dinsdag 11 oktober 2011

De kat van Melatti; betoverend poppenspel

De kat van Melatti is qua vormgeving en spel mooi en grandioos. Theater Lakon speelt met de Indonesische wajang, poppenspel, toneeltechnieken en voordrachtkunst.

Afgeladen vol zat het Poppentheater Amstelveen tijdens de première begin oktober. Kinderen vanaf drie tot een jaar of tien met ouders, opa's en oma's. In het TV-tijdperk kwamen ze af op een vorm van verhalen vertellen die ouder is dan de oudste beeldschermen. Die middag speelt De Kat van Melatti, een verhaal over water, vertelt door Jet Smeets en Ista Putranto van Theater Lakon.

Al eerder zag ik Oom Gong van hetzelfde gezelschap. Het was een voorstelling die me verbaasde doordat de grenzen tussen poppen en spelers, tussen echt en onecht, helemaal vervaagde. Theater Lakon speelt met de Indonesische wajang, Nederlands poppenspel, toneeltechnieken en voordrachtkunst. De kat van Melatti is gemaakt in Nederland, al is de muziek afkomstig uit Indonesië, zonder echt Indonesch te zijn. Het stuk ademt de uitwisseling tussen Indonesië en Nederland en tussen moderniteit en traditie.

De voorstelling vertelt het verhaal van een 8-jarig meisje dat sinds een tsunami ziek in bed ligt en steeds zieker wordt. Ze woont bij haar oma, die ze tijdens diezelfde tsunami redde, in een traditioneel huisje aan het water. Melatti wordt steeds overvallen door angstdromen waarin de tsunami terugkomt: vissen zweven over het podium en achter de twee grootbeeld wajangschermen; beelden verschuiven en verkleuren van hel licht tot diepblauw; en de muziek bereikt zijn hoogtepunt in koortsachtig gitaarspel.

Melatti's ouders werken in de stad bij een flessenfabriek. Ze bellen af en toe om te vragen hoe het met hun dochter gaat. Dat leidt iedere keer tot een moeizaam gebruik van het mobieltje. Het is een van de terugkerende grappen die tot gelach vanuit de zaal leiden. Oma doet het huishouden en geeft Melatti toverwater uit een bron die ouder is dan zijzelf. De bron blijkt aan het eind van het verhaal vervuild te zijn door de flessenfabriek. Het is de kat die dit uitvindt tijdens een fraai vormgegeven zoektocht, en die daar met recht bijzonder trots op is.

Het stuk doet me denken aan de manier waarop Indonesische activisten naar dorpen trekken om de bevolking uit te leggen waar de oorzaken van een probleem gezocht moeten worden. Een verschijnsel dat met een mooi Indonesisch woord advokasi wordt genoemd. Ik herinner me een betoog van een Indonesische vrouw over de vervuiling door een papierfabriek die zijn afvalwater loodsde op de rivier en financiering ervan door Westerse overheden. Mensen in de wijde omgeving werden ziek van de chemicaliën. Er was nauwelijks een woord dat ik van haar verhaal verstond, maar ik werd meegesleept door haar voordrachtskunst; waar woorden, klank en mimiek zo'n belangrijke rol in speelden.

Van agitatie is bij De kat van Melatti hier geen sprake. Het draait vooral om de vertelkunst, om het spel. Maar er is ook een niet opdringerige duidelijke boodschap: water is belangrijk, maar er kan mee gesjoemeld worden. Wat mij betreft wordt het verhaal daarover net iets te gemakkelijk afgerond door de kat die zo trots als een pauw zijn visies op water en over zijn eigen heldendaad vertelt.

De voorstelling mondt daarmee uit in een boodschap aan Nederlandse kinderen in de huiselijke situatie: 'laat de kraan niet lopen'; en 'water wees er zuinig mee'. Deze voorstelling heeft zoveel kracht, diepgang en is zo kunstig verteld dat een iets ingewikkelder en verder-van-mijn-bed slot ook mogelijk zou zijn. Volgens de dramaturg van de voorstelling, Jan Smeets, is dat de taak voor ouders en onderwijzers.

Het poppenspel van Theater Lukon doet meer dan een verhaal vertellen. De poëzie van de Indonesische taal wordt gebruikt. Oma praat nu en dan in het bahasa Indonesia, waardoor je uit Nederland weg kan dromen en wat de voorstelling groter maakt. De zaal reageerde nauwelijks met onbegrip op de voor de meeste onverstaanbare woorden (ze worden terloops vertaald door de kat of Melatti).

Voor me zaten kinderen die steeds opmerkten dat de poppen bewogen werden door mensen en handen: “Ze kunnen er niets van,” hoorde ik ze zeggen. Het grootste deel gaat de zaal ging wel mee met de overtuigend neergezette karakters en het verhaal. Het wordt stil in de zaal bij de onzekerheid over het welzijn van Melatti: dood of levend?

Een zaal vol volwassenen en kinderen die naar een verhaal over schoon drinkwater, een ziek meisje en vervuiling kijken. Menig NGO zou jaloers zijn op zoveel aandacht. Het poppentheater laat hier zijn grote kracht zien. De Kat van Melatti was mooi en grandioos qua vormgeving en spel. En, als je iets mooi vertelt dan krijg je mensen mee. Of zullen in ieder geval naar je luisteren.


De kat van Melatti
Theater Lakon
Spel en poppen: Ista Putranto en Jet Smeets
Regie: Trudie Lute
Script: i.s.m. Florian Kullberg
Muziek: Doni Wijanarko
Decor: i.s.m. Dodog Soeseno
Dramaturgie: Jan Smeets
Voorstelling en speellijst zie: http://bit.ly/mZPPYX

woensdag 5 oktober 2011

Boekebespreking: Autismevriendelijk onderwijs


Autisme en normale begaafdheid in het onderwijs levert inspiratie aan iedereen die les geeft aan (rand)normaal begaafde leerlingen met autisme. Vertrekkend van de autistische manier van waarnemen en informatie verwerken, schetst Vermeulen de krijtlijnen voor een autismevriendelijke onderwijsstijl.

“Mijn zoon weigert mensen aan te kijken. Hij heeft geen interesse in ze.” Aan het woord is een moeder die boos is dat haar kind van een jaar of tien geen oogcontact met anderen wil maken. Of de achterliggende oorzaak autisme is, weet ik niet. Ik ben geen psycholoog, noch psychiater. Het is wel een kenmerk dat bij autisme past.

Wat de oorzaak ook is, de anekdote maakt duidelijk hoe problematisch autisme voor mensen kan zijn. Ze worden beoordeeld op grond van een dominante manier van denken en handelen. Er wordt van hen verwacht wat ze niet kunnen.

Zelf lijd ik ook aan dit 'oogcontact euvel'. Er is een enkeling die het ziet. Gelukkig maar, want mensen zien het als een blijk van betrouwbaarheid als je hen – maar niet te lang – in de ogen aankijkt. Ik heb geleerd hoe ik kan wegkijken zonder dat het echt opvalt, maar dat was een lange en soms zeer onplezierige weg.

Extra gewicht

Ik ken de frustraties en onmacht die autistische trekken veroorzaken. Een autist torst extra gewicht mee als hij door de wereld stapt. Het grootste deel van de mensen met autisme functioneert – al dan niet met hulp – in de normale maatschappij en moet zich daaraan aanpassen. Vaak meer dan prettig of mogelijk is. Maar het wordt van hen gevraagd: hoe langer hoe meer en in een steeds dynamischere samenleving.

De diagnose autisme wordt gesteld op grond van afwijkingen op het vlak van omgang en communicatie met anderen en een sterke stroefheid in interesses en reacties. Zulk gedrag is niet altijd waarneembaar. De sociale vaardigheidsregels kunnen worden aangeleerd. Ze zijn daarmee nog niet precies op het sociale verkeer afgestemd. Het finetunen kost veel tijd en energie.

Autisme is een biologische afwijking en geenszins het gevolg van een slechte opvoeding, verwaarlozing of traumatische levensgebeurtenissen. Erfelijkheid is de voornaamste bepalende factor voor autisme. Autisten hebben het moeilijk met zich voor te stellen wat er in anderen omgaat. Ze missen daarvoor veelal de verbeeldingskracht.

Het is geen kwestie van intelligentie. Net als bij alle anderen heb je intelligente en minder slimme autisten. Wél kunnen bepaalde gebieden sterk ontwikkeld zijn (ook waardevolle), zoals: een sterk geheugen voor feiten, technisch lezen, oog voor details, omgaan met techniek, volhouden, perfectionisme, rechtvaardigheidsgevoel en eerlijkheid en objectiviteit.

Autisme op school

Bovenstaande omschrijving haal ik uit de eerste hoofdstukken van Autisme en normale begaafdheid in het onderwijs geschreven door Peter Vermeulen. De academische kennis van Vermeulen wordt aangevuld met de praktijkervaring van Annemarie Mertens en Kobe Vanroy, beiden werkzaam als onderwijzeres. Ook de vragen van onderwijzers die een cursus volgden bij Vermeulen's werkgever Autisme Centraal, zijn verwerkt in het boek.

Vermeulen is geen wetenschapper in een ivoren toren, maar iemand uit de praktijk. Hij luistert ook naar hen die die autisme aan den lijve ondervinden, zoals de mensen met autisme, de behandelaars en onderwijsgevenden. Het boek gaat niet over autisme in het algemeen maar zoals, de titel al omschrijft, over autisme in het onderwijs. Specifiek over de basis- en middelbare school voor leerlingen van vier tot zestien jaar.

Voor mensen in die leeftijdsgroep is de school naast thuis de plaats waar ze het langst vertoeven. Dat betekent dat ze ook daar de zorg moeten krijgen waar ze behoefte aan hebben. Confectie-onderwijs lijkt efficiënt, maar kinderen met een ander maatje hebben meer aan onderwijs dat hen past. Dit is voor de auteurs een reden om uitgebreid stil te staan bij hun behoeften. (Ik zal die in deze bespreking niet meer dan aanstippen.) Naar schatting zijn er in Nederland en Vlaanderen 10.000 leerlingen met de diagnose autisme, een groep die naar verwachting zal groeien.

De eerste bladzijde van het boek bevat een lijst met een tiental publicaties die de Vlaamse uitgeverijen EPO en Acco publiceerden over autisme. EPO nam bijna al deze boeken voor zijn rekening. Ik ken de uitgeverij van linkse boeken over vrede en veiligheid en besprak er zelfs een aantal van. Daar ligt ook mijn deskundigheid. Dit boek ligt op het terrein van onderwijs en geestelijke gezondheidszorg, een vlak waarop ik leek ben met enige affiniteit met het onderwerp 'autisme'.

De vraag waarmee ik dit boek dan toch ben gaan lezen luidt: waarom geeft een linkse uitgeverij een serie boeken uit over autisme? De inleiding bevat meteen al een verklaring: 'De maatschappij is er voor iedereen; voor de mensen die grotendeels in het straatje van de dominante cultuur en structuur passen, maar ook voor hen die daar moeite mee hebben of het niet kunnen. Ook zij hebben immers recht op een plek en aandacht.' Dat lijkt me een sociale visie en nog geen linkse of progressieve, maar een dergelijke notie maakt wel onderdeel uit van een links gedachtegoed.

Extra inspanningen


Het boek bevat anekdotes om de theorie te verhelderen. Ook de autist zelf komt zo min of meer aan het woord. Sander bijvoorbeeld, die zijn balpen niet meer wil gebruiken omdat er geen bal inzit. Iedereen die met autisten te maken heeft gehad zal dit voorbeeld in de een of andere vorm herkennen. Het vervolg ligt echter wat minder voor de hand. De leerkracht van Sander haalt de pen uit elkaar en legt de werking uit. Sander gebruikt zijn pen weer. Prachtig die individuele aandacht, maar in de kantlijn noteerde ik hierbij: 'hoeveel tijd heb je?' Dat is een vraag die steeds weer terug kwam tijdens het lezen.

'Vele handen maken licht werk en twee weten meer dan één. Een autisme vriendelijke omgeving vraagt naast creativiteit uiteraard ook wat energie: die elementen krijgen meer kans als verschillende personen het autisme project van de school dragen', zo lees ik. Het is bijna alsof het probleem wordt geconstateerd en daar automatisch een optimaal antwoord op volgt. Verschillende personen die samen aan een project werken, houdt een overlegstructuur in. Dat betekent tijd en kosten voor de school.

Maar hier blijft het niet bij: 'De bereidheid om bij te leren over autisme en creatief na te denken over hoe een school door aanpassingen autismevriendelijk gemaakt kan worden zijn daarentegen wel basisvoorwaarden.' Niet alleen in en buiten de klas is er extra aandacht nodig, maar ook voor extra scholing. De vraag is waar de handen en hersens vandaan komen in een tijd dat de kosten van het onderwijs onder druk staan en er gekapt wordt in de subsidies voor rugzakjes van individuele leerlingen.

Gedeeltelijk is de oplossing gelegen in een overkoepelende voorlichtingscampagne. Hierdoor kunnen snel kennis en methoden worden overdragen: 'Het gedrag en de reacties van de leerling met autisme worden er beter door begrepen.' Dit geldt bij een juiste informatie overdracht alleen voor docenten en kader, maar ook voor medeleerlingen.

'De medeleerlingen zijn niet blind en meestal zien ze wel dat de leerling met autisme een buitenbeentje is, maar ze weten niet wat erachter zit en vallen net als ongeïnformeerde leerkrachten terug op hun eigen referenties voor de interpretatie van het anders zijn.' Dat leidt tot belachelijk maken; hij is gek, dom, vervelend etc. Om pesten en uitsluiting te voorkomen is het goed om ook hen te informeren, want dan begrijpen andere leerlingen het gedrag van de leerling met autisme beter. Zo kan pesten gemakkelijker bespreekbaar worden gemaakt.

Kosten

Autisten vergen nogal wat van hun schoolomgeving: inlevingsvermogen, geduld, methoden, speciale aandacht en kennis en tijd. De bezuinigingen op het onderwijs zetten deze aspecten onder druk. De schrijvers doen bijna alsof al die tijd en aandacht de gewoonste zaak van de wereld is. Op nog geen anderhalve pagina gaan de auteurs in drie punten direct in op het kostenaspect van autismevriendelijk onderwijs:

1. De basiskennis is niet zo ingewikkeld en vraagt vooral het in willen leven hoe de leerling met autisme de wereld ervaart. Die 'empathie kost geen geld en er kruipt ook niet veel tijd in';

2. Van een dergelijk onderwijssysteem profiteren ook andere leerlingen: 'Voor zover wij weten heeft nog nooit een leerling geklaagd over te veel duidelijkheid en gevraagd naar meer verwarring en onduidelijkheid in de klas';

3. Het aantal leerlingen met autisme zal naar verwachting toenemen: 'Het werken aan een autismevriendelijke school is daarom op lange termijn de investering waard.'

Het zijn woorden die minder overtuigen dan de notie dat iedereen er bij hoort. Dat een andere manier van denken ook tot andere resultaten leidt, kan economisch weleens veel belangrijker zijn dan de kosten op school. “In en rondom Eindhoven wonen opvallend veel autisten. Volgens autisme-experts is er een verband met de hightechsector. 'Autisme is geen ziekte. Ik spreek liever over kansen'”, zo schreef Julie Wevers drie jaar geleden in NRC-Handelsblad.

Twee sporen

Het boek is zakelijk geschreven, maar bevat impliciet de oproep dat niet minder zorg, maar meer aandacht naar deze groep uitgaat. 'Leerlingen met autisme vragen om een autisme vriendelijke schoolcultuur', vatten de auteurs het hoofdstuk 'Autistisch denken' samen. In de kantlijn reageer ik met: 'Of moeten ze leren hoe ze uit de wanorde orde kunnen destilleren met zo min mogelijk verrassingen.' Niet overal zullen ze immers een vriendelijke omgeving tegenkomen.

Het is ook wat de schrijvers voorstellen als onderdeel van een tweesporenbeleid: de school moet zich aanpassen aan de leerling en de leerling met autisme moet vaardigheden worden aangeleerd waarmee hij zich kan aanpassen aan de leeromgeving. Dat tweede spoor is op de lange termijn goed voor de leerling zelf, maar ook voor de maatschappij waar hij of zij moet functioneren. 'Een leerling met probleemgedrag doet niet moeilijk, maar heeft het moeilijk. Het gaat meestal om onmacht, niet om onwil!' Hij moet wel meer dan een ander leren hoe, maar dat betekent niet dat hij uiteindelijk minder zal presteren.

Het boek is geschreven voor onderwijzers. In hun werk komen ze autisme zeker tegen. Leerkrachten kunnen er een hele berg praktische ideeën uithalen die ik in deze bespreking links heb laat liggen. De aanpak op school is niet alleen een zaak voor de remedial teachers, het is een zaak voor de hele school. Het boek is dan ook voor alle onderwijsgevenden aan vier- tot 16-jarigen.

Maar ook mensen die zich keren tegen de groeiende vraag naar begeleiding van speciale leerlingen zouden tot zich door kunnen laten dringen wat een autist op zijn weg door school en maatschappij aan hindernissen moet overwinnen of... juist bij problemen weigert die hindernissen te over te gaan; met alle problemen van dien.

Verplichte literatuur voor de mensen op het ministerie die denken dat er bezuinigd kan worden op voorzieningen voor deze groep. Het boek maakt klip-en-klaar duidelijk dat er juist heel wat nodig is voor een volwassen begeleiding. Naast praktische tips geeft het boek theoretische inzichten om autisme spectrum stoornissen te begrijpen. Het is echter vooral een enthousiast pleidooi voor het opzetten van een volwaardig autismevriendelijk schoolsysteem. Daarmee worden de kansen van hen in de samenleving die er mee kampen vergroot.


titel: Autisme en normale begaafdheid in het onderwijs, 2010
auteurs: Peter Vermeulen, Annemarie Mertens en Kobe Vanroy
uitgeverij: EPO i.s.m. Autisme Centraal (Vlaamse Dienst Autisme, partner binnen Vijftact vzw) en uitgeverij Acco
uitvoering: paperback (12,5 x 20 cm) - 224p.
ISBN: 9789064457159
prijs: € 19,-

Geschreven voor Ravage Digitaal

zaterdag 1 oktober 2011

Openbaarheid inlichtingendiensten nuanceert beeld commissie-Davids



De Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD) en de Militaire Inlichtingen en Veiligheidsdienst (MIVD) hebben honderden pagina's met nota's, brieven en rapporten vrijgegeven uit 2002 en 2003. Ze schreven die ten behoeve van de besluitvorming over deelname aan de oorlog in Irak. De vrijgave is het resultaat van een procedure op grond van de Wet Inlichtingen en Veiligheidsdiensten (WIV), die werd aangespannen door Argos–redacteur en inlichtingendienstdeskundige Wil van der Schans. Journalistiek onderzoeker Martin Broek heeft de enorme berg materiaal minutieus doorgespit. Dit onderzoek levert een genuanceerder beeld op van de beide diensten in de aanloop naar de oorlog dan men op grond van eerdere publicaties zou verwachten.

De MIVD schrijft vrijwel alleen over militaire zaken; militaire krachtsverhoudingen, wapentechnologie, aanwezigheid van wapens en de rapportages van VN-wapeninspecteur Hans Blix. De AIVD-stukken bestrijken een breder terrein en omvatten alles wat voor een politieke, binnen- en buitenlandse veiligheidsbeoordeling van belang is. Ze beschrijven de positie van Irakezen in Nederland, zowel die van vluchtelingen als die van medewerkers van de Irakese inlichtingendienst Mukhabarat, de wapentransporten naar het oorlogsgebied, acties van oorlogstegenstanders en internationale politieke reacties.
Met het vrijgegeven van zoveel documenten van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten is een precedent geschapen, waardoor de toegang tot dergelijke informatie in de toekomst waarschijnlijk gemakkelijker zal zijn. Vanwaar deze opmerkelijke openheid? Daarvoor is een aantal redenen. Ten eerste willen beide diensten vermoedelijk best laten zien, dat ze een stuk kritischer stonden tegenover de belastende Amerikaanse informatie over Irak dan de Nederlandse regering. Dit terwijl hen door een aantal bewindslieden verweten dat ze indekgedrag vertoonden door zoveel slagen om de arm te houden dat hen nooit iets verweten kon worden. De documenten tonen dat het tegendeel juist het geval was: De Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten roeiden tegen de stroom in en baseerden zich op feiten en onafhankelijke analyse. Daarin waren ze precies en genuanceerd, ook als dat politiek niet wenselijk was. De Nederlandse bewindslieden luisterden liever naar de rapporten van de Britse en Amerikaanse inlichtingendiensten en schoffelden de adviezen van de Nederlandse diensten regelmatig onder het tapijt. Door Argos de beschikking te geven over de grote hoeveelheid documenten verschafte de inlichtingendiensten zich een spreekbuis om hun geschonden vaktrots weer enigszins te herstellen.
Ook zal een rol gespeeld hebben dat de documenten al waren vrijgegeven aan de Commissie Davids, die onderzoek deed naar de Nederlandse betrokkenheid bij de oorlog in Irak. In verschillende fasen tijdens de WIV-procedure verklaarde de AIVD de informatie nog niet vrij te kunnen geven, om de Commissie Davids niet in de weg te zitten. Daarmee gaf ze impliciet aan dat het daarna wel mogelijk zou worden. Argos-medewerker Van der Schans vond dit uitstel onterecht en stapte naar de rechter. Hij kreeg bijval van de Commissie van Toezicht Inlichtingen en Veiligheidsdiensten (CTIVD) die vond dat de gegevens niet buiten de openbaarheid mochten worden gehouden. De rechter nam het standpunt van de CTIVD over en na verloop van maanden kwamen uiteindelijk de AIVD-documenten en nog veel later de MIVD-stukken. Al met al heeft de WIV-procedure voor het verkrijgen van de documenten ruim twee jaar geduurd.

Verder onderzoek

Hoewel de meeste stukken ook door de commissie-Davids zijn bekeken is het Argos-onderzoek zeker geen mosterd na de maaltijd, want er blijken nog vele vragen open te liggen. De Commissie Davids heeft vooral documenten bekeken waarin de inlichtingendiensten een inschatting maakten over de massavernietigingswapens in Irak. Argos keek bijvoorbeeld ook naar de stukken ten behoeve van de Ministeriële Kerngroep Speciale Operaties. Deze kerngroep, ingesteld op 13 december 2002, bestaat uit de minister-president, beide viceminister-presidenten en de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie. Voor de eerste bijeenkomst werden drie notities aangeleverd, zo staat in de aanbiedingsbrief van 13 december. De eerste notitie gaat over de binnenlandse veiligheid in verband met Irak, de tweede behandelt de internationale veiligheidsrisico's bij een Nederlandse deelname aan interventie in Irak. In beide notities is voor vrijgave flink veel tekst verwijderd; “gewit” heet dat in jargon. Maar de derde notitie is niet eens vrijgegeven, uit de aanbiedingsbrief is alleen bekend dat hij bestaat. Dat maakt hem tot een zeer interessant los eindje dat zeker uitgepluist moet worden.
Een ander opvallend gegeven uit de documenten is de draai die de AIVD maakt bij de beoordeling van de Iraakse massavernietigingswapens. Op 3 december schrijft de AIVD in een 'vestzaknotitie' voor een overleg op 4 december dat men zich afvraagt “of Irak beschikt over massavernietigingswapens en of het land ook in staat is deze in te zetten.” Het is een standaard formule die ook in eerdere documenten te vinden is. Op 5 december is de standaard formulering van de AIVD in een brief aan Jaap de Hoop Scheffer veranderd: “Er zijn aanwijzingen dat Irak beschikt over massavernietigingswapens en dat het land ook in staat is deze in te zetten.” Een paar woorden verschil, maar de betekenis is opeens brisant. Om welk overleg het gaat is niet helemaal duidelijk, maar vermoedelijk gaat het om de Ministriële Kerngroep op 4 december over de beroemd en berucht geworden resolutie 1441 van de VN-veiligheidsraad. Deze bijeenkomst wordt genoemd in een voetnoot in het rapport van de commissie-Davids. Het moet bij deze Ministriële Kerngroep om een andere groep gaan dan Speciale Operaties, die werd immers pas op 13 december ingesteld. Plaatsvervangend hoofd van de AIVD, Theo Bot, krijgt “met het oog op [zijn] deelname, met Minister Remkes aan overleg o.l.v. MP over Irak” op 2 december een notitie van de Directie Inlichtingen Buitenland (D4) van de dienst. Wie er naast Balkenende, Bot en Remkes in deze kerngroep zaten, is onbekend. Ook of de verschuiving van de standaard formulering verband houdt met die Ministeriële Kerngroepbijeenkomst is onduidelijk.

Regime change

Eén van de eerste AIVD-documenten uit de WIV-verstrekking is de 'Dreigingsanalyse Irak' uit maart 2002. Hierin geeft de AIVD de regering onder andere advies over de politiek van de VS – die gericht is op regime change in Irak: “De vraag is niet zozeer of de Verenigde Staten Irak zullen aanvallen, maar wanneer en hoe.” De dienst geeft duidelijk aan welke argumenten nodig zullen zijn om politieke steun te krijgen. “Gelet op de reacties in de internationale gemeenschap volstaat een verwijzing naar de internationale strijd tegen het terrorisme niet als rechtvaardigingsgrond voor een militaire aanval op Irak. Van belangrijke betekenis in de aanloop naar alsmede in de legitimering van een interventie in Irak spelen dan ook de wapeninspecties.” De AIVD is realistisch genoeg om te beseffen dat “een grootschalige interventie niet zal worden gebruikt om Irak te dwingen wapeninspecteurs toe te laten, maar gericht zal zijn op het ten val brengen van het regime van Saddam Hoessein.” Daarmee toont de AIVD een realistischer visie op de internationale politiek te hebben dan een groot deel van de oppositie in de Tweede Kamer. De oordelen van de AIVD zijn in die zin verfrissend om te lezen.
Ook interessant is de realistische analyse van de MIVD in de notitie 'toekomstig Iraaks bestuur' - een analyse die in het licht van de huidige Arabische lente extra wrang in de oren klinkt: “In het kort doen vier regeringsmodellen de ronde: a) een volwaardige democratie, b) een harde militaire dictatuur, c) een constitutionele monarchie en d) een autocratisch pro-westers bestuur met semi-democratische karakteristieken. Op basis van beschikbare informatie en aanwijzingen is de inschatting dat de laatste optie de meest voor de hand liggende is. Dit brengt het verwijt (in de media) met zich dat van een echte democratie geen sprake is, in weerwil van eerdere publiekelijke uitspraken van Westerse regeringen. Een groot voordeel van een autocratisch bestuur is echter dan voor langere tijd stabiliteit en een pro-westerse koers verzekerd zouden kunnen zijn. De westerse geostrategische belangen (ook olie) zullen in dit scenario behartigd kunnen worden. Een pro-westerse leiden zal gevoelig zijn voor druk van zijn buitenlandse sponsors aan wie hij zijn leiderschap te danken heeft en die garant staan voor zijn voortbestaan. (…) Vanzelfsprekend zal een dergelijke machthebber zich niet de meedogenloze repressie van Saddam Hoessein kunnen veroorloven, maar Realpolitik in dit land en in deze regio noopt tot een zekere bereidheid om geweld te gebruiken teneinde de gewenste stabiliteit zeker te stellen.” Misschien waren er mensen in Den Haag die serieus geloofden dat de oorlog in Irak democratie zou brengen, maar de MIVD geeft al aan dat dit niet als waarschijnlijke uitkomst gezien moet worden.

Mobiele laboratoria

Een visie kan wijzigen in verloop van de tijd, maar het komt ook voor dat een visie de ene week anders is dan de andere. De kijk van de diensten op de mobiele laboratoria voor productie van biologische wapens is er een voorbeeld van. De AIVD ziet in eerste instantie geen bewijs voor de aanwezigheid van de mobiele laboratoria, ook niet als de CIA ze noemt in het rapport: Iraqi pursuit of weapons of mass destruction. De AIVD schrijft dat op 13 september 2002 ook aan premier Balkenende en minister van Buitenlandse Zaken De Hoop Scheffer. Nog geen drie weken later (3 oktober) stelt de AIVD in reactie op het rapport-Blair Iraq's weapons of mass destruction; the assessment of the British government: “De AIVD heeft aanknopingspunten gesignaleerd die kunnen wijzen in de richting van kleine laboratoria, die heel goed verplaatsbaar zouden kunnen zijn.” Het woordje 'kunnen' betekent weliswaar dat de AIVD een voorbehoud maakt, maar het is een duidelijke verschuiving van positie.
Bij de MIVD gaat er wat meer tijd overheen voordat de dienst het bestaan van de mobiele laboratoria voor waar aanneemt. Dat gebeurt op 5 februari 2003 in “bewijs dat Irak niet meewerkt aan inspectieregime,” een notitie geschreven als reactie op de toespraak de Amerikaanse minister voor Buitenlandse Zaken Colin Powell voor de Veiligheidsraad. “Uit het door Powell gepresenteerde bewijs over mobiele productiemogelijkheden blijkt duidelijk dat Irak nog steeds tracht deze wapens te produceren.” De MIVD nuanceert deze informatie meteen door er op te wijzen dat deze biologische wapens alleen inzetbaar zijn binnen de grenzen van Irak, maar door aan te nemen dat de mobiele laboratoria bestaan gaat de dienst verder dan in september 2002. Ook in september 2002 nam de MIVD aan dat Irak een programma voor biologische oorlogsvoering had: “Het inzetten van deze [achtergehouden en makkelijk in bestaande faciliteiten en met aanwezige middelen te produceren strijdmiddelen, zoals antrax, botulisme en ricine] van deze strijdmiddelen door middel van ballistische raketten met een eenvoudige biologische kop is buitengewoon moeilijk, omdat een grote kans bestaat, dat het merendeel van het strijdmiddel door inslag zal worden vernietigd. Als het strijdmiddel de inslag zal overleven dan kan een relatief klein gebied worden besmet.” Het verschil tussen deze constatering en de constatering dat Irak 'tracht' deze middelen te produceren is flinterdun. Deze constatering is ook van belang gezien de positieverandering die de MIVD zou hebben ondergaan (zie verder).
Het document uit september 2002 stelt ook dat Irak civiele vliegtuigen ombouwt “in lanceerplatforms voor ballistische raketten.” De aanwezigheid van biologische strijdmiddelen wordt daardoor ernstiger, aangezien dit de reikwijdte ervan vergroot. In dat opzicht is de MIVD in 2003, na de toespraak van Powell, juist voorzichtiger en schrijft ze: “Gelet op het absolute luchtoverwicht en luchtverdediging van de geallieerden rondom Irak is effectieve inzet van deze vliegtuigen buiten de grenzen van Irak zeer onwaarschijnlijk.” De Commissie Davids negeert deze uitspraak als ze schrijft dat de MIVD de woorden van Powell over de overbrengingsmiddelen zonder toelichting heeft overgenomen. Het is mogelijk dat de Commissie Davids andere informatie heeft dan Argos, maar dat is in dit geval niet waarschijnlijk aangezien we beide over hetzelfde document beschikken.

Veranderde opstelling MIVD

Op grond van de MIVD-reactie op Powell's speech neemt de commissie-Davids een veranderde opstelling van de MIVD waar. Davids schrijft: “Opvallend is daarentegen dat de presentatie van Powell in de Veiligheidsraad op 5 februari een positieve en weinig kritische beoordeling kreeg. De informatie was weliswaar bij de MIVD bekend, maar 'nieuw is dat de informatie nadrukkelijk is onderbouwd met bewijzen afkomstig uit intercepties, satellietfoto's en menselijke bronnen.' De beoordeling hiervan was als volgt:
Dezerzijds wordt ervan uitgegaan dat de onderbouwing is gebaseerd op harde feiten en er geen sprake is van gemanipuleerd materiaal. Geconstateerd moet aldus worden dat het regime van Saddam Hoessein de lacunes in de in december 2002 ingediende documenten nog steeds niet heeft toegelicht en dat er sprake is van tegenwerking van de inspecteurs. De smoking gun is nog niet gevonden!” (cursivering Davids)
Huub Jaspers van radio programma Argos vraagt voormalig MIVD directeur Van Reijn in april 2010 of de positieverandering samen kan hangen met zijn opvolging door Bert Debben, die in februari 2003 hoofd-MIVD is. Van Reijn antwoord met een binnen Defensie gangbare grap: 'Er zijn altijd twee mensen die er niets van hebben begrepen. De eerste is je voorganger en de tweede is je opvolger.' De omvang van die verandering moet op grond van de MIVD-reactie genuanceerd worden.
In de beoordeling van Powell's speech voor de Verenigde Naties over de aanwezigheid van massavernietigingswapens neemt de MIVD ook onder Dedden afstand van beweringen over mvw-wapens. Over de door Powell genoemde banden tussen het internationale terrorisme en Irak zegt de MIVD: “Omdat de bewijzen voor de band tussen Irak en het internationale terrorisme niet zichtbaar zijn concentreerde Powell zich op de meest overtuigende bewijslast ten aanzien van verschillende programma's voor de ontwikkeling van massavernietigingswapens.” Het verband tussen Irak en het terrorisme is daarmee afgeserveerd. Vervolgens neemt de MIVD ook onder Dedden afstand van het acute gevaar van van de Iraakse massavernietigingswapens. Het commentaar op het gevaar van biologische wapens en de overbrengingsmiddelen is hier boven al genoemd. Rond chemische wapenprogramma blijft de MIVD bij het verhaal dat de wapens “zonder ballistische raketten buiten Irak niet effectief kunnen worden ingezet.” Powell zegt in dit verband dat Irak beschikt over Scud raketten met een reikwijdte van 650 tot 900 kilometer. De MIVD schrijft: “Er is sinds 1995 een discussie gaande over deze wapens en er zijn geen bewijzen geleverd dat deze wapens operationeel inzetbaar zijn.” Over nucleaire wapens komt de MIVD met de gemeenplaats dat Irak de nucleaire optie nog steeds openhoudt: “Als het land de kans zou krijgen deze optie te realiseren zonder VN-sancties, dan kan Irak binnen enkele jaren over nucleaire wapens beschikken.” Ook hier is geen nieuwe positie ingenomen ten opzichte van september 2002. In de slotconclusie zijn kritische kanttekeningen wel verdwenen. Het lijkt alsof de Commissie Davids zich bij het statement dat sprake is van 'een positieve en weinig kritische beoordeling' van Powell's speech door MIVD zich vooral op die korte slotconclusie beroept en de rest van de overzichtelijke en zeven mager bedrukte pagina's tellende notitie buiten beschouwing laat.
De MIVD-dreigingsanalyse van Irak veranderd niet door de speech; volgens de MIVD is de Iraakse dreiging miniem en blijft het gevaar binnen de grenzen van Irak. Dat is ook hoe Joost Oranje het opschrijft in zijn spraakmakende artikel van februari 2007 'Hollandse oorlogslogica': “De presentatie van Powell in de Veiligheidsraad gaf geen enkele reden om af te wijken van wat in vaktermen het 'normbeleid Irak' heet.” De verandering tussen de MIVD onder van Reijn en die onder Dedden lijkt niet zo groot dat van een noemenswaardige verandering kan worden gesproken. Mogelijk had de Commissie Davids informatie – bijvoorbeeld uit gesprekken met betrokkenen – op grond waarvan ze dit onderscheid toch maakt.

Massavernietigingswapens (mvw)

De kwestie Irak draaide in het openbaar steeds meer om de aanwezigheid van massavernietigingswapens en de bereidwilligheid van Irak mee te werken aan de vernietiging ervan. Er zijn drie cruciale momenten waarop de AIVD en de MIVD de regering moesten adviseren: a) het hierboven genoemde CIA-rapport; b) het rapport van de Britse regering dat berucht is geworden doordat Tony Blair in het voorwoord schreef dat Iraakse massavernietigingswapens binnen 45 minuten kunnen worden ingezet; en c) en de toespraak van Colin Powell in de Veiligheidsraad van februari 2003. Op deze belangrijke momenten steunde of de de AIVD of MIVD de buitenlandse analyses gedeeltelijk, maar zeker niet geheel.

CIA-rapport

De AIVD stelt in een brief van 13 september 2002 nog dat ze de stelligheid van de conclusies van de CIA over een wederopbouw van Iraakse mvw-programma’s niet kan onderschrijven. Het is een positie die ook de Commissie Davids is opgevallen en deze schrijft daarover: “In deze rapportage stelde de AIVD dat de CIA verzuimde de stelling nader te onderbouwen dat Irak de beschikking zou hebben over productiefaciliteiten. Volgens de AIVD waren de westerse inlichtingen- en veiligheidsdiensten er ook eerder niet in geslaagd enig bewijs hiervoor te leveren.” Er is geen documentatie binnen de vrijgegeven stukken over het standpunt van de MIVD ten opzichte van het CIA-rapport. Davids heeft wel mondelinge informatie kunnen gebruiken: “(Minister) Korthals [was] nogal sceptisch over een presentatie over het Iraakse mvw-programma die de CIA eind September 2002 gaf. Navraag van Korthals bij directeur MIVD Van Reijn deed deze scepsis niet verdwijnen. Korthals' ambtsopvolger Kamp stelde in het gesprek met de Commissie dat hij er nog voordat hij minister van Defensie werd al van overtuigd was dat er rekening mee moest worden gehouden dat Irak nog over mvw beschikte.” Daarmee neemt Kamp onomwonden afstand van de MIVD als informatiebron voor de Nederlandse regering, en kiest hij ervoor de Amerikaanse inlichtingendienst te volgen.

rapport-Blair

Rond het rapport Blair neemt de AIVD in een brief van 3 oktober aan onder meer premier Balkenende het standpunt in dat ze veelal niet over eigen informatie beschikt, maar wel overtuigd is “van de validiteit van de informatie van de Britse inlichtingen en veiligheidsdiensten zoals die verwerkt is in het rapport Blair.” Achteraf kan je dit lezen als een waardering voor de informatie, maar niet voor de conclusies. De MIVD is in een briefing van 25 september duidelijk afwijzend naar de meest explosieve boodschap van het rapport, de 45-minuten claim: “De conclusies van het rapport zijn in lijn met de analyse van de MIVD aangaande het Iraakse (NRBC) wapenarsenaal. Hetzelfde geldt voor de gegevens die zijn vermeld over ballistische wapens, met de aanvulling dat dezerzijds wordt uitgegaan van ruim een dozijn achtergehouden al-Hussein raketten. Voor wat betreft het “nieuwe” feit dat sommige chemische en biologische wapens binnen 45 minuten inzetbaar zouden kunnen zijn, wordt dezerzijds veronderstelt dat dit slechts een verwijzing is naar bestaande Iraakse slagveldwapens, zoals (chemische) artilleriegranaten, met een beperkt bereik en gelimiteerde militaire toepasbaarheid. Het betreft derhalve uitdrukkelijk geen wapens met een (groter) bereik (…).” Davids voegt hier nog een opmerking aan toe over een RTV-optreden van Van Reijn op 15 oktober waarin deze stelde dat Irak geen effectieve aanval kon doen op de buurlanden.

Presentatie Powell Veiligheidsraad

Op 5 februari komt Powell met zijn multimediaspeech in de Veiligheidsraad. De AIVD stelt: “Zoals reeds eerder aangekondigd geen smoking gun, maar wel concretere aanwijzingen dan tot op heden naar buiten zijn gekomen. De door Powell gepresenteerde informatie is een mengeling van in het publieke domein oude en nieuwe onderdelen.” Minister van Ardenne meent uit de speech op te moeten maken dat Irak massavernietigingswapens levert aan terroristen. Een visie die door beide Nederlandse diensten al ruim en breed naar het land der fabelen verwezen was. De Commissie Davids citeert uit de Ministerraad van 7 februari: “De conclusie die Powell aan deze gegevens verbindt, namelijk dat er een directe link zou zijn tussen het Iraakse bewind en Al Qaida, is volgens de AIVD niet aangetoond.”(1) Daarmee wordt Van Ardennes uitspraak nog eens weersproken. Verder vat de AIVD de speech samen en onderbouwt of weerlegt niets. De MIVD nuanceert of ontkracht vrijwel alle bewering, maar neemt, zoals eerder al gesteld, de bronnen voor Powell's speech voor waar.

Klakkeloos

“De AIVD blijkt in de aanloop naar de oorlog tegen Irak het kabinet op het verkeerde been te hebben gezet. De geheime dienst heeft klakkeloos buitenlandse inlichtingenrapporten overgenomen zonder de informatie te verifiëren,” zo leiden Jolande van der Graaf en Joost de Haas op zaterdag 28 maart 2009 een artikel in.' De documenten tonen aan de situatie anders lag. Tot op het laatste moment hebben de diensten twijfels geuit over veel van de informatie die ze via de Britsen en Amerikaan1se zusterdiensten op hun bordje kregen. Het probleem is dat de Nederlandse inlichtingendiensten genegeerd werden door het kabinet. Het kabinet deed liever zaken met buitenlandse diensten. De stelling “dat Nederland onder meer op basis van deze rapporten ten oorlog trok,” uit hetzelfde Telegraafartikel klopt niet. De conclusie moet zijn dat de Nederlandse inlichtingendiensten kritisch reageerden op grote delen van de rapporten van de buitenlandse diensten die door de Nederlandse overheid echter als waar aan het publiek werden gepresenteerd. Deze kritische commentaren bleven binnenskamers en kwamen pas later gedeeltelijk naar buiten, zoals in het artikel van Oranje en de radio-uitzending 'Openheid over Irak' van Argos van 20 december 2008. Vaak waren de Nederlandse inlichtingendiensten niet in staat om de rapporten te beoordelen en bouwden ze op het gezag van buitenlandse diensten, zoals de AIVD in verband met het rapport Blair en de MIVD rond de 'feiten' die Powell presenteerde. Davids stelt het als volgt: “De regering schetste in de Tweede Kamer een grotere rol voor de AIVD en de MIVD dan deze diensten in werkelijkheid hebben gespeeld. Van het beoordelingsvermogen van de AIVD en de MIVD werd in de praktijk, zoals hierboven reeds is geconcludeerd, door de betrokken bewindspersonen en departementen slechts selectief gebruikgemaakt.” De WIV-documenten zijn een waardevolle aanvulling op het rapport Davids. Daar is tot in detail te lezen dat de Nederlandse Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten op een behoorlijk aantal punten afstand namen van de regering in de aanloop naar de Irakoorlog. Door de trage werking van WIV zijn ze eerder voer voor historici dan voor journalisten.

Martin Broek
22 september 2011
geschreven voor ONJO-site


1) Het is overigens opvallend dat exact hetzelfde citaat voorkomt in 'Brandpunt Irak' van 5 maart 2003, maar dan zonder het woordje niet. Hierdoor betekent de zin het tegenovergestelde nl. dat er wel banden zijn. Dit lijkt een redactionele fout. De Commissie Davids rept niet over de verandering. De AIVD zelf onderbouwt op 27 februari de afwezigheid van de banden en verklaart ook op 2 juli 2003 dat er een discrepantie was tussen de de door Colin Powell veronderstelde directe link van het Iraakse regime met Al Qa'ida en de gegevens waarover op dat moment de AIVD en een andere uit de tekst weggewitte partij beschikte.

links:

- Rapport Davids
- Argos
12 juni 2010- Documenten AIVD en MIVD over inval in Irak vrijgegeven
5 juni 2010- Opnieuw de Commissie Davids
10 april 2010- Exclusief interview ex-directeur MIVD over Irak
16 januari 2010- Na het rapport Davids…
2 januari 2010- Irak en de commissie Davids
Joost Oranje, 'Hollandse Oorlogslogica,' NRC-Handelsblad 14 februari 2007
Jolande van der Graaf en Joost de Haas, 'AIVD faalde rond Irak,' 28 maart 2009
- Big-Wobber: AIVD en MIVD

Openbaarheid inlichtingendiensten nuanceert beeld commissie-Davids (PDF)

Rapport Davids (doorzoekbaar)

AIVD en MIVD Irak-WIV (leesbare PDF's geplaatst op 2 juli 2012)
WOB-procedure Wil van der Schans, radio 1 Argos

Stukken vanaf januari 2002
Stukken vanaf juli 2002
Stukken vanaf oktober 2002
Stukken vanaf januari 2003
Brits rapport maart 2003
Stukken vanaf maart 2003
Stukken vanaf 18 maart 2003
Stukken vanaf 31 maart 2003
Stukken vanaf 11 april 2003