Dragon On Our
Doorstep: Managing China Through Military Power door Pravin
Sawhney en Ghazala
Wahab beschrijft de rammelende
militair strategische positie van India met betrekking tot China. Het
boek eindigt met de zin: “We
zijn het aan de geschiedenis en geografische ligging van India
verplicht een strategische speler op het wereldtoneel te worden.”
India is ver van dat doel verwijderd, blijkt uit het boek. Het zou
zelfs niet staat zijn een oorlog met Pakistan te winnen. Dat heeft
voor een belangrijk deel te maken met het feit dat militaire ontwikkelingen
nauwelijks een rol spelen in de landelijke politiek. Er is geen
inzicht, maar ook geen organisatie, geen militair industriële basis,
en conflicten die het land verzwakken worden niet opgelost.
De
schrijvers zijn eigenlijk vooral negatief over de stand van zaken.
Het boek is daarmee niet een oproep voor meer geld en middelen, maar voor meer
beleid. En een enkele keer voor meer terughoudendheid in militair of
repressief beleid.
Pakistan
Pakistan
De auteurs staan lang stil bij het conflict met Pakistan dat een nauwe bondgenoot is van Beijing (banden die sinds de publicatie van het boek in 2017 alleen maar zijn versterkt). De krijgsmachten van beide worden vergeleken, zowel inbedding in het politieke systeem en aansturing, als kwaliteiten van de luchtmacht, marine, landmacht, veiligheidstroepen, kernwapens als defensie-industriebeleid (dat in India ook al rammelt als een oude bus). Pakistan komt veruit als beste uit de bus, vooral omdat het militair veiligheidsbeleid heeft dat zich richt op macht, terwijl India zich beperkt tot het hebben van een leger en wapens.
Het
gewicht van de geschiedenis, de ideologische verschillen en
vooroordelen wegen te zwaar om het conflict snel op te lossen. Als
een eerste stap pleiten ze voor gelijke wederzijdse ontwapening in de
hoogvlakten, daar waar India en Pakistan tegenover elkaar staan. Een dergelijke stap zou in het belang zijn van een oplossing voor Kashmir, de
spreekwoordelijke molensteen in het conflict tussen beide landen.
Tevens zou dit een halt toe kunnen roepen aan de bewapeningswedloop.
Het zou betekenen dat China zijn strategie ten opzichte van
India aan zou moeten passen. Het is kortom een noodzaak.
Grenzen
De
schrijvers trekken langs de grenzen tussen India en Pakistan (Line of
Control, LC) en die tussen China en India (Line of Actual Control,
LAC), waarbij het hooggebergte een voorname rol speelt.
Grensconflicten rond de LC zijn op te lossen als er een oplossing
voor Kashmir zou zijn. De grensconflicten met China zijn dat niet,
maar ook dat onderkennen zou al een wenselijke stap zijn. Ze sommen de
Indiase zwakheden en de Chinese kracht op (infrastructuur, geografie,
wederzijdse afspraken). Het is een tocht die levendig wordt, omdat de
schrijvers zelf de buitenposten en militaire bases bezochten. Je
wandelt zo nu en dan mee de bergen op naar de besneeuwde passen, waar
boven het goed geoutilleerde
Chinese leger wacht. Maar het blijft niet bij anekdotische
informatie. De landen worden niet gespaard als het gaat om het geven van
voorbeelden waar de wedloop op de spits werd gedreven in plaats van
afgeremd of gestopt.
De kwestie van de grensconflicten werd eind december nog besproken in een Chinees-Indiase top. Beide zijden verklaarden dat het oplossen van de grensconflicten noodzakelijk is voor het bewaren van vrede en rust. Of daarmee de volgens auteurs, zwakke positie van India is verbeterd, is onduidelijk.
De kwestie van de grensconflicten werd eind december nog besproken in een Chinees-Indiase top. Beide zijden verklaarden dat het oplossen van de grensconflicten noodzakelijk is voor het bewaren van vrede en rust. Of daarmee de volgens auteurs, zwakke positie van India is verbeterd, is onduidelijk.
Kernwapens
Opvallend
is de visie dat India af zou moeten stappen van zijn drieledige
nucleaire politiek: lange afstandsbommenwerpers, nucleaire
onderzeeboten en lange afstandsraketten op land. De luchtmacht is te zwak om
die taak erbij te hebben en zou ze moeten beëindigen. Die stap zou gebruikt moeten worden om vertrouwenwekkende maatregelen (CBMs) te bespreken met
Pakistan. Bovendien zou het afschaffen van de nucleaire luchtmachttaak de kans op een onbedoelde nucleaire
escalatie verkleinen, omdat Pakistan niet meer bang hoeft te zijn dat een
vliegtuig mogelijk met kernwapens haar luchtruim binnendringt tijdens een
conflict. De atoomonderzeeboten moeten vergroot worden en eigenlijk
zijn vooral de op land gestationeerde kernwapens waar de schrijvers
het meeste fiducie in hebben.
Tibet
Ze lopen ook langs de minder prominente veiligheidsproblemen,
zoals de Tibetaanse enclave en regering in ballingschap in India. Het
is te verwachten dat de 15e Dalai Lama zal reïncarneren
in India. De grote aanwezigheid van het boeddhisme in India, zou Delhi uit moeten spelen om het land status te geven in de Boeddhistische
wereldgemeenschap en die van Zuidoost Azië in het bijzonder (waar
volgens de auteurs dit geloof dominant is, hoewel je met evenveel
recht de Islam er als dominant kan benoemen. Een notie die gezien de huidige aanval op de islam door de Indiase regering niet onbelangrijk is). India
doet niets met dit voordeel. Dat zou wel moeten, waarmee religie als
politiek middel wordt bepleit. Bijna alsof India met godsdienststrijd nog niet
voldoende problemen heeft.
In
China heeft president Xi Jinping verklaart dat Tibet sinds de oudheid
al deel is van China. Dat dit historisch gezien geen grond heeft, doet
er voor Beijing minder toe. In de hoofdstukken rond Tibet worden
zowel de Chinese als Indiase positie uiteengezet, waarbij veel
aandacht voor de Tibetaanse guerrilla's (de Special Frontier Force,
getraind en bewapend door de CIA en haar voorloper, de American Committee
for Free Asia) en de buitenlandse invloed op de Dalai Lama.
Verzet
Van
het Tibetaanse recht op zelfbeschikking gaat het boek naar de conflicten met de maoïsten in het noordoosten, oosten en meer en meer naar het midden
van het land. Ook hier ontbeert het overheidsbeleid inzicht en betrokkenheid.
Beleid wordt op afstand gemaakt en al snel wordt niet gekozen voor het
verlichten van de zorgen van de bevolking, maar voor
repressie door politie en inlichtingendiensten. Dit is verspreid over 15 staten en werkt samen over
organisatie en partij politieke en nationale grenzen heen. De harde
hand uit Dheli versterkt alleen maar de zaak van het verzet en zo
duren de conflicten voort. Bij deze onderdrukking wordt zelfs gebruik
gemaakt van inzet van land- en luchtmacht. In 2015-16 werden 116
bataljons paramilitairen (600-1,200 manschappen elk) ingezet om het maoïstische verzet de kop in te drukken. Sensitief beleid en meer
bevoegdheden naar lokale bevolking zou veel beter werken, stellen Pravin en Wahab.
De
huidige Hindoeïstische regering heeft volgens de schrijvers nog een
ander probleem. De BJP staat ideologisch en op een gewelddadige wijze
diametraal tegenover de maoïsten.
Wetgeving (Right to Fair Compensation and Transparency in LandAcquisition etc. bijvoorbeeld) die de positie van de bevolking in het
oosten zou moeten beschermen, wordt afgeschaft.
Het
verzet bindt niet alleen manschappen van de Indiase land- en
luchtmacht aan binnenlandse veiligheid, het geeft China ook toegang
tot India door levering van wapens, het krijgen van inlichtingen en
de conflicten tasten de kwetsbare Indiase cohesie aan. Het oplossen ervan is daarom ook gezien vanuit internationaal
veiligheidsperspectief belangrijk. Voorlopig lijkt de regering Modi
alleen maar olie op het vuur te gooien (lees bijvoorbeeld de
visie van Arundhati Roy).
Krijgsmachtonderdelen
De
Indiase marine is overvraagd, ze leidt aan ziekte van overstretched
commitment, zoals de auteurs het uitdrukken en heeft geen
militaire strategie die haalbaar is. De Chinese marine is niet meer
weg te denken uit de wateren rond India (zie havens: Gwadar in Pakistan,
Hambantota op Sri Lanka, Sonadia in Balgladesh en het Birmese Maday). De Pakistaanse marine opereert
in nauwe samenwerking met de Chinese en daarmee is een realiteit
ontstaan waar India maar moeilijk mee uit de voeten kan. Daarop zou India moeten reageren.
Het
lijkt er echter op dat de marine zich om binnenlands politieke
overwegingen meer moet richten op de strijd tegen Pakistaanse
infiltranten. Dat is niet verrassend volgens de schrijvers: India is
altijd een land geweest dat zijn maritieme taak heeft verwaarloosd.
Daar waar sprake was van een positieve beeldvorming van de marine –
optreden tegen Pakistan in 1971 – werd dit teniet gedaan op het
moment dat Mumbai in 2008 vanuit zee werd aangevallen door aan Pakistan
gelieerde terroristen. Niemand had ze zien aankomen. Niemand was voor
dat euvel verantwoordelijk. Een tocht langs de betrokken instanties
en beleidsvoornemens door de schrijvers, laat ook hier zien dat er
ook nadien weinig handen en voeten worden gegeven aan een veiligheidsbeleid in de kustwateren.
Er
is evengoed veel kritiek op andere krijgsmacht onderdelen. De
luchtmacht zou beter meer piloten op kunnen leiden dan meer
staaljagers kopen, en ervoor zorgen dat er voldoende reserve
onderdelen zijn zodat de gevechtsvliegtuigen die er zijn beter
gebruikt worden. De landmacht doet taken waar ze niet voor bedoeld is
(contraguerrilla en politietaken bijvoorbeeld; 30% zit in Jamu &
kashmir) en zet zo manschappen en middelen misplaatst in en zorgt
voor een verschuiving van de inhoudelijke oriëntatie, waaraan ze
toch al een gebrek heeft. Het Indiase leger groeit qua aantallen
manschappen (1 miljoen in 1990 en 1,23 miljoen in 2015; een groei met
bijna een kwart) en dat in een tijdperk dat geavanceerde technologie
eerder dan vele militairen de doorslag zullen geven in een conflict.
Wapenindustrie
De schrijvers vragen in 2013 aan de onderdirecteur van het Russische
wapenverkoopbureau Rosobornexport of het klopt dat
India verouderde onderzeeboottechnologie uit 1973 was verkocht. Dan antwoord de Rus: “hadden
jullie het al?” Na een stilte die een nee verraadde: “in dat
geval is dit state
of the art voor
jullie.” Het is een
anekdote die de Indiase industrie zelfs na jarenlang samenwerking
met Europese, Israëlische en Amerikaanse partners in zijn hemd zet.
In
een recent artikel in The
National Interest schrijft Richard
A. Bitzinger: “Opmerkelijk
is dat het communistische China meer vooruitgang geboekt heeft met
het introduceren van vrije markt mechanismes in zijn wapenindustrie.”
Het is een sterk ideologisch gekleurde opmerking om de Chinese en
Indiase defensie-industrie te vergelijken en wel in het voordeel van
de eerste. Voor wie de draak op de deurmat heeft gelezen biedt het
Bitzingers artikel geen nieuws.
Als
je wilt doen alsof je een binnenlandse wapenindustrie hebt, noem je
gewoon alles wat binnenslands wordt gemaakt Indiaas, ook als dat
alleen eindassemblage inhoudt. Het maakt dan niet meer uit waar het
is ontworpen of wie de rechten op de producten heeft, het klinkt voor
de oppervlakkig luisteraar wel goed. India maakt schepen, maar “alle
motoren worden geïmporteerd,” klinkt minder succesvol.
De
marinebasis in Karwar
(waar de organisatie Stop Wapenhandel jaren geleden nog tegen ageerde, omdat de
toekomstige nucleaire basis door de Nederlandse Hashkoning met hulp
van de Nederlandse staat werd aangelegd) zou uit kunnen groeien tot
een belangrijke haven, maar daar moet dan wel in geïnvesteerd
worden. In de haven van Pipavav staan grote kranen, maar aan
zelfstandig scheepsontwerp is niet gedacht. Ook hier somberheid
troef. “Het is is de logica zelf dat een land dat nog niet eens
in staat is geweest een 'acceptable' geweer voor zijn militairen te
maken, maar moeilijk meer geavanceerde maritieme wapens kan maken,
zoals raketten, torpedo's, kanonnen etc. Ad hoc worden vellen ervan
(die niet direct worden geïmporteerd) gemaakt in India op basis
licenties van Europese of Israëlische bedrijven.” (Ik citeerde dit al eerder in het engelstalige blog: India major customer for EU-weaponry.)
De
schrijvers kijken bij de ontwikkeling niet naar de mooie woorden, die
bijna dagelijks in de Indiase pers te vinden zijn, maar naar cijfers
en welke voordelen India heeft bij de breed uitgemeten
samenwerkingsprogramma's met buitenlandse partners en dan valt dat
vrijwel altijd tegen. Maar misschien is niet zozeer het opzetten van
een wapenindustrie van belang (m.u.v. munitie en andere zaken nodig
als een conflict uitbreekt) maar het ontwikkelen van capabele moderne
strijdkrachten, schrijven ze bijna hopeloos.
Kashmir
Het belangrijkste voor
een geostrategische verbetering van de Indiase positie vis-à-vis
China is het oplossen van de
kwestie Kashmir. De schrijvers constateren echter dat de politieke
leiding zichzelf steeds opnieuw voorspiegelt dat er in Kashmir
eigenlijk niet zo veel aan de hand is en dat het onder controle is.
Dat draagt het risico in zich dat de rot er insluipt en de zaak
permanent verziekt. Het voorkomt ook een remedie. In ieder geval
lopen processen steeds vast op een politieke kink in de kabel, bewust
of onbewust veroorzaakt, een aanslag, een regeringswisseling e.d. Het wordt tot in detail beschreven. Het is een falend beleid waarvan uiteindelijk de bevolking van Kashmir de dupe
is.
In
het hoofdstuk rond Kashmir wordt ook aandacht besteed aan het protest
en radicalisering. Hoe beoordeel je dit en hoe ga je er mee om. De
schrijvers merken op dat India, net als het Westen, de fout maakt om
opstandelingen als misleide jongeren te zien of als terroristen,
alsof er geen enkele context voor hun handelen zou zijn. Op die
manier blijft het op lossen van de grondoorzaken voor de conflicten
uit en bestaat het gevaar dat zo'n kwestie alleen maar verergert.
“Het is van het grootste belang voor ons om voor de kwestie Kashmir met een permanente oplossing uit te werken, het stoppen met de vervreemding van de moslims in het land, zodat ze niet het terrorisme in getrokken worden en het terugtrekken van de AFSPA-wetten [die bijzondere bevoegdheden aan het leger verlenen]. Infiltratie heeft resultaten, maar beter zou het zijn het vertrouwen op te bouwen met de moslim gemeenschap, zodat ze zullen bijdragen aan een oplossing: “Dit zal niet werken als de politie check punten in wijken opzet, lokale mensen mishandelt en ze allen als terroristen behandeld.” Een oplossing van het conflict maakt troepen vrij voor samenwerking en ontwikkeling in de hele regio. Bovendien opent het ruimte voor besprekingen bijvoorbeeld rond de grensgeschillen met China, de 3488 km lange LAC.”
De
schrijvers zijn voorlopig ingehaald door de geschiedenis. De Modi
regering heeft laten zien dat ze de kwestie niet op wil lossen, maar
uit de weg ruimen door juist oude afspraken over het bestuur van
Kashmir met voeten te treden. Al in augustus 2016 had Modi gezegd dat
India bezet Kashmir terug wil hebben uit Chinese en Pakistaanse
handen. De auteurs merken verbaasd op dat China 42.000 vierkante mijl
binnen haar grenzen heeft en en China en Pakistan samen 47.645. Het
spreekt vanzelf dat China en Pakistan die nieuwe visie uit Delhi niet
toejuichen. Hoe dit zich gaat ontwikkelen is moeilijk te
voorspellen, maar dat het de veiligheid van India zal vergroten is
een gok die lijkt op een extreme bungy
jump van grote hoogte
aan slap elastiek.
Pravin
Sawhney stelde op zijn twitter account dat Modi de veerkracht van
de Kashmiris zwaar heeft onderschat “gebogen hoofden betekent
niet dat ze hun nederlaag hebben geaccepteerd,” en van
normalisering is nog lang geen sprake. Trots, miscommunicatie,
ontsporing van op stapel staande initiatieven en onbegrip hebben die
oplossing tot nu toe voorkomen. Het moet er toch ooit van komen.
Tenslotte
India moet volgens de
schrijvers beseffen dat alleen het roepen dat het een geostrategische
speler is geen zin heeft als dit niet ook gestoeld is op economische
en militaire macht. Halverwege het boek vatten ze hun programma samen
in een paar zinnen:
“India moet zijn eigen militaire macht opbouwen, haar Tibet-politiek herzien, eervol interne opstanden oplossen, bilateraal nauwe banden opbouwen met de VS en tri-nationaal, inclusief Japan, om gezamenlijke dreigingen in Azië, Stille en Indische Oceaan regio, en de Act East Policy versterken door de banden aan te halen met ASEAN en andere aan zee liggende landen.”
Het is zeker geen boek
dat geschreven is vanuit de vredesbeweging, alleen al het advies om
de kernwapenpolitiek anders in te richten of het gebruiken van religie als machtsmiddel geeft dit aan. Het
leeuwendeel van het boek handelt erover dat India
nog veel te verbeteren heeft als het gaat om de krijgsmacht en
militaire infrastructuur. Het geeft daarmee inzicht in het
strategische denken omtrent India, en biedt zelfs enige gedachten
rond het oplossen van binnenlandse conflicten en conflicten met
Pakistan. De auteurs geven samen het defensie
periodiek Force
uit, maar dat betekent niet dat ze onderhandelingen,
conflictbemiddeling en vertrouwenwekkende maatregelen geen rol laten
spelen in hun visie.
Uiteindelijk lijkt geen enkele Aziatische partij belang te hebben bij het ontsporen van de relaties tussen India en China. Het is wel de vraag of India gebaat is bij het maken van beleid vanuit het adagium uit de klassieke oudheid dat wie oorlog wil voorkomen, zich moet voorbereiden op oorlog of door een variant met minder omwegen: dat wie vrede wil zich voor moet bereiden op vrede. Dat hoeft niet op naïeve wijze, maar kan doordacht en in samenwerking met anderen en anders dan het sluiten van nieuwe militaire bondgenootschappen tégen China, waardoor het conflict slechts op de spits wordt gedreven. Dat India zijn interne huishouding niet op orde heeft, hoeft zo'n zoektocht en beleid niet te belemmeren, het kan ook een kans zijn.
Uiteindelijk lijkt geen enkele Aziatische partij belang te hebben bij het ontsporen van de relaties tussen India en China. Het is wel de vraag of India gebaat is bij het maken van beleid vanuit het adagium uit de klassieke oudheid dat wie oorlog wil voorkomen, zich moet voorbereiden op oorlog of door een variant met minder omwegen: dat wie vrede wil zich voor moet bereiden op vrede. Dat hoeft niet op naïeve wijze, maar kan doordacht en in samenwerking met anderen en anders dan het sluiten van nieuwe militaire bondgenootschappen tégen China, waardoor het conflict slechts op de spits wordt gedreven. Dat India zijn interne huishouding niet op orde heeft, hoeft zo'n zoektocht en beleid niet te belemmeren, het kan ook een kans zijn.