Na een jarenlange stille voorbereiding werd
onlangs bekend dat Defensie minimaal 2,5 miljard wil investeren voor de
aanschaf van vier onderzeeboten. Het parlement moet zich flink achter de
oren krabben of dit exorbitante bedrag wel gepast is om de huidige
onderzeeboten te vervangen.
,,We zaten te wachten op het bevel om te schieten”, vertelt een oude man die naast mij zit voorafgaande aan een debat in het Haagse Nieuwspoort half februari over de aanschaf van vier onderzeeboten voor de Nederlandse marine. In 1962 voer mijn gespreksgenoot aan boord van een onderzeeboten in ‘de Oost’, toen de Indonesiërs troepen over zee vervoerden naar Papoea Nieuw-Guinea, op dat moment de laatste omstreden Nederlandse kolonie in Azië. Het bevel om te schieten kwam niet, duizenden Indonesische troepen landden in Papoea om de kolonisator te verdrijven en daarna zelf kolonisator te worden.
De oude man vertelt meer spannende verhalen. Over
varen in de buurt of zelfs onder Russische schepen tijdens de Koude
Oorlog, om van dichtbij foto’s te kunnen maken. Ook een Amerikaans
eskader rond een vliegdekschip werd tijdens een oefening onopgemerkt
binnengedrongen. Onlangs publiceerde de website Marineschepen een soortgelijk verhaal.
In 1999 bleek de Nederlandse onderzeeboot van de Walrus-klasse in staat
om tijdens een oefening virtueel het vliegdekschip USS Theodore
Roosevelt, inclusief acht escorterende schepen, tot zinken te brengen.
Het toont de kracht en gevaren aan van onderzeeboot.
Hoger defensiebudget
De debatavond over de aanschaf van nieuwe Nederlandse
onderzeeboot werd georganiseerd door de Gezamenlijke
Officierenverenigingen (GOV) en de Atlantische Commissie. De bijeenkomst
kan gezien worden als het begin van een publieke campagne voor hogere
militaire uitgaven die het mogelijk moeten maken de onderzeeboten te
kopen. De aanwezigen, ruim 150 (oud-)marineofficieren, wetenschappers,
lobbyisten en zakenlieden, waren het er unaniem over eens dat dit zonder
een verhoging van de defensiebegroting niet zou kunnen. Maar waarom zou
de Nederlandse marine kostbare en onzichtbare onderzeeboten moeten
aanschaffen? Worden ze vervolgens wereldwijd aangeboden op een toch al
krappe markt, die dan nog meer aanbodgestuurd zal worden?
Voormalig minister van Defensie Wim van Eekelen,
zittend op de voorste rij in de zaal, vroeg zich af hoe de kosten – 2,5
miljard, mogelijk oplopend tot 4 miljard – onder controle gehouden
kunnen worden. Hij heeft slechte herinneringen overgehouden aan zijn
eigen regeringsperiode waarin de kosten van een soortgelijk project
flink uit de hand zijn gelopen en bekend kwam te staan als de Walrus-affaire.
Marine-experts ontwierpen in de jaren ’80 een zich steeds verder
uitbreidende onderzeeboot die het geplande budget met 65 procent
overschreed. ,,We zullen een hek zetten rond de kosten en de Algemene
Rekenkamer is er al bij betrokken”, wuifde commandant Niels Woudstra van
de Faculteit Militaire Wetenschappen de twijfels bij Van Eekelen weg.
Het
debat in Den Haag was een opwarmertje voor de parlementaire debatten
die deze maand beginnen in de vorm van een ronde tafelgesprek,
technische briefing en de officiële start van het acquisitieproces (de
zogenaamde A-brief). Het marinekader heeft al een stevige
kennisvoorsprong opgebouwd. Al jaren bereiden de Nederlandse militairen
de werving van nieuwe onderzeeboten voor. Bij het Ministerie van
Defensie werkte een ingenieur in alle stilte aan de ontwikkeling.
Defensie liep niet met deze plannen te koop. Men zat aan Het Plein niet
te wachten op krantenkoppen over de aanschaf van nieuwe onderzeeboten ten
tijde van bezuinigingen op het defensiebudget.
Maar ingenieur Wendy van den Broek kan dan eindelijk
haar werkzaamheden in het openbaar presenteren, vertelt ze in een
interview met Marineschepen.nl.
In juni zal zij in het Noorse Lillestrøm spreken tijdens de Underwater
Defence Technology (UDT) wapenbeurs over Submarine Performance and
Requirement Evaluatie Methode. In normaal Nederlands: hoe kom je tot een
keuze. Na jarenlang in haar eentje te hebben gewerkt, maakt Van den
Broek nu deel van een team om de aanschaf van de onderzeeboten voor te
bereiden. Alleen een goedkeuring van het parlement is nog nodig om het
proces daadwerkelijk op gang te brengen.
Kostbaar verlanglijstje
Nu de krimp van de defensiebestedingen omgebogen is,
lijkt de tijd rijp te zijn. Zelfs een
breekbare oud-premier Piet de Jong wordt nog opgevoerd. De 101 jarige De Jong zegt dat aan zee grenzende landen niet
zonder kunnen en draagt als oud onderzeeboot commandant zijn steentje bij aan de plannen. Tijdens het debat in Nieuwspoort werd
duidelijk wat de wensen van het Ministerie van Defensie zijn: een type
middelgrote onderzeeboot, iets tussen een nucleaire onderzeeboot en de
meer gangbare kleinere voor de kustwateren en landsverdediging in. Het
moet een onderzeeboot zijn die efficiënt in het zoute water van de Rode
Zee en het zoetere zeewater van de Baltische Zee kan opereren (beide
watertypen hebben een eigen opwaartse druk, die voor een groot deel
bepaald hoeveel gewicht nodig is om te duiken, en dus de grootte van de
onderzeeboot en de tanks bepaalt). De boot moet uit de voeten kunnen in
diepe zee en ondiepe kustwateren. De onderzeeboot moet expeditionair zijn,
wat betekent dat hij indien nodig onafhankelijk moet kunnen optreden na
het verlaten van de haven; wereldwijd en in het hele geweldsspectrum.
De bewapening moet divers en flexibel zijn. De huidige Walrus-klasse
van de Nederlandse onderzeeboten heeft torpedobuizen als bewapening en
kan een groot schip tot zinken brengen. De laatste keer dat dit gebeurde
was toen de Argentijnse kruiser General Belgrano tijdens het conflict
om de Malvina’s/Falklands in 1982 met torpedo’s tot zinken werd gebracht
door de Britse marine en waarbij 323 Argentijnse bemanningsleden om het
leven kwamen. Maar de huidige Nederlandse onderzeeboot heeft geen
wapens voor kleinere tegenstanders en is ook tandeloos als het gaat om
oorlogsvoering in de lucht.
Dat moet veranderen. De nieuwe Nederlandse
onderzeeboten zouden ook toekomstbestendig moeten zijn. Gedacht wordt aan
een periode van dertig jaar. Ze moeten ook stiller zijn dan de huidige
Walrus-klasse en in staat worden geacht om meer Special Forces (SOF) aan
boord mee te nemen, met inbegrip van hun uitrusting. Bovendien moet het
schip de mogelijkheden hebben voor verschillende vormen van het
verzamelen van inlichtingen. De voortstuwing moet geschieden met een
lucht-onafhankelijk systeem (AIP) en de afdeling communicatie en
coördinatie moeten kunnen beschikken over een groot netwerk aan
elektronische en IT-middelen.
Samenwerking met drones, onbemande vliegtuigjes, wordt van groot belang geacht. De drone
betekent een grote uitdaging en vormt zelfs een bedreiging voor de
toekomstbestendige onderzeeboot. De onbemande vliegtuigen voor gebruik
onder water (UUV’s)
doemen dan ook op aan de horizon. Veel van de taken – het verzamelen
van inlichtingen, het opsporen van andere onderzeeboten, zelfs het tot
zinken brengen van andere schepen – zal in de toekomst worden uitgevoerd
door nog stillere en aanzienlijk goedkopere UUV’s, die langer onder
water kunnen blijven en nog onzichtbaarder zijn.
Keuze scheepsbouwer
De Nederlandse onderzeeboot O24 in 1944. Commandant Piet de Jong werd later premier. |
De vele wensen voor groter en beter resulteren in ook
duurder, maar roepen ook de vraag op wie de schepen zal gaan bouwen.
Grote onderzeebootwerven zijn inmiddels uit ons land verdwenen, maar
Nederland exporteert nog wel technologie en kennis voor onderzeeboten. Elk
jaar wordt een aantal wapenexportvergunningen verstrekt voor apparatuur
die bedoeld is voor het upgraden of onderhoud van Taiwanese onderzeeboten
die in opdracht van Tapei in de late jaren ’80 bij de Rotterdamse
scheepswerf Wilton Feijenoord werden besteld (zie tabel). Technologie en
know-how is nog steeds aanwezig in Nederland, zowel bij het
Ministerie van Defensie als bijvoorbeeld bij scheepsbouwbureau Nevesbu
en onderzoeksinstelling Marin.
Maar de schepen zullen elders gebouwd moeten worden.
Gezien de speciale wensen van de Nederlandse marine zullen slechts
weinigen van de internationale scheepswerven in staat zijn om ze te
bouwen. ,,Het zullen de Duitsers wel worden”, mompelt mijn buurman in
Nieuwspoort. Maar hoewel de Duitse scheepswerven Howalts Deutsche Werft
(beter bekend als HDW) en Thyssen Krupp Marine Systemen (TKMS) veel
exportervaring hebben, bouwen ze tot nu toe kleinere schepen. In feite
zijn er maar twee partijen met ervaring: Kockums uit Zweden en de
Australische Submarine Corp. Samen waren zij betrokken bij de bouw van
de Australische Collins-klasse, gebaseerd op een Kockums 471-ontwerp.
Begin 2015 nam de Nederlandse werf Damen, de laatste
decennia uitgegroeid tot internationaal scheepsbouwer van formaat, een
voorschot op het besluit vier onderzeeboten te kopen door de krachten te
bundelen met Saab Kockums.
Commandant Woudstra van de Nederlandse marine was in Den Haag echter
duidelijk: ,,We weten nog niet bij wie we ze zullen aanschaffen. Maar we
zullen de Gouden Driehoek en internationale partners, zoals Noorwegen
en Canada, erbij betrekken.” Het inschakelen van de Gouden Driehoek
betekent het ministerie, de defensie-industrie en de kennis- en
onderzoeksinstellingen, In feite zegt Woudstra dat hij zal proberen om
de Nederlandse maritieme industrie een bijdrage te laten leveren aan de
bouw.
De concurrentie op de markt voor onderzeeboten is
groot. Azië is in potentie de meest interessante regio. ,,Schattingen
zijn dat het aantal moderne diesel-elektrische onderzeeboten tot 2020 zal
toenemen tot 130 stuks”, zegt de gepensioneerde marineofficier Krokel in
het gerenommeerde maandblad Naval Institute Proceedings (februari 2016). Als Damen en Kockums samen met de Nederlandse Gouden Driehoek op deze markt gaan opereren, komt er een push-factor
bij op deze toch al aanbod gedreven markt. Als er investeringen
plaatsvinden, dan ga je anticiperen op export. Scheepsbouwers moeten hun
brood verdienen en dat kan je ze moeilijk aanrekenen. Damen stelt nu al
dat ze ‘potentiële mogelijkheden verkent op de internationale markt
voor onderzeeboten’ en ze zullen ook gezamenlijk naar andere klanten
blijven zoeken, stelt het bedrijf in een persbericht.
Kosten en baten
Al tijdens de bouw zullen de onderzeeboten achter
gaan lopen op de onderwater drone-revolutie. Voor sommige taken zullen
grote schepen onmisbaar blijven, zoals voor transport van speciale
militaire troepen van en naar geheime missies, of voor vertaling en
analyse van de verzamelde inlichtingen ter plekke. (Nederlandse
onderzeeboten werden de afgelopen decennia ingezet voor het verzamelen
van inlichtingen op drie continenten.) Om die speciale ‘niches’ voor de
Nederlandse troepen op peil te houden moet het defensiebudget groeien.
Nederland zal bovendien een partij worden op de drukke internationale
verkoopmarkt voor onderzeeboten.
Hoe sensationeel de verhalen van de militaire
planners en oud-onderzeeboot bemanningen ook zijn, bij de aanschaf moet
worden gekeken naar de kosten en de baten. Het Nederlandse parlement
moet zich flink achter de oren krabben of deze dure aanschaf, waarover
in 2018 een definitief besluit zal worden genomen, wel zo gepast is in
deze magere tijden en of ze bijdraagt aan een veiligere wereld.