Posts tonen met het label defensiebudgetten. Alle posts tonen
Posts tonen met het label defensiebudgetten. Alle posts tonen

vrijdag 4 maart 2016

Hoger defensiebudget voor nieuwe onderzeeboten




Na een jarenlange stille voorbereiding werd onlangs bekend dat Defensie minimaal 2,5 miljard wil investeren voor de aanschaf van vier onderzeeboten. Het parlement moet zich flink achter de oren krabben of dit exorbitante bedrag wel gepast is om de huidige onderzeeboten te vervangen.
,,We zaten te wachten op het bevel om te schieten”, vertelt een oude man die naast mij zit voorafgaande aan een debat in het Haagse Nieuwspoort half februari over de aanschaf van vier onderzeeboten voor de Nederlandse marine. In 1962 voer mijn gespreksgenoot aan boord van een onderzeeboten in ‘de Oost’, toen de Indonesiërs troepen over zee vervoerden naar Papoea Nieuw-Guinea, op dat moment de laatste omstreden Nederlandse kolonie in Azië. Het bevel om te schieten kwam niet, duizenden Indonesische troepen landden in Papoea om de kolonisator te verdrijven en daarna zelf kolonisator te worden.
De oude man vertelt meer spannende verhalen. Over varen in de buurt of zelfs onder Russische schepen tijdens de Koude Oorlog, om van dichtbij foto’s te kunnen maken. Ook een Amerikaans eskader rond een vliegdekschip werd tijdens een oefening onopgemerkt binnengedrongen. Onlangs publiceerde de website Marineschepen een soortgelijk verhaal. In 1999 bleek de Nederlandse onderzeeboot van de Walrus-klasse in staat om tijdens een oefening virtueel het vliegdekschip USS Theodore Roosevelt, inclusief acht escorterende schepen, tot zinken te brengen. Het toont de kracht en gevaren aan van onderzeeboot.
  
Hoger defensiebudget
De debatavond over de aanschaf van nieuwe Nederlandse onderzeeboot werd georganiseerd door de Gezamenlijke Officierenverenigingen (GOV) en de Atlantische Commissie. De bijeenkomst kan gezien worden als het begin van een publieke campagne voor hogere militaire uitgaven die het mogelijk moeten maken de onderzeeboten te kopen. De aanwezigen, ruim 150 (oud-)marineofficieren, wetenschappers, lobbyisten en zakenlieden, waren het er unaniem over eens dat dit zonder een verhoging van de defensiebegroting niet zou kunnen. Maar waarom zou de Nederlandse marine kostbare en onzichtbare onderzeeboten moeten aanschaffen? Worden ze vervolgens wereldwijd aangeboden op een toch al krappe markt, die dan nog meer aanbodgestuurd zal worden?
Voormalig minister van Defensie Wim van Eekelen, zittend op de voorste rij in de zaal, vroeg zich af hoe de kosten – 2,5 miljard, mogelijk oplopend tot 4 miljard – onder controle gehouden kunnen worden. Hij heeft slechte herinneringen overgehouden aan zijn eigen regeringsperiode waarin de kosten van een soortgelijk project flink uit de hand zijn gelopen en bekend kwam te staan als de Walrus-affaire. Marine-experts ontwierpen in de jaren ’80 een zich steeds verder uitbreidende onderzeeboot die het geplande budget met 65 procent overschreed. ,,We zullen een hek zetten rond de kosten en de Algemene Rekenkamer is er al bij betrokken”, wuifde commandant Niels Woudstra van de Faculteit Militaire Wetenschappen de twijfels bij Van Eekelen weg.

06Het debat in Den Haag was een opwarmertje voor de parlementaire debatten die deze maand beginnen in de vorm van een ronde tafelgesprek, technische briefing en de officiële start van het acquisitieproces (de zogenaamde A-brief). Het marinekader heeft al een stevige kennisvoorsprong opgebouwd. Al jaren bereiden de Nederlandse militairen de werving van nieuwe onderzeeboten voor. Bij het Ministerie van Defensie werkte een ingenieur in alle stilte aan de ontwikkeling. Defensie liep niet met deze plannen te koop. Men zat aan Het Plein niet te wachten op krantenkoppen over de aanschaf van nieuwe onderzeeboten ten tijde van bezuinigingen op het defensiebudget.
Maar ingenieur Wendy van den Broek kan dan eindelijk haar werkzaamheden in het openbaar presenteren, vertelt ze in een interview met Marineschepen.nl. In juni zal zij in het Noorse Lillestrøm spreken tijdens de Underwater Defence Technology (UDT) wapenbeurs over Submarine Performance and Requirement Evaluatie Methode. In normaal Nederlands: hoe kom je tot een keuze. Na jarenlang in haar eentje te hebben gewerkt, maakt Van den Broek nu deel van een team om de aanschaf van de onderzeeboten voor te bereiden. Alleen een goedkeuring van het parlement is nog nodig om het proces daadwerkelijk op gang te brengen.

Kostbaar verlanglijstje

Nu de krimp van de defensiebestedingen omgebogen is, lijkt de tijd rijp te zijn. Zelfs een breekbare oud-premier Piet de Jong wordt nog opgevoerd. De 101 jarige De Jong zegt dat aan zee grenzende landen niet zonder kunnen en draagt als oud onderzeeboot commandant zijn steentje bij aan de plannen. Tijdens het debat in Nieuwspoort werd duidelijk wat de wensen van het Ministerie van Defensie zijn: een type middelgrote onderzeeboot, iets tussen een nucleaire onderzeeboot en de meer gangbare kleinere voor de kustwateren en landsverdediging in. Het moet een onderzeeboot zijn die efficiënt in het zoute water van de Rode Zee en het zoetere zeewater van de Baltische Zee kan opereren (beide watertypen hebben een eigen opwaartse druk, die voor een groot deel bepaald hoeveel gewicht nodig is om te duiken, en dus de grootte van de onderzeeboot en de tanks bepaalt). De boot moet uit de voeten kunnen in diepe zee en ondiepe kustwateren. De onderzeeboot moet expeditionair zijn, wat betekent dat hij indien nodig onafhankelijk moet kunnen optreden na het verlaten van de haven; wereldwijd en in het hele geweldsspectrum.

De bewapening moet divers en flexibel zijn. De huidige Walrus-klasse van de Nederlandse onderzeeboten heeft torpedobuizen als bewapening en kan een groot schip tot zinken brengen. De laatste keer dat dit gebeurde was toen de Argentijnse kruiser General Belgrano tijdens het conflict om de Malvina’s/Falklands in 1982 met torpedo’s tot zinken werd gebracht door de Britse marine en waarbij 323 Argentijnse bemanningsleden om het leven kwamen. Maar de huidige Nederlandse onderzeeboot heeft geen wapens voor kleinere tegenstanders en is ook tandeloos als het gaat om oorlogsvoering in de lucht.

Dat moet veranderen. De nieuwe Nederlandse onderzeeboten zouden ook toekomstbestendig moeten zijn. Gedacht wordt aan een periode van dertig jaar. Ze moeten ook stiller zijn dan de huidige Walrus-klasse en in staat worden geacht om meer Special Forces (SOF) aan boord mee te nemen, met inbegrip van hun uitrusting. Bovendien moet het schip de mogelijkheden hebben voor verschillende vormen van het verzamelen van inlichtingen. De voortstuwing moet geschieden met een lucht-onafhankelijk systeem (AIP) en de afdeling communicatie en coördinatie moeten kunnen beschikken over een groot netwerk aan elektronische en IT-middelen.

Samenwerking met drones, onbemande vliegtuigjes, wordt van groot belang geacht. De drone betekent een grote uitdaging en vormt zelfs een bedreiging voor de toekomstbestendige onderzeeboot. De onbemande vaartuigen voor gebruik onder water (UUV’s) doemen dan ook op aan de horizon. Veel van de taken – het verzamelen van inlichtingen, het opsporen van andere onderzeeboten, zelfs het tot zinken brengen van andere schepen – zal in de toekomst worden uitgevoerd door nog stillere en aanzienlijk goedkopere UUV’s, die langer onder water kunnen blijven en nog onzichtbaarder zijn.

Keuze scheepsbouwer

http://stopwapenhandel.org/informatie/Overheid/overheid
De Nederlandse onderzeeboot O24 in 1944. Commandant Piet de Jong werd later premier.
De vele wensen voor groter en beter resulteren in ook duurder, maar roepen ook de vraag op wie de schepen zal gaan bouwen. Grote onderzeebootwerven zijn inmiddels uit ons land verdwenen, maar Nederland exporteert nog wel technologie en kennis voor onderzeeboten. Elk jaar wordt een aantal wapenexportvergunningen verstrekt voor apparatuur die bedoeld is voor het upgraden of onderhoud van Taiwanese onderzeeboten die in opdracht van Tapei in de late jaren ’80 bij de Rotterdamse scheepswerf Wilton Feijenoord werden besteld (zie tabel). Technologie en know-how is nog steeds aanwezig in Nederland, zowel bij het Ministerie van Defensie als bijvoorbeeld bij scheepsbouwbureau Nevesbu en onderzoeksinstelling Marin.

Maar de schepen zullen elders gebouwd moeten worden. Gezien de speciale wensen van de Nederlandse marine zullen slechts weinigen van de internationale scheepswerven in staat zijn om ze te bouwen. ,,Het zullen de Duitsers wel worden”, mompelt mijn buurman in Nieuwspoort. Maar hoewel de Duitse scheepswerven Howalts Deutsche Werft (beter bekend als HDW) en Thyssen Krupp Marine Systemen (TKMS) veel exportervaring hebben, bouwen ze tot nu toe kleinere schepen. In feite zijn er maar twee partijen met ervaring: Kockums uit Zweden en de Australische Submarine Corp. Samen waren zij betrokken bij de bouw van de Australische Collins-klasse, gebaseerd op een Kockums 471-ontwerp.

Begin 2015 nam de Nederlandse werf Damen, de laatste decennia uitgegroeid tot internationaal scheepsbouwer van formaat, een voorschot op het besluit vier onderzeeboten te kopen door de krachten te bundelen met Saab Kockums. Commandant Woudstra van de Nederlandse marine was in Den Haag echter duidelijk: ,,We weten nog niet bij wie we ze zullen aanschaffen. Maar we zullen de Gouden Driehoek en internationale partners, zoals Noorwegen en Canada, erbij betrekken.” Het inschakelen van de Gouden Driehoek betekent het ministerie, de defensie-industrie en de kennis- en onderzoeksinstellingen, In feite zegt Woudstra dat hij zal proberen om de Nederlandse maritieme industrie een bijdrage te laten leveren aan de bouw.
https://www.facebook.com/sipri.org/photos/a.10150217617911934.355602.309816241933/10153996898111934/?type=3 
De concurrentie op de markt voor onderzeeboten is groot. Azië is in potentie de meest interessante regio. ,,Schattingen zijn dat het aantal moderne diesel-elektrische onderzeeboten tot 2020 zal toenemen tot 130 stuks”, zegt de gepensioneerde marineofficier Krokel in het gerenommeerde maandblad Naval Institute Proceedings (februari 2016). Als Damen en Kockums samen met de Nederlandse Gouden Driehoek op deze markt gaan opereren, komt er een push-factor bij op deze toch al aanbod gedreven markt. Als er investeringen plaatsvinden, dan ga je anticiperen op export. Scheepsbouwers moeten hun brood verdienen en dat kan je ze moeilijk aanrekenen. Damen stelt nu al dat ze ‘potentiële mogelijkheden verkent op de internationale markt voor onderzeeboten’ en ze zullen ook gezamenlijk naar andere klanten blijven zoeken, stelt het bedrijf in een persbericht.

Kosten en baten

Al tijdens de bouw zullen de onderzeeboten achter gaan lopen op de onderwater drone-revolutie. Voor sommige taken zullen grote schepen onmisbaar blijven, zoals voor transport van speciale militaire troepen van en naar geheime missies, of voor vertaling en analyse van de verzamelde inlichtingen ter plekke. (Nederlandse onderzeeboten werden de afgelopen decennia ingezet voor het verzamelen van inlichtingen op drie continenten.) Om die speciale ‘niches’ voor de Nederlandse troepen op peil te houden moet het defensiebudget groeien. Nederland zal bovendien een partij worden op de drukke internationale verkoopmarkt voor onderzeeboten.

Hoe sensationeel de verhalen van de militaire planners en oud-onderzeeboot bemanningen ook zijn, bij de aanschaf moet worden gekeken naar de kosten en de baten. Het Nederlandse parlement moet zich flink achter de oren krabben of deze dure aanschaf, waarover in 2018 een definitief besluit zal worden genomen, wel zo gepast is in deze magere tijden, maar of ze bijdraagt aan een veiligere wereld? 

donderdag 13 januari 2011

Wapens en ontwikkeling (4): Wapenhandel een schijntje

Er is in de wereld een potje van 1.300.000.000.000 dollar voor vrede en veiligheid. Legers zorgen ervoor dat ze altijd centraal staan bij vragen over macht, vrede en veiligheid en dus ook bij de verdeling van dit geld. Een gegeven dat bijna natuurlijk lijkt. Toch zou het potje voldoende bevatten voor het aanpakken van heel veel veiligheidsproblemen. De Millennium Ontwikkelingsdoelen kunnen bijvoorbeeld uitgevoerd worden, een klimaatprogramma kan op poten worden gezet en nog veel meer en dan nog is er over. Waar wordt dit geld nu besteed en hoe?

De gehele tabel aan het eind van dit artikel.

Een grove verdeling is dat iets meer dan de helft naar personeel gaat, een vierde aan operaties en onderhoud opgaat, voor wapenaanschaf (inclusief onderzoek en ontwikkeling) is een vijfde en vijf procent voor de rest. Tenminste zo is dat binnen de Europese Unie.1 De militaire bestedingen zijn kortom breder dan de uitgaven voor wapens. Dit realiseert men zich vaak niet.

Binnen de Verenigde Staten liggen die cijfers heel anders. Het grote verschil zit hem in de personeelskosten. Die zijn in de Verenigde Staten nog maar een vijfde van het totaal (overigens wordt wel heel veel uitbesteed). Europa geeft ook in absolute zin meer geld uit aan militair personeel dan de VS.2 Inmiddels wordt steeds duidelijker dat Obama die balans in het leger wil herstellen.3 Met overigens een heftig verweer van de industrie. De volgende figuren maken die geheel andere verdeling duidelijk:
Een groot deel (38%) gaat naar onderhoud en herstel (Overhaul & Maintenance) en een derde naar investeringen.4 Dat betekent dat van iedere drie dollars en twee worden besteed aan materiële zaken. In Europa twee van iedere vijf. In absolute cijfers betekent dit dat de VS in 2007 154 miljard euro van het defensiebudget aan wapens uitgaf en de Europese Unie 42 miljard. Samen een kleine 200 miljard euro.

Wapenproductie

Het Zweedse Vredes Onderzoeksinstituut uit Stockholm (SIPRI) stelt op de website dat 100 grootste wapenfabrikanten (zonder China) in 2006 wapens verkochten ter waarde van 315 miljard dollar5, dat is grofweg 250 miljard euro. SIPRI heeft die productie uitgesplitst naar regio (zie tabel).

We hebben hiermee het overgrote deel van de wereldwijde wapenproductie te pakken, alleen China valt hier, zoals al vermeld, buiten. Het overgrote deel van deze wapens is voor gebruik door eigen leger en een gering deel voor wapenhandel, waarmee dan wordt bedoeld leveranties naar andere landen dan het land waar de wapens geproduceerd zijn.

Wapenhandel


Bronnen met cijfers over wapenhandel zijn schaars. Nog niet zolang geleden waren er drie belangrijke bronnen die poogden wereldwijde gegevens te verzamelen en te publiceren:

* Het Stockholm Intenational Peace Research Institute (SIPRI)

* Het Amerikaanse ministerie voor Buitenlandse Zaken heeft Conventional Arms Transfers to Developing Nations onder zijn hoede. Het werd in 2006 voor het laatst gepubliceerd over de periode 1998-2005 en te vinden op de site van de Federation of American Scientists.

* Het World Military Expenditures and Arms Transfers (WMEAT) is in het begin van deze eeuw over gegaan van U.S. Arms Control and Disarmament Agency (ACDA) naar het Ministerie van Buitenlandse Zaken en dat gaf in februari 2003 de laatste versie uit over 1999 – 2000. Een groot gemis.

Wel zijn er steeds meer en gedetailleerder landenrapportages gekomen. Ze zijn hier terug te vinden. De rapportage van de EU geeft veel informatie. Maar van de overkoepelende bronnen is alleen het SIPRI over gebleven en de gegevens hiervan worden door vrijwel iedereen overgenomen. Ik maak gebruik van ‘The financial value of national arms exports, 1998-20066 om de landen die een rol spelen in de internationale wapenhandel weer te geven.

Wie zijn de grote wapenleveranciers in de wereld?
Figuur en tabbel gemaakt op basis van: USD_CONSTANT.xls/download
* Gegevens op bais van verstrekte vergunningen, volgens de Nederlandse overheid komen deze vrijwel overeen met daadwerkelijke exporten.
** Overig is niet helemaal volledig, maar het verschil is verwaarloosbaar (het verschil ligt ergens tussen de 6 en 10 miljard dollar).

Uit de tabel blijkt dat::
- De grootste 10 wapenleveranciers nemen 85% van alle leveringen voor hun rekening.
- Van de eerste 10 zijn er acht EU en/of NAVO-lidstaat7, die met zijn achten 2/3 van de wereldwijde wapenhandel voor hun rekening nemen. De VS alleen is goed voor meer dan een derde van alle wapenexporten in deze periode.
- Kleine technologische ontwikkelde landen spelen naast de grote landen een belangrijke rol (Israël, Zweden, Nederland en België).
Het gaat om een gemiddelde van 40 miljard dollar per jaar over de gehele periode. De wereldwijde militaire uitgaven zijn meer dan dertig keer zo groot. Ook de onderzoeksbudgetten van de VS en EU samen, zijn al 2,5 zo groot. Hier en daar een lichte daling of stijging. Van de sterk stijgende defensiebudgetten in de wereld is weinig te merken in de wapenhandel statistieken. Al heeft Rusland baat bij de conflicten in Afghanistan en Irak. Het land levert via Amerikaanse firma's (zie 'Laat de wapens maar komen') goedkope wapens aan de regeringen van die landen.




Deze tien landen hierboven nemen samen ruim de helft van de wapenimporten in deze periode voor hun rekening. Aangezien veel westerse landen voor een groot deel zelf hun wapens produceren zijn het de rijke landen in het zuiden en de landen in het Noorden die zelf (bijna) geen of een beperkte wapenindustrie hebben die het belangrijkste deel van de geëxporteerde wapens af nemen. Ook uit Amerikaanse bronnen wordt duidelijk dat wapenhandel voor een belangrijk deel naar Westerse landen gaat. Nederland scoort bijvoorbeeld opvallend hoog als klant in de VS.8

Kosten en potjes


Het meest recente rapport van de Amerikaanse Rekenkamer (GAO) dat over de aanschaf van de JSF gaat, stamt van maart vorig jaar. Op pagina twee staat een korte mededeling over het waarom van het GAO-onderzoek. Ik haal daar deze zin uit: “Het wordt verwacht dat het ministerie van Defensie 2.443 vliegtuigen zal ontwikkelen, verwerven en onderhouden tegen een kostenpost van 950 miljard dollar.”9 Een onvoorstelbaar bedrag.

Het eerste deel van wapens en ontwikkeling eindigde met de constatering dat de wereld bank in 2004 berekende dat er jaarlijks tussen de 40 à 60 miljard dollar nodig is om de MDG dichter bij te brengen. Dat is meer dan wat jaarlijks met wapenhandel verdient wordt, zo’n 40 miljard per jaar in 2006 dollars.

Vorig jaar berekende diezelfde wereldbank dat er 100 miljoen armen bij zijn gekomen door de voedselcrisis. Er is nu nog meer nodig. De kredietcrisis raakt niet alleen de mensen in Noorden hard. Mensen in het Zuiden worden extra geraakt. Dan is er nog het klimaat probleem dat een enorme invloed heeft op de zwakste schakel in het Zuiden, de tanende landbouw. Een complex aan crises dat noopt tot nieuwe berekeningen. Zelfs als de gehele wapenhandel wordt gestaakt en alle bespaarde gelden worden gebruikt om deze crisis te lijf te gaan dan is dit bedrag nog niet voldoende om de ‘kale MDG extra’s’ te bekostigen. Je hoeft geen Realist te zijn om te zien dat het staken van de wapenex-importen niet haalbaar is. Bovendien ontkent een dergelijke visie de positieve kanten van de inzet van bewapening. Want hoewel de connotatie van de woorden ‘vrede’ en ‘veiligheid’ te vaak een militaire is (er is immers veel meer nodig om veiligheid te bieden, zie bijvoorbeeld de MDG’s) kan het militair apparaat soms wel bijdragen aan die vrede en veiligheid.

Militaie uitgaven, 10% eraf?


De militaire uitgaven in de wereld liggen een stuk hoger dan de omvang van de wapenhandel en wapens. Op dit moment wordt 1.300 miljard aan bewapening uitgegeven. Mij lijkt er niets mis mee als er een campagne komt die stelt dat hier 10% van af moet. Dat is niet veel (en toch voor velen teveel), maar het lijkt mij een uitdaging aan deze eis te werken op een moment van de geschiedenis dat klip en klaar is dat de wereld de Koude Oorlog ontgroeit is en met andere dan militaire dreigingen heeft te kampen.

Daar ligt gelijk de andere uitdaging: kunnen aanklampen bij de andere bewegingen die al actief zijn rond de klimaat, voedsel en kredietcrisis. Juist in het Noorden moet dat gebeuren, want daar wordt het gros van de militaire uitgaven gedaan. Bij ons dus. Betekent dit dat het Zuiden buiten schot moet blijven? Nee, natuurlijk niet. Een regering in het Zuiden die ten kosten van alles de Defensiebegroting overeind houdt of zelfs verhoogt moet ook aan de kaak gesteld worden, liefst samen met activisten vanuit het land zelf.

“Als rijke landen hun wapenexporten en landen in het zuiden hun wapenimporten niet grondig herzien dan is het de vraag of de Millennium Doelen gehaald zullen worden.”

Daar is hij weer de uitspraak van het United Nations Development Programme (UNDP), waar ik deze serie mee begon en die ik vijf jaar lang gebruikte om het amorele van wapenleveranties aan arme landen mee te onderstrepen.

Vijf jaar later moet ik zeggen dat niet alleen wapenexporten moeten worden genoemd. Je pijlen richten op militaire uitgaven - ook hier in het Noorden - kan wel eens een betere en vruchtbaarder strategie blijken te zijn. In ieder geval ook vertrouwenwekkender voor het Zuiden, dan alleen hun wapenaankopen aankaarten.

Martin Broek

Eerdere delen:
Deel 1: Ontwikkelingsdoelstellingen
Deel 2: Prioriteiten
Deel 3: Militaire onderzoeksgelden
Deel 4: Wapenhandel een schijntje

Noten:
1) Defence Data 2007, European Defence Agency.
2) Defence Expenditure Breakdown’ in Volume of Money in European - United States Defence Expenditure in 2007, EDA, Brussels, December 2008
3) William Matthews, ‘ 2010 Budget: Men vs. Machines; Pentagon Manpower Costs Crowding Out Weapons, Defense News, 2 maart 2009. Defense News, 2 maart 2009.
4) Bron: European - United States Defence Expenditure in 2007, EDA, Brussels, December 2008,Zie hier.
5) Trends in Arms Production; en SIPRI 100 Arms sales by the SIPRI Top 100 arms, dat is een vergelijkbare top 100.
6) ‘The financial value of national arms exports, 1998-2006, in constant (2006) US$’.
7) Ter indicatie ook de landen 11 tot 25 (tussen haakjes gemiddelde per jaar van bekende leveringen in periode 1998-2206, in miljoen 2006 dollars): 11) Oekraïne (439), 12) Canada (421), 13) Spain (410), 14) Oostenrijk (342), 15) Noorwegen (296), 16) Zuid-Afrika (285), 17) Brazilië (244), 18) Zuid-Korea (233), 19) Zwitserland (231), 20) Polen (212), 21) Turkije (212), 22) Australië (199) , 23) Tsjechië (103), 25) Denemarken (118), 24) Pakistan (101).
8) Bron: CRS Report for Congress: U.S. Arms Sales: Agreements with and Deliveries to Major Clients, 1999-2006, december 20, 2007, Richard F. Grimmett (Specialist in National Defense Foreign Affairs, Defense, and Trade Division).
9) GAO: JOINT STRIKE FIGHTER; Impact of Recent Decisions on Program Risks, producing companies in 2006 totaled $315 billion. Ook het weekblad Defense News heeft 11 maart, 2008.

Wapens en ontwikkeling (3): Militaire onderzoeksgelden

Uit de wapenindustrie komen voortdurend geluiden dat de ontwikkelingsbudgetten voor nieuwe wapentechnologie te laag zijn. Zowel in Washington als Brussel klopt de militaire industrie steeds aan met het verzoek deze budgetten te verhogen.


In de Verenigde Staten gaat al meer dan de helft van alle gelden die de overheid beschikbaar heeft voor onderzoek en ontwikkeling (R&D) naar het Ministerie van Defensie. Meer dan alle posten, zoals gezondheidszorg, ruimtevaart, landbouw etc samen. Voor 2009 is het onderzoeks- en ontwikkelingsbudget voor het Amerikaanse leger 79,6 miljard dollar.

Dat is 4,1% meer dan in 2008 en 54% van het budget dat de overheid besteed aan onderzoek.1 Ook van de niet militaire onderzoeks- en ontwikkelingsbudgetten (R&D) gaat een deel naar militaire doelen. Andere onderzoeksinstellingen schikken zich steeds meer naar militaire wensen. Daar zit immers het geld.

Om de onderzoeksbudgetten te verdedigen naar het publiek wordt gesteld dat ze zich terug zullen betalen in de vorm van productieverbeteringen. Deze zullen weer leiden tot het verlagen van de productiekosten en betere producten: “De consument zal uiteindelijk gebaat zijn met minder dure en beter bruikbare producten en diensten van een hogere kwaliteit”, wordt in de analyse bij de begroting gesteld. Maar aangezien het hier voor het overgrote deel om militaire onderzoeken gaat is dat sterk de vraag.

Het blijkt dat de Amerikaanse defensie-industrie het geld nauwelijks besteed aan fundamenteel- en toegepast onderzoek, maar dat het voor ruim 80% direct naar de ontwikkeling (testen en verbeteren) van nieuwe producten gaat. In de civiele sector is dit nog geen 10%. Die draagt kortom veel meer bij aan nieuwe ontwikkelingen en inzichten, maar kampt met een gebrek aan investeringen door de overheid.

In een uitgebreid onderzoek naar de waarde van deze investeringen in de wapenindustrie komt de directeur van de Nationale Technologie en Innovatie Onderzoeksraad tot een negatieve beoordeling met betrekking tot de nadruk die in de VS ligt op militaire R&D: "De commerciële voordelen zijn klein, gezien het niveau van de investeringen," zo luidt een van de krachtige conclusies.

Elders in de begroting vind ik nog 400 miljoen dollar voor protheses. Dat onderzoek wordt bekostigd door het Ministerie voor Veteranen Zaken. Onderzoek dat vast mooie toepassingen kent in de civiele samenleving, misschien zelfs over de grens. (Dan kunnen ze er in landen als Liberia en Afghanistan ook nog iets aan hebben.) Maar het is ook onderzoek ingegeven door het droeve lot van uit de oorlog terugkerende Amerikaanse militairen.



Europa

De Europese defensie-industrie klaagt al tijden steen en been over het achterblijven van de gelden voor wapenonderzoek bij die van de Verenigde Staten. Een werkgroep die de Europese Grondwet opstelde, beweerde: "Meer investeringen in militair onderzoek zijn van essentieel belang, zowel met het oog op kwalitatief hoogstaande uitrusting als in het belang van de civiele industrie, die ook de vruchten plukt van militair onderzoek. De noodzaak blijkt bijvoorbeeld uit het aanzienlijke verschil tussen de omvang van de investeringen in de Europese Unie (ongeveer 10 miljard euro) en die van de investeringen van de Verenigde Staten (53 miljard euro)."2

De cijfers zijn veranderd. De klachten zijn gebleven. In 2007 besloten de EU Ministers van Defensie (zonder Denemarken) de uitgaven voor Onderzoek en Technologie te verhogen naar 2% van de militaire uitgaven (het was 1.2%).

Ook in Europa kunnen vraagtekens gezet worden bij de nadruk op militair onderzoek als het gaat om de verdeling van gelden. Een derde van de Europese R&D-gelden gaat naar militair onderzoek. Ruim de helft daarvan wordt door overheden gefinancierd en de rest door de industrie zelf. Dit terwijl van de civiele R&D nog geen 20% door de EU-regeringen wordt verstrekt en 80% door de industrie. Ook in de EU blijkt de wapenindustrie dus voorgetrokken te worden.

Schrikbeeld
Er wordt continue een soort schrikbeeld neergezet dat Europa achterblijft bij de Verenigde Staten. Ook in 2008 stelt François Gayet secretaries general van de AeroSpace and Defence Industries Association of Europe weer: “De kloof tussen de EU en VS heeft zich de laatste jaren verbreed. De concurrentie positie van onze industrie staat op het spel. Er is geen geloofwaardige Europese defensiepolitiek mogelijk zonder een sterke defensie-industriële basis.” (zie ook dit statistiche voorbeeld dat tot een zelfde conclusie leidt). Het is een verhaal dat ik sinds 1998 - toen ik begon dit te bestuderen - steeds weer tegen kom. Andere verschillen tussen Europa en de VS worden in de argumentatie niet meegewogen. De kosten voor militair onderzoek liggen in Europa veel meer bij de bedrijven zelf en minder bij de overheden. In Europa is anderzijds meer exportsteun beschikbaar voor militaire exporten door bedrijven.

Met selectief te winkelen wordt een militair-onderzoek-wedloop gepropageerd.

Europese gelden

Bovendien kan de industrie steeds meer over EU-geld voor onderzoek beschikken. Er is geld voor defensie, veiligheid en ruimtevaart. Ook de laatste twee hebben een sterke militaire tak. Binnen het 7de Framework Programma (FP7) voor onderzoek en technische ontwikkeling is 570 euro per jaar uitgetrokken voor veiligheid en ruimtevaart. Volgens de Europese Parlementariër Von Wogau is er zelfs een budget van 750 miljoen euro per jaar om de gezamenlijke Europese en ruimtevaart en veiligheidsprojecten te steunen

Een aantal vragen wordt stelselmatig niet beantwoord:


* Is ‘Veiligheid’ synoniem met militaire veiligheid? (De vraag die steeds in verschillende varianten terugkomt in deze serie, omdat zo vaak de indruk wordt gewekt dat het antwoord ja is, zeker in de verdeling van middelen.)
* Is dit onderzoek technologie en industrie gedreven of gericht op het oplossen van problemen? In de aanloop naar de budgettering van het 7de Framework Programma stelt het hoofd onderzoek van Greenpeace VK, Doug Parr, juist dit onderwerp aan de orde.
* Waarom zou Europa zich spiegelen aan de Verenigde Staten? (Laat Europa doen waar het goed in is diplomatie. Laat de overheid doen waar ze goed in is en dat is het bieden van veiligheid aan haar burgers. Die veiligheid ligt eerder in goede gezondheidszorg en veiligheid op straat dan in meer en beter bewapende militairen. Waarom zou ook Europa op een te grote voet gaan leven?)


Martin Broek

Eerdere delen:
Deel 1: Ontwikkelingsdoelstellingen
Deel 2: Prioriteiten
Deel 3: Militaire onderzoeksgelden
Deel 4: Wapenhandel een schijntje

Noten:
1) Zie Analytical Perspectives bij de VS begroting 2009, p. 57.
2) Slotverslag van Werkgroep VIII “Defensie” van de Europese Conventie, p.15; Brussel, 16 december 2002.

Bronnen:
* Begroting Verenigde Staten 2009. Zie: gpoaccess.gov/usbudget/fy09/browse.html
* AeroSpace and Defence Industries Association of Europe) PRESS RELEASE ASD calls for further integration of European defence market at French EU Presidency conference, Marseille, 31 oktober 2008.
* Website European Defence Agency, zie: eda.europa.eu/
* ‘EU Ministers Adopt Framework for Joint European Strategy in Defence R&T’, Brussel 19 november 2007, eda.europa.eu/genericitem.aspx?area=2&id=287
* Website Europese Unie ruimtevaart onderzoek: ec.europa.eu/enterprise/space_research/fp7.htm
* Frank Slijper, From Venus to Mars: the European Union´s steps towards the militarisation of Space, November 2008 A TNI briefing paper in cooperation with Campagne tegen Wapenhandel [the Dutch Campaign against Arms Trade].
* Ben Hayes, Arming Big Brother: the EU's security research programme, april 2006,
* Frank Slijper, "Europese Grondwet: Defensieagentschap en militair onderzoek," CtW, mei 2005;
* Zie: ‘The industry: competition and export’, in ‘The arms industry and the EU Constitution’, ENAAT Research Group, Martin Broek & Wendela de Vries, januari 2006.
* ‘Assessing the 'green' credentials of FP7’, 4 mei 2005
* Brian Morris, "Networking and Research Opportunities in Europe," Aerospace and Defence Industries Association of Europe (ASD), 29 maart 2005.
* Charles W. Wessner, "Innovation, Security & Growth," Brussel 19 november 2004.
* Martin Broek, ‘Onderzoek naar nieuwe wapens, de VS’ en ‘… de Europese Unie’, ‘t Kan Anders, juni 2005.
* Martin Broek, ‘Europe’s Defence Industry & its Arms Trade with Asia Pacific,’ in ‘Europe-Asia Arms Trade Challenges ASEM Security Dialogue’, Transnational Institute in Cooperation with AMOK, CAAT, Focus on the Global South and IDD, 1998.