigen prestaties.

We hebben geen divisies te bieden, zo citeert hij Stalin. Alsof het alleen daar om gaat. 'Zou het niet veel realistischer zijn toe te geven dat we geen oplossingen hebben voor andermans problemen en dat we ons dus beter niet in hun zaken mengen', is de slotconclusie van deze stellingen die ervoor pleiten om onze neus slechts in zaken in eigen land te steken.

Hier zou wat mij betreft een andere aap uit de mouw moeten komen. Het becommentariëren en ter discussie stellen van de aard van het Westerse verzet tegen de oorlog is goed en welkom. Het kleineren en beperken ervan is weinig zinvol. Hoe kunnen we wél druk op regeringen opbouwen? Welke middelen zijn effectief? Hoe laten we het geluid van mensen uit het Zuiden in eigen kring en publieke opinie krachtiger klinken? Hoe stoppen we wapenleveranties aan landen in het Zuiden? Hoe bestrijden we daarnaast onze eigen legers?

Dat zijn vragen die Humanitaire Interventies bij mij oproept, maar die ik niet lees in het boek. De tekst uit het nawoord bevat daartoe al meer aanzet: 'Werken aan wereldvrede vanuit een doordacht engagement is gebaseerd op een grondige analyse van de feiten. In plaats van te proberen de Amerikaanse of Europese politiek te analyseren vanuit de woorden van Bush of Baroso, kunnen we beter proberen die woorden te analyseren op basis van een grondig begrip van de Amerikaanse en Europese belangen…'

Debat met de lezer

Het boek is zeer uitbundig gelardeerd met stukjes tekst van sites, uit kranten en rapporten. Het lijkt erop alsof een tas met knipsels boven het boek is leeggeschud. Soms slaat de knipseltekst op de inhoud van pagina's die je al eerder hebt gelezen of pas later aan bod zullen komen. Het irriteert bij het lezen. Je gaat ze als vanzelf overslaan.

Dat is jammer want er zitten teksten bij die het lezen meer dan waard zijn. De mooie dialoog tussen de Franse politicus Kouchner en de Bosnische president Izetbegovic (p. 97-98) is een prachtig voorbeeld van invloedrijke desinformatie, die pas veel later wordt herroepen. Maar wat mij betreft waren de pakkende passages verwerkt in de hoofdtekst en was er voor een opzet gekozen die het mogelijk maakt de teksten snel terug te vinden.

Humanitaire Interventies leest als een trein. Niet alleen omdat de auteur een taalvaardig schrijver is, maar ook omdat de auteur veel gediscussieerd heeft over het onderwerp van zijn boek: waarom militair interveniëren de mensenrechten geen stap dichterbij brengt en onwenselijk is. Die discussies zijn vervolgens verwerkt in het boek.

Van stap tot stap word je meegenomen in een redenering die uiteindelijk tot een stellingname leidt. Door de manier van schrijven wordt je gedwongen na te denken. Je vraagt je constant af of je het eens bent met Bricmont. Zo neen, waarom niet? Er is geen sprake van een vrijblijvend boek; er wordt een debat met de lezer gevoerd.

Bovendien zit het boek vol duidelijke en eenvoudige boodschappen. 'Eens de onwetendheid van de invasie en de valsheid van de voorwendsels vaststaan, waarom vragen we de Amerikanen dan niet gewoon dat ze weggaan?'

Opvallend is de kracht waarmee stelling wordt genomen tegen de visie dat Europa een sterk leger zou moeten hebben als tegenwicht voor de Verenigde Staten: 'Wat zouden de voordelen zijn? Een nieuwe wapenwedloop, het risico van een gewapend conflict, een nieuwe Koude Oorlog?'

Het is goed dat de Belgische uitgeverij EPO heeft besloten het boek naar het Nederlands te vertalen. Het levert stof voor activisten die de wereld niet alleen willen begrijpen en beoordelen, maar ook daadwerkelijk proberen te veranderen.

Humanitaire Interventies; mensenrechten als excuus voor oorlog; Jean Bricmont. Uitgeverij EPO. Paperback, 248 pg. ISBN 9789064454783


Geschreven voor www.ravagedigitaal.org

andere besprekingen:

Passie voor vrede (5/9/9)
Walgelijk (over oorlogscultuur) (28/3/9)
Botsen tegen een muur (8/3/9)
een klein meisje verweert zich (31/1/9)
Leve de derde generatie (22/12/8)
Onmetelijke rijkdom (17/11/8)
Wapens of Ontwikkeling (23/10/8)
Dood op bestelling (17/10/8)
De beschavingsoorlog (29/9/8)
Niet iedereen kan stenen gooien (23/9/8)
Europese namen voor de wereld (19/9/8)
Fred Spijkers: eenling in gevecht met de staat (12/9/8)

Eimert op de kast

Van Middelkoop laat het leger niet langer verslijten. Hij houdt zelf opruiming. Dan kunnen de spulletje ook niet verslijten en brengen toch nog wat op. Logische gedachte. Zo gaan van de overgebleven 88 Leopard-tanks 28 stuks de deur uit, voor achttien van de negentig F-16’s wordt een nieuwe bestemming gezocht en van het krommebaan-geschut, de pantserhouwitser PzH2000, gaan er al weer 24 afgestoten worden. De week nadat het Nederlandse geschut uitgebreid de pers haalt, omdat het kanon is ingezet bij beschietingen tijdens de strijd in Chora, blijkt dat Nederland van de oorspronkelijke bestelling van 57 stuks nog maar vijftien kanonnen overhoud. Ze zijn door de producent nog niet eens allemaal in Nederland bezorgd, als er al weer 42 worden afgestoten. Voor een interventie in het hoge geweldspectrum is dit blijkbaar genoeg. In Afghanistan worden er drie ingezet. Vorig jaar pompten ze voor het eerst hun granaten het slagveld op en in de afgelopen periode tijdens de gevechten in Chora schoten ze vanaf 30 kilometer afstand de vechtende troepen te hulp. De PzH haalt met de laatste inzet YouTube (‘Dutch artillery pounding taliban positions’). Het filmpje wordt overgenomen op talloze websites.




President Karzai was niet zo blij met het Nederlandse optreden. “Kan het wat voorzichtiger,” zo stelde hij. Gelijk zat Eimert op de kast, je kan je dat nauwelijks voorstellen, de minister van Defensie is een keurig en rustig heerschap, maakt soms een foutje, maar is geen straatvechter. Toch haalde hij meteen krachtig uit naar de Afghaanse president die het gewapende paard in de bek durfde te kijken en wat aan te merken had op de hulp van de Nederlanders. “Karzai is niet op de hoogte van de modernste techniek,” stelde Middelkoop. “Onze pantserhouwitser is een precisiewapen,” zo stelde de baas van de troepen.

Kan best zijn maar op een afstand van 30 kilometer kan zelfs een kleine afwijking het verschil maken tussen het treffen van oppossing militant forces (OMF, zoals de tegenstanders in Afghanistan lekker vaag heten) en een onmiskenbare burger. Daar waarschuwde Karzai tegen. Hij moet de buitenlandse invasie verkopen aan zijn bevolking en dat wordt niet gemakkelijker als er tientallen burgerslachtoffers vallen. De reactie van Middelkoop was op zijn beurt weer bedoeld voor ons. Dat de opbouwmissie een vechtmissie is daar is iedereen wel van overtuigd, maar dat de hulp gepaard gaat met disproportioneel veel burgerslachtoffers dat moet weggepoetst worden.

Er wordt een heel scala wapens ingezet. Maar de inzet van drie stuks houwitsers is genoeg om de wereldpers te halen. Toch gaan er 42 in de verkoop. Maar wie wil ze hebben? Australië overwoog achttien van de Nederlandse houwitsers aan te schaffen, maar deze week werd bekend dat ze liever voor een ander type gaan (JDW 04/07/07). Het is een zwaar Kamp-wapen voor het hoge geweldspectrum, waar de vorige minister van Defensie volop aan deel wilde nemen en zijn wapenaankopen op richtte. Niet veel landen kunnen zo’n wapen gebruiken. Als Nederland de wapens al kan verkopen zullen ze tegen een lagere verkoop- dan kostprijs de deur uit gaan. Steeds minder kritisch kan men dan zijn ten opzichte van potentiële klanten. De overheid is al de grootste wapenhandelaar van Nederland en zal dat nog een tijdje blijven. Nederland kan door de verkopen wel mee blijven vechten in Afghanistan. ‘Karzai we stay,’ is de boodschap die de verkoop etalage van Defensie uitstraalt.
(2007-07-07)

Deze column is al lang geleden geschreven, voor konfrontatie.nl. Veel ervan gaat nog steeds op.

Frontline report on UK troops

Beelden. Ik denk na over de documentaire die ik gisteren zag: Frontline report on UK troops*. Hij ging over het optreden van de Grenadier Guards, in Helmand, Afghanistan. "The most heavy fighting since Korea", zegt de BBC journalist.

Cameraman of -vrouw en interviewer liepen mee met een ploeg soldaten die regelmatig onder vuur lagen. Dat gebeurde in de buurt van een dorp, in een quala, en ook nog in het eigen kamp waar men probeert tot rust te komen.

De kogels sloegen in beeld het magazijn van een geweer. De angst, de adrenaline, en het zweet waren voel- en ruikbaar.

Ik keek er naar maar bevatte het niet. De beelden kwamen uit een oorlogsspeelfilm.

Het was niet echt.

Realistische gefilmd dat wel, op een wijze die ik alleen als fictie ken. Op het verkeerde been gezet door mijn opvoeding met oorlogsfilms. Ik ben een burger onder de zestig. Oorlog, bloed, zweet en tranen hebben voor mij de diep doorvoelde penetrante lucht verloren. Eigenlijk nooit gehad. De realiteit komt over als fictie.

De afkeer is nog 'slechts' rationeel.

* Hier vind je ook de documentaire.

Eerder Volkskrantblog 6 november 2007

maandag 10 januari 2011

Dienen in de vreemde?

“Nederlandse officier in Turks leger”, kopte vandaag de Telegraaf op haar voorpagina. Ergun Cetin, een jonge en inmiddels steeds bekendere marine officier (luitenant ter zee 2e klasse) moet zoals alle Turkse mannen zijn dienstplicht gaan vervullen in het Turkse leger. Tenminste als ze hun Turkse paspoort niet bij de vuilnis willen doen en alle rechten in Turkije verspelen (bijvoorbeeld erfrecht). Ze hebben wel de mogelijkheid om de dienstplicht in te korten tot een maand. Ze moeten dan bijna 6.000 euro betalen aan Turkije en krijgen dan in een maand een scholing over nationalisme, Ataturk en het groot Turkse rijk in Turkse militaire omstandigheden.

Turkse mannen zijn dan een maand weg uit Nederland, vrouw en schoolgaande kinderen blijven hier en het werk blijft het werk. Met andere woorden ze worden uit hun omgeving weggeplukt, omdat er GEEN afspraak bestaat tussen Nederland en Turkije. Bijvoorbeeld dat Turkse mannen die een Nederlands paspoort hebben, in Nederland geboren zijn en niet naar Turkije emigreren hoeven niet deel te nemen aan de het Turkse lange afstandsnationalisme. Want zo kan je het inlijven in het Turkse leger toch met een gerust hart noemen.

De marine heeft een regeling getroffen voor Ergun Cetin. Hij krijgt een renteloze lening om zijn afkoopsom voor te schieten en hij mag zijn dienstplicht in Turkije vervullen en zo kan hij zijn paspoort en rechten in Turkije behouden. “Andersom,” zou het volgens Cetim “ondenkbaar zijn geweest.” Een Nederlandse gastarbeider in Turkije met een dubbel paspoort, die zijn dienstplicht in Nederland afkoopt en dan nog een maand naar Nederland moet om geschoold te worden in kaas maken, de Canon van de Nederlandse geschiedenis en met een Diemaco over de Ginkelse heide te rennen. Sommige problemen doen zich niet zo snel voor.

Op pagina 7 van de Telegraaf kom ik nog een wel een probleempje tegen in verband met de tijdelijke transfer van mijnheer Cetin naar de Turkse troepen. “Offensief Turkije: Leger bestookt Koerden Noord-Irak”, is de kop op die pagina. Het ministerie van Defensie zegt dat de officier zijn paspoort niet zal verliezen. “Daarvan zou pas sprake zijn als een Nederlandse militair in oorlogstijd bij een vijandig leger zou gaan dienen”, aldus de Telegraaf. Maar is het wel fris om aan een dergelijke actie mee te doen, al is het dan door slechts te tijgeren in de eerste militaire vorming van datzelfde Turkse leger. Het Turkse leger voert al jaren op gewelddadige wijze een binnenlandse burgeroolog uit. Dan mag het blijkbaar wel.

De Turkse troepen vernietigden in de jaren negentig 3.000 Koerdische dorpen in Turkije. Koerdische partijen worden nog steeds aangepakt alsof er geen plaats voor een Koerdisch politiekgeluid is. De vrede is volgens ieder weldenkend mens niet gediend met het eigengereide optreden van Turkije in Noord-Irak. De Koerden leider Barzani stelt nu al dat er een reactie komt als bij de bombardementen Noord-Iraakse burgers worden gedood. Het samenstellen van een zwartboek over de rol van het Turkse leger in de afgelopen jaren is een niet al te zware opgave. In dat leger, weliswaar niet vijandig en evenals Nederland behorende tot de Noord Atlantische Verdrags Organisatie (NAVO), gaat een Nederlands marine officier dienen.

Kan dat wel? Heeft Chora de kloof tussen beide legers ook al op dit vlak gedicht?

Eerder Volkskrantblog 22 oktober 2007

Private Military Companies

Op de site van het Transnational Institute in Amsterdam lees ik het verslag van een bezoek van twee medewerkers aan Kaboel in Afghanistan. Ze zijn daar om onderzoek te doen naar de ontwikkelingen op de opium markt.

Het artikel Security in Afghanistan - Business as usual?’ gaat vooral in op de vele veiligheidsvoorzieningen in de stad. Overal staan jonge mannen aan de poort en overal worden auto’s aangehouden. Hun harten en geesten worden er niet mee gewonnen. De chauffeur van de onderzoekers grapt: “Een ding dat een goed exportproduct voor ons land zou zijn, is beton voor roadblocks. Afghaanse bedrijven zijn experts in de maken ervan.”

Het deed mij denken aan een overzichtje uit de Engelse Times dat ik elders las, waarin vooral ingegaan wordt op de buitenlandse ondernemingen die hun voordeel doen met de situatie in Afghanistan.

90 is het minimale aantal civiele veiligheids bedrijven (private security contractors, PSC’s) werkzaam in Afghanistan.
28.000 veiligheidsmedewerkers werken bij de PSC’s in Afghanistan.
43.750 handvuurwapens, geweren, automatische gewereren en raket aangedreven granaatwerpers hebben die in hun bezit dat is
3,5 wapen per persoon.
56% van de PSC’s zijn in buitenlandse handen, zoals die van de Australië, Canada, Duitsland, Engeland, India Nederland, Nepal, Pakistan, Turkije en VS.
6.000 waren in dienst van elk van de twee grootste Amerikaanse bedrijven, Blackwater and DynCorp.
€ 336 gemiddelde dagelijkse loon voor de internationale medewerkers van de PSC’s.
€ 11.444 maandloon voor top van de internationale medewerkers.
57 internationale PSC’s werkzaam in Afghanistan;
21 daarvan komen uit de VS,
17 komen uit Engeland. Bron: Swisspeace

In: Jeremy Page, ‘Security companies fall foul of gun controls,’ The Times, 11 februari 2008.

Al eerder schreef ik over de verkoop van oorlog en veiligheid aan de markt:
* “Capitalism Everywhere”
*Op zoek naar een baantje? Bel 040-80 80 007

Eerder op Volkskrantblog 23 november 2009

Afscheid van Indië


Fotobijschrift: Berichten over een andere visie op geschiedenis en hoe leerlingen verstandiger een tekst kunnen lezen dan de schrijver van geschiedenisboeken. Het artikel over Nederlandse HAVO-leerlingen is ook een compliment aan hun leraar, Van der Nat, want hij zal een kleine bijdrage hebben geleverd aan het kritisch vermogen van die leerlingen. (bijdragen door Elske Schouten en Derk Walters in NRC-Handelsblad, 24 december 2009)

“Het is helemaal verkeerd om te denken dat Nederland Indonesië de onafhankelijkheid heeft gegeven, die hebben we zelf bevochten,” zegt geschiedenis lerares Ermayani Astuti in NRC. De dag van de overdracht door Nederland op 27 december 1949 is een daarom weinig aansprekende datum in Indonesië. 17 Augustus 1945 daar draait het om, toen werd Indonesia een Republik. De jaren daarna heeft die met vernuft en inzet het land bevrijd van de bezetter.

Het lijkt me een visie die meer waarde heeft dan een waarin de formele overdracht door de kolonisator en de overheerser een centrale rol speelt. Toch wil ik wel twee kanttekeningen maken bij ‘bevochten,’ vrijheid.

Dat vechten was niet alleen met de wapens, maar ook politiek. Nederland verloor internationaal alle steun voor zijn oorlog. Die isolatie was de voornaamste overwinning geboekt op de Belanda’s door het veel slechter bewapende Indonesische leger. Niet de wapens, maar vooral de politieke druk en diplomatie wonnen.

Een ander opvallend gegeven vind ik dat vrijwel nooit gesproken wordt over die andere strijd die de militairen van de Republiek vochten. Op Centraal-Java woedden verschillende gewapende conflicten met de Communistische Partij van Indonesië (PKI) en opstandige legercommandanten (bij de bestrijding van een van hen, majoor Sabarudin, werd ook Tan Malaka geëxecuteerd). De redenen achter het negeren van deze andere strijd - met tienduizende slachtoffers - ken ik niet. (Alinea aangepast 28/12/09, 10.15.)

Om bovenstaande ben ik erg blij met de boeken van Pramoedja Ananta Toer, met name zijn korte verhalen over de revolutie en ‘guerilla familie,’ die me inzicht geven in de gedachten, visies en mensen die in die tijd en leefden, meer dan de officiële geschiedenis van beide landen.

Eerder een Volkskrantblog 27 december 2009

zondag 9 januari 2011

Vrouwen en antimilitarisme


“Vrouwen hebben een groot aantal relaties met de krijgsmacht: ze commanderen regimenten, zijn soldaat, werken in de wapenindustrie, maken keukens en toiletten van militaire bases schoon … of protesteren tegen de militairen tijdens acties en in vredeskampen. Sommige vrouwen hebben weinig keus als het gaat om de relatie met het militaire bedrijf: ze worden gedood, verwond, verdreven uit hun huizen en beroofd tijdens gewapende conflicten.”

Het citaat komt uit een artikel van Sian Jones dat onderdeel is van veertien artikelen over feminisme en antimilitarisme (zie onder voor de links). Jones is vredesactiviste op een kamp bij de Britse basis Aldermaston en lid van Vrouwen in het Zwart.

De artikelen zijn uitgangspunt voor een discussie in Straatsburg tijdens de NAVO-top waar de militaire organisatie een feestje viert, omdat ze zestig jaar bestaat. Vrouwen in het zwart, een vredesorganisatie die zijn wortels heeft in Israël en voormalig Joegoslavië is de initiatiefnemer van de bijeenkomst. Al enige tijd geleden kwam ik de artikelen tegen en nam me voor ze later eens goed te lezen en te verwerken tot een tekst voor mijn blog.

Veiligheid

In een van de artikelen, dat van Cynthia Cockburn, stuit ik op een citaat waar ik me volledig in kan vinden: “'Veiligheid’ is een woord dat volgens de gangbare betekenis, zoals de Oxford dictionary het stelt, “een gevoel van veiligheid” betekent, of “gevrijwaard van gevaar”. De betekenis van het begrip wordt in de internationale diplomatie, militaire en regeringskringen geperverteerd. Dat betekent dat een van de taken van onze anti oorlogs en vredesbewegingen het blootleggen is van de valse betekenis in het ‘veiligheids” concept zoals dat wordt gebruikt door de NAVO. We moeten dat wat echt telt, de real thing, definiëren, en daarbij is een feministische analyse van betekenis. We zullen moeten vechten om dit te bereiken en daarbij is een feministische praktijk zeer zeker van belang.” Het is precies de reden voor mij om de artikelen te lezen.

De notie dat het begrip veiligheid wordt verknalt in de internationale politiek zie ik ook. (bijvoorbeeld in: Ike) Maar ook zie ik dat veel gedachten om dit misbruik te bestrijden uit feministische hoek komen. Zij tackelen met kracht het zogenaamde realistische vertoog over internationale relaties en macht door bijvoorbeeld deze uitleg van veiligheid aan de orde te stellen. Ze staan daarmee dichterbij de realiteit van de meerderheid van de wereldbevolking dan de aanhangers van wat Realpolitik wordt genoemd, die vooral de belangen van de elite in het oog houden. Het is niet verwonderlijk dat in hetzelfde artikel ook een pleidooi voor human security voorbij komt. Dat is een veiligheid gebaseerd op de ‘freedom from want and from fear’.

Tijdens het lezen heb ik vaak het gevoel dat wat feministische wordt genoemd net zo goed thuis hoort in gemengde visies van humanisten, progressieven of socialisten, soms zelfs nog breder dan dat. Toch zijn er wel een aantal punten die je niet snel tegen zult komen in een artikel van een doorsnee antimilitairist. De nadruk ligt ergens anders en juist dat is waardevol, ook al omdat er nieuwe visies uit volgen en onderwerpen aan de orde komen die je anders niet snel zou lezen. Dat nationalisme en militarisme elkaar versterken lees ik regelmatig dat het patriarchaat er net zo goed bij hoort tegenwoordig veel minder. Het is goed daar eens aan herinnert te worden.

Vrouwen veiligheid


Er is een noodzaak voor ‘women’s security’ stelt Cockburn. Vrouwen zijn immers verantwoordelijk voor van alles en zonder daarvoor beloond te worden. Van de militarisering krijgen ze wel bijzonder veel mee. Geld gaat naar wapens en militairen en niet naar sociale uitgaven, waardoor hun taken zwaarder worden. Militairen worden opgevoed tot mannen en beschermers van vrouwen. De vrouwen moeten baren. Ze worden er dus alleen maar slechter van. Zo vat ik haar veel uitgebreidere versie van dit mechanisme samen.

Afghanistan

Bij de oorlog in Afghanistan wordt de slechte positie van vrouwen vaak benoemd om aan te tonen waarom een militaire interventie door het verlichte Westen zo belangrijk is. Het is een heikel punt om hier tegenin te gaan en zijn het doorgaans artikelen van de Afghaanse vrouwen organisatie RAWA die ik aanhaal om aan te geven dat je daar als Afghaanse vrouw ook anders over kan denken. Niet snel zou ik er op komen om aan te geven dat Afghanistan het enige land in de wereld is waar het zelfmoordcijfer onder vrouwen hoger is dan onder mannen en vervolgens de link te leggen dat dit veroorzaakt wordt door dertig jaar oorlog; het geweld uit het verleden wordt doorgegeven naar de toekomst. De Deense vredesactiviste Annelise Ebbe doet dit wel. Ze stelt dat de voortzetting van deze wantoestanden bovendien wordt gelegitimeerd door de grootgrutters in geweld, de krijgsheren, niet te bestraffen maar op te nemen in de regering. Wetgeving blijft vrouwonvriendelijk, vrouwen blijven daardoor tweede rangsburgers en dit legitimeert de voortzetting van geweld tegen vrouwen.

Ebbe zegt dan ook dat de Afghaanse interventie in Afghanistan op de schop moet; de Amerikaanse en NAVO-troepen het land uit moeten; de krijgsheren en tablibanleiders voor een tribunaal moeten worden gebracht. Dat is een duidelijk plan, maar het is wel geschreven in Denemarken. Een aanzet tot discussie zou het kunnen zijn, maar de hierarchie afwijzen betekent ook dat Afghanen zelf hun toekomst mogen schrijven. Dialoog wordt genoemd als vrouwelijke oplossing voor concliften. Mogelijk leidt die dialoog in Afghanistan wel tot een Waarheidscommissie. Misstanden mogen niet onbestraft blijven. Dat werkt geweld nadien in de hand, maar welke vorm dat moet krijgen kan alleen lokaal bepaald worden niet vanuit Amsterdam of Kopenhagen.

VN-resolutie 1325

Oorlog versterkt de gewelddadige verschijnselen in de maatschappij en vrouwen zijn de eerste die dit aan de lijve ondervinden. In 2000 legde de VN-veiligheidsraad dit vast in resolutie 1325: “(…) het feit dat burgers, in het bijzonder vrouwen en kinderen, de overgrote meerderheid uitmaken van hen die de nadelige gevolgen ondervinden van gewapende conflicten, onder meer als vluchtelingen en ontheemden, en dat dezen steeds vaker het doelwit vormen van strijders en gewapende onderdelen, en onder erkenning van de daaruit voortspruitende impact op duurzame vrede en verzoening.” Hiermee is een belangrijke reden gegeven waarom vrouwen vredestrijd doorgaat, terwijl veel mannen uit de vredesbeweging al ander emplooi hebben gezocht.

Jongens worden geronseld voor opstandelingen legers in Afrika. Vrouwen worden verhandeld, verscheept en verkocht aan bordelen onder valse voorwendsels. Vaak voor bordelen die ontstaan daar waar militairen hun kampen opslaan. De NAVO heeft wel een richtlijn hoe hier mee om te gaan (Policy Against Human Trafficking). Een goede stap, maar ieder land mag verder zelf uitleggen hoe het hier mee omgaat. Waarmee het tandeloze tijger is. Het zou zomaar een actiepunt kunnen zijn om de NAVO er toe te dwingen dat die regel gehandhaafd wordt en te starten met een beleid dat vrouwen veiligheid verschaft.

Blokken en Staat

Wat veel terugkomt is de kritiek op het in machtsblokken denken. Vrouwen hebben daar weinig tijd en energie in geïnvesteerd, terwijl het wel een centraal element in internationale relaties is. De internationale politiek wordt dan ook gedomineerd door mannen en die komen tot masculiene concepten en waarden. Er zijn wel vrouwen maar dat is een geringe en niet representatieve elite, aldus Cockburn. Dat blokdenken heeft wel ernstige consequenties voor de maatschappij, zoals het uitsluiten van de ander en de bedreiging van hen die niet tot het blok behoren. Het blokdenken is een intrinsiek deel van onze samenleving geworden: de westerse manier van leven moet overal in de wereld gebracht worden en versterkt daarmee een denkwijze die antifeministisch is en geweld in de hand werkt.

Niet alleen blokken ook het denken over de staat als vaderland of natie, de ongeduldigheid met grenzen en het wantrouwen van overheden en de waarde van de door hun geboden veiligheid komen aan de orde. Dat is niet zo vreemd als je bedenkt dat het begin van de organisatie ligt bij de ontmoeting tussen Palestijnse en Israëlische vrouwen over de grens tussen beide heen. De notie dat veiligheid (uitsluitend) gebouwd wordt op staten, wordt daarmee afgebroken. Het geloof in de staat kan racisme en nationalisme zelfs in de hand werken aldus de vrouwen in Straatsburg. Veiligheid ligt bij mensen en in dit geval zijn het vrouwen die het voortouw nemen.

Sociale samenhang

De samenhang in sociale groepen wordt vaak geregeld door vrouwen. Vrouwen hebben een traditionele bemiddelende rol om de boel bijeen te houden en te verzorgen. Zij zien dat de militaire optredens een gevaar zijn voor de samenleving waarin zij een rol spelen.
De nucleaire paraplu vergiftigd bijvoorbeeld degenen die ze moet beschermen, brengt het gevaar van ongelukken met zich mee (ook net naast de Nederlandse grens gebeurde een ongeluk met kernwapens), veroorzaak straling en maakt dat Volkel een doelwit is en daarmee een bedreiging voor de mensen die er wonen.
De vervuiling door Amerikaanse bases gaat niet alleen het land aan waar ze gevestigd zijn, het is ook een bedreiging van de veiligheid van de daar gelegerde militairen. De tegenstelling is hier kleiner dan gedacht er is zelfs een gezamenlijk belang.
Een ander gevaar voor de samenleving is de binnenlandse veiligheidsstrategie, waardoor burgerlijke vrijheden afkalven en racisme tegen vijanden van binnen gewoon wordt. Twee vrouwen uit Turijn beschrijven hoe zelfs een verkrachting zich tegen de zelfstandigheid van vrouwen kan keren. De verkrachting van een meisje is aanleiding om een binnenlandse vijand te creëren en een verdedigingssysteem op te zetten tegen buitenlandse vijanden. De katholieke kerk greep de kwestie aan om te pleiten voor meer zorg dat de vrouwelijkheid niet geschonden zou worden. Alsof het meeste sexuele geweld niet binnen de huiselijke muren plaatsvindt. Sowieso gaat het hier om een patriarchaal model waar de mannen waken over de vrouwen en niet de vrijheid van de vrouw wordt verdedigd, maar een mannelijk beeld van de vrouw.

Lege portemonnee

When you are laid off
when your fixed-term contract
is not renewed
when you struggle to pay always
more for less

when at the beginning of the month
your wallet is already empty

you have nothing to win
with the increase of military spending.

Ana Azaria


De kosten van zo’n militair apparaat gaan ten koste van allerlei andere bestedingen. Ook over dat onderwerp is er een bijdrage onder de veertien artikelen. Het is een heel kort stukje, maar het leest bijna als een gedicht. Het is niet nieuw. Ik heb dit al zo vaak gelezen en geschreven, maar dit is krachtig: “Als je ontslagen bent, als je tijdelijke contract niet is verlengd, als je moeite hebt altijd maar weer meer voor minder te betalen en als aan het begin van de maand je portemonnee al weer leeg is … dan heb je niets te winnen met een stijging van de militaire uitgaven,” schrijft Ana Azaria uit Frankrijk. Het leger verdedigt dan ook nog eens belangen, zoals de controle over energie en grondstoffen en land, zaken die ver weg staan van sociale behoeften.


kracht

Vrouwen zijn krachtig. De journaliste Marlene Tuininga van Vrouwen in het Zwart Parijs noemt overlevingskracht, redelijkheid en inlevingsvermogen als karakterestieken die ze overal onder vrouwen tegenkomt. Als de mannen worden vermoord nemen vrouwen hun taken erbij, zoals ze in Rwanda zag. In dat land vertelde een vrouw haar dat mannen het maar gemakkelijk hebben tijdens een oorlog, zij gaan alleen maar dood. Vrouwen moeten jarenlang zien te overleven. Dat is noodzaak, maar ook een teken van kracht.

Vrouwen zien sneller dan mannen dat het onzin is om biljoenen in legers te stoppen, terwijl veel meer veiligheid geboden wordt door ongelijkheid tussen mensen op te lossen. Dat is gewoon redelijk denken, boerenverstand.

Inlevingsvermogen is ook een onder vrouwen meer voorkomend vermogen. De grens over kijken en over die grens heen iemand de hand schudden. Zoeken naar overeenkomsten en zien dat de verschillen tussen mensen gering zijn. Het blok aan de andere kant blijkt minder te verschillen dan we dachten. Het is helemaal geen blok. Het zijn ook mensen met hun onderlinge verschillen, overeenkomsten en posities in de maatschappij. Een beetje empathie kan een boel oplossen. Of anders er het begin van een oplossing zijn.

Bovendien kan empathie of solidariteit en inlevingsvermogen, zoals ik het zou noemen, een bron van inspiratie zijn. Vrouwen in het Zwart is zelf geboren door empathie tussen vrouwen in conflictgebieden en is een organisatie geworden met vele afdelingen.

weg naar verandering

Je kan je helemaal plat laten slaan als burger door de omvang van het leger, van de NAVO en van het militair industrieel complex en niets doen. Je kan niet mee willen doen aan protesten, omdat het allemaal zo negatief is en somber makend. Maar je kan ook iets beters maken, terwijl je tegen iets protesteert. Je kan tegen het slechte protesteren en het goede steunen. Je kan voor vrede demonstreren en tegen oorlog. Naar modellen voor rechtvaardigheid en gelijkwaardigheid zoeken, terwijl je je verzet tegen geweld. Mensen sterken, terwijl je autoriteiten bevecht. Een strijd met vriend en vijand, waarbij de route wordt uitgestippeld tijdens de tocht. Het is een praktische benadering van politiek. Misschien niet voldoende maar wel een middel om greep te hebben op wat je doet. De Mujeres de Negro uit Sevilla stellen dat ze de mythe willen afbreken dat internationale relaties ergens ver weg in de stratosfeer worden gesmeed. “De politici en diplomaten willen dat we dat denken. Maar het raakt ons dagelijksleven, het gaat ons aan, en het kan niet buiten onze belevingswereld vallen om in te grijpen als vrouwen en als feministische antimilitaristen.”

Tot slot

Vrouwen in ’t zwart die het initiatief namen om deze bijeenkomst en artikelenserie te organiseren gaat ervan uit dat “veiligheid niet gebracht wordt door wapens, of door de militarisering van grondgebied of steden, en ook niet door mannelijke kameraden, omdat de aanval op het vrouwen lijf en tegen de vrijheid van vrouwen het kenmerk is van het groeiende geweld dat de samenleving tekent, zowel de Westerse als de niet-Westerse, in de 21ste eeuw.” Dat schrijft Simona Riccardelli. Ik weet niet of ze gelijk heeft als ze het heeft over het groeiende geweld. Ik weet ook niet of ze ongelijk heeft. Dat kan ik uitzoeken. Ook zonder dat te weten zie ik echter veel overeenkomsten in de strijd die deze vrouwen voorstaan en die ik voorsta. Ik hoop dat wel elkaar tegen komen, maar ook als dat niet zo is inspireren deze teksten me om dit onderwerp aan de kaak te blijven stellen.

Martin Broek

THE FEMINIST CASE AGAINST NATO & EU MILITARIZATION
Cynthia Cockburn. Women in Black against War, London.  9 page summary of the workshop for an over-view of the papers' contents.
AFGHANISTAN, NATO AND WOMEN’S SECURITY
Annelise Ebbe, Women’s International League for Peace and Freedom, Denmark
UNCOVERING THE FALSEHOODS OF NATO’S “SECURITY”
Cynthia Cockburn.
WOMEN SAY NO TO WAR AND TO NATO
Ana Azaria, Présidente, Organisation de Femmes Egalité
THE EUROPEAN UNION IN A MULTI-POLAR WORLD
Heidi Meinzolt
PEACE AND DEMILITARIZATION
Nelly Martin, Coordination Européenne Marche Mondiale des Femmes
WHAT WOMEN IN CONFLICT AREAS COULD TELL THE MEN FROM NATO
Marlene Tuininga, Women’s International League for Peace and Freedom, and Women in Black, Paris. 
NAPLES: ENDLESS WAR OCCUPATION
Simona Ricciardelli, Women in Black, Naples, Italy
SINCE WE JOINED NATO: POINTS FOR A FEMINIST DEBATE
Women in Black, Seville, Spain
NATO AND THE TRAFFICKING OF WOMEN
Sian Jones, London Women in Black and Aldermaston Women’s Peace Camp
WOMEN DENOUNCE NATO’S ‘BLOC’ LOGIC
Anna Valente and Margherita Granero. Women in Black, Torino, Italy
NATO, A WARMONGER DRIFT. WAR IS ANTI-FEMINIST Monique Dental, Founder of  the Collective « Pratiques et Réflexions Féministes « Ruptures » , Paris, France.

Geschreven voor Volkskrantblog 8 maart 2010

vrijdag 29 oktober 2010

Slagveld Uruzgan

In Als een nacht met duizend sterren toont journalist Joeri Boom hoe ingewikkeld het is om de krankzinnige werkelijkheid van een oorlog te vatten. Zeker als daar militairen uit eigen land bij betrokken zijn, en voorlichters over je schouder meekijken.

door Martin Broek (geschreven voor Ravagedigitaal)

De titel Als een nacht met duizend sterren klinkt oosters, maar is afkomstig van Larry, de commandant van de Luchtmobiele compagnie in Chora, Afghanistan. Larry's manschappen en Afghaanse militairen vochten in de provincie Uruzgan drie dagen lang tegen een overmacht van Talibanstrijders. Het gaat bij de 'sterren' om explosies, mondingsvuur en lichtspoormunitie in de lucht.

Joeri Boom had de titel ook kunnen halen uit een interview met een militair op Kamp Holland die hem niet vertrouwt. Journalisten zijn er immers om militairen te naaien. Boom legt de man uit dat hij al zijn woorden voor publicatie eerst moest voorleggen aan de afdeling voorlichting van Defensie. De geïnterviewde militair reageert verbaasd: "Ze moeten met hun poten van mijn woorden afblijven."

Minder dichterlijk, maar wel een uitspraak die de lading beter zou dekken van een boek over oorlog, journalistiek, soldaten en Afghanen. Boom reisde in de periode 2006-2010 zes keer embedded, het onder de hoede van Defensie meereizen met de militairen en daar verslag van doen, mee met de Nederlandse troepen en verbleef twee keer onder de hoede van de gouverneur in Uruzgan. Hij was, voordat Nederland de ISAF-troepen naar Afghanistan stuurde, al vier keer eerder in Afghanistan.

Veld of bureau

Boom beschrijft zijn belevenissen vanaf zijn verblijf op Kabul Military Airport, waar gewacht moet worden op transport. Er zijn niet genoeg stoelen om de journalist en verse troepen naar de bestemming in Uruzgan te brengen. Dit wegens gebrek aan luchttransportcapaciteit, zo praat Boom de wapenindustrie en defensievoorlichters na.

Ik herinner mij een artikel uit die tijd in het militaire weekblad Defense News waarin werd betoogd dat er wél voldoende capaciteit was, maar dat dit rond Afghanistan inefficiënt werd ingezet. Mijn archief is sindsdien elders achter gebleven en ik kan het niet een-twee-drie nazoeken. Bureaujournalistiek of archiefonderzoek is minder spectaculair dan zelf met de militaire troepen op pad gaan of onafhankelijk te reizen door oorlogsgebied, maar kan ook de gangbare meningen en veronderstellingen bijstellen.

Ook in dit boek staan voorbeelden van bureaujournalistiek. Talibanleider Mullah Omar wordt vanuit boekenwijsheid met een B-potlood zacht grijs ingekleurd: 'Met een klein groepje getrouwen bevrijdde hij twee meisjes in een dorpje vlak bij Kandahar, die door een krijgsheer waren ontvoerd. Hij hing de krijgsheer op aan de loop van een tank. Vervolgens bevrijdde hij met zijn mannen een jongetje dat door een krijgsheer seksueel werd misbruikt'. Daarmee worden de scherpe zwarte kanten niet weg gegumd, maar zo'n alinea zet neer dat het absolute kwaad en het absolute goed niet bestaan. Die notie is zeker niet in een land, waar de strijd al zo lang en zo hevig woedt, onmisbaar.

Boom zal later zelf zo'n jongetje tegen komen. Hij is de seksslaaf van de commandant van een politiepost. De commandant werkt samen met de Nederlanders. We kunnen er niets tegen doen, zegt de Nederlandse commandant van het opbouw team (PRT). Zijn troepen zijn het daar niet mee eens en vinden dat je dergelijk misbruik niet toe kan laten. Ze zeggen het dan zelf wel op te lossen.

De PRT-commandant vreest een ruige aanpak door de Nederlandse soldaten en kiest eieren voor zijn geld. Hij haalt de jongen weg en brengt hem terug naar zijn ouders. Een ander jongetje van een hogere politie commandant wordt een paar dagen later gevonden met kogels door zijn lijf. Boom vermoedt dat de politiecommandant zo voorkwam dat de jongen naar de Nederlanders vluchtte. Het is een afschuwelijke petit story in een boek vol gruwelen. Bureau en veldwerk vullen elkaar hier naadloos aan.

Koffiezettende journalist

Het is niet alleen rottigheid, er zijn ook sfeertekeningen die me opvallen: 'De pantserwagen heeft iets gemoedelijks'. Want binnen in de pantserwagen hangt de geur van koffie. Alles aan het voertuig lijkt in de ogen van Boom onbeholpen en van speelgoed. De motor gromt vriendelijk; het is nog net geen teddybeerachtig brommen.

De journalist gaat hier van het geijkte pad af: de pantserwagen is geen wapentuig, maar een lobbes. Het is niet objectief afstandelijk, maar inlevend beschreven. Ik kan het hebben, omdat hier geen voorlichter aan het woord is of een Mat Herben, maar een journalist die zich verplaatst in zijn omgeving. Sterker nog, teksten als deze nemen me daardoor mee naar de soldaten, zonder dat ik het gevoel heb verneukt te worden door iemand die me voor hun kant wil winnen.

Niet veel later in het boek speelt het voertuig, de koffie en de 220 volt voor het waterkokertje weer een rol: 'Nu zoeken mijn handen werktuigelijk naar zakjes oploskoffie, zoals ik al vele malen heb gedaan, deze patrouille. We worden aangevallen en ik zet koffie. Maar goed dat ik niet in het leger ben gegaan. Als journalist ben ik trouwens ook niks waard. Geen idee wat het vuur aanricht in het dorp beneden'.

Het komt wel vaker voor in het boek dat Boom zichzelf over de knie legt. Dat zal hem wel scherp houden, maar nodig is dat meestal niet. Ook hier volgt de zin: 'De Nederlanders beantwoorden het Talibanvuur nu al bijna een kwartier met zware machinegeweren en mortieren en vuren recht het dorp in. Ik zie lichtspoormunitie verdwijnen in de richting van een groepje qala's'. [ommuurde Afghaanse huizen, MB]

Hij weet niet wat het vuur uitrichtte en of er burgers gewond door zijn geraakt of zelfs gedood. Boom breekt wel met het schone beeld en laat zien dat er hard gevochten wordt. En dat steeds opnieuw. Eén keer is een incident, twee keer is twee incidenten, maar alle incidenten die Boom bij elkaar beschrijft ontdoen het woord van zijn propagandistische kracht.

En die koffie? Ze zullen er wel over gegrapt hebben. Zo in de trant van: We hadden onze eigen schrijvende koffiezetter bij ons. Later in het boek noemt hij zichzelf al een meester-koffiezetter. Hij doet ook steeds meer gevechtservaring op. Dat zal hem van pas komen.

Weeïge geur van oorlog


Boom gaat op pad met het Nederlandse Operational Mentoring and Liason Team (OMLT). Het is de OMLT die het Afghaanse leger moet leren vechten tegen de 'taliban' (wat student betekent). Met hen wil Boom mee. Ook hier zoekt hij buiten de poort van Kamp Holland de gevolgen en uitwerking van de gevechten aan de andere kant. Ook nu weer beschrijft hij specifieke gebeurtenissen. Hij aanschouwt de kraters van de pantserhouwitser die van veertig kilometer afstand zijn 155mm granaten afvuurt. Dat zijn granaten met de doorsnee van een middelgrote pan.

Ik weet nog dat het Kamerlid Remi Poppe (SP), waar ik destijds voor werkte, schande sprak van de beschietingen die Boom hier beschrijft. Boom aanschouwt de effecten van de granaten die net boven de grond zijn geëxplodeerd. Boven de grond smoren ze niet in een krater, maar hebben de ruimte om zoveel mogelijk slachtoffers onder de strijders te maken. Dat gebeurt overigens wel in een woonomgeving; de muren dragen er de sporen nog van.

Op zijn laatste reis onder de hoede van de Nederlandse militairen ziet hij de granaten met eigen ogen inslaan. 'De granaat explodeert meer dan honderd meter van het doel. Opnieuw komt een pantserhouwitser-granaat aangieren. Ik duik in elkaar. Waar zal dat ding neerkomen? Zwarte rook en de dreun van een explosie, op veilige afstand. "En nog eens mis. Corrigeert iemand dat vuur, eigenlijk?", zegt de militair met de verrekijker'.

Dit klinkt en ruikt als oorlog. In Wikileaks-documenten lees ik over een misser op 50 meter. Met die misser is wel het doel vernietigd, rapporteren de militairen. Je zou de buurman zijn… Overigens mogen dergelijke projectielen militair gezien ruim naast hun doel vallen, omdat ze ook dan (gedeeltelijk) hun werk nog doen. Afwijkingen worden gemeten in het zogenaamde Circulair Error Probable (CEP): 50 meter voor een 155mm houwitser granaat is gebruikelijk. [Zie ook: The Year in Defense 2009 Review Edition, p. 89.]

Boom vertelt ook dat Afghaanse burgers opgeroepen werden hun huizen te verlaten tijdens de slag om Chora in Uruzgan. Maar ook hoe ze weer werden opgeroepen terug naar huis te keren. De Taliban zouden verdreven zijn. De volgende dag bombardeerde ISAF de huizen. Er waren Talibanstrijders achtergebleven die op de Nederlanders schoten. In een qala werden daarbij zes burgers, waaronder twee kinderen, gedood. Boom ruikt later de weeïge geur van lijken onder het puin.

Als embedded journalist toont Boom de oorlog wel van de andere kant. Zelf zegt hij dat hij in Afghanistan is geweest om te controleren of er gevochten wordt volgens de regels. Het is een opvatting van de taak van een journalist, er zijn er meer te bedenken. Het is wel een belangrijke, maar ze zou even goed de taak van een NGO kunnen zijn of een Afghaanse politieke organisatie, het bestuur etc.

Dilemma's

Boom's werk geeft mij meer dan een indruk. De halve ezel op het binnenterrein van het huis van een Afghaanse krijgsheer wordt een metafoor die bij mij makkelijker blijft hangen dan dertig doden. Het boek leest lekker spannend weg, maar creëert ook een genuanceerder en dieper beeld van die oorlog daar op 8.000 kilometer van hier. Hij vertelt een verhaal dat overkomt. Als journalist kan je meer willen, maar velen komen zover niet.

Naast een job als koffiezetter krijgt de journalist steeds meer taken toebedeeld. Boon wordt bijna een van de mannen. Hij jaagt gesprekken aan en biedt informatie over de politieke situatie in Afghanistan en Nederland. Ook een persoonlijk dilemma komt steeds dichter bij. Tijdens gevechtsoperaties zou hij zonder een geweer een blok aan het been van de militairen kunnen zijn, hoe zeer hij ook verklaart zijn eigen boontjes wel te kunnen doppen.

Hij krijgt les in het gebruik van een Diemaco geweer en Glock pistool. Zo kan hij zichzelf verdedigen, mocht dat voor zelfverweer noodzakelijk zijn. Pas als het zover is dat hij zichzelf moet verdedigen, krijgt hij ook echt een wapen in handen, zo spreken zij met hem af. Een op voorhand aangeboden Kalasjnikov wijst hij krachtig van de hand. Het is een werkbare afspraak.

Als ze een mogelijke verkenner van de Taliban pakken, blijkt de vriendelijke journalist onder druk zijn eigen principes te vergeten. De man weigert te praten. Waarom laten ze dat niet door het Afghaanse leger oplossen, denkt Boom even. Iedereen weet sinds de tv-uitzending van Reporter van begin oktober wat dat betekent.

Maar ga er maar aanstaan. Misschien ben je omsingeld door tientallen strijders en in groot gevaar. De gevangen man weet van de hoed en de rand en kent daarmee jouw situatie en de mogelijke gevaren beter dan jijzelf. Hem even helpen met praten, lijkt dan aanlokkelijk. Het is bijzonder eerlijk om dit op te schrijven en je niet boven jezelf te plaatsen. Je maakt je daarmee kwetsbaar en waarschuwt jezelf en anderen hierop bedacht te zijn.

Sympathieën

Zijn volgende nevenfunctie is wacht lopen samen met een militair, gevolgd door deelname aan een aanvalsactie. Is er bij een tegenaanval dan nog steeds sprake van zelfverdediging? Moet je als journalist niet juist mee om hier verslag van te doen? Wat als het Taliban zouden zijn geweest die Nederlanders aan gingen vallen? Dan zou Boom zich aan de operatie onttrokken hebben, zegt hij zelf. Hoe onafhankelijk is hij nog? In dit stuk van het boek staat de rol van de oorlogsjournalist die onafhankelijk wil zijn op scherp. Hij stelt zich daarover veel vragen.

Het dwingt ook mij om hier scherp over na te denken. Thuis aan de eettafel. Dat wel. Het boek is nu spannend. Is het oorlogsromantiek waar ik me op verantwoorde wijze mee verlekker of gaat het echt ergens over, zoals ik wil denken. Die mannen waar Boom mee op pad gaat, worden zijn kameraden. Hij beschrijft ze met gevoel. Harde kerels worden mensen. Ze maken wrange en zieke grappen over Afghanen. Zo gaat dat, denk ik tijdens het lezen.

Is het erg dat ik sympathiseer met deze mensen? Nee, het verstevigt mijn mening dat een militair die buiten zijn boekje gaat weliswaar aangepakt moet worden, maar een soldaat gaat op pad met een politiek mandaat en opdracht. Je moet een militaire of militaire operatie niet op het niveau van de individuele soldaat beoordelen, maar op het niveau van de verantwoordelijken hoger in de keten van besluitvorming. Je kan er beter over schrijven als je mee gaat. Echter als je hetzelfde doet met de 'vijand', om aan als objectieve journalist de andere kant van het verhaal te beschrijven dan wordt je hard aangepakt. Het leger stelt scherpe grenzen aan de onafhankelijkheid.

Het belangrijkste dilemma is het al dan niet accepteren van dat wat bij controle door voorlichters sneuvelt. Hier noemt Boom de meest wezenlijke kritiek op embedded journalism; je broodheren bepalen wat operationele informatie is die geschrapt moet worden uit artikelen, radio- en tv-programma's. Vaak hoeven ze daarvoor niet eens wat te doen. De journalist gaat er al rekening mee houden tijdens het schrijven, rapporteren of filmen. Hij is immers bang de volgende keer niet mee te mogen naar Kamp Holland of uitgesloten te worden van die ene missie die mooie beelden of verhalen oplevert.

Ook Boom maakt zich er aan schuldig. Het komt ook voor dat hij er lak aan heeft en naar de redactie stuurt wat hij verantwoord en nodig acht. Het zijn spannende episodes in het boek, maar ook duidelijke waarschuwingen voor de valkuilen die er zijn. Die waarschuwing lijkt gericht op collega-journalisten, maar is ook een waarschuwing aan de consumenten van oorlogsnieuws: er is vaak sprake van passieve en actieve censuur.

De 'mannen'


Boom bouwt zijn beeld van de oorlog niet alleen op rond gewapend 'spektakel', maar ook met sferen, geuren, gesprekken, overwegingen, voettochten en mensen. Die soldaten zijn niet alleen Joeri's stoere kameraden. (Als hij in Nederland hoort van een hinderlaag met Nederlandse doden informeert hij via Hyves gelijk naar zijn maten van het OMLT.) Het zijn ook mensen waar de twijfel uit spreekt als er bommen zijn gegooid op vluchtelingen, terwijl de man in uniform vol probeert te houden dat het Taliban waren: "Wij doen zo iets niet."

De gesprekken die Boom met de soldaten op missie voert gaan over van alles. De zenuwen zijn constant tot het uiterste gespannen. Jij die een van ons bent geworden, wat zou je doen als wij een dorp uitmoorden, willen de militairen van hem weten. Zijn antwoord draait niet om de hete brei heen: 'Ik schrijf alles op, met naam en toenaam'. Dat is niet alleen goed omdat het een moreel ethische verplichting is. Het is ook goed omdat je daarmee laat zien dat je eerlijk bent, op je woord te vertrouwen. Geen diplomaat, maar een kerel (m/v). Een dergelijke opstelling betekent ook dat je meer te horen krijgt. Als je een van hen bent, hoor je ook de klachten.

De soldaten klagen erover dat naar buiten toe wordt gedaan alsof het om een opbouwmissie gaat, terwijl zij steeds moeten vechten. Ook de opbouwers zelf klagen. Zo krijgt Boom een e-mail van een PRT-medewerker (Provinciaal Reconstructie Team). Hij schrijft aan zijn baas: 'Op dit moment ben ik al drie maanden hier en het enige contract dat ik uit TK [Tarin Kowt met Nederlandse basis] gekregen heb is de verlenging van een lopend contract. (…) Natuurlijk snap ik dat de papierwinkel in TK ook moet draaien, en dat er tientallen officieren hiermee het dagelijks brood voor hen en hun familie verdienen (…) Die hele papierwinkel, inclusief de acht handtekeningen van diverse functionarissen eronder, draagt uiteindelijke helemaal niets bij aan de eindoverwinning. Ook niet een beetje.' Zo’n briefje zegt alles. De ironie, het harde oordeel en de frustratie. Het is het beeld van een militair die wel wil, maar niet kan en mag.

Er is ook afkeer van de gevechten. De militair die een tegenstander doodde en alleen aan de journalist (die zou toch weer vertrekken) vertelde hoe hij zich voelde. "Als ik geweten had dat het zo walgelijk zou zijn, zou ik een ander beroep gekozen hebben." Zelfs aan zijn partner wil hij het niet vertellen. Post Traumatisch Stress Syndroom (PTTS) schiet me bij het lezen van deze passage gelijk in het hoofd. PTTS is de moordenaar die jaren huwelijken kapot maakt en mensen sloopt. Iemand die niet praat is eerder zelf slachtoffer van het syndroom. Het maakt me beroerd om dat te beseffen.

Unembedded

Buiten de kazerne onderdak vinden in Uruzgan is niet gemakkelijk. Boom en zijn fotograferende collega Jeroen Oerlemans proberen het eerst bij Abdul Khaliq 'Mudjahid' stamleider in de Chora vallei en tevens parlementslid in Kabul. De man ziet er de waarde van in, maar er zijn ook bergen moeilijkheden. Na een eerdere toezegging gaat een verblijf onder zijn hoede toch niet door.

Als Boom en Oerlemans uiteindelijk onderkomen hebben gevonden bij Assadullah Hamdan, de gouverneur van Uruzgan, kan de journalist verder met zijn onderzoek naar de aanleg van een verkeersweg, die geen onverdeeld succes blijkt te zijn. De beheersing ervan levert geld op en de strijd erom loopt hoog op. De verkeersweg draagt ook bij aan corruptie en de versterking van de positie van Matiullah Khan, een bekend mensenrechtenschender en de belangrijkste uitbater van veilige doorgang.

Toen Boom eerder nog embedded over de man schreef, werd het stuk uit zijn artikel geschrapt op grond van operationele overwegingen. Zijn oordeel hierover luidt: 'Dat het de voorlichters slecht uitkomt dat bekend wordt dat de Nederlanders samenwerken met een misdadige krijgsheer is logisch, maar door dat uit mijn stuk te verwijderen onder verwijzing naar operationele veiligheid schenden ze de afspraken met de pers. De ingreep lijkt bedoeld om de missie acceptabel te houden voor het Nederlandse publiek. Dat is een politiek doel'.

Hij laat de kritiek op Khan staan en stuurt het stuk naar de redactie van de Groene Amsterdammer. Defensie moest reageren. Even was de in het Communicatieplan Uruzgan verwoorde 'regie van de media-inzet' de Defensievoorlichting uit handen geglipt. Een journalist die de censuur aan zijn laars lapte omdat die in zijn ogen niet terecht was. Boom beek even geen acteur die in het mediastuk van Defensie op wilde treden. Sterker nog, het lijkt er op dat het feit dat voorlichters hem dwars zaten een impuls was om verder te zoeken.

Redactie


Boom zoekt ook naar de achtergronden van een militaire inval in een ziekenhuis. Dat is een schending van het oorlogsrecht. Het wordt aan alle kanten ontkend, maar stukje bij beetje wordt die ontkenning van zijn kracht ontdaan. Dat er aan Nederlandse kant niemand is bestraft na een zo ernstig vergrijp, gaat er bij de Afghaanse artsen maar moeilijk in: "En dat in een democratie als die van jullie." Het zal het vertrouwen in de Nederlanders niet groter maken. In het boek van Boom zijn beide kwesties prachtig en stap voor stap beschreven. Beide voorbeelden geven aan dat de oorlog anders is dan de voorlichters ons willen doen geloven.

Op de redactie van de Groene Amsterdammer worden geen kritische vragen gesteld, schrijft Boom. Dat vind ik opmerkelijk. Hoe kan je oorlogsverslaggever zijn voor een intellectueel weekblad, terwijl er geen ruggesteun is georganiseerd vanuit de redactie? Die ruggesteun kan bestaan uit kritisch commentaar, vragen, luisteren e.d., een soort debriefing, maar ook uit een collega die op een minder spectaculaire wijze de oorlog volgt en wijst op leemtes in de verslaglegging en vragen oppert die er zijn. Een soort journalistieke buddy.

Als Boom zaken uit een radio-interview weglaat, omdat hij de Defensievoorlichting in zijn nek voelt hijgen, dan zou hij daarnaar gevraagd moeten worden. Het maakt niet alleen het redactionele beleid sterker, maar je journalist ook minder kwetsbaar om blinde vlekken te ontwikkelen. Het is bovendien goed om er boven op te zitten als iemand halsbrekende toeren uithaalt. Ook journalisten kunnen zich in de oorlog verliezen.

Boom mepte een keer van zich af in een Amsterdams café. Voor zover ik hem ken, vind ik dat niet bij hem passen. Het lijkt me eerder iemand die met een gulle lach en een mooie opmerking deëscaleert. Voor hem is het duidelijk dat hij na het kroeggevecht over zijn eigen grenzen is gegaan.

Oorlog dichtbij

Ontdaan leg ik het boek weg als ik een flink stuk gelezen heb, en ik vraag me af waarom. Dat er flink gevochten is in Afghanistan wist ik al langer. Dat het een militaire operatie betrof waar de opbouw ten eerste een contraguerrilla doel heeft en dat er alleen maar meer Talibanstrijders bij zijn gekomen in de loop der jaren ook. Bovendien had ik een groot deel van de tekst al gelezen in de Groene Amsterdammer.

Mijn emotie heeft te maken met de journalist die met zijn grote hoeveelheid tekst de oorlog van zeer dichtbij, menselijk, vol twijfel, maar toch met grote daadkracht volgt, overdenkt en beschrijft. Uruzgan komt dichtbij; ik proef de oorlog in al zijn heroïek en narigheid. Het is zo'n boek dat je met een rot gevoel weglegt en juist dáárom moet lezen.

Waar ik geen antwoord op heb gekregen is waarom het overgrote deel van de pers tevreden lijkt te zijn met enkel een embedded indruk. Honderden journalisten zijn er geweest en slechts negen (waarvan drie vrouwen) unembedded. Maar hoewel Boom terecht zeer kritisch is over het embedded naar de oorlog gaan, vind ik het boek er eerder wel dan niet voor pleiten. Als het goed en met empathie gebeurt dan levert het informatie op die voor een oordeelsvorming over de oorlog van belang is.

Waar de grens ligt als het gaat om beperkingen, het frustreren of censureren van je werk is een journalistieke afweging. Een afweging die iedere journalist moet maken. Los daarvan moet het niet alleen blijven bij aan het handje lopen. Een stevige controle van de Haagse politiek, het duiken in archieven, het lezen van vakbladen, het doorspitten van documenten en zeker ook onderzoek doen zonder bemoeienis van Defensie of overheid in het oorlogsgebied zijn hierbij onmisbaar.

Als een nacht met duizend sterren levert inzicht in de afwegingen van één journalist. Een boek met een beschouwing van de overwegingen van een deel van de journalisten die embedded al dan niet buiten de kazernepoort keken, zou op dit boek een mooie aanvulling zijn.

Zaterdag 30 oktober 2010 besteedt radioprogramma Argos aandacht aan Afghanistan, de oorlog en de onderzoeksjournalistiek. 12:15-13:00 uur op Radio 1.


Als een nacht met duizend sterren, oorlogsjournalistiek in Uruzgan, Joeri Boom,
Podium, 2010, 9789057593710, paperback, 353 pg., € 21,50

donderdag 2 september 2010

Combat proven: kustbeschietingen

Een goed wapens is combat proven (in de oorlog getest), tenminste dan heeft het zich bewezen. Het is de meest cynische reclame slogan die ik ken. Toch ga ik hem gebruiken om mijn verbeten gelijk te halen.

De oorlog van Israël tegen Hamas en de andere bewoners van Gaza eind 2008 - begin 2009 werd uitgevoerd vanaf land, uit de lucht, de ruimte (satellieten leverde beelden en communicatiekanalen) en zee. Alle vier de dimensies werden gebruikt, maar ik wil het over de laatste hebben.

In 2006 bombardeerden marineschepen Libanon vanaf zee. Een Nederlandse jongen - op bezoek bij zijn familie - zag het en meldde het in het jeugdjournaal. Robert Fisk, woonachtig in Beiroet, tekende de beelden - die hij vanaf zijn balkonnetje zag -, op in zijn boekje over die oorlog (Bericht uit Beiroet).

Ook bij de oorlog van 2008-2009 hoef ik niet langer dan 0,31 seconde te zoeken om de eerste treffer te vinden:
"Israeli Navy Begins Heavy Bombardment Of Gaza From Sea". Elders vind ik:
“The naval forces participated in bombing Gaza destroying many buildings and premises on the coastal areas”.
Het zijn de berichten van respectievelijk een solidariteitsactivist en Palestijnse journalist, beide vanuit Gaza. Solidariteit betekent partijdigheid en onbetrouwbaarheid. Tenminste dat is de smaak die het burgerlijk fatsoen en erger er aan willen kleven. Al Jazeera sla ik daarom ook maar over. Maar ook de BBC meldt het:
"Israeli air and naval forces continued to bomb and shell targets in the Gaza Strip on Saturday".
En voor de twijfelaars die ook de BBC tot het linkse kamp rekenen, Fox:
"Early Monday, Israeli navy gunboats fired more than 25 shells at Gaza City, setting fires and shaking office buildings, including the local bureau of The Associated Press". De Israëlische marineschepen zijn dus combat proven. Dat waren ze al. Dat zijn ze nu nog eens extra.

Kustbeschietingen. Het woord doet denken aan de zware slagschepen van de Iowa-klasse die in 1991 de kust van Irak bestookten. Dat beeld klopt niet. Niet alleen bestaan er geen slagschepen meer (de Iowa en zijn zusjes zijn musea geworden vol met militaire parafernalia of gesloopt), ook is het grootste Israëlische marineschip allerminst een indrukwekkend grijs monster. De schepen van de Eilat klasse zijn 85 meter lang en kunnen worden uitgerust met een kanon van 76mm. De Iowa had 406mm kanonnen, het zwaarste Nederlandse scheepsgeschut is 127mm. Het grootste deel van de in Nederland gebouwde marineschepen is uitgerust ( ) met een 76mm kanon. Ook de oppervlakte schepen die Nederland exporteert.

Dat laatste is precies de reden dat ik hier zo’n fuss over maak. Jarenlang heb ik een verbeten strijd gevoerd om duidelijk te maken dat FAC’s, OPV’s, korvetten, fregatten - en hoe die krengen verder ook mogen heten - geen grijs geschilderde pleziervaartuigen zijn, maar multi-tasking wapensystemen. Kustbeschietingen is een van de taken die ze uit kunnen voeren.

Er waren tal van redenen hiervoor blind te zijn. De regering wilde Damen laten leveren en toegeven dat de schepen deze capaciteit hebben, zou levering strijdig kunnen maken met het wapenexportbeleid. NGO’s vreesden subsidie en hielden daarom de kiezen op elkaar. Er was zelfs een NGO die samenwerkingsprojecten met de overheid niet in gevaar wilde brengen door hier oppositie tegen te bedrijven. Het onafhankelijke Amnesty was de witte raaf . Kamerleden dachten niet na (op SP en GL na) of trokken hun bek niet open (D’66) of waren het ermee eens om de kluit te belazeren. Allemaal geloofden ze het op zeker moment, lijkt het: met een kanon kan je geen mensen treffen en geen gebouwen in puin schieten. Lenin zei het al: als je leugen maar vaak genoeg herhaalt gaat men denken dat het de waarheid is. Zelfs voor de onkreukbare Minister van Buitenlandse Zaken Ben Bot ging dit op.*

Koopt geen Hollandsche Waar! zou ik willen adviseren maar Israëlische dat doet wel waarvoor het bedoeld is.

Zie ook:
Deutsche Waffenexporte nach Israel; Der unsichtbare Dritte
Five Palestinians wounded after Israeli naval gun-ship strike on Gaza
Israel Debuts Arms in Gaza (in de reactieruimte van het oorspronkelijke artikel)

Ter aanvulling uit een oude tekst van mijn hand over Nederlandse marine wapenexporten naar Israël: "Ook onderzeebootbemanningen worden opgeleid met simulatoren. Een paar jaar geleden beschreef NRC-Handelsblad (12 juli 2003) dat Siemens Nederland - nog niet onder de deelnemers aan ITEC 2005 - een EMRSsimulator leverde voor Israëlische onderzeeërs voor de marinebasis in Haifa. Een woordvoerder van Siemens zegt dat de EMCS wordt gebruikt om het gebruik van alle kleppen en beweegbare delen van onderzeeërs te beoefenen. De bedoeling is de betreffende Israëlische onderzeeër uit te rusten met raketten met kernkoppen." Het sluit mooi aan bij het Duitse verhaal van Otfried Nassauer.

* VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Wapenexportbeleid, 22 054 Nr. 114, Vastgesteld 20 november 2006. Zijn woorden worden in het verslag afgezwakt weergegeven: “Ook de bewapening van de schepen kan niet of nauwelijks worden ingezet tegen de burgerbevolking.” Het ‘niet of nauwelijks’ laat nog enige ruimte.