Prioritaire technologie: geavanceerde materialen. bron |
Begin juni van dit jaar publiceerde de
Associated Press een artikel over "de grotere landen die
goed zijn voor het leeuwendeel van de Europese defensieuitgaven."
Nederland was er daar een van, samen met Verenigd Koninkrijk (VK),
Frankrijk, Duitsland, Italië, Polen en Spanje. Al deze landen
steunen hun wapenindustrie om hun nationale strijdkrachten te
versterken. In een tijd van krimpende defensiebudgetten zijn
innovatieve industriële producten nodig om een militaire voorsprong
te behouden.
Het Nederlandse Ministerie van Defensie heeft net als het VK en Frankrijk wapentechnologieën uitgekozen die de prioriteit krijgen bij het ontwikkelen van een militaire industrie. Duitsland werkt al geruime tijd met een zogenaamde Gouden Driehoek tussen overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen om de defensie-industriële basis te verstevigen. Die aanpak heeft Nederland onlangs overgenomen. Het Verenigd Koninkrijk heeft centra voor technologie-ontwikkeling aangewezen en reserveert een deel van het materieelbudget voor R&D. Spanje heeft zijn la Política de Armamento y Material, waarin alle materieelbeleid is gegroepeerd onder een staatssecretaris. Polen verklaarde onlangs dat het de ondersteuning voor de wapenindustrie zal vergroten. Een van de missies van de Italiaanse Segretariato Generale della Difesa e Direzione Nazionale degli Armamenti (SG/DNA) is het ondersteunen van de militaire industrie om 'effectief en wereldwijd te kunnen concurreren.' Sinds 2007 heeft de Nederlandse overheid een beleid om de defensie-industrie te ondersteunen, met de zogenaamde Defensie Industrie Strategie (DIS).
Het Nederlandse Ministerie van Defensie heeft net als het VK en Frankrijk wapentechnologieën uitgekozen die de prioriteit krijgen bij het ontwikkelen van een militaire industrie. Duitsland werkt al geruime tijd met een zogenaamde Gouden Driehoek tussen overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen om de defensie-industriële basis te verstevigen. Die aanpak heeft Nederland onlangs overgenomen. Het Verenigd Koninkrijk heeft centra voor technologie-ontwikkeling aangewezen en reserveert een deel van het materieelbudget voor R&D. Spanje heeft zijn la Política de Armamento y Material, waarin alle materieelbeleid is gegroepeerd onder een staatssecretaris. Polen verklaarde onlangs dat het de ondersteuning voor de wapenindustrie zal vergroten. Een van de missies van de Italiaanse Segretariato Generale della Difesa e Direzione Nazionale degli Armamenti (SG/DNA) is het ondersteunen van de militaire industrie om 'effectief en wereldwijd te kunnen concurreren.' Sinds 2007 heeft de Nederlandse overheid een beleid om de defensie-industrie te ondersteunen, met de zogenaamde Defensie Industrie Strategie (DIS).
Op 11 juni
bespraken de ministers van Defensie en Economische Zaken een
geactualiseerde DIS met het parlement. Het was niet bepaald de
trending topic van de dag; slechts 3 parlementariërs waren er
voor gekomen. Alle deelnemers, op één na (Günal-Gezer, PvdA) waren
lid van de VVD, met inbegrip van de ministers. Geen enkel lid van de
oppositie was aanwezig.
Deze
magere opkomst laat zien dat de meeste Parlementariërs de
Nederlandse wapenindustrie als een irrelevant onderwerp zien. Zolang
de strijdkrachten tegen niet al te hoge kosten hun werk doen, is het
een onderwerp waar ze zich niet mee bemoeien. De defensie-industrie
is vrij klein (12.000 arbeidsplaatsen) en de de overheid houdt in de
gaten of het goed loopt, zo wordt blijkbaar gedacht. Het hebben van
een wapenindustrie lijkt door de meeste parlementsleden te worden
gezien als een managementvraagstuk.
Dit
is echter een misverstand. De defensie-industrie is wel degelijk
relevant, niet in de eerste plaats om economische redenen, maar
vooral omwille van de internationale veiligheid. Daarbij komt dat de
vermenging van economische en veiligheidsbelangen een riskante zaak
is. Volgens het DIS moet Nederland de defensie- en
veiligheidsindustrie eerder in het verwervingsproces uitnodigen;
zelfs vóór de daadwerkelijke voorstellen voor aanschaf. De keuze
moet dan worden gedaan samen met partners uit de industrie. Dit
hoewel wordt erkend dat de wapenindustrie bekend staat om de
'conspiracy of optimism,' waarbij de kostenramingen bewust laag
worden gehouden. De nadelen van een dergelijke samenwerking wordt tot
in details uitgewerkt door William Hartung in zijn boek Prophets
of War, over het beleid van Lockheed Martin.
Het is verbazingwekkend dat, terwijl alle indicatoren laten zien dat
het moeilijk is om de wapenfabrikanten aan de leiband te houden als
het om kosten gaat dat de Nederlandse overheid die industrie een
belangrijke positie in het besluitvormingsproces te geven. Ter
geruststelling: Defensie blijft leidend bij wapenaankopen.
De DIS brengt tegenstellingen in het Nederlands beleid ten aanzien van wapenproductie en wapenhandel aan het licht. Normaal gesproken is de Nederland overheid vrije markt kampioen, maar niet wanneer het gaat om de wapenindustrie. In het verleden was een groot deel van de Nederlandse defensie-productie afhankelijk van zogenaamde offsetdeals (bestellingen direct of indirect verbonden met wapen bestellingen in het buitenland). Toen de Europese Commissie besloot dat deze niet meer gewenst waren, vond de Nederlandse overheid de 'industriële participatie' uit (die meer dan 60 procent van de waarde kan zijn) bij de aanschaf van wapens. De naam is anders, maar heeft een grote gelijkenis met offsetproductie. De overheid maakt bovendien gebruik van de uitzondering op de vrijemarktregels voor militaire goederen binnen de EU (art. 346 van het EU-Verdrag) om de Nederlandse wapenfabrikanten te verdedigen tegen concurrenten. Volgens de Regering wordt Nederland gedwongen om dit te doen, omdat andere landen hun wapenindustrie ook steunen. De Nederlanders beschouwen zichzelf slechts als een 'smart follower'.
Naast
het ondersteunen van de wapenindustrie via het Commissariaat
Militaire Productie (onderdeel van Economische
Zaken) wordt binnen de DIS benadrukt dat de overheidssteun voor de
wapenindustrie ertoe leidt dat meer wapens op de internationale markt
kunnen worden verkocht, omdat dit afgeleiden
zijn van wapensystemen die eerst worden geproduceerd voor de
binnenlandse markt.
Bovendien werkt een thuismarkt als launching
customer;
bij binnenlandse afname stijgt nl. het vertrouwen bij buitenlandse
klanten.
Tussen de
55 en 70 procent van alle Nederlandse militaire productie wordt
geëxporteerd. De DIS is gericht op de wapenbazaars in Azië, het
Midden-Oosten en Latijns-Amerika. "Daarnaast
past deze opkomende economieën dat zij hun belangen ook beter
militair willen verdedigen. Hierdoor is een sterke militarisering van
Azië (rondom de Indische Oceaan) en ook het Midden-Oosten aan de
gang,” zo wordt in
een rapport gesteld dat als voorbereiding op de DIS is geschreven.
Terwijl de
Europese markt licht krimpt en Amerikaanse bedrijven hierop steeds
meer binnendringen (vanwege slinkende Pentagonbudgetten) groeien met
name in Azië de wapenaankopen. De wapenwedloop in Azië begon al in
de jaren tachtig van de vorige eeuw en is nu van start op volle gang.
Hetzelfde lijkt gaande te zijn in het Midden-Oosten. Je moet daarbij
wel bedenken dat de militaire budgetten van de VS en de EU samen goed
zijn voor meer dan de helft van die uitgaven in 2017 aldus een IHS
Jane's voorspelling.
In plaats
van een besef dat militarisering een gevaarlijke ontwikkeling is die
tot zorgvuldigheid en terughoudendheid noopt, ziet de Gouden Driehoek
het juist als een kans voor de export. Dit is niet in overeenstemming
met een verantwoorde controle op de wapenuitvoer, waarbij veiligheid
het primaat zou moeten hebben. Bij wapenexporten moet economische
winst zeker niet de drijvende kracht zijn. Een verantwoord
veiligheidsbeleid en een op winst gedreven wapenexportbeleid zijn
daarom een slechte mix. Wapenfabrikanten moeten juist ver van de
besluitvorming over wapenaankopen en -verkopen worden gehouden.
Martin
Broek
Engelstalige versie voor Stop Wapenhandel
Engelstalige versie voor Stop Wapenhandel