donderdag 2 december 2021

De geopolitiek in Azië

De veiligheidssituatie in Azië is maar moeilijk te vatten. De rol van de Verenigde Staten verandert met enige regelmaat, China groeit als politieke en economische macht in de regio, India is een onbestemde factor en ASEAN is traag in het ontwikkelen van een eigen veiligheidspolitiek. De dreiging van oorlog is hoog en er is behoefte aan veiligheidsmechanismen om stabiliteit en vrede te waarborgen.

Een boek over Asia's New Geopolitics is dan ook meer dan welkom. Vooral als het oog heeft voor verschillende posities. In het slothoofdstuk wordt gesteld dat naast de gevaren van klimaatveranderingen en gezondheidsrisico's zoals die momenteel veroorzaakt worden door Covid, het gevaar van een escalatie (mogelijk nucleair) niet denkbeeldig is vanwege de afwezigheid van veiligheidsmechanismen, zoals die bestonden in de Koude Oorlog en daarmee een gevaar dat even ernstig is. Het boek is geschreven met al doel dit te voorkomen

Uitgave

Het komt van de gerenommeerde denktank, het Instituut tot Internationale Strategische Studies (IISS) in Londen. In augustus 2014 bestelde ik het boek al voor verschijnen, destijds nog onder de titel Asia’s Power Dynamics: Military Change and its Geopolitical Effects. De schrijvers waren toen Desmond Ball, Raja C. Mohan, Tim Huxley, en Adam Ward. Het werk van Ball was al vroeg in mijn activistische loopbaan een belangrijke bron en zou dat blijven vooral met het oog op regionale conflicten in Zuidoost Azië. Het boek zou echter niet verschijnen. Desmond Ball overleed in 2016 na langdurige ziekte. Deze verlate uitgave is aan hem opgedragen.

Die zeven jaar vertraging betekent niet dat oude wijn in nieuwe zakken is gegoten. Recentere zaken als Covid, de Regeringsperiode van Trump, en zelfs het eerste deel van die van Joe Biden worden behandeld en de laatste vermelding is een bron uit juli 2021. Desmond Ball staat nog wel als schrijver op de cover en zijn benadering is herkenbaar in de tekst. Het team schrijvers is anders dan bij de eerder beoogde versie: Adam Ward is verdwenen en Bredan Taylor en Lucie Béraud-Sudreau (al eerder dit jaar besprak ik een boek van haar) zijn als schrijvers van een gezamenlijke tekst toegevoegd.

Geopolitiek

Het boek begint met een beschrijving van geopolitiek. Het is een term die zoveel wordt gebruikt dat de betekenis wel eens buitenbeeld raakt. Hier wordt het omschreven als het uitoefenen van militaire macht om de vrede te behouden; een denkkader dat zich afspeelt op het grote schaakbord, en vergeleken kan worden met de tektoniek van machtsverschuivingen, en de kunst van de lange termijn visie is. Het is vriendelijke visie, één waar de wens de vader van de gedachte lijkt te zijn. Je kan het ook omschrijven als de strategische lange termijn visie om militaire macht te ontwikkelen, al dan niet met inzet van de voor handen zijnde strategische middelen (die meer omvatten dan alleen militaire middelen).

Het boek is dan ook geschreven met het oog op de wenselijkheid van veiligheidsstructuren die de schuivende platen inbedden in verdragen, maatregelen en organisaties. Want hoewel momenteel onwaarschijnlijk is het vooruitzicht van een militair conflict in het hoge geweldspectrum in de Indo-Pacific niet ver weg … ook niet tussen de Verenigde Staten en China, zo citeren de schrijvers de
Australische Defence Stategic Update uit 2020.

De zich ontwikkelende dreiging gaat gepaard met “het onderschatten van het belang van militaire macht in de regionale ontwikkelingen. Dit kan gevaarlijk zijn als staten onderschatten hoe snel militaire confrontatie kan escaleren,” waarschuwen de schrijvers. De VS en China groeien steeds verder uit elkaar, maar zijn financieel nog steeds sterk verbonden. Steeds meer landen gaan in die strijd mee, soms zelfs letterlijk. Multinationale organisaties kunnen partijen bij elkaar brengen en wrijvingen afremmen, maar landen kunnen er ook tegen elkaar worden uitgespeeld. Samenwerking is meer dan ooit nodig.

Drie mogelijkheden

Het boek noemt drie mogelijkheden hoe de veiligheid van de regio van Azië en de Stille Oceaan vorm zou kunnen krijgen. Dat kan zijn aan de hand van de Verenigde Staten, aan die van China of met een nadrukkelijke aanwezigheid van ASEAN.

Allereerst moet gedefinieerd worden over welk gebied het gaat. Daar blijken grote verschillen te zijn, zelfs tussen samenwerkende landen. Asia-Pacific wordt door Japan “expansief” gedefinieerd als lopend van Oost-Afrika tot westkust van de Verenigde Staten. India benadrukt vooral de Indische Oceaan en reikt niet voorbij de straat van Malakka. Australië ziet het als het gebied tussen de oostelijke Indische Oceaan tot de Verenigde Staten. De Verenigde Staten zien het als het als het gebied van de eigen kust tot de westkust van India.

Het boek verdeelt het gebied in drie regio's:

  • Noordoost Azië (Taiwan, Noord en Zuid-Korea, Japan en Rusland):

  • Zuid-Azië (Afghanistan, Pakistan, India, Sri Lanka, Malediven, Nepal, Bhutan en China),

  • Zuidoost Azië (de tien ASEAN lidstaten (Thailand, Maleisië, Myanmar, Singapore, Brunei, Indonesië, Laos, Vietnam, Cambodja en de Filipijnen), Oost-Timor); en de Verenigde Staten en China spelen in alle regio's een belangrijke rol.

    China en de VS

De positie van de Verenigde Staten in de zogenaamde Vrije en Open Indo-Pacific (FOIP) kenmerkt zich door: respect voor soevereiniteit en onafhankelijkheid, vreedzame conflict bemiddeling, vrije en eerlijke handel en internationale regels en afspraken. Het is een ideologische verwoording van de Amerikaanse positie, waarop veel valt af te dingen. De Chinese Minister voor Buitenlandse Zaken Wang Yi noemde het een idee om het nieuws te halen en vergeleek het met het schuim van de zee dat vanzelf verdwijnt. Die nonchalance wordt volgens een Chinese academicus ingegeven door verschillende overwegingen: China wil niet overreageren op de Amerikaanse strategie, het groeiende zelfvertrouwen in de eigen kracht, de relatief ruimere middelen die het heeft om in de regio te investeren de samenwerkende tegenstanders (het Viertal [Quad]: VS, Australië, Japan en India), en de overtuiging dat er voldoende strategische ruimte is, omdat de Verenigde Staten beperkt is in zijn mogelijkheden om de wil op te leggen in een regio waar de wens tot het bewaren van de onafhankelijkheid groot is.

Het
Belt and Road Initiative (BRI) ook wel de nieuwe zijderoute genoemd, is een veel aangehaald aspect van de Chinese hang naar dominantie in Azië en daarbuiten, zonder militair inzet. Maar er zijn ook deskundigen die de infrastructurele machtsontplooiing vooral zien als een middel om ook de Chinese periferie economisch verder te ontwikkelen, omdat de bestaande ongelijkheid een destabiliserende binnenlandse factor is. Weer anderen zien het als het opzetten van een transport netwerk dat in tijden van grootschalige conflicten aanvoer van grond- en brandstoffen mogelijk maakt. Meestal is in dergelijke gevallen sprake van een combinatie van genoemde doelstellingen en globale economische expansie kan ook nog een voor de hand liggende reden reden zijn.

De groeiende militaire uitgaven van China worden vaak genoemd om het gevaar uit Beijing te onderstrepen. Maar onderzoeksinstituut SIPRI bekende dat de NAVO in 2019 goed was voor $1.035 miljard en volgens de SIPRI tabelmilitaire uitgaven waren de gecombineerde
EU-28 (VK nog lidstaat) voor dat jaar $ 278,3 miljard (een groei van 4,5% t.o.v. 2018). Daarmee kwamen de Europeanen net voor de uitgaven van China, die waren nl. $ 261 miljard*. De ontwikkeling van rakettechnologie en het raketschild zal China ertoe drijven middelen te ontwikkelen die het land instaat stelt die verdediging te doorbreken, de zogenaamde strijd tussen het aloude schild en het zwaard. Dat geldt ook kernwapens. Zeker nu steeds meer voor een harde confrontatie lijkt te worden gekozen.

REGIO: Zuidoost Azië

Het hoofdstuk over Zuidoost Azië is het langste van het boek. Toch stellen de schrijvers dat conflicten daar niet snel te verwachten zijn. De landen in het gebied moderniseren hun krijgsmachten, omdat ze meer economische middelen hebben en ze China als buur steeds machtiger zien worden, waarbij vooral de aanspraken op eilanden en kliffen in de Zuid-Chinese Zee China in het vaarwater van de ASEAN-landen brengt. Maar er is geen sprake van een wapenwedloop.

Divers

Er zijn landen die kiezen voor nauwere samenwerking met China, anderen voor samenwerking met de Verenigde Staten, maar vooral worden de kool en geit gespaard. Zo koopt Singapore wel de F-35, maar blijft het toch neutraal. Thailand heeft een Uitgebreid Samenwerkingsverdrag met China afgesloten en koopt er ook een toenemend deel van zijn wapens, maar heeft ook met de VS nog een verdrag. Indonesië heeft wel eens een aanvaring met China, maar over het algemeen worden de banden eerder sterker dan zwakker. In Brunei zijn Britse troepen gelegerd, maar samen met Laos, Cambodja en China heeft het een verklaring onderschreven dat het regionale problemen op wil lossen zonder inmenging van buitenaf. Vietnam is het meest uitgesproken tegen China, maar zelfs daar blijven communicatiekanalen met China open en een formeel militaire veiligheidsrelatie met de VS houdt Hanoi op afstand.

Het boek bespreekt alle ASEAN lidstaten uitgebreid, maar ook andere partijen met een voet tussen de Zuidoost Aziatische deur komen aan de orde, zoals India dat vooral met Vietnam sterke banden heeft en samenwerkt op het gebied van onderzeeboottechnologie en in een satellietvolgcentrum dat een oogje op China houdt. Relaties met New Delhi zijn zelfs een tegenwicht voor Rangoons banden met China. Australië heeft er voor gekozen zijn banden met Zuidoost Azië te versterken, maar ook hier zijn de staten uit de regio voorzichtig, ze willen China niet tegen zich in het harnas jagen. Het recente nucleaire AUKUS-verdrag (tussen VS, VK en Australië) zal die hindernis verder hebben verhoogd.

Inzet

Een eenheid is Zuidoost Azië allerminst. Er zijn landen waar de verschillen tussen arm en rijk extreem zijn. Er is sprake van culturele en religieuze diversiteit, maar hier gaat het vooral om de politieke en militaire verschillen. Alleen al het hoofddoel van de krijgsmachten verschilt. Er zijn landen die hun leger vooral voor binnenlands gebruik hebben, Myanmar is het duidelijkste voorbeeld, maar die naar binnen gerichte aanpak is ook aanwezig in Cambodja, en Thailand. De op binnenlandse inzet gerichten krijgsmachten krijgen ook de grootste delen van het overheidsbudgetten (vaak zijn het niet de rijkste landen). Anderen richten zich op machtsontwikkeling buiten de grenzen (Singapore en Vietnam) en weer anderen combineren beide zoals Brunei, Indonesië, Maleisië, en de Filipijnen. Voor Indonesië betekent dit dat het de marine aanzienlijk versterkt, maar eveneens dat het militair ingrijpt in West-Papoea. Voor Thailand zijn Chinese en Amerikaanse pantservoertuigen evengoed geschikt voor inzet in de zuidelijke provincies als in gebruik tegen externe vijanden. De Filipijnen valt toch vooral op door binnenlands gebruik van militaire middelen, zoals de door Zuid-Korea geleverde FA-50 vliegtuigen (die bedoeld waren voor luchtverdediging) inzetten bij het bombarderen van islamistische tegenstanders. Dat is lang niet het enige voorbeeld van 'creatief' gebruikt van wapens door de Filipijnse luchtmacht. De taken gericht op externe verdediging door Manilla maken minder indruk.

Misschien is bij de geconstateerde onwaarschijnlijkheid van militaire conflicten eerder een gewenste dan een reële visie. Zo loopt de dreiging – als deel van het Chinees Amerikaanse conflict –
in de Zuid-Chinese Zee rond de Filippijnen op met herhaaldelijke kleine confrontaties. Tot dat ASEAN een methode heeft gevonden om rust de rust te bewaren, liggen onder de golven nog gevaarlijke conflicten op de loer.

Supermachten


Hoe zeer de regio tussen hamen en aanbeeld gevangen zit, blijkt ook uit een recent voorbeeld. De Salomonseilanden liggen in het verlengde van Papoea Nieuw Guinea (PNG) en vallen binnen de invloedssfeer van Australië. In de provincie provincie Malaita is een strijd ontstaan met de centrale overheid aangezien bewoners van deze provincie het niet eens zijn met het beleid om de erkenning van Taiwan in te ruilen voor sterkere samenwerking met Beijing. Er ontstonden onlusten en de Regering
riep de hulp van Australië in om die de baas te worden. Het onderstreept de stelling van het boek, dat voor Zuidoost Azië de verhoudingen een balanceeroefening zijn. Analist op het gebied van internationale betrekkingen Wiliam Choong uit Singapore vat de positie van de landen samen als hij stelt: Groot en supermachten zien ASEAN alleen als partner “als het hun belangen dient.” De druk van de supermachten op die landen om hen voor de eigen kar te spannen zal alleen maar toenemen, gezien de verschillende standpunten zou dit de cohesie van ASEAN aan kunnen tasten.

REGIO: Zuid Azië

Zuid-Azië staat momenteel in het centrum van de globale machtspolitieke belangstelling nadat de Taliban na 20 jaar de macht in het land weer hebben veroverd. Deze machtsovername kwam na het verschijnen van het boek, al werd er al wel op gepreludeerd vanwege het terugtrekken van de Amerikaanse troepen en doordat “de Taliban het platteland domineerde en hoofdwegen controleerde.”

De schrijvers stellen dat na een lange afwezigheid buiten de schijnwerpers Zuid-Azië weer belangrijk werd door de oorlog in Afghanistan (men noemt het wat neutraler een 'conflict', terwijl burgeroorlog met buitenlandse inmenging een nauwkeuriger kwalificatie zou zijn). In het beschrijven ervan kunnen de auteurs niet om de constatering dat bij de ontwikkeling van het religieuze extremisme, dat in de regionale conflicten en oorlogen zo'n belangrijke rol is gaan spelen, Westerse steun cruciaal is geweest. Die steun zou ophouden bij het vertrek van de Sovjet Unie uit Afghanistan, maar het extremisme had zich toen al stevig geworteld. Ook in buurland Pakistan, dat zo'n stevige band heeft met Afghanistan.

Het terugtrekken van het grootste deel van de gevechtstroepen uit Afghanistan zou de rol van Islamabad in Afghanistan kunnen versterken. India verloor na de wisseling van de macht een goed gezinde regering in Kabul. Maar ook Pakistan heeft geen belang bij instabiliteit langs de grenzen en invloed op de Taliban is zeker geen gegeven.

Zuid Azië kwam ook op de militair strategische agenda's te staan door de opkomst van China, en al eerder door de aanwezigheid van nucleaire wapens en kernproeven in India en Pakistan.

Pakistan-India

De steun van Pakistan tegen de Sovjet Unie in Afghanistan zou er toe leiden dat de VS een oogje dicht knepen bij het atoomprogramma van het land. China deed hetzelfde, aangezien het belang had bij een tegenwicht tegen India. Zo legde groot- en supermacht politiek een hypotheek op veiligheid in de regio. Die kernwapens zouden er voor zorgen dat open conflict een minder wenselijke optie voor de strijd tussen Pakistan en India zou worden, maar hybride oorlogsvoering (terrorisme, opstand, criminele activiteiten en informatie oorlogsvoering) nam wel toe. Toch kwamen ook gewapende conflicten tussen Pakistan en India nog voor; een laatste keer in 2019 toen India in Pakistan een kamp van terroristen bombardeerde en het Pakistaanse leger een Indiaas gevechtsvliegtuig uit de lucht schoot. De piloot werd uiteindelijk weer aan India overdragen. Zo bleef een escalatie uit. Dit wel na internationale diplomatieke druk. Dergelijke buitenlandse invloed zou ook in een serie (1987, 1990, 1999, 2001-02, 2008, 2016) andere crises escalatie voorkomen hebben. Met de komst van Modi veranderde ook de rol van de kernwapens. De Indiase extremistische president is bereid om de uiterste grenzen van de nucleaire afschrikking te testen bij militaire reacties ten opzichte van Islamabad.

India zou in economische en militaire macht (hoewel duidelijk is dat een groot deel van de bestedingen naar salarissen en pensioenen gaat, en uitgaven voor wapens als deel van het militaire budget afnemen) het buurland veruit gaan overvleugelen en Pakistan verloor ook nog eens internationaal diplomatiek terrein o.a. door haar politiek in Afghanistan. India versterkte zijn banden juist, met Europa, Japan, zelfs met de nodige horden met China, maar vooral met de Verenigde Staten.

India sloot in 2005 een bilateraal militair samenwerkingsverdrag en in 2008 een verdrag op het gebied van civiele toepassing van nucleaire technologie met Washington. (Toen de Verenigde Staten niet bereid bleken ook Pakistan een dergelijke civiele atoomsamenwerking aan te bieden, sprong Beijing in dat gat.) India krijgt een VIP-behandeling, omdat het een belangrijke bondgenoot is voor de Verenigde Staten bij de controle van China. Dat zorgt ervoor dat India acht van zijn civiele kernreactoren buiten IAEA-inspectie kon houden, en dus meer splijtstof produceren. Modi hint er regelmatig op dat India de doctrine kan verlaten dat het afziet het als eerste inzetten van kernwapens. Maar de positie van Delhi wordt nog sterker doordat ook Moskou steun heeft beloofd aan het nucleaire project van India, om zo de banden aan te halen. India wil met Russische steun een raketschild ontwikkelen waardoor de Pakistaanse dreiging afneemt bij gelijk blijvend potentieel, een ontwikkeling
“die de afschrikkingsstrategie in Zuid-Azië onstabiel maakt,” aldus de schrijvers. Onlangs bepleiten Amerikaanse Congresleden India niet voor die samenwerking met Rusland te straffen.

Ook in de relaties tussen beide landen veranderde de zelfbewuste nationalistische houding van Modi de situatie. De autonome status van India's Kashmir werd door New Delhi aangepast. Pakistan regeerde furieus en de wereld verklaarde het optreden van Modi als roekeloos. De auteurs stellen dat Pakistan gelijk had in de beschuldiging dat Modi de wettelijke en politieke constructie rond Kashmir op de schop nam. Toen Pakistan probeerde de Veiligheidsraad te betrekken werd dit geblokkeerd door de Verenigde Staten en Frankrijk, een positie die Parijs geen windeieren zou leggen. In 2020 zou het de grootste wapenexporteur naar India zijn. Terwijl voor India het Pakistaanse gesteunde terrorisme de dreiging vormt, is Islamabad bang voor het opzetten van gevechtstroepen door India voor offensieve operaties in Pakistan.

Arms exports to India, 2020 (SIPRI Trend Indicator waarde)

Land

TIV in miljoenen

Frankrijk

1.013

Rusland

969

Verenigde Staten

392

Zuid-Korea

216

Israël

107

Wereldtotaal

2.799

SIPRI Wapenhandel database (bezocht op 8 november 2021) https://armstrade.sipri.org/armstrade/html/export_values.php

Zuid Azië: India-China

De militaire balans tussen China en India verschuift in het voordeel van Beijing. Het is moeilijk om de militaire uitgaven van beide landen met elkaar te vergelijken, want de Chinese militaire inspanningen richten zich in belangrijke mate op potentiële conflicten in het oosten van het land. Het is echter veilig om te stellen dat het veruit de sterkere partij van beide is. India is bovendien een wanordelijk bestuurt land, een aspect waar de schrijvers nauwelijks oog voor hebben.**

India en China hebben grensconflicten die soms ook ontploffen. In de kwestie Kashmir is Beijing van mening dat Pakistan en India hun verschillen moeten parkeren en zich beter kunnen richten op economische samenwerking. China zelf investeert al in het Pakistaanse deel van Kashmir. Het is een voorbeeld van de dominante machtspolitieke benadering die China kiest. Ook het Belt & Road initiatief kan rekenen op investeringen die, ook na een afname door Covid, nog steeds tientallen miljarden bedragen.

Maar China heeft zelf ook meningsverschillen met India over Kashmir, Tibet, Arunachal Pradesh, en op verschillende plaatsen langs de grens. En het land hanteert volgens de schrijvers een nieuwe militaire doctrine die uitgaat van actieve verdediging (active defence), die voorwaartse troepen betreft, grensbewaking, aangaan van contacten met de vijand (ook over de grens) en inzet in conflicten die ook niet direct aan China grenzen. Wat ze hier precies mee bedoelen is niet duidelijk. China kiest onmiskenbaar voor een offensievere militaire aanpak, waarbij vooruitgeschoven verdediging een belangrijke rol speelt, maar actieve verdediging zit al sinds de de jaren vijftig van de vorige eeuw in de Chinese benadering en de terminologie werd ook al door Deng Xiaoping gebruikt.*** Wel is de introductie van hightech, het introduceren van de zogenaamde voorwaartse verdediging gericht op het ontzeggen van ruimte aan de tegenstander (het zogenaamde, A2AD) nieuw. Inderdaad is ook sprake van de door de schrijvers genoemde tactische aspecten. Onlangs creëerde China nog een helikopterbasis in Tibet.

India probeert op deze ontwikkelingen te reageren en versterkt eveneens zijn militaire macht. (Het is niet de eerste actie-reacte keten tussen beide landen. India zette in 1964 een kernwapenprogramma op na de aanwezigheid van kernwapens in China.) Het gevolg is onrust in de verhoudingen en verschillende schermutselingen vonden al plaats. Contacten en diplomatieke bijeenkomsten tussen beide landen zorgden ervoor dat de aanvaringen niet tot grootschalige gewapende conflicten leiden. Toch zou het niet voorkomen dat troepen op elkaar zouden vuren in 2020. De eerste uitwisseling van vuur sinds 1975. In 2021 zouden doden vallen bij gevechten met stenen en stokken. Er zijn analisten die beweren dat het laten varen van een onafhankelijke koers door India en het verstevigen van de banden met de VS heeft geleid tot het assertieve Chinese optreden. Anderen stellen juist dat door de Chinese houding India in handen van de VS is gedreven. Zoals zo vaak in internationale relaties kunnen ogenschijnlijk tegengestelde schema's een rol spelen binnen eenzelfde ontwikkeling. Anderzijds is India wel de Shanghai Samenwerkings Organisatie (SCO) binnengehaald door Rusland, evenals Pakistan door China. Dat is een geruststellender ontwikkeling.

REGIO: Noordoost-Azië

In Noordoost Azië liggen de tweede en derde grootste economieën van de wereld, respectievelijk China en Japan. Het is ook een gebied waar een grootschalig conflict op de loer ligt. Onderlinge competitie heeft de afgelopen twee decennia in de regio de bewapening opgevoerd. Je kan spreken van een wapenwedloop, een fenomeen dat ook de volgende decennia zal blijven bestaan, aldus de schrijvers. De aanwezige spanningen kunnen worden vergroot door de al bestaande actie-reactie dynamiek in een omgeving zonder regionale veiligheidsstructuren. Ook landen die oppervlakkig gezien bondgenoten zouden moeten zijn, zoals Japan en Zuid-Korea leven op gespannen voet, dat heeft te maken met de gruwelijke, een halve eeuw durende, Japanse bezetting tot het einde van de Tweede Wereldoorlog. Opvallend is wel dat onlangs bleek dat Japan in Zuidoost Azië als bondgenoot meer gewaardeerd wordt dan Zuid-Korea.

Er is ook sprake van territoriale conflicten tussen elk paar Oost-Aziatische landen. Niet elke claim zal leiden tot conflict. Zeker als de relaties verder vriendschappelijk, er wederzijdse afhankelijkheidsrelaties of verdragen bestaan dan temperen die het oplaaien van de spanningen. Toch zijn de claims in een regio met drie belangrijke kruitvaten een gevaarlijke bron van wantrouwen en misverstanden.

Taiwan

Taiwan is volgens de schrijver de belangrijkste conflicthaard. Voor China en een deel van de Taiwanese politieke elite is er nog steeds sprake van één China, maar de politieke beweging in Tapei groeit die stelt dat het eiland een onafhankelijke staat is. De Democratische Progressieve Partij en de Zonnebloem Beweging laten dit duidelijk zien. Dat China Taiwan als afvallige provincie blijft beschouwen heeft onder andere als gevolg dat Beijing ook de scheiding tussen de twee landen in de Straat van Taiwan niet erkent. Dat leidt tot een voortdurende stroom aan incidenten.

Korea's

Na de Tweede Wereldoorlog ontstonden er twee Korea's. Ze zijn technisch gesproken nog steeds in oorlog, aangezien er geen vrede is gesloten, maar feitelijk hielden de grootschalige gevechten op in 1953. Schermutselingen vinden met enige regelmaat plaats langs de gedemilitariseerde zone (DMZ, een benaming die ver naast de werkelijkheid zit, de grens zone is juist een van de meest gemilitariseerde delen van de wereld) en op zee, zoals in de Gele zee waar een meningsverschil bestaat over de grens en de controle over eilandjes. Ook aan de andere zijde van het schiereiland botsen beide landen met enige regelmaat. Soms zijn die 'aanvaringen' ernstig, zoals bij het doen zinken van het Zuid-Koreaans korvet Cheonan in maart 2010, waarbij 46 opvarenden omkwamen.

Oost-Chinese zee

De conflicten in de Oost-Chinese Zee zijn het derde dreigende veiligheidsprobleem dat uit de hand zou kunnen lopen. China en Japan hebben hier aanspraken op de Senkaku/Diaoyu eilanden. Regelmatig was eer sprake van conflicten op zee. Halverwege 2018 kwam er een hotline tussen militairen aan beide zijden en werd zelfs samen militair geoefend. Toch zou de spanningen blijven. De Chinese kustwacht was steeds vaker rond de eilanden aanwezig en militaire vliegtuigen steeds vaker in het luchtruim dat Japan bewaakt (ADIZ).

Kleinere territoriale claims

Dan is er nog een serie territoriale meningsverschillen die kleiner van omvang zijn, Japan heeft er een aantal, zoals met Rusland vanwege de Koerilen (een kwestie die ervoor zorgde dat de twee landen na WOII nog geen vredesverdrag hebben getekend). Tokio heeft ook problemen met Noord-Korea, maar de schrijvers merken op dat dit conflict vooral gebruikt wordt als verdediging om de militaire macht tegen China op te bouwen. Met Zuid-Korea heeft het land van de reizende zon een probleem rond de Dokdo/Takeshima eilanden die Japan in 1905 annexeerde. De aanspraak leidt regelmatig tot diplomatieke conflicten. “Er is tot dusver weinig aanleiding om te verwachten dat Seoel of Tokio de diep in de geschiedenis gewortelde onenigheid minder prominent op zou willen opnemen.” Japan heeft ook nog problemen met Taiwan rond de Senkaku/Diaoyu eilanden (wat dat betreft lijken China en Taiwan wel één, ze hebben veelal dezelfde claims). Doordat beide landen hun relaties verstevigd hebben is het aantal incidenten rond de eilanden afgenomen.

China en Noord-Korea zijn bondgenoten, maar hebben toch ook overlappende claims, zoals rond de vulkaan de Paektusan/Baitou Shan, de oorsprong van de rivieren Yalu en Tumen. De Noord-Koranen zien het als de geboorte grond van Kim Jong-il, de zo goed als heilig verklaarde vader van de huidige leider van het land Kim Jong-un en het gebied van waaruit grootvader Kim Il-sung de Japanners tijdens WOII bevocht. Dan wordt ook nog gesteggeld over eilanden in beide rivieren en is de zeegrens niet afgebakend. Niettemin is Pyongyang zo afhankelijk van Beijing dat de onenigheid niet tot conflicten zal leiden.

Ook de Chinese relatie met Zuid-Korea is rustig, hoewel er soms conflicten zijn om de bewapeningsprogramma's van de VS in het land. Toch hebben beide ook overlappende aanspraken in de Gele Zee en maken beide aanspraak op een rotspunt die zelfs bij eb nog 4,6 meter onder zee niveau ligt (Ieodo/Suyan). In 2011 kwam het hierbij tot een treffen tussen Koreaanse kustwacht en een vissersschip, een visser verloor daarbij het leven.

Wapenwedloop

Er is sprake van een actie reactie dynamiek waarbij de aankopen van de een leiden tot nieuwe wapens bij de ander. Je kan de oorzaak geheel bij China leggen zoals vaak gebeurt. Je kan ook proberen het hele plaatje te zien. Zo is Japan overgegaan tot het introduceren van twee vliegdekschepen in de vloot, ze worden niet zo genoemd, maar “heten eufemistisch amfibische transport schepen,” maar zijn wel uitgerust met de marine variant van de Joint Strike Fighter, de F-35B. (Overigens is het opvallend dat in geval van de Verenigde Staten een dergelijke capaciteit niet bij de vliegdekschepen wordt gerekend. Dat zou de machtsverhoudingen wel duidelijker maken. Het heeft een grotere capaciteit dan de elf officiële vliegdekschepen) De Chinese marine streeft naar zes vliegdekschepen, maar “kosten en technische problemen kunnen leiden tot vertragingen bij de laatste twee schepen.”

China heeft inmiddels wel de meeste marineschepen, maar schepen tellen is niet meer waar het om draait bij het beoordelen van maritieme machtsverhoudingen. Het gaat om de technologie die de schepen hebben om wapens te richten, omgeving af te zoeken en ze bindt door netwerken met andere wapensystemen in lucht, ruimte, op en onder zee, en op land (kortweg
CI4SR). Maar het is buiten kijf dat de Chinese vloot snel groeit en dat het rond de Indische Oceaan een groeiend aantal bondgenoten heeft (Bangladesh, Malediven, Pakistan, Sri Lanka). Door een groeiend netwerk aan bevriende staten groeit de Chinese militaire macht in de regio en op zee. China is al snel de boeman, maar voor sommige staten (Boethan, Nepal, Maladiven, Sri Lanka) vormt het een tegenwicht tegen de macht van India en de Verenigde Staten en het brengt investeringen met zich mee (ook al blijkt regelmatig dat dit geen gratis geld is).

Kernwapens

In de regio van Azië-Pacific zijn een aantal kernmachten. Allereerst drie van de vijf erkende kernwapenlanden. De Verenigde Staten, dat hoewel het aan de rand ligt een centrale rol speelt, Rusland dat in Zuid-Azië, maar zeker in Oost-Azië een actieve rol speelt, en China.

China werkt mogelijk aan twee projecten. Allereerst aan de Type-096 nucleaire onderzeeër die uitgerust moet worden met Jl-3 atoomraketten met een bereik van 9.000 km en er is speculatie dat ook het hypersonische wapen, de DF-17, zowel conventioneel als nucleair bewapend kan worden.

Noord-Korea heeft een atoomprogramma dat vermoedelijk bestaat uit tien tot twintig kernkoppen. Er is wel twijfel of het land beschikt over de technologie om een kernwapen op zijn doel te krijgen (een zgn. re-entry vehicle).

In het veiligheidsdebat zijn het China en Noord-Korea die veel van de aandacht krijgen, maar het zou onverstandig zijn die dreigende vergezichten de blik richting andere landen te laten vertroebelen. In de Koude Oorlog stonden twee partijen tegenover elkaar. Nu gaat het om een groter aantal; sommige in en gespannen relatie met (soms zelfs meerdere) andere atoommachten.

De schrijvers vrezen dat ook Japan, Zuid-Korea en Taiwan (de zogenaamde latente kernwapen staten ) gaan streven naar het verwerven van nucleaire wapens. Japan laat er geen misverstand over bestaan dat het indien het dit nodig vindt snel een atoombom kan ontwikkelen. Het zijn juist de beide regio's van Azië die het minst stabiel zijn met kernwapenstaten.

China wil meer kernwapens. India wil op gelijke voet komen met China. Pakistan zal niet achter willen blijven en inmiddels zijn de nucleaire akkoorden tussen Rusland en de VS gesneuveld. Ergens zal een begin moeten worden gemaakt met nucleaire wapenbeheersing. Het mag duidelijk zijn dat de atoommachten VS en Rusland daarbij niet op gelijke voet met China gezet kunnen worden. Beide hebben veel minder kernwapens dan tijdens de Koude Oorlog, maar nog steeds ruim tien maal zoveel als China. Voorstellen voor een aanpak van dit probleem gaan het boek te buiten maar zijn nodig en aanwezig.

In het boek genoemde aantallen kernkoppen

Land

Kernkoppen

VS

3.800

Rusland

4.310

China

350

India

150

Pakistan

160

Noord-Korea

10-20

Asia's New Geo Politics (Oxon/Londen: Routledge/IISS, 2021)

Wie neemt de touwtjes in handen

China is niet de enige partij die zijn macht in de regio ontplooit. De Verenigde Staten zijn de olifant in de kamer die zichzelf de waakhond van de vrije ruimte maakt. In India is Modi bereidt om geweld te gebruiken tegen buurland Pakistan.

Wie de regio gaat beheersen is een open vraag. Voorlopig heeft China niet de militaire capaciteiten en geen krijgsmacht die oorlogservaring heeft; Beijing heeft genoeg omhanden om de binnenlandse orde te bewaren (de afname van de economische groei maakt dat een forse uitdaging); en Beijing heeft gekozen om vooral als soft power de invloed uit te breiden al wordt de geloofwaardigheid hiervan aangetast door hybride operaties waarmee het zijn positie versterkt.

De Zuidoost Aziatische zetten drie methoden in om een veiligheidssituatie te verbeteren. Ze proberen China binnen bestaande structuren te halen, zoals het ASEAN Regional Forum (ARF) en anderzijds samen te werken met de Verenigde Staten en diens bondgenoten als tegenwicht voor de Chinese macht. Het autonoom versterken van de eigen militaire macht is een derde middel, maar gezien de omvang beperkt machtsmiddel.

Nieuwe wapens

Vrijwel nooit lopen wrijvingen uit op een openlijk militair conflict, maar het gevaar is door nieuwe militaire technologie sterk vergroot. Controle op bijvoorbeeld cyberwapens is gewenst en mogelijk, want dergelijke regelingen kunnen ook in het belang van de betrokken partijen zijn. Hoewel de wens van de auteurs sympathiek is, lijkt een dergelijke afspraken juist niet op veel sympathie te kunnen rekenen****. Toch is het inderdaad noodzakelijk dat een steviger systeem voor het vermijden van escalatie in de stijgers moet worden gezet: “de intensivering van de militarisering van Azië roept de vraag op of een breder wapenbeheersingssysteem niet ook noodzakelijk is. In Noordoost Azië bestaat een dergelijk regime nog niet. Aangezien het wel om een complexe veiligheidssituatie situatie gaat, waar meer dan twee partijen tegenover elkaar staan is dat een enorm gemis. Dat geldt niet alleen wapens voor massavernietiging (WMD), maar ook conventioneel wapentypen, want “die programma's reageren op de ontwikkeling van WMD en lange afstandsdraagsystemen. (…) De kans op een calamiteit is groot.” In de Diplomat stond onlangs een voorstel dat, echter vooral uit ging van het Chinese proliferatie gevaar, waarbij die van het Westen onbenoemd bleef, met een dergelijke gekleurde benadering gaat het niet lukken.


Conclusie

De nalatenschap van Desmond Ball heeft een overzichtelijke boek opgeleverd; een schematische introductie in de veiligheidssituatie in Azië, waarin ontwikkelingen zijn geordend. Het biedt daarmee enigszins grip op een complexe situatie. Het sluit af met een hoofdstuk dat is gewijd aan het weg nemen van de grootste gevaren, want hoewel rustig van toon, de auteurs laten er geen misverstand over bestaan dat die gevaren aanwezig zijn op het bal waar de (opkomende) grootmachten dansen rond elkaar en rond de kleinere staten.
Het gevaar van de verharding wordt immers niet alleen door academici opgemerkt, maar zelfs door Amerikaanse mariniers. Onlangs waarschuwde een gepensioneerde marinier voor de misvatting dat oorlog draait om winnen en verliezen. De schrijver wees er juist op het gevaar dat conflicten makkelijker te beginnen zijn dan te beëindigen en dat politieke leiders en bevolking bevangen raken in het neersabelen van de tegenstander en een vreedzame oplossing in de weg staan.

Het vermijden van een conflict is niet alleen een strategisch veiligheidsvraagstuk voor diplomaten, politici en militairen. Het is in het belang van ons, de gewone aardbewoners. In die zin is het zich bemoeien met veiligheidspolitiek en bijvoorbeeld wapenhandel naar de regio een noodzakelijke maatschappelijke activiteit. Dat wordt door dit boek niet zozeer benoemd (het richt zich vooral op professionals). Machtspolitiek is vooral in het belang van de elite die de belangen van burgers ondergeschikt laten zijn aan hun ambities. De Nederlandse krijgsmacht pleit bijvoorbeeld voor € 5 miljard per jaar aan budgetvergroting, terwijl woningcorporaties worden uitgeknepen door de overheid en veel mensen geen woning kunnen vinden, diezelfde overheid miljarden moet terug betalen aan slachtoffers van de toeslagen affaire en de dreigende gevolgen van de klimaatverandering boven ieders hoofd hangen. Het eigen budget lijkt te gaan boven de veiligheidsbelangen van de samenleving die men evenwel zegt te dienen. De notie dat samenwerking niet alleen om de strategische veiligheid van groter belang is, maar ook om samen tot klimaatbeleid te komen, dan machtsontplooiing lijkt niet erg aanwezig.

Inzicht krijgen is daarbij interessant, maar wat betekent de tekst voor wapenexportbeleid. Landen waar het leger vooral gericht is op interne veiligheid moeten omzichtig behandeld worden als het om wapenexport gaat, maar het is tevens de vraag welke invloed leveranties van grote wapensystemen of dual use technologie hebben op de veiligheid tussen staten in de regio. Meer samenwerking, meer wapenbeheersing, overleg en niet met nieuwe kernwapens of militaire technologie is de ontspanning gediend. Dat slaat ook terug op de Westerse landen. Nederland wil onderzeeërs die in Azië kunnen opereren, en levert jaarlijks onderzeeboottechnologie aan Taiwan en oorlogsschepen (en via Turkije technologie daarvoor) aan Pakistan. Duitsland versterkt de Chinese militaire vloot met motoren. Frankrijk levert gevechtsvliegtuigen aan India. Het Verenigd Koninkrijk gooit zelfs nucleaire kolen op het vuur. Geen kolen op het vuur, maar metaforische olie op de golven, dat is wat nodig is. Dat lijkt meer nodig dan het verharden van de standpunten wat momenteel hoogtij dagen beleeft.

Noten:
* In dit boek wordt voor de miltiaire uitgaven van China een cijfer over 2020 gebruikt van $ 193 miljard.
** Chris Ogden,
China and India; Asia's Emergent Great Powers (Cambridge: Polity Press, 2017)
*** You Ji, China's military transformation (Cambridge: Polity Press, 2016).
****
David E. Sanger, The perfect weapon (Londen: Scribe, 2018)