Het boek is grotendeels
gebaseerd op geschreven bronnen, maar ook op bezoeken aan Pakistan
en
Afghanistan. Dat leidt tot persoonlijke verhalen met gruwelijke
details. Zoals een verhaal van een meisje van dertien jaar en haar
broers: “Opeens hoorden ze een dreigend gebrom en toen was er een
explosie: iets vreselijks was uit de lucht gevallen, het trok hun
huis uit elkaar en slingerde lichaamsdelen van hun moeder en twee
broers door de lucht.” Het maakt de gruwelen van de aanvallen door
drones invoelbaar.
Er zijn bewapende en
onbewapende drones en er zijn hele kleine drones. DARPA de
defensie-onderzoeksorganisatie van de Verenigde Staten looft
prijzen
uit van 100.000 US$ voor studenten en hobbyïsten die met een goed
plan komen. Voor een habbekrats halen ze zo ideeën binnen.
Benjamin
schrijft over zwermen kleine drones, die als kamikaze's op een
doel
afgaan, en over drones die zich vastplakken aan een doel en
exploderen op het moment dat dit gewenst wordt.
Campagne
Drone Warfare is een
campagneboek. Dat is niet verrassend, schrijfster Benjamin is
mede-oprichtster van de door vrouwen geleide vredesorganisatie
Code
Pink, die campagne voeren onder de leus Ground the Drones. Ze
vertelt
met enthousiasme over acties tegen drones, zoals naming and
shaming
van wapenfabrikanten, juridische procedures, gebruik van de
Amerikaanse Wet Openbaarheid van Bestuur (Freedom of Information
Act,
FOIA) etc. “Een van de beste methoden om een basis voor activisme
te bouwen is je richten op lokale connecties met drones en de
inzet
daarvan,” schrijft ze.
Een opsomming van acties
en internationale bijeenkomsten is één, maar hoe zou een brede
internationale campagne eruit moeten zien? Daarover is het boek
onduidelijk. Het doet wel aanzetten. In het voorwoord, door
feministe
Barbara Ehrenreich, staat: “Als we de oorlog willen stoppen moeten
we ons richten op alle wapens die oorlog mogelijk maken en zelfs
uitlokken (…) en de industrieën die ze produceren. (…) We moeten
ons aantrekken dat ze worden ingezet voor binnenlands gebruik en
zelfs bewapend aan de Mexicaanse grens, en mogelijk ook tegen
Amerikaanse demonstranten.”
Benjamin pent een scala
aan argumenten neer die handig zijn om te kennen in de strijd
tegen
drones. Opmerkelijke vond ik het gegeven dat in de officiele
cijfers
van het Pentagon het aantal civiele droneslachtoffers kunstmatig
laag
gehouden wordt, door alle volwassen mannelijke slachtoffers als
strijder te definiëren. Wie een geweer heeft loopt extra kans
doelwit gezien te worden. Een Pakistaans advocaat reageert: “Als
dat het criterium is dan moet de VS een genocide beginnen, omdat
alle
mannen in het gebied [Waziristan in Pakistan] een AK-47 dragen en
zich houden aan de sharia. Dat is deel van hun cultuur. Sinds
wanneer
kan je mensen vermoorden om hun overtuiging?”
Haalbaarheid
Op zoek naar
campagnemogelijkheden noemt Benjamin de succesvolle
anti-landmijncampagne, die leidde tot een VN-verdrag tegen
anti-personeelsmijnen (AP). Een verdrag verbod waaraan de VS niet
deelneemt. Hetzelfde geldt voor Israël, dat veel drone-technologie
exporteert en veel aandacht krijgt in het boek.
Jody Williams, die namens
de Internationale Campagne voor de Afschaffing van Landmijnen
(ICBL)
de Nobel Vredesprijs kreeg, vermoedt dat een brede campagne tegen
drones weinig uit zal halen. “Landmijnen waren klein grut,” zegt
Williams. “Drones zijn anders. Die zijn een melkkoe voor
fabrikanten, lobbyïsten en de overheidsbandieten. Er komt een
grootschalige wapenwedloop voor dit soort wapens en ik ben bang
dat
bedrijven geen verbod zullen toestaan.” Wat wel een campagnedoel
zou kunnen zijn, is voorkomen dat er geautomatiseerde bewapende
drones op de slagvelden komen, zegt Williams. Dat sluit aan op de
campagne van de International Committee for Robot Arms Control
(ICRAC) die al stappen heeft gezet binnen de VN. Of Benjamin ook
die
richting op wil is onduidelijk. Een onduidelijkheid die ze
misschien
expres laat bestaan, om niet te hoeven kiezen tussen wat
haalbaarheid
en wat nodig is. “Het gebruik van drones moet beperkt en
transparant worden,” schrijft ze, “en op zijn minst bekend.”
Onbewapende drones
De inzet van drones in
conflictgebieden veroorzaakt veel stress. Op sommige plaatsen
komen
drones wel 15 keer op een dag overvliegen. De ene keer observeren
ze
alleen, de andere keer schieten ze op je familie. Hoe zit het met
de
onbewapende drones? Benjamin geeft een paar maal aan dat er ook
drones zijn die nuttig worden gebruikt bij bijvoorbeeld
rampenbestrijding. Maar er zijn ook onbewapende drones die ingezet
worden voor het verzamelen van militaire inlichtingen of voor
bespioneren van mensen in conflictgebieden of 'gewoon' hier. De
discussie hierover wordt in het boek nauwelijks gevoerd. De Brit
Chris Cole van Drone Wars UK zegt in het boek tegen Benjamin: “Er
is ook veel meer scepsis tegenover observatie door drones in het
VK
dan in de VS.” En daarmee lijkt de kous af. Een discussie over een
mogelijke coalitie met groepen die zich richten op burgerlijke
vrijheden wordt uit de weg gegaan.
Europa
Het boek is vooral op de
VS gericht. Wat doen British Aerospace Systems en de Europese
(voorheen EADS) op dit gebied? Welke spelers zijn er in Europa?
Bestaat daar overzicht van? Inmiddels heeft de Europese Unie via
de
European Defence Agency (EDA) zijn eigen drone 'community'. Die
bestaat uit Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Italië, Nederland,
Polen en Spanje. Drones – in de Europese Unie Remotely Piloted
Aircraft Systems (RPAS) genoemd – worden gezien als een prioriteit
voor de Europese wapenindustrie. Een deel van deze ontwikkelingen
zat
er in 2012 al aan te komen. Jammer dat ze in het boek ontbreken.
Militaire ontwikkelingen
Een zwakte van het
boek is dat bijna lijkt alsof politiek wordt gemaakt door
wapens,
niet door mensen. “Met drone
oorlogsvoering is het niet nodig om eerst de bevolking achter de
oorlog te krijgen (…) of om eerst heftige debatten in het
Congres
te voeren.” “De gevechten in Libië werden gevoerd door drones.”
zijn illustratieve citaten. Belangrijker is een andere zwakte,
namelijk de afwezigheid van een visie op de Amerikaanse
militaire
strategie waarbinnen drones passen. Bush maakte in 2001 een
einde aan
een verbod op het gericht vermoorden van tegenstanders, dat 25
jaar
had bestaan. De budgetten voor de Special Forces, de creme de la
creme van het leger, werden ondanks allerlei bezuinigingen op
defensie de afgelopen jaren juist groter. Kleinschalige
optredens –
eventueel met het gericht afschieten van tegenstanders – winnen
aan
belang. Hierdoor neemt de controle op operaties af.
Oorlogsvoering
veranderd, en de technologie van de drones past daar wonderwel
in.
Reaper
De drone die ook
Nederland
gaat kopen, de Reaper, krijgt nogal wat aandacht in het boek. Het
vliegtuig wordt dan ook bewapend ingezet door de twee organisaties
waarop het boek vooral zijn pijlen richt: de CIA en het Joint
Special
Operations Command (JSOC, dat samenwerkt met de opvolger van
Blackwater/Academi). Zij zetten drones in binnen grotendeels
geheime
programma's. Het werd door de Amerikaanse generaal Petreus
omschreven
als “een moord machine die bijna op industriële schaal opereert.”
Jammer dat het boek geen index bevat, zodat ik dit soort zaken
snel
kan vinden.
Het boek richt zich tegen
een andere winnaar van de Nobelprijs voor Vredes, president Obama,
die “zijn tactieken simpelweg heeft veranderd van laarzen op de
grond naar moordenaars in de lucht.” In landen met een
islamitische
bevolking die bondgenoot zijn van de VS, was in juni 2012 tussen
de
81 en 89 procent tegen drones. In de State of the Union van eind
januari jl. meldde de president dat voortaan voorzichtiger met
drone
aanvallen zal worden omgegaan. De kritiek wordt op zijn minst
opgemerkt. Meer kritiek op drone programma's, ook de Europse, kan
zeker geen kwaad om de opmars ervan verder te hinderen. Het boek
van
Benjamin zorgt ervoor dat je snel en goed onderbouwd een mening
kan
vormen over de vliegtuigjes die worden bestuurd op afstand.
titel Drone Warfare; Killing by Remote
Control
auteur Benjamin Medea (voorwoord: Barbara Ehrenreich)uitgever Verso Books
uitgave Paperback, 224 pagina's
isbn 9781781682531
prijs € 12,99