zondag 24 oktober 2010

JSF: Ondoorzichtig spookproject: een voorgeschiedenis

Binnen het Nederlandse ministerie van Defensie bestonden tot 1995 zogenaamde ‘spookprojecten’. Bij spookprojecten gaat het over technologisch geavanceerde projecten in multinationaal verband waarvan het nut, de kosten en industriële belangen worden onderzocht. “Op het moment dat omvang, wenselijkheid en haalbaarheid van de projecten helder zijn, zal de Kamer daarover op de gebruikelijke wijze worden geïnformeerd.” De zaak is dan vaak al in vergevorderd stadium en moet koste wat kost doorgaan.

Gmelich Meijling achtte het als staatssecretaris onverstandig om het woord ‘spookprojecten’ te blijven gebruiken. Hij adviseerde voortaan over projecten in multinationaal verband te spreken.1 De Joint Strike Fighter (JSF, F-35) kan wel een spookproject worden genoemd. Ook hier werden de eerste stappen op het gebied van aanschaf al in multinationaal verband gezet voordat officieel ook maar sprake was van de vervanging van de F-16.

Om te zorgen dat Nederland de JSF koopt wordt al vijftien jaar hard gelobbyd. In 1994, toen de JSF nog Joint Advanced Strike Technology (JAST) heette, werd voor het eerst contact gezocht met Nederland om deel te nemen aan het project. De Amerikaanse onderminister voor materieel Paul Kaminsky spreekt tijdens een bijeenkomst op de Amerikaanse ambassade in Den Haag met Dirk Starink, destijds materieelman van de Koninklijke Luchtmacht. Kaminsky vraagt Starink of Nederland interesse heeft in het nog te ontwerpen en produceren gevechtsvliegtuig.

Starink legt het het verzoek voor aan de Nederlandse Inschakeling Industriële Diensten, NIID (sinds 2007 Nederlandse Industrie voor Defensie en Veiligheid (NIDV) geheten), een organisatie die belast is met het inschakelen van de Nederlandse defensie-industrie bij het produceren van onderdelen voor in het buitenland gekochte wapens. De Koninklijke Luchtmacht en de industrie kunnen samen optrekken, zo stelt Starink de NIID voor. Zes jaar later worden deze eerste stappen rond de aanschaf van de JSF onthuld door NRC-Handelsblad en de Groene Amsterdammer.2 De journalisten Joost Oranje en Steven Derix vragen zich af: “Waarom loopt een officier naar het bedrijfsleven toe als er nog helemaal niet is besloten dat de F-16 vervangen moet worden?”

Kerstkransjes

In 1996 vertrekken de eerste Nederlandse luchtmacht officieren al naar de Verenigde Staten om dichtbij het vuur - het JSF-programma Office - een vinger aan de pols te houden. In 1996 wordt ook voor het eerst geld vrij gemaakt voor de JSF. Tien miljoen dollar, zodat Nederland zich in kan kopen in de voorstudie van de JSF, een project waaraan ook Denemarken en Noorwegen deelnemen. Het Parlement wordt in 1996 voor het eerst zeer summier op de hoogte gesteld van deze zogenaamde deelname in het ‘Validation Requirement’ project. Dat gebeurd op vrijdag 20 december, de dag voor het kerstreces van de Kamer. Dit klaarblijkelijk in de hoop dat de twee pagina's lange brief 3 verdwijnt onder de kransjes en dennennaalden.

Gepaste omgeving

In april 1997 wordt een overeenkomst over de samenwerking bij de voorstudie feestelijk ondertekend op vliegveld Soesterberg.4 De Kamer heeft dan nog niet beslist over de vervanging van de F-16, maar nu al wordt uitgewerkt waaraan de JSF moet voldoen. Bovendien wordt dan al rekening gehouden met tegenstand uit de maatschappij. Een hoge officier van de Koninklijke Luchtmacht stelt in 1997 dat een besluit om deel te nemen aan de zogenaamde Engineering and Manufacturing Development (EMD) fase niet alleen een ambitieus plan op het ministerie van Defensie vereist, maar “ook brede politieke en maatschappelijke steun.”5
Kort na de bijeenkomst in Soesterberg gaat het onderzoeksbureau Booz Allen en Hamilton aan de slag om te onderzoeken hoe de Nederlandse industrie de productie van de Joint Strike Fighter ingemanoeuvreerd kan worden. Booz rekent voor het onderzoek € 216.450. Het voorstel gaat via het ministerie van Economische Zaken (directie Fabricage en Zware industrie), naar de Koninklijke Luchtmacht (afdeling Plannen en Procescoördinatie) en uiteindelijk naar het NIID.6

Onderonsje en potjes

De Koninklijk Luchtmacht laat vanaf het begin geen enkele twijfel bestaan over de wensen. In 1996 heeft de Koninklijke Luchtmacht besloten dat “de JSF de enige veelbelovende aanpak was en dat andere potentiële 2010-kandidaten [bedoeld wordt vliegtuigtypen die in 2010 aangekocht kunnen worden] (…) minder reëel waren. (…) De JSF belooft een perfect match te worden voor de Koninklijke Luchtmacht: een multi-role Stealthy gevechtsvliegtuig in het middenspectrum, in grote aantallen (3.000) aan te schaffen door de Amerikaanse (en Britse) strijdkrachten en met een betaalbaar prijskaartje: 50 à 60 miljoen gulden per stuk,” zo laat kolonel Ed Evers, Directie Materieel een groep enthousiaste leden van Vereniging Onze Luchtmacht weten.7 Een andere luchtmacht officier wijst er in Soesterberg op dat haast moet worden gemaakt met het instappen van het Nederlandse bedrijfsleven in de eerste fase van het onderzoek.

Overheidsgeld voor het Nederlandse bedrijfsleven wordt met grote voortvarendheid georganiseerd. Al snel wordt uit een potje vijf en later nog eens tien miljoen euro gehaald om de Nederlandse industrie beter te positioneren om de gunst van de Amerikaanse industrie te winnen. In augustus 1997 is er voor voorstudies 10 tot 15 miljoen gulden beschikbaar.8 Een potje dat zelfs in de uitgebreide overzichten van de Rekenkamer niet genoemd wordt.

Industrie

Sentimenten rond de verkoop van Fokker worden gebruikt om meer geld los te weken. De luchtvaart industrie moet immers niet helemaal verdwijnen, zo luidt het argument. “In dit verband is onder meer het vervangingsprogramma voor de F-16 geïdentificeerd, waarbij de beste aanknopingspunten voor het luchtvaartcluster liggen bij de nog in het beginstadium van de ontwikkeling verkerende Amerikaanse JSF,” aldus een persbericht van het ministerie van Economische Zaken uit 1999 over tweehonderd miljoen gulden (90 miljoen euro) die beschikbaar is gemaakt voor deelname aan de JSF.9 Om al dat geld in goede banen te leiden wordt het Nederlands Instituut voor Vliegtuigontwikkeling en Ruimtevaart (NIVR)10 gereorganiseerd. Luchtmacht generaal Droste zal er de scepter gaan zwaaien.

Lobby

Ook de NIID is betrokken bij deze organisatie. Vanuit het NIID wordt vervolgens het Netherlands Industrial Fighter Aircraft Replacement Platform (NIFARP) opgezet. Deze bundelt de belangen van de Nederlandse bedrijven die betrokken zijn bij de vervanging van de F-16. Als staatssecretaris Gmelich Meijling van Defensie in 1998 zijn post overdraagt aan zijn opvolger krijgt die het JSF-dossier met daarop de tekst: 'Opvolger F-16: JSF!' De zaak staat in de steigers en een knappe politicus die daar nog omheen kan. Opvolger Van Hoof zal het merken.

Inschrijvingen

Als in 1999 de 200 miljoen gulden vrij komt liggen er al verzoeken van bedrijven om financiële steun, zoals deze: “de globale kosten tot aan de EMD-fase van het “SP”JSF project (landing gear) zullen voor SP aerospace and vehicle systems b.v. nlg 16,5 miljoen bedragen. In dit bedrag zijn de kosten voor SP participanten verwerkt.”(13 juli 1998) Op 19 juni 2000 zijn er al 40 voorstellen gehonoreerd en wachten 6 voorstellen op spoedige goedkeuring. Deze 46 voorstellen vertegenwoordigen een waarde van 169,3 miljoen gulden, terwijl er op dat moment 180 miljoen beschikbaar is en er nog 10 voorstellen klaar liggen waarvoor niet voldoende budget is. Het bedrag wordt daarom voor de laatste maal verhoogd met 20 miljoen gulden. Om mogelijke oppositie tegen deze staatssteun de mond te snoeren wordt daar gelijk aan toegevoegd dat in de productie fase van de JSF een omzet te behalen is van tussen de ca. 6 miljard en 10 miljard gulden.11 Het onderonsje van Koninklijke Luchtmacht12 en industrie heeft goed uitgepakt. De eerste hap is binnen.

Deelname=aanschaf

Vervolgens start een lobby van de Koninklijke Luchtmacht en bedrijven richting regering en parlement. Deze toch al krachtige lobby wordt gesteund door VNO/NCW en FNV die er premier op Kok op aandringen in het belang van bedrijven en werkgelegenheid deel te gaan nemen in de EMD fase van de JSF ontwikkeling. Kok zegt dat deelname ook aanschaf betekent 13 en twijfelt. Ook de bewindslieden van D’66 twijfelen aan de financiële onderbouwing. Minister Pronk wil geen deelname. Binnen de VVD twijfelt minister Zalm. Hij zit klem tussen twee vuren, zijn eigen partij die zo snel mogelijk een positief besluit wil en zijn zuinige financiële beheer waarin het niet past om voor honderden miljoenen een risico aan te gaan. “Zowel Economische Zaken als Defensie hebben geen overtuigende argumentatie om de keuze voor de volgende onderzoeksfase (EMD) te rechtvaardigen, stelt het ministerie van Financiën in november 2001.”14 Toch is het Zalm die uiteindelijk zijn zegen geeft aan het project. Voordat het Kabinetsbesluit op 8 februari 2002 valt trekt Zalm zijn collega's over de streep met de boodschap dat “de business case dicht was” en hij onderstreepte dat: “Vanaf het begin af aan het uitgangspunt is geweest dat deze deal de schatkist niets mocht kosten.”15 Maar dat blijkt twee maanden later niet het geval. Maar na het positieve besluit van de regering is de Kamer aan zet.

Net niet

De positie van de PvdA is het grote vraagteken. Fractievoorzitter Melkert houdt de kaarten tegen de borst en weigert duidelijkheid.
Tussendoor valt op 16 april 2002 het Kabinet naar aanleiding van het rapport van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) over het bloedbad bij Srebrenica. Een week later, op dinsdag 23 april 2002, komt in de Tweede Kamer een motie aan de orde die stelt dat Nederland niet zou moeten deelnemen aan de ontwikkelingsfase (SDD) van de JSF, omdat deelname waarschijnlijk betekent dat de JSF wordt aangeschaft, terwijl nog geen zekerheid bestaat over de behoefte aan het jachtvliegtuig en niet duidelijk is wat de risico’s voor de Nederlandse Staat is. Bovendien is onduidelijk wat de baten zijn voor de Nederlandse kenniseconomie en werkgelegenheid. De stemmen staakten, omdat ook de PvdA Tweede Kamer fractie voor de motie stemde. Op 25 april wordt er opnieuw gestemd. Wederom waren er 74 voor en 74 tegen de motie, waarmee de motie niet aangenomen was. D’66, GroenLinks, PvdA en SP halen het net niet.

Doorjassen

Na de verkiezingen in mei wordt de JSF door de Kamer gejast. De Lijst Pim Fortuyn, op dat moment met 26 parlementariërs in de Tweede Kamer stemt in juni als één man voor deelname. Nederland kan tot 2013 aan de EMD ontwikkelingsfase deel gaan nemen. Kosten 800 miljoen euro. Onder de kabinetten Balkenende I tot en met III zijn het SP, GroenLinks en PvdA die samen optrekken tegen de aanschaf van de JSF. Opmerkelijk genoeg blijkt in 2003 ook maar tien procent van de LPF voor verdere deelname aan de JSF.

In aanloop naar de verkiezingen van 22 november 2006 speelt de JSF geen hoofdrol, maar is wel aanwezig. Het verhaal is duidelijk. De JSF is te duur. De oppositie gebruikt de gang van zaken rond de JSF om duidelijk te maken hoe asociaal het gevoerde beleid is. Bij de PvdA leidt dat onder andere tot het Wouters Angels internet spotje: “In Nederlandse verpleeghuizen is één op drie bewoners ondervoed of uitgedroogd.” “Hij [Jan Peter] wil dit geld liever gebruiken voor leuke militaire speeltjes als de JSF. Dit moet toch anders kunnen.”


Noten:

  1. Brief van de staatssecretaris van Defensie, 18 april 1995, Tweede Kamer, vergaderjaar 1994-1995, 23900X, nr. 57. Een recent voorbeeld van zo’n spookproject is dat de marine verklaart bezig te zijn met de ontwikkeling van raketschildtechnologie voor fregatten. Maar dat dit niet ronduit aan de Kamer wordt gemeld, zelfs niet als er naar gevraagd wordt. Dit terwijl er al sinds 1999 aangewerkt wordt, zie: “Maritieme Samenwerking bij ‘Ballistic Missile Defence’,” Marine Nieuws no. 450, 1999, p. 3; en Hollands glorie wacht op een vergunning; J.M. Bik en Theo Westerwoudt, “Signaal en het Nederlandse exportbeleid Hollandse Signaalapparaten (Signaal)”, 15 juni 1999, NRC-Handelsblad.
  2. Steven Derix Joost Oranje, ‘Ruzie om blanco cheque voor nieuwe straaljager; Kopen, kopen, en niet kijken’, NRC-Handelsblad, 9 maart 2002; en ‘Luchtgevecht’, Groene Amsterdammer, 23 maart 2002.
  3. Brief van de staatssecretaris van Defensie bij de vaststelling van de begroting voor het jaar 1997, 25 000 X, Nr. 44, 20 december 1996. Ook in de vragen en antwoorden bij de begroting komt de participatie in het Validation Programme aan de orde. 25 000 X, nr. 14, 31 oktober 1996.
  4. Memorandum of Agreement among the chief of Defense, Denmark, and the Minister of Defense of the Kingdom of the Netherlands, and the Ministry of the Kingdom of Norway and the Department of Defense of the United States of America, concerning the Joint Strike Fighter (JSF) requirements validation project, 16 april 1997.
  5. Brief Souschef Plannen en Projecten Koninklijke Luchtmacht, Commodore P.M.A. Vorderman, 18 augustus 1997.
  6. Fax van ministerie van Defensie naar NIID, 28 oktober 1997 met aangehecht onderzoeksopzet Booz Allen en Hamilton van 17 oktober 1997.
  7. JSF bij Regio Zuid-Holland', Onze Luchtmacht februari/maart 1998, p. 37
  8. Verslag vergadering “F-16 vervangingsprogramma”, gehouden op 29 augustus 1997 te Den Haag, 1 september 1997.
  9. Persbericht ‘Subsidieregeling demonstratie- en technologie-ontwikkelingsprojecten joint strike fighter in werking.,’Ministerie van Economische Zaken, 3 maart 1999.
  10. Het NIVR is de netwerkorganisatie, die een intermediaire rol vervult tussen wetenschappers, kennisinfrastructuur, gebruikers, bedrijfsleven en overheid op luchtvaart en ruimtevaart gebied.
  11. Brief minister van Economische Zaken Jorritsma-Lebbink 19 juni 2000 over stand van zaken beleid inzake luchtvaartcluster. Op pagina 10 wordt op soort bijdrage aan de JSF gespecificeerd waar de subsidies heen gaan.
  12. De Koninklijke Luchtmacht heet inmiddels Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK), maar aangezien Luchtmacht en Koninklijke Luchtmacht gangbaarder begrippen zijn hanteren we die.
  13. Tweede Kamer, 46ste vergadering Dinsdag 5 februari 2002.
  14. Steven Derix Joost Oranje, ‘Ruzie om blanco cheque voor nieuwe straaljager; Kopen, kopen, en niet kijken’, NRC-Handelsblad, 9 maart 2002.
  15. Idem.