De
afgelopen drie weken vond de internationale oefening/operatie
voor Special Forces in Afrika, Flintlock,
plaats. Duizend militairen uit achttien landen werkten daarbij samen.
Doel van de jaarlijkse oefening was dit maal het versterken van de
invloed van de deelnemende landen in twee Noordwest Afrikaanse
regio's: de zuidgrens van Libië en het grensgebied van Nigeria.
Beide zijn belangrijke regio's voor wapensmokkel en gebieden waar
islamitische terroristen opereren.
Van die achttien
deelnemende landen komen er negen komen uit West-Afrika en negen uit West-Europa en Noord-Amerika.
De Afrikaanse
deelnemers zijn Algerije, Burkina Faso, Tsjaad, Mali, Mauretanië,
Marokko, Niger, Nigeria en Senegal. Verschillende van deze landen kampen met
binnenlandse conflciten. Naar Mali gaan binnenkort Nederlandse
troepen om deel te nemen aan de VN-vredesmacht in dat land. Sengalese
Special Forces bestrijden in eigen land al decennialang een opstand
in de zuidelijke provincie Casamance.
De Defensiekrant
meldt dat Senegal de samenwerkingspartner is van de Nederlanders
tijdens de oefening. Nigeria heeft vaak de leiding bij vredesmissies
van de Afrikaanse Unie, maar binnenlands laat het land, om het
voorzichtig te zeggen, nogal wat steken
vallen.
Als het gaat om
wapenhandel dan zijn er internationale
criteria waaraan voldaan moet worden.
Als het gaat om oefeningen en samenwerking, dan is men minder
kieskeurig. Waarom kan je dergelijke landen wel trainen in militaire
operaties? De trainingen versterken militaire capaciteiten; ook daar
waar die misbruikt worden. Het obligate lesje mensenrechten is
daarbij een pleister op de wonde.
De militaire
samenwerking vergroot de mogelijkheid om wapens te verkopen. Daar
waar je oefent, leer je de militaire leiding kennen en worden
contacten gelegd die de weg voor wapenleveranties openen. Door de
strijd tegen de jihadisten is zelfs in de armste landen van
Noordwest-Afrika een afzetgebied ontstaan. De aankoop
door Mauretanië vorig jaar van
vliegtuigen lijkt daar een voorbeeld van.
West-Afrika is niet het
enige opvallende gebied waar Nederlandse troepen trainen. Minister
Hennis stuurde onlangs een brief aan de Kamer waarin ze opsomde waar
Nederlandse militairen actief zijn. Partners voor oefening, opleiding
en training worden bijvoorbeeld gevonden in Gabon en Peru
(jungletrainingsmogelijkheden) en in Jordanië en Israël
(trainingsfaciliteiten voor Special Forces).
Militaire
samenwerking kan ook wapenverkopen volgen. Nederland werkt militair
samen “met landen in verband met instandhouding, verkoop en
afstoting van materieel, bijvoorbeeld Chili, Estland, Finland,
Jordanië, Marokko, Vietnam en Zuid-Korea,” zo
meldde Minister Hennis de Tweede Kamer.
De belangrijkste
afnemer van Nederlandse wapens in Noordwest-Afrika, Marokko, doet al
mee aan Flintlock. Met ruim een half miljard aan wapenexporten naar
Rabat in de afgelopen tien jaar heeft de Nederlandse wapenindustrie
het land al binnen als klant. Marokko staat ermee op plaats vijf van
een ranglijst
met klanten voor Nederlandse wapens.
Pas op plaats 37 komt het tweede Noordwest Afrikaanse land Algerije.
Daarheen verkocht in 2013 voor 34 miljoen euro militaire goederen.
Deze column is geschreven voor Konfrontatie en is in gewijzigde en engelstalig vorm te vinden op stopwapenhandel
Meer informatie over Flintlock