Het leegplunderen van Afrika is niet iets
van van vandaag en gisteren. Raf Custers heeft de afgelopen decennia daarvan
beschreven, waarbij de nadruk wordt gelegd op de ontwikkelingen in Congo.
Half juni berichtten de media over de fusie tussen
de twee Canadese uranium mijnbouwmaatschappijen Mega Uranium en RockgateCapital Corporation. In de zijlijn van het nieuws was even aandacht voor de
optie die Rockgate heeft in Zuidwest Mali. Het bedrijf bezit het volledige
recht op drie gebieden met een enorme oppervlakte van 225 km² welke
uranium, zilver en koper bevatten. Een studie naar de mogelijkheden zal eind
2013 afgerond zijn.
Ik heb net het boek Grondstoffenjagers
van Raf Custers uit en vraag me daardoor meteen af hoe de contracten eruit zien. Wat
houdt Mali er aan over, behalve vervuiling en een leeggeroofd gebied? Zou er
gebruik kunnen worden gemaakt van de voordelige regeling in Mali, waarbij
mijnbouwbedrijven de eerste vijf jaar zijn vrijgesteld van belastingen waardoor
een premie kan worden gezet op het binnen een paar jaar leeghalen van een mijn?
Schaarste
'Luxe vreetmaterialen', zo noemt Custers de
grondstoffen die worden toegepast. Zo bevat een auto een zestigtal
uiteenlopende materialen, de meeste van minerale oorsprong. Als ik even over
mijn bureau heen kijk in mijn kamer zie ik koper, zink en aluminium. Welke
materialen mijn computer en telefoon bevatten, weet ik niet eens. Zo'n telefoon
is bovendien een wegwerpproduct, maar ook daar vallen grondstoffen uit te
halen.
Recyclebedrijven brengen in verhouding meer
edele metalen voort dan goud- of platinamijnen: per ton ruw erts tref je in de
mijnen 5 gram goud aan, maar een ton schakelborden van pc's bevat al gauw 200
tot 250 gram. Een ton telefoons levert zelfs 300 tot 350 gram goud op. Een ton
autokatalysatoren bevat 2 kg platina. Recyclebedrijven zien er niet voor niets
heil in deze waardevolle stoffen eruit te halen.
De vraag naar mineralen neemt steeds meer toe.
Volgens Custers is het de olie van de toekomst. Mogelijk. Al deel ik niet zijn
optimisme dat olieproducten minder gevraagd zullen worden en mineralen die
positie overnemen. Wel wordt de toegang tot minerale grondstoffen steeds
belangrijker. Volgens Custers bezet Afrika een sleutelpositie in de mondiale
grondstoffenstroom.
Het is om die reden dat Africom, het
Amerikaanse militaire commando, zich in Afrika steeds verder uitbreidt. Gek
genoeg wordt dit commando maar één keer vermeld in het boek van ruim 250
pagina's. De auteur richt zich vooral op de duistere wegen van de mijnbouw
zelf, niet op de harde hand die de onzichtbare hand van de 'vrije' markt kan
bijsturen indien 'nodig'.
On the road
Custers reisde juni 2008 vanuit Italië naar
Tanger in Marokko. Hij bezocht er protesterende lokale vissers die hun gronden
leeggevist zien, maar te maken hebben gekregen met de harde hand van de
Marokkaanse koning als ze voor hun rechten opkomen. De vissers willen een stuk
van de opbrengst terugkrijgen, 'maar zo zit economie en politiek niet in
elkaar. Als het volk niet op tafel slaat, heeft het niet veel te zeggen',
doceert Custers een oude les. Hij schudt ze uit de losse pols per dozijn het
boek in.
Custers trok vervolgens zuidelijker, naar de
haven waar het Marokkaanse fosfaat het land verlaat. Het wingebied, de
Westelijke Sahara – in 1974 omschreven als het rijkste gebied van Noordwest
Afrika – blijft dor, evenals grote delen van Marokko. De mineralen bezorgen
andere landen een bloeiende landbouw. De vraag naar biomassa stuwde de vraag en
prijs van fosfaat op. Marokko breidt de winning daarom uit. Het heeft een grote
Franse lening gekregen en werkt samen met het Amerikaanse bedrijf Bunge aan een
kunstmestfabriek, voor de export.
In Mali ontmoette hij allereerst stakende
mijnwerkers uit de goudmijnen van Morila. Ze werken lange dagen maar hun
premies worden hen onthouden. Morila wordt beheerd door Société Anonyme Morila,
dat onderdeel uitmaakt van de Franse bouwgroep Bouygues. Eenvoudig zijn
eigendomsverhoudingen nooit, ook hier niet. SA Morila is voor 40 procent in
handen van twee mijnbouwondernemingen uit Zuid-Afrika, Randgold en AngloGold.
Mali is voor 20 prcent eigenaar.
Het ontrafelen van bedrijfsstructuren is een
constante in het boek. Dat is noodzakelijk voor het begrijpbaar maken van de
verbanden en achtergronden van de grondstoffenroof. Randgold begon met een
concessie en verkocht vervolgens de helft voor 100 miljoen euro aan AngloGold.
Een makkelijk verdiende winst van 100 miljoen. De Malinese staat is de zwakke
schakel in de keten van goudwinning. Dat blijkt o.a. uit de verzuchting van de
minister van Financiën in 2008 in het parlement: "Alleen de mijnbouw
firma's weten hoeveel goud ze produceren."
Mali zette eind jaren '90 in op grootschalige
goudmijnbouw om de exportsector van het land te versterken. Afspraken over
arbeidsrechten en het voorkomen van milieuvervuiling werden gemakshalve
vergeten. De onteigening van lokale bewoners werd niet geregeld. Hoe met
kinderarbeid om te gaan? Geen woord. AngloGold heeft wel een cyanide-verdrag
ondertekend, maar Randgold, mede-eigenaar van de mijn, niet. Zo zijn er altijd
mazen te vinden als er geen scherpe wetgeving bestaat, zeker in zwakke staten.
Custers vindt dat er meer aan kleinschalige
traditionele mijnbouw gedaan moet worden. Dat kan genoeg opleveren aan goud
voor toepassingen waar het moeilijk kan worden vervangen. Hebben we meer goud
nodig, dan kan beter de voorraad van de Nederlandse Bank worden omgesmolten. De
Malinese stakers waren in 2008 hun geloof in de overheid verloren. De minister
nam het tijdens hun strijd op voor de investeerders en niet voor de stakers.
'Het reizend goudcircus keert Mali langzaam de rug toe', constateert Custers.
Congo
In Lulingu (Oost-Congo) bezocht hij een
project waar de lokale bewoners 1.300 dollar samen hadden gebracht om de oude
waterkrachtcentrale te kunnen repareren. Het zal best een fors bedrag zijn
geweest, maar tussen de miljardencontracten die de pagina's vullen is het zeer
bescheiden.
'Congo schuift op, van een land in oorlog maar
een land in opbouw'. Met deze woorden begint Custers het deel over over Congo. Die hoopvolle grond spoelt onder je voeten
vandaan als het gaat over de Canadese goudmijnbouwonderneming Banro die de
concessies voor dertig jaar gewoonweg eigendommen noemt en met arrogantie stelt
dat ze ook eindeloos zullen zijn, want ze zijn opnieuw verlengd.
Er werken bij Banro geen lokale bewoners, het
bedrijf bouwt een energiecentrale alleen voor zichzelf. De lokale
arbeidskrachten die er zijn, werken in de beveiliging en verdienen tien maal
minder dan de buitenlanders. Custers: 'De opbrengsten vloeien naar
investeerders in het verre buitenland, die hier nooit een voet aan de grond
zullen zetten. 'Banrostan' is een eiland van welstand, in een zee van
onderontwikkeling.'
In 2007 licht de Congolese staat Banro door.
Het bedrijf houdt even haar hart vast, maar komt er goed vanaf met een minimale
compensatie. Congo kan rekenen op 4 procent van de netto winst en Banro zal een
royalty van 1 procent op de goudopbrengsten betalen. Ook andere bedrijven
krijgen met een doorrekening te maken. De regering van Congo bekijkt zestig
eerder afgesloten mijnbouwcontracten waarbij ze zich afvraagt of ze er zelf
voordeel van heeft.
Vanaf april 2007 worden de contracten verdeeld
in drie categorieën: A = goed, B = heronderhandelbaar en C = annuleren. De
laatste groep telt 22 contracten. Categorie B is goed voor de rest, 38
contracten. Geen enkel contract wordt goed bevonden. De herwaardering begint
nadat zelfs de Wereldbank vast heeft gesteld dat Congo zijn reserves op een dusdanige
manier verspeelt dat het niet redelijk meer is. Het onderzoek levert Congo
meteen al 307 miljoen dollar aan achterstallige betalingen op.
Maar de hardste noten moeten dan nog gekraakt
worden. Custers beschrijft die strijd tot in detail. Het gaat om de Canadese
firma First Quantum Minerals (FQM) en het Zweeds-Amerikaans-Congolese
Vennootschap Tenke Fungurume Mining (TFM). Beide bedrijven zijn bezit van
partijen uit onder andere Zuid-Afrika, de VS en Canada. Zelfs de Wereldbank
heeft een aandeel van 7½ procent in FQM.
TFM heeft Belgische directeurs in dienst.
Congo overspeelt zijn hand bij deze herwaardering. TFM is meer dan een
mijnbouwonderneming: 'Wie Tenke Fungurume controleert, heeft een hefboom met
directe invloed op de kopermarkt.' De bedrijven vechten terug – volgens de FinancialTimes in het geval van TFM met steun van de Amerikaanse overheid. Congo
gaat akkoord met een zwak aftreksel van wat het oorspronkelijk vroeg. De
westerse greep op de grondstoffen is nog steeds stevig.
China
Het duurt lang voordat China wordt genoemd. In
de media lijkt het welhaast alsof het Aziatische continent inmiddels de enige
speler is op de Afrikaanse grondstoffenmarkt. Bij Custers lijkt pagina's lang
het tegenovergestelde het geval. Dat de grootmacht in grondstoffen
geïnteresseerd is, ontkent de schrijver overigens niet. China blijkt de
grootste koper van aluminium ter wereld, 41 procent van de totale vraag in
2010, aldus Custers in een hoofdstuk over aluminiumsmelterij in Zuid-Afrika.
Custers ziet juist de voordelen van de new
kid in town: 'De opkomst van de Chinese draak maakt het oude Europa
radeloos en het jonge Afrika assertief.' China rooft geen grondstoffen, ze
betaalt ervoor, sluit contracten af en versterkt zodoende de positie van
Afrika. De doorrekening in 2007 is er een voorbeeld van. De auteur heeft ook
kritiek: 'Duurzaam beheer van grondstoffen is niet China's grootste talent.'
Mijn gedachten gaan uit naar het Chinese optreden in andere landen, maar visies
op zijn kop zetten is een goed ontwikkeld talent van de schrijver.
China heeft – weinig duurzaam – tot voor kort
zijn eigen grondstoffen verkocht. 'De VS lieten hun eigen reserves liggen en
importeerden in 1999-2000 al 90 procent van de zeldzame aardmineralen
rechtstreeks of onrechtstreeks vanuit China', zo haalt Custers het mineralen
jaarboek 2010 van de U.S. Geological Survey aan. In 2006 stelde China
exportquota in waarna je de poppen aan het dansen had. De prijzen stegen en de
EU en VS stapten met een klacht naar de Wereld Handels Organisatie (WHO).
China heeft ook Congo weten te vinden. Beide
landen tekenden in september 2007 een protocol voor economische samenwerking.
Het gaat hierbij allereerst om de aanleg van infrastructurele projecten die
door Congo worden bepaald. Deze worden betaald met een deel van de opbrengsten
die een Chinees-Congolees bedrijf haalt uit mijnbouw op een viertal consessies.
De winsten worden na afbetaling
verdeeld na ratio van investeringen. Een derde daarvan gaat naar Congo, twee
derde naar China.
Custers fileert het protocol en de opvolgers
ervan. Ze zien er op het eerste gezicht lucratiever uit dan de overeenkomsten
die ik eerder in het boek tegenkwam met Canadese en Amerikaanse
mijnbouwgiganten. Het protocol komt niettemin onder internationaal vuur te
liggen. Het gevolg is dat de investeringen in de infrastructuur gehalveerd
zullen worden. Tegelijkertijd is ook sprake van een versterking van de
Congolese situatie. 'Hebben de Chinese ondernemingen Congo gerold?', zo tempert
Custers zijn eigen enthousiasme voor de Chinese inbreng lichtelijk. De vraag is
nog niet gesteld of hij masseert hem meteen weer weg.
Kritiek op boycot
Het slot van Grondstoffenjagers staat
in het teken van kritiek op de boycot van Congolese mineralen, omdat de
opbrengsten ten goede komen aan de oorlogsvoering. Custers maakt duidelijk dat
deze boycot zeker niet alleen door ethische motieven ingegeven is. 'Ethische
prietpraat', zo omschrijft hij het. Bedrijven zoals de Canadese firma Commerce
Resources Corporation hebben zelfs baat bij de boycot. Ze kunnen zich zo een
groter deel van de markt verwerven en door het geringere aanbod liggen de
prijzen hoger.
Custers schuwt het niet om heilige huisjes
omver te trekken. Belangrijker voor hem is dat de boycot Congo zelf in de
problemen brengt. Custers houdt van het land, dat merk je in dit deel van boek
het sterkst. Niet van het land dat ogenschijnlijk wordt bestuurd door warlords,
ook niet van het land dat een strategisch belang heeft, maar van het Congo van
de mensen. Hij ziet dat westerse bemoeienis, en vooral Amerikaanse, het land
meer kwaad doet dan goed. "Willen ze soms dat mensen zich aan gaan sluiten
bij een militie?", vraagt John Kanyoni, een jurist in de mijnbouwsector,
zich af.
Niet alleen banen verdwijnen, maar ook de
middelen om de overheid en het land op orde te krijgen. Congo heeft
bijvoorbeeld een programma voor stabilisering en reconstructie in
oorlogsgebieden (STAREC). Dat programma kon zich verheugen in bijvoorbeeld de
steun van de observatiemissie van de Verenigde Naties (MONUC). En dan biedt het
land ook nog plaats aan de Internationale Conferentie van Landen van de Grote
Meren-regio (ICGLR) waarbij elf landen zijn aangesloten.
Juni dit jaar kwam de ICGLR in Kampala bijeen
om een oplossing te zoeken voor de rebellen van M23 die actief waren in
Oost-Congo. De bijeenkomst werd gesteund door EU en VN. Custers: 'ICGLR-landen
vullen hun concepten nuchter in, zonder het hysterische gekrijs van Enough. […]
Een concreet project is om een Independent Mineral Chain Auditor (IMCA) op te
richten. Een supranationale 'inspecteur-generaal' die in opdracht van de elf
lidstaten naar de mijnen en de commercialisering van mineralen zou kijken.'
Enough is een NGO die onder andere door John
Pendergast is opgezet. Pendergast is gepokt en gemazeld in de Afrikaanse
politiek van de Democratische Partij van de Verenigde Staten. Hij adviseerde
eerder de presidenten Clinton en Obama en minister van Buitenlandse Zaken
Hillary Clinton. Enough zette zich in voor een boycot van de mineralen van
Congo. 'Met succes', stelt Custers, 'want tegen Congo's export van mineralen is
een feitelijk embargo ingesteld. Humanitair? Tienduizenden mijnwerkers zijn de
dupe.'
De doelstelling van Enough is het losweken van
Oost-Congo uit handen van de centrale overheid en het veiligstellen van de
minerale bodemschatten voor het westen, meent Custers. Alles wat Pendergast en
zijn Enough doen en denken kan op zijn minachting rekenen. In plaats van
gebalanceerde journalistiek bedrijft hij hier propaganda.
Uitverkoop
Grondstoffenroof is het thema van het boek.
Custers schrijft in dienst van de minder bedeelden en zet mechanismen uiteen
die hun belang in de weg staan, vanuit het gezichtspunt van de mijnbouw. Het
boek is rijk aan feiten en materialen. Custers laat doorgaans die feiten voor zichzelf
spreken.
Maar ook zijn visie: 'De [wereld]bank hoort in
arme landen voor ontwikkeling te zorgen. Maar duwt beslissingen door die juist
het tegengestelde resultaat hebben. Dat gebeurde ook toen, met een nieuw plan
voor de mijnsector. In 1992 publiceerde de Wereldbank namelijk een strategie
voor de sector van mijnen in Afrika. […] de echte boodschap was dat de staat
moest opkrassen.' Die privatisering leidde in het toenmalige Zaïre tot een
uitverkoop, waarbij rijkdom verdween in de zakken van president Mobutu en zijn
generaals, maar vooral toch ook in de zakken van de buitenlandse ondernemingen.
Af en toe betrekt Custers zonder bewijs
stellingen die bedrijven in diskrediet brengen. Het mag voor de hand liggen dat
ze mazen in de wet zoeken en zo voordelig mogelijk hun mineralen exporteren
door slinkse trucs toe te passen, bijvoorbeeld door onkosten te overschatten en
opbrengsten te onderschatten. (p. 149) Als je dit niet aan kunt tonen, dan kan
je het beter niet opschrijven. Ook zonder die suggestie kan je duidelijk maken
dat bedrijven die royalty's moeten betalen op gedolven mineralen, gecontroleerd
moeten worden.
Het leegplunderen van Afrika is niet iets vanvan vandaag en gisteren. Het proces is al ruim een eeuw aan de gang. Custers
heeft de afgelopen decennia daarvan beschreven, waarbij de nadruk wordt gelegd
op de ontwikkelingen binnen Congo. Mijnbouwondernemingen uit de hele wereld
proberen een slaatje te slaan uit de rijkdommen van het continent. Dat de
Afrikanen delen in de natuurlijke rijkdom van hun land blijft intussen een
toekomstdroom, stelt Custers al bij aanvang van het boek.
Maar wie neemt de concessies van de nieuwe
Canadese uraniumreus Rockgate in Zuidwest Mali onder de loep?
Martin Broek
auteur Raf Custers
uitgever EPO, 2013 isbn=9789491297427
uitgave paperback (15 x 22,5 cm) - 264p.
isbn 9789491297427
prijs
€ 21.50Geschreven voor Ravage-webzine