“Het is verstandiger te zorgen voor het welzijn van de bevolking dan het uitgeven van miljarden voor oorlog.”
Has China Won? door Kishore Mahbubani is een van de vele boeken over de rol van China binnen de nieuwe wereldverhoudingen en de gespannen met de Verenigde Staten. De schrijver is een Singaporese strategische denker en was tien jaar de VN-ambassadeur voor de stadstaat. Zijn gedachten zijn niet minder interessant, omdat hij uitgebreid lunchte met Kissinger en CEO's van grote bedrijven sprak. In verschillende ideologische bellen kunnen dezelfde gedachten leven. De schrijver is een vurig aanhanger van de geglobaliseerde markteconomie; maar ook een groot deel van de marktventers heeft geen belang bij conflicten.
Mahbubani is een pleitbezorger voor
een autoritaire verzorgingsstaat. Het komt er binnen zijn visie op
neer dat er een balans moet worden gevonden tussen economische groei
(om burgers welvaart te geven en onrust af te kopen), stabiliteit en
persoonlijke vrijheid. Die aspecten zijn ook van belang binnen de
politiek van de twee grootmachten. Wel krijgen ze binnen die afweging
een verschillend gewicht. Zijn pijlen richt hij echter vooral op “het
falende politieke en sociaal economische systeem” van de
Verenigde Staten.
Vragen
Het boek begint met
vragen over een tiental onderwerpen. Zonder de juiste vragen, geen
juiste antwoorden, zo stelt de auteur. Hij vraagt zich af welke strategische
implicaties het voor Washington zal hebben als de Chinese economie
groter wordt dan die van de Verenigde Staten? Wat moet prioriteit
hebben binnen de VS, het welzijn van de bevolking of een prominente
internationale positie? Vilein zijn de vragen of het in het belang
is van China dat de Verenigde Staten de militaire begroting verhogen
of verlagen en of de VS een tegenwicht voor China kan vormen als het
zijn bondgenoten tegen zich in het harnas jaagt? Hoe behoudt de VS de
krachtige positie van de dollar als internationale reserve munt en
kan ze deze positie wél gebruiken voor unilaterale sancties?
Verliest de Verenigde Staten zijn interne weerbaarheid niet door
internationale verdragen aan de laars te lappen en bijvoorbeeld
marteling te normaliseren? Zijn de strategische denkers in de VS wel
in staat om de essentie van de strijd met China te vatten? Drijft de
irrationele angst voor het gele gevaar de Amerikaanse politiek en kan
dit wel voldoende aan de orde gesteld worden in de politiek correcte
omgeving in Washington DC? Wie bereidt zich beter voor op de
behoeften in een toekomstig conflict? Het valt op dat vrijwel alle
vragen aan Washington geadresseerd worden. Het boek is blijkbaar
gericht op de beleidsmakers in de VS (het land van de schoonfamilie
van Muhbubani).
Chinese fout
Toch heeft
het eerste hoofdstuk na de introductie de titel Wat is China's
grootste fout? De schrijver constateert dat China zich heeft
vervreemd van de internationale industrie, door deze te schofferen,
onbetrouwbaar te zijn bij afspraken en mogelijkheden te beperken. De
Chinezen hebben de Amerikaanse bedrijven uitgeperst en zo kon
Donald Trump zonder een temperende
invloed uit het bedrijfsleven zijn strijd tegen China
beginnen.
Geen
plan
Aan het begin van de Koude Oorlog zette Georg Kennan
in Foreign Affairs (onder het pseudoniem Mr. X) de containment
strategie uiteen. Een dergelijk uitgangspunt is er nu niet. Has China
won? Is geschreven tijdens de Regering Trump, waar improvisatie en
zakeninstinct de norm was. Hierbij werd zelfs de positie van de
dollar als internationale wissel- en reservemunt ondergraven, stelt
de schrijver. Dat gebeurt zelfs terwijl die dollar maakt dat Amerikanen op grotere voet kunnen
leven, en het is daarom reden voor verbazing. Maar hebben de VS niet de
luxe gaandeweg een politiek te ontwikkelen? Het is nog steeds
verreweg het machtigste land binnen de (Westerse) wereld. Markten
houden over het algemeen van voorspelbaarheid, maar pragmatisch
sturen en bijsturen zijn al decennia een wezenlijk aspect van de
Amerikaanse buitenlandse politiek. Bovendien de door Trump wild
uitgeroepen boykot van Chinese technologie valt steeds meer op
vruchtbare bodem. De VS krijgt – ook onder de Regering Biden –
steeds meer landen en organisatie mee voor het weren van Chinese
technologie met meer of minder strategische waarde. Het opzeggen van
verdragen, zoals het het nucleaire akkoord met Iran, strijkt
bondgenoten tegen de haren in, maar ook hier volgt de Europese Unie
na verloop van tijd en gaat mee in een nieuwe longer and stronger
aanpak die de VS nu voorstaat. Uiteindelijk trekt Washington nog
steeds aan het langste eind in het binden van machtige bondgenoten.
Mahbubani schildert een te zwakke Verenigde Staten.
Niet expansionistisch
Mahbubani
lijkt anderzijds soms wel een advocaat voor de Chinese zaak. De
auteur stelt niet
als eerste dat China geen militaire expansionistische agenda
voert. China
zet politieke en economische diplomatie in. Zo moet ook het Belt
and Road
initiatief worden gezien. Dit is gericht op relaties met de
buurlanden. Hij schildert het concept daarmee wel heel bescheiden af
(het betreft het hele Euraziatische continent en delen van Afrika,
zie kaart). Het
uitbreiden van Chinese militaire
middelen komt in het boek niet tot nauwelijks aan de orde, net zo
min als troepenopbouw
en grens schermutselingen met India. Het mag zo zijn dat de
Chinese militaire uitgaven bescheiden zijn in vergelijking met de VS
en zelfs geringer dan die van de Europese Unie, maar onbetekenend
zijn ze niet. Door ze uit te wissen, mis je ook mogelijkheden om een
politiek van ontspanning en diplomatie te bepleiten.
Wel gaat
hij in op de Spratly eilanden in de Zuid-Chinese Zee en op Taiwan. Je
kan moeilijk anders. In beide gevallen is het voor hem een aanleiding
om de positie van China te verzachten. Rond de Spratly's beloofde
China geen militaire infrastructuur te bouwen als de Amerikanen geen
marineschepen zouden sturen om China te provoceren. Het was een
aanbod waar de Verenigde Staten niet op in ging en in plaats daarvan
marine patrouilles opvoerde met het argument dat het de vrijheid van
navigatie diende te waarborgen. (Alsof handelsland China daar zelf
ook geen belang bij zou hebben, zo stelt de auteur.) China reageerde
toen pas met het aanleggen van militaire faciliteiten. Maar China
verklaarde de zee wel al eerder tot een eigen binnenzee. De schrijver
noemde dat al
eerder een atypische emotionele Chinese aanpak, die niet in het
belang is van de relaties met de buurlanden. Hiermee typeerde hij de
kwestie als afwijking en nam de wind uit de Chinees annexatie
zeilen.
Taiwan en binnenlandse
conflicten
Taiwan
is binnen de Chinese politiek wel degelijk een casus
belli. Mahbubani voert
een leger aan argumenten uit de 19e en 20e-eeuwse geschiedenis aan
waarom Beijing aanspraak kan maken op het eiland. Het feit dat ook in
Taiwan het vasteland van China en het eiland zelf als één China
worden gezien (niet
door elke politieke stroming overigens), laat zien dat de
situatie niet simpelweg zo is dat Taiwan tegenover China staat.
Daarnaast kalft de één China constructie die na
110 jaar op zijn zachtst gezegd af. Taiwan gaat steeds meer een
eigen weg, dat opzij zetten is politiek realisme, waarin de
machtigste staten aan de langste touwtjes trekken, maar doet geen
recht aan de Taiwanese bevolking. Opmerkelijk bij een schrijver met
oog voor geostrategische kwesties ontbreekt het argument dat het
eiland tijdens een uit de hand gelopen militair conflict in handen
van de VS een gevaarlijke uitvalsbasis voor de Amerikanen zou zijn.
Maar dat is wel verklaarbaar. De rationele logica achter een militair
conflict tussen de VS en China wordt door hem verworpen. Maar Tibet,
Xinjiang en Taiwan zijn Chinees “dat
zijn harde politieke gegevens die niet kunnen worden veranderd.”
Het mag zo zijn dat de Verenigde Staten regelmatig kolen
op het Taiwanese vuurtje gooien, maar ik mis hier de verschillende
stemmen vanuit Taiwan (dat die vanuit Beijing geen ruimte krijgen is
duidelijk, maar dat hoeft een onafhankelijk schrijver uit een klein
Aziatisch land toch niet te weerhouden).
China
heeft inderdaad honderdduizenden moslims in heropvoedingskampen
gezet, beaamt de schrijver, maar de VS martelde duizenden moslims,
gooide bommen en voerde een groeiend aantal gerichte moordaanslagen
uit. Allemaal waar, maar vergoelijkt het een het ander? Dat
Hong Kong met kracht ingelijfd wordt vergelijkt hij met de Indiase
inlijving van Goa door India tegen de Britse wensen in.
“De echte strijd gaat er niet om democratie, maar om de strijd
tussen de werkende klasse en enkele vastgoed magnaten,” alsof
het conflict
niet veel ingewikkelder is geworden en groepen van de ene naar de
andere kant zijn overgelopen en alsof studenten stromannen van
tycoons zijn. Kritiek op de Chinese controle Staat miskent de wens
van de Chinese burger naar stabiliteit, rust en orde. Ze kiezen
daarom vrijwillig voor minder persoonlijke vrijheden.
Interventionistisch
De VS
daarentegen heeft een geschiedenis van militair optreden. In de 190
jaar voor de Koude Oorlog 216 maal. In de kwarteeuw na de Koude
Oorlog, zelfs 152 maal. De cijfers zijn door de schrijver ontleend
aan een rapport van de onderzoeksafdeling van het Amerikaanse Congres
(hier een link
naar de laatste update). Ze intervenieert niet alleen militair,
ze doet dat ook nog eens als er geen nationale belangen mee gemoeid
zijn. De VS produceert zelf fossiele brandstoffen; voldoende om niet
afhankelijk te zijn van het Midden-Oosten. Blijkbaar zag de
Amerikaanse elite het anders. Voor hen waren de belangen in de regio
essentieel genoeg om militairen te sturen sinds het einde
van de Koude Oorlog in 1989 er ruimte toe bood. De Amerikaanse
Midden-Oosten politiek heeft bovendien al bijna een eeuw een sterk
ontwikkelde kant van politieke en militaire beïnvloeding, controle
op de olie voorraden in de Arabische wereld, op de opgebouwde
financiële rijkdommen. In de 21e eeuw stuitte men wel op de grenzen
en ging er zelfs ver overheen in een poging eerder zelf gecreëerde
problemen te beteugelen. Of de inzet van die militaire middelen
verstandig is, is een andere kwestie dan of er belangen achter zaten
(het is de vraag van wie, welke landen, welke (delen van) de elite).
Voor Muhbubani komt het echter beter uit te doen of militaire
interventies ervan gespeend zijn. Het is noodzakelijke koren op de
molen die draait zonder een dreigende militaire strijd tussen de VS
en China. De diplomatieke aanpak van China – het kopen van
politieke en economische invloed – is immers goedkoper en
lucratiever. In de Verenigde Staten zou men dit ook moeten zien.
Echter in Washington zijn ambassade posities wisselgeld geworden voor
hen die de gekozen president steunden, constateert Mahbubani in navolging van velen. Door de korte periode dat de
VS de enige supermacht in de wereld leek te zijn verloor het
bovendien de kunst van het maken van compromissen met de rest van de
wereld. Het is een grote zwakte van Washington. Tijd dat men wakker
wordt. De militaire molen draait in Washington echter nog steeds als
een tierelier.
Chinese winst
Het
is in China's voordeel als de Verenigde Staten doorgaan met het
besteden van grote delen van de begroting aan het in stand houden en
uitbreiden van militaire capaciteiten, zo analyseert hij. Het is
immers een irrationaal proces waarin de Verenigde Staten gevangen
lijkt te zitten. Ondanks de enorme industrie van denktanks is de VS
na de Koude Oorlog niet in staat geweest de militaire bestedingen
naar beneden te brengen. Gevestigde belangen spelen hier een grote
rol waarin juist die denktanks en militaire industrie samenwerken bij het aandikken
van de gevaren voor het voetlicht te brengen dan zij die deze
overdrijvingen willen ontmaskeren. (William
Arkin schreef hier in The Generals have no cloths over.) Het is
een analyse die tevens impliceert een minder militaire koers te
varen.
Hypocrisie argument
Voor
een politiek denker afkomstig uit de elite van het autoritaire
Singapore, met grote invloed van de bevolking met Chinese
achtergrond, hoeft het niet te verbazen dat Mahbubani stelt dat het
politieke systeem van China staat als een huis en is geënt op ruim
2.000 jaar geschiedenis en met een bevolking die vier maal zo groot
is al die van de VS: die Chinees heeft behoefte aan orde en rust en
de CCP–dynastie levert die. Westerlingen kunnen niet begrijpen dat het
China onder Xi goed kan zijn voor de wereldverhoudingen. Bovendien
hebben de criticasters van China nogal wat boter op het hoofd. In de
19e eeuw werd China verkracht door de Fransen en Britten (onderbouwt
door de schrijver met een krachtig artikel
van de kunstpagina's van de New York Times) en in de Verenigde
Staten kan men dan wel vrij kiezen, maar veel invloed op de politiek
heeft dit niet en grote delen van de bevolking leven in armoede.
Het is een hypocrisie redenering die hij veel gebruikt: er
mogen onvolkomenheden zijn, maar die zijn er aan de andere kant ook.
Hij doet dat niet om de kritiek twee kanten op te richten, maar om ze
te verstommen. Sterker nog hij gaat een stap verder. Het promoten van
democratie kan wel eens gebeuren met de wetenschap in het
achterhoofd, dat dergelijke bewegingen in staat zijn een land te
ontwrichten (de Arabische lente en kleuren opstanden in Oost-Europa hebben laten zien dat een dergelijk gevolg niet denkbeeldig is, dat is ook hier weer het genoemde argument voor de Chinese repressie zonder er iets dieper op de falende opstanden in te gaan). Voortbouwend op deze Machiavellistische
redenering zou je eventueel, de schrijver is hier voorzichtig, kunnen
stellen dat deze aanpak niet is gericht op democratie, maar op het
verzwakken van de tegenstander.
Lichtend voorbeeld
Er is
een heel hoofdstuk gewijd aan de Amerikaanse visie dat de Verengde
Staten het lichtende voorbeeld voor de wereld zijn. Het is inderdaad
een intrigerend gegeven hoe dit idee leeft en hoe geloofd wordt dat
ze Gods eigen land zijn, het lichtende baken op de heuvel. Obama
bracht de verheven gedachte weer terug op aarde en was er helder over
dat het prijzen van de eigen natie er voor machtige Staten doorgaans
bijhoort. Mahbubani geeft het extra aandacht door een 10-pagina lang
artikel
uit Foreign Policy als enige bijlage in het boek op te nemen,
waarin deze waan of de Mythe van de Uitzonderlijke Verenigde Staten
wordt weersproken.
Zelf gaat hij uitgebreid in op het
verschuiven van de Amerikaanse democratie van one
men one vote systeem
naar een structuur belangengroepen van de economische elite die het
beleid grotendeels bepalen. Het grootste deel van de Amerikanen is
bijvoorbeeld tegen het huidige vuurwapenbezit en voor een
progressiever belastingsysteem, maar Congresleden die dit honoreren
moeten zich er op voorbereiden dat hun concurrenten de volgende
verkiezingen enorm meer fondsen krijgen en die zijn wezenlijk voor
zetelwinst binnen het verkiezingsstelsel van de VS. Het land van de
onbegrensde mogelijkheden biedt de armste delen van de bevolking
bovendien nauwelijks kans om hoger op te komen. In China is de
sociale mobiliteit aanzienlijk groter. Een slot argument dat hij
gebruikt is dat het Amerikaanse sociale contract is gaan rusten op de
pilaar van de individuele vrijheid en die van gelijkheid uit het oog
is verloren. Zo verheven is het land bij nadere beschouwing niet.
Bondgenoten
Bij
het beantwoorden van de vraag of China zal winnen, is het ook van
belang om te weten hoe anderen zich in deze strijd zullen gaan
opstellen. “Beide
partijen zullen verleid worden om de stevige geopolitieke spierballen
te rollen, te vleien, om te kopen, armpje te drukken, alles om andere
landen aan hun kant te krijgen.”
De schrijver kijkt daarbij naar Australië, de Europese Unie, Japan,
India, ASEAN en Rusland. De schrijver wist nog niet van het nucleaire
AUKUS-pact van Australië, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde
Staten. Hij kon nog schrijven over de moeilijke keuze die Australië
moest maken. Het land is gelegen in de regio, verbonden met de Verenigde Staten,
en de handel met China was in 2018 vier maal zo omvangrijk als die
met de VS. Het gevaar op isolatie van de rest van de regio zou niet
denkbeeldig zijn bij het varen van een Amerikaanse koers. Kishore Mahbubani hoopte op een Australische rol
als onafhankelijke partij. Dat lijkt voorlopig van de baan. De VS
hebben hier een voorsprong genomen.
Schrijvers die het hebben
over de politiek van de Europese Unie missen vaak dat de EU een
verband is van 27 Staten met verschillende belangen en verschillende
buitenlandspolitieke oriëntaties. Zo zijn er die volmondig de
Atlantische relaties onderschrijven, ook nu het Verenigd Koninkrijk
vertrokken is. Anderen proberen een Europese positie vorm te geven.
Mahbubani lijkt zich op die tweede groep te richten. China zou een
goede partij zijn om samen mee op trekken om Afrika te ontwikkelen,
nodig om op het continent levensvatbaar te houden voor de sterk
groeiende bevolking, stelt hij. Of er veel handen voor op elkaar gaan
in Europa. Dat valt te betwijfelen. De VS zullen proberen dit te
voorkomen, zo stelt de auteur. Maar er wordt wel aan getrokken in
Brussel, juist de door
Covid gekrompen Chinese investeringsruimte biedt daarbij kansen.
Dit nog los van de vorm die een dergelijke samenwerking zou krijgen
en wie daarvan de vruchten zouden plukken.
Verklaring
De
VS gebruiken China als afleidingsmanoeuvre voor een falend sociaal
economisch beleid, zo merkt de schrijver op. Dat China een heel
andere politieke structuur heeft en men in de Verenigde Staten toch
al snel uitgaat van het heilige van de eigen Staat – het blijft
terugkomen – maakt dit gemakkelijk verteerbaar voor de Amerikanen.
Als ze redelijk zouden zijn dan hoeft er geen fundamentele
tegenstelling te zijn. De schrijver haalt om dit te staven een aantal
overeenkomsten (niettegenstellingen/noncontradictions)
aan: beide hebben het doel de welvaart van de bevolking te
verbeteren, zo stelt hij naïef door belangenstrijd te ontkennen.
De
gemiddelde burger in de Verenigde Staten heeft zes maal zo veel
inkomen als de gemiddelde Chinese burger, maar in de Verenigde Staten
heeft twee derde van de bevolking geen $500 om noodzakelijke aankopen
te doen. Stel je voor dat de vijf biljoen dollar (nu
al bijna zes) dit sinds 9/11 tot aan publicatie werd uitgegeven
aan onnodig buitenlands ingrijpen was verdeeld onder de Amerikanen,
dat zou $29.000 per persoon zijn geweest. Zou het geld zijn besteed
aan gezondheidszorg, onderwijs, schone energie en infrastructuur dan
zouden miljoen extra banen zijn gecreëerd. Mahbubani ziet – aan
de hand van Brown University – dat de wapenindustrie geen
banenmotor is, maar banengroei in de weg zit. Het is verstandiger te
zorgen voor het welzijn van de bevolking dan het uitgeven van
miljarden voor oorlog, dat maakt een land door grotere samenhang ook
sterker. Dit deel van zijn betoog staat als een huis.
Strijd en klimaatverandering
Dat
de VS en China verschillende politieke waarden hebben wordt pas een
probleem als ze die willen exporteren. Belangrijk is te beseffen dat
er verschillen van mening zijn en verschillende wegen die naar Rome
en volwaardige leefomstandigheden leiden. In ieder geval zou het
verschil in visie geen reden moeten zijn tegenstellingen te
militariseren. Mahbubani heeft een optimistisch boek geschreven. Hij
liet daarvoor ook zaken weg die niet in zijn straatje pasten.
Beide Staten hebben meer belang bij het samen de klimaatverandering afremmen dan het elkaar machtspolitieke vliegen afvangen. Nu gedraagt de meest intelligente soort zich als zelfmoordenaar, zijn woorden, en trekt niet samen op tegen deze bedreiging. Het is een van de punten waarop ik de auteur volmondig gelijk moet geven.
Het is bijna als of de confrontatiepolitiek tussen de VS en China een onbedoeld bijeffect is van een ongeïnformeerd politiek handelen. Als het zo was dan zou een pas op de plaats en een andere politiek koers volgen de dreigende clash vermijdbaar maken. Het lijkt er echter op dat kwesties alleen maar verder op de spits worden gedreven. Burgers in China, de Verenigde Staten en de rest van de wereld zijn daarmee niet geholpen, die willen sociale rechtvaardigheid, stabiliteit én vrijheid.