maandag 24 augustus 2009

Niet iedereen kan stenen gooien

In Niet iedereen kan stenen gooien beschrijft Arjan El Fassed zijn Palestina, waar familiegeschiedenis wordt vermengd met de geschiedenis van een land. Persoonlijke belevenissen krijgen een plaats temidden van de strijd van een volk. 'Ik heb mijn hart, mijn verstand en een rechtvaardig doel om voor te strijden.'

door Martin Broek

Arjan El Fassed is de zoon van een Palestijnse arbeidsmigrant en een Nederlandse moeder. Hij studeerde politicologie met het idee zijn kennis in te gaan zetten voor en in Palestina. In het boek Niet iedereen kan stenen gooien beschrijft hij een drietal bezoeken aan zijn vaderland. Het eerste bezoek aan Palestina betreft een familiebezoek met zijn vader. Het tweede is hiervan een verlengstuk; zijn vader vertrekt, hij blijft achter om in Palestina te gaan werken en belandt bij het Palestijns onderzoeks- en studiecentrum (CPRS). In 1998 keert hij naar Nederland terug om in 2001 opnieuw naar Palestina te reizen met zijn toekomstige vrouw.


Haytham, Bassam Shaka'a, de moeder van Arjan,
Hana en de vader van Arjan, Nablus, 1972

Gedurende het derde bezoek gaat hij werken voor een mensenrechtenorganisatie. In 2002 keert hij definitief terug in Nederland. Moe en op. Sinds die tijd ben ik Arjan herhaaldelijk tegengekomen. Een vrolijk inspirerend mens. Ik kan de woorden van zijn vriend Ala beamen als hij zegt: "Meestal geef jij mij energie en motivatie in slechte tijden." (p.217) Nederlandse Palestijn Hij beschrijft zijn Palestina, waar familiegeschiedenis wordt vermengd met de geschiedenis van een land. Persoonlijke belevenissen krijgen een plaats temidden van de strijd van een volk. Overdenkingen en heftige demonstraties wisselen elkaar af. Met het boek word je een deel van El Fasseds' leven ingezogen. Meteen bij aanvang stelt hij de vraag of dit het boek is van een Nederlander met een Palestijnse achtergrond of van een Palestijn die in Nederland is opgegroeid. Hij is een activist met een goede baan, een goede opleiding, een Nederlands voorkomen en met een Palestijnse naam, zo zie ik hem. Hij is iemand die over Vlaardingse ijzerkoekjes kan schrijven en
Palestijnse kanafeh. El Fassed is een van de vele Nederlanders die opgegroeide in de lage landen, maar een andere achtergrond heeft dan veel Nederlanders. Als je er niet bij stil zou staan, dan speelt dat niet Nederlandse deel van de identiteit geen rol. Ik vergeet zelfs dat die er is. In het boek is die andere kant, het vaderland, nadrukkelijk aanwezig. Er wordt ruimte gecreëerd voor iets wat er altijd is, maar vaak geen rol speelt of kan spelen in het leven in Nederland. Fassed vat het karakter van zijn Nederlands Palestijnse identiteit al in hoofdstuk twee van het boek samen: 'Het is alsof je ouder bent van een tweeling. Je houdt zielsveel van beide kinderen. Eén kind is echter ziek. Het is niet gezond. Je houdt niet meer of minder van het kind, maar je geeft het meer aandacht. Je luistert naar het kind. Je zoekt naar medicijnen, een goede dokter, een 'second opinion'. Je zoekt hulp en hoopt dat je erachter komt wat eraan scheelt en hoe je het kind kan genezen.' (p.19) Thuis zijn Daarnaast is er 'thuis'. Thuis is wat verloren is gegaan, de plek waarnaar je uiteindelijk wilt terugkeren, stelt Fassed. Maar hij stemt ook in met de definitie van de bekende Palestijnse dichter Mahmoud Darwish dat thuis je leven en je missie tezamen is. De essentie wie je bent. Die definitie kan voor iedereen gelden. Voor een blanke geseculariseerde man met gereformeerde opvoeding zoals ik. Voor mijn buurman, een oude zieke zwarte Amerikaanse drummer uit Chicago, voor de Marokkaanse bovenburen van de eerste en tweede generatie. Of de andere mensen op de trap waar ik woon, van Limburger tot Ghanees.


Arjans ouders met Haytham en Hanna in Nablus, 1972


Het thuis voelen van al deze mensen is anders dan mijn thuis. De Somalische die als vluchteling in Nederland een bestaan begint en wereldbekend of zo je wilt –berucht wordt. De Griek die PvdA-kamerlid werd. De Indonesiërs die op jonge leeftijd hier naartoe kwamen en nog steeds glimlachend hun plaatsje niet echt gevonden hebben. Al die mensen zijn Nederlands staatsburger, maar hun levens zijn een wereld van verschil. Niet het zoeken door een Nederlandse Palestijn naar zijn wortels en identiteit maakte op mij de meeste indruk, maar het kennismaken met het verhaal van iemand uit 'mijn' samenleving, dat zo anders is dan het mijne. Om Nederland en zijn bevolking te begrijpen moeten dergelijke verhalen gehoord en verteld worden. Dat kan niet vaak genoeg gebeuren. In die zin overstijgt het boek zijn eigen verhaal. De levens van ooms en tantes, van nichten en neven, en de opa en oma van Arjan zijn anders. Een deel van hun thuis zijn ligt in niet zomaar een land, maar in een land waar dagelijks hevige strijd plaats vindt. Een strijd die doorleefd wordt door iedere Palestijn, door het hele volk, maar door de blik te versmallen in de vorm van een familie wordt het persoonlijk en komt het anders aan. Samengebalde activiteiten September 1996 gaan Arjan en zijn vader op bezoek bij de familie in Nablus en Ramallah. Bij de controle op het vliegveld van Nablus zijn ze opeens geen Nederlanders meer, maar Palestijnen en moeten de veiligheidscheck ondergaan. Maar anderzijds is het ook de plaats waar je tegen de taxichauffeur op het vliegveld kan zeggen: "Naar Makhfiya, het huis van Shaka'a." Hij weet dan precies wat je bedoelt.


Oma Im Salim, Walid en Fatima in Nablus, 1972

Arjan's oom is de voormalige burgemeester van Nablus, Bassam Shaka'a, door het militaire bestuur eind jaren '70 beschouwt als 'de meest ongedisciplineerde en extremistische burgemeester op de Westelijke Jordaanoever.' (p.26) Ik had ook een verhaal over hem in Time Magazine uit 1979 kunnen lezen, even indrukwekkend, even vol van strijd en heroïek, maar ik zou niet gedacht hebben aan de gevolgen voor een familie. Een ophanden zijnde deportatie van oom Shaka'a werd afgewend nadat de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties een resolutie had aangenomen waarmee het afvoeren veroordeeld werd (132 voor en één stem tegen, Israël), alle burgemeesters op de Westelijke Jordaanoever en in Gaza ontslag hadden genomen en Bassam in beroep ging tegen de veroordeling. Al die samengebalde activiteiten hadden succes. Een oom die de Israëlische staat kon weerstaan en een beslissing van de Israëlische regering kon afwenden. Actie en politiek kunnen tot successen leiden. Het daarop volgende jaar zou Arjan's oom als gevolg van een bomaanslag zijn beide benen verliezen. Op het Nederlandse Journaal zei hij destijds: "Ze hebben mijn benen afgerukt, maar dat betekent alleen maar dat ik dichter bij mijn land ben komen te staan. Ik heb mijn hart, mijn verstand en een rechtvaardig doel om voor te strijden, ik heb geen benen nodig." (p.30) Als je luistert naar de boodschap achter deze stoere woorden dan is het een harde les in de gevolgen die de strijd voor rechtvaardigheid ook kan hebben. Zeker als dit je directe familie betreft, moet het een geweldige impact op je ontwikkeling hebben. Neven en nichten Het gaat bij Arjan's familie niet alleen om nationaal bekende personen. Arjan's opa van vaders zijde, Radi, was taxichauffeur. Op de dag dat hij een vrouw met haar kinderen naar Ramallah brengt, besluit de Israëlische luchtmacht bases van Fatah en andere guerrillagroepen met raketten en napalm te bombarderen. Na de eerste bommenregen renden sommige mensen de weg op om de schade te inspecteren. De gevechtsvliegtuigen kwamen terug en lieten precies op de plek waar de taxi van opa Radi reed een tweede regen bommen vallen. "Opa was op slag dood." Evenals de passagiers, een moeder en haar twee kinderen. De Veiligheidsraad van de VN zou de bombardementen betreuren. (p.82) Straaljagers zijn opeens geen technologisch-innovatieve werkgelegenheid opleverende jongensdroom meer, maar dood en verderf zaaiende moordmachines. Op het moment dat ik las over de bom op opa Radi's taxi, snapte ik beter waarom Arjan zich druk kan maken over de levering van vliegtuig-, raket- en bomonderdelen (aan Israël). De meeste mensen laat dit koud en vinden het aankaarten hiervan eigenlijk gezeur op de vierkante meter. Degene die zich daar nu net bevindt, is wel de dupe van die onverschilligheid.


Vader en moeder El Fassed met neef Haytham, 1972

Later zouden ze Bassam's zoon arresteren, Haytham, de neef van Arjan. Neven en nichten nemen deel aan de eerste Intifada of werken voor CNN in Bagdad. Het verhaal over zijn neef Amin is wreed: 'Oom Mohammed en tante Fatima kregen na een week toestemming hun zoon [in de gevangenis] op te zoeken. Zijn gezicht was gezwollen, zijn voeten waren verbrijzeld en zijn rug zat onder de blauwe plekken.' (p.55) In het boek wordt veel uitgebreider stil gestaan bij wat Amin mee maakte en het feit dat er geen aanklacht tegen hem was ingediend. Ik kan dergelijke gruwelijkheden zelf amper lezen en wil me hier dan ook beperken. Na een medische behandeling in Nederland was Amin in staat in Delft te gaan studeren. Ik ben bang dat de gevolgen van de mishandeling een leven lang meegedragen worden. Wat doet dit met een mens? Levert dit verbittering op? Of angst? Apathie? Wraakgevoel? Een combinatie hiervan? Wat doe je met de betrokkenheid bij je familie? Ik verbaas me inmiddels over de woorden uit het voorwoord geschreven door Joris Luyendijk. Hij schrijft: 'Als hij De Vries had geheten in plaats van El Fassed, en grootouders had gehad in Nijmegen in plaats van Nablus, zou hij zich dan zo rijkelijk hebben kunnen ontplooien, al op zo'n jonge leeftijd zoveel van het leven hebben kunnen proeven?' De smaak die mij bij achterblijft is zo bitter als gal en die verdwijnt niet door de zoete gerechten en de mooie of indrukwekkende ervaringen met de familie. Bitter is alleen met mate lekker en hier is van matigheid geen sprake. Arjan ziet de beelden van de Intifada op de Nederlandse televisie. Hij voelt zich schuldig. Op school kreeg hij een niet met de werkelijkheid strokende geschiedenis voorgeschoteld, terwijl zijn neven en nichten zich tegen de bezetting keerden, met alle gevolgen van dien. Sinds het familiebezoek is hun strijd ook zijn strijd en leest hij alles wat los en vast zit over de Palestijnse kwestie. Dit eerste deel vind ik het boeiendste en indrukwekkendste deel van het boek. Het zet me het meest aan het denken. Het beschrijft dat deel van thuis waar je vandaan komt en waar je terug kan keren. Schrijnende zaken Arjan's vader gaat weer terug naar Nederland. Arjan blijft achter en zoekt werk. Het is niet verrassend meer dat hij in Palestina blijft. In het tweede en derde deel van het boek staat de missie centraal. Hij gaat bij het CPRS werken op de afdeling 'Democratie en Parlementair Onderzoek'. Hier wordt hij al snel gepokt en gemazeld in de Palestijnse democratie, waar persvrijheid niet bestaat en de Palestijnse autoriteit door en door corrupt is en de Palestijnse zaak wordt verkwanseld.


Arjans vader op de veranda van het huis
van Im Salim, 1978

Arjan vraagt vriend Ala of hij vindt dat hij op moet houden de Palestijnse Autoriteit te bekritiseren? Het antwoord zal voor hem geen verrassing zijn geweest: "Je moet doorgaan." Ook omdat hij een Nederlands paspoort heeft: "Ze zullen jou niets maken." Zo komt op een obligate vraag toch een tot nadenken stemmend antwoord. Zo blijft de Palestijn ook Nederlander, die zijn privilege in kan zetten voor de goede zaak. Een thema dat overigens regelmatig terugkomt en door iedere activist in dergelijke omstandigheden zal worden herkend. In het boek staan vele schrijnende zaken beschreven. Als het conflict is uitgelopen op een halve oorlog in 2001 dan klinken 's avonds explosies. Eerst is er schrik en na het opschuiven van de gordijnen verbazing. Er wordt vuurwerk afgeschoten. Onmiddellijk is er het besef dat hiermee de Israëlische onafhankelijkheid wordt gevierd. In zo'n kleine onschuldig lijkende observatie wordt een heel conflict samengevat. Het is net zo schrijnend als het verhaal van de vrouw die noodgedwongen dagen met een dode man zat opgescheept, of de jongen van acht die als levend schild wordt gebruikt door Israëlische soldaten en wiens schouder dient als steun voor de loop van een vurend geweer.

Wat zijn je hobby's?

Daarnaast komen de bekende politieke kwesties in het conflict met Israël aan de orde. De nederzettingen, de vredesvoorstellen een terugkeerregeling voor de vluchtelingen. In het geval van de vluchtelingen lijkt het 'alsof elke discussie over Palestijnse vluchtelingen door ongegronde Israëlische bezwaren in de kiem wordt gesmoord. Een gesprek over vluchtelingen stopt bij de erkenning van het recht zelf en gaat bijna nooit over hoe de terugkeer van vluchtelingen mogelijk zou kunnen worden gemaakt.' (p.106-109) De gatenkaas die de Palestijnen aangeboden werd bij de vredesonderhandelingen in Camp David (2000): 'Met het genereuze aanbod van Barak zou de Westelijke Jordaanoever in drie delen worden opgedeeld. In ruil voor vruchtbare grond op de Westelijke Jordaanoever zouden de Palestijnen een stuk woestijn vlakbij Gaza krijgen, slechts een tiende deel van de oppervlakte die Israël zou annexeren op de Westelijke Jordaanoever.' Het is de bekende kritiek op het aanbod, maar het moet herhaald worden, omdat de Israëlische retoriek dat de Palestijnen het aan zichzelf hebben te wijten dat er geen oplossing is voor het conflict omdat ze dit aanbod weigerden steeds weer de kop opsteekt. Het wordt gek genoeg ook geloofd. Het lijkt een geloof tegen beter weten in, dat geldt zeker de spindokters die dit verhaal enten in de publieke opinie. Tegen beter weten in is het ook om de dialoog te starten tussen Israëli's en Palestijnen en dan af te spreken dat er niet over politiek gesproken mag worden. Iedereen mag tijdens een bijeenkomst, waar Arjan voor wordt uitgenodigd, een vraag stellen om de ander beter te leren kennen. "Wat zijn je hobby's?", vraagt de één. Arjan vraagt: "Ik wil graag weten waar iedereen geboren is en waar hun ouders geboren zijn?" Een onschuldige kennismakingsvraag, maar de antwoorden leggen een flink deel van het conflict bloot. Palestijnen wonen niet meer waar ze geboren zijn; ze zijn uit hun huizen gezet, gevlucht, of in een vluchtelingenkamp geboren. De ouders van de Israëlische jongeren komen uit de Verenigde Staten of Rusland. Een ander vertelt dat ze is bekeerd tot het jodendom. "Hoewel ze geen enkele band met land heeft, mag ze zich in tegenstelling tot mij overal vestigen."


De thuiskomst van Bassam Shaka'a uit Amman,
waar hij in een ziekenhuis verbleef na de
bomaanslag in 1980

Arjan wordt weggestuurd als storende factor. 'Dit is dus de vredesindustrie', stelt hij. Het conflict wordt uit de weg gegaan en een oplossing voor een probleem tussen Israël en Palestina komt geen meter dichterbij. Het is een misvatting te denken dat dit een conflict is tussen personen die elkaar niet begrijpen. De school waar de bijeenkomst plaatsvond is vernietigd tijdens bombardementen in het voorjaar van 2002. Zo schrijft hij veel later in het boek, blijkbaar om niet al te veel de indruk te wekken dat hij zijn gram wil halen. Belasting weigeren In de laatste periode (mei 2001 – oktober 2002) wordt het low intensity conflict een regelrechte oorlog. Israël zet zwaar materieel in om huizen kapot te schieten, scholen te slopen, en hele steden te vergruizen. De straten waren bezaaid met munitie. Arjan en zijn vriendin gaan kort daarvoor naar Palestina om er te werken. Arjan op het gebied van mensenrechten, Annet op het gebied van onderzoek naar sociaal-economische ontwikkelingen en het verlenen van juridische bijstand. Ze zijn er nog maar net als F-16's voor het eerst sinds 1967 bommen afwerpen op de bezette gebieden. In die omgeving worden mensen geholpen, vinden gesprekken plaats met diplomaten waarvan de persoonlijke mening een andere was dan de officiële. En wordt kracht op gedaan bij verhalen over het verzet van de bewoners van Beit Sahour. Onder de leus 'no taxation with occuptation' weigerden zij belasting te betalen. Tussen 1967 en 1987 haalde de Israëlische autoriteiten tweeënhalf keer zoveel belasting op bij Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook dan ze investeerden in het gebied. Bovendien: 'Waarom zouden we de bezetter betalen? Om kogels te betalen waarmee ze op ons schieten?' De boetes betalen de inwoners van Beit Sahour niet en ze verdwijnen achter de tralies. (p.175)


Arjan naast een portret van Ghassan Kanafani
op een muur in Dheishe vluchtelingenkamp
vlakbij Bethlehem, 2001

Het zijn de mooie verhalen over strijd en inzet die activisten elkaar in de hele wereld vertellen om de moed erin te houden, maar welke kracht of macht gaat ervan uit? De deportatie van oom Bassam werd afgewend, omdat alle collega burgemeesters hun werk stil legden, mensen de straat opgingen en de wereld gedwongen werd zich ertegen uit te spreken. Zoeken en wrikken Je merkt dat het boek is geschreven door een activist die openingen en mogelijkheden zoekt voor een Palestina dat democratisch en rechtvaardig is en niet bezet en geschoffeerd wordt. Dat zit in het zoeken naar antwoorden op vragen als deze: 'Ontelbaar zijn de keren dat ik ben gevraagd naar mijn mening over zelfmoordaanslagen. Ieder weldenkend mens dient het doden van onschuldige burgers, alle burgers, zonder uitzondering af te keuren. Dat doe ik ook. Maar waarom wordt mij nooit gevraagd hoe ik me voel wanneer Palestijnen worden gedood? Waarom hoeven degenen die Israël een warm hart toedragen niet steeds te vertellen of ze het doden van Palestijnse burgers veroordelen?' Een direct antwoord volgt niet. Later laat Arjan zijn vriend Ala zeggen dat het echte probleem niet in Palestina ligt maar op CNN: "Ik zag verschrikkelijke interviews met Amerikaanse en Israëlische analisten en commentatoren. Ik kon niet eens het verschil tussen beide zien." Het blijft zoeken en wrikken. Optimisme, analyse en somberheid wisselen elkaar af. Arjan's inspiratie raakt wel eens op. Hij loopt een periode depressief rond. Aan het eind van het boek schrijft hij dat hij is opgebrand, maar niet depressief: 'Ik ben getuige geweest van onderdrukking, maar ik zag ook verzet. Ik zag onrecht, maar ook strijd daartegen.'


De militaire controlepost op de hoofdweg
tussen Ramallah en Jeruzalem, vlakbij
Dahiyat al-Barid, 2001

Deze woorden zijn een variatie op een tekst uit het begin van het boek: 'Soms weet ik niet of een strijd tegen onrecht gewonnen kan worden. Er zijn dagen dat ik mezelf eraan moet herinneren dat onze geschiedenis is gevuld met voorbeelden. Je hebt gelijk als je zegt dat je realistisch moet blijven, maar dat betekent voor mij niet dat je alleen ellende moet zien. Daar waar oorlog is, zijn er mensen die streven naar vrede. Daar waar onderdrukking is, zijn er mensen die zich ertegen verzetten. Daar waar onrecht is, zetten mensen zich in voor rechtvaardigheid. Vaak worden ze niet gezien en krijgen ze geen aandacht, maar ze bestaan.' Het zijn mooie en eerlijke woorden, maar toch leg ik het boek somber weg. Het beschrevene geeft weinig hoop. Arjan stelt dat de situatie sinds zijn aankomst alleen maar slechter is geworden. Hij gaat weg omdat hij beseft dat hij niet een onmisbaar radertje in de strijd is, dat hij het conflict niet elke dag te lijf hoeft te gaan, te dragen. Eerder ging hij weg omdat hij niets meer kon doen. Nu gaat hij weg omdat niemand er meer geholpen is als hij zich op laat branden. Hij wil Nederland en Palestina verbinden. Wat dan wel? Na het lezen van het boek snap ik de achtergrond van de vraag die Arjan me in 2003 stelde: "Vind je niet dat de Palestijnen goed bewapend moeten worden tegen Israël?" "Nee", antwoordde ik, "Israël geeft per hoofd van de bevolking meer aan zijn leger uit dan enig ander land. Het is onmogelijk dat de Palestijnen dit ooit kunnen evenaren. Zelfs al zouden ze het kunnen dan zou het uitvoeren van een dergelijk plan een slechte ontwikkeling zijn." Hij was het met me eens, maar dacht waarschijnlijk: 'dan gaat de vernedering in al zijn vormen door en welke mogelijkheden hebben we dan wel'. Die vraag blijft hangen als je het boek uit hebt. Wat dan wel? Dat ik tegen het bewapenen van de Palestijnen ben is mooi en nobel van me, maar mijn activiteiten tegen wapenhandel naar Israël stemden ook niet optimistisch. Het bedreigde land in een zee van Arabische vijanden moest gesteund worden met een scala aan wapens en Nederland speelt daarbij een belangrijke rol. Het ageren tegen de leveringen van onderdelen voor Apache-helikopters, Hellfire-raketten, F-16's en pantservoertuigen etc. hebben weinig effect gesorteerd. De Israëlische kernwapens worden door het machtige deel van de wereld gedoogd ook al zijn het bestaande illegale massavernietigingswapens.


Het terras met siertegels in het El Fassed
familiehuis in Nablus

Palestina activisten zien acties tegen wapenleveranties als een afgeleide van de strijd, of waren in ieder geval nauwelijks geïnteresseerd. In de Kamer bleef de steun steken bij GroenLinks en SP. De PvdA draaide zich met mooie woorden onder de verantwoordelijkheid uit. Er werd wel iets bereikt, maar lang niet genoeg. Toch kan ik niet leven met de laatste zinnen van het boek: 'Mensen leven door, sommige willen niet luisteren en anderen willen niets zien. Ons resteert niets anders dan leven en overleven.' Ik loop langs mijn aquarium en zie de prachtig gekleurde dwerg goerami zijn nest verdedigen en geniet ervan.
Maar een echte glimlach verschijnt pas weer als ik de vrolijke foto van drie rappers zie op de site ElectronicIntifada.net, waarvan Arjan mede-oprichter is. De verbondenheid tussen een persoon hier en de strijd daar krijgt hier vorm. Laten we hopen dat anderen er het elan aan ontlenen om zich niet neer te leggen bij de situatie dat men niet wil horen van het onrecht.

Niet iedereen kan stenen gooien;
Een Nederlandse Palestijn op zoek naar zijn wortels en identiteit

Arjan El Fassed
Uitgeverij Nieuwland
ISBN 9789086450275
Ca. 216 pagina's
euro 16,90
Website

maandag 17 augustus 2009

Martin van Creveld

Oorlogscultuur geeft een belezen indruk en straalt deskundigheid uit. Toch maakt deze vorm het ook mogelijk dat er selectief kan worden geshopt om de tegenstander te overmeesteren. Die tegenstander is vooral degene die vindt dat oorlog een verschijnsel is van de menselijke samenleving, en niet van de menselijke cultuur en biologie.

Martin van Creveld, hoogleraar aan de Hebreeuwse Universiteit van Israël, is een erudiete man met reactionaire trekjes. Hij is een van de meest gerespecteerde militaire denkers van dit moment. Van Creveld definieert het begrip oorlogscultuur in het gelijknamige boek niet, maar doelt op het samenspel tussen alle culturele uitingen waarin oorlog aan de orde komt.

Met Oorlogscultuur wil Van Crefeld aantonen dat oorlog bij mensen hoort, onderdeel van hun biologie uitmaakt. Daarom is oorlog een onvermijdelijk verschijnsel. Mensen genieten ervan en smachten er zelfs naar. We hebben een oorlogscultuur nodig om vorm en structuur te geven aan alles wat met oorlog te maken heeft.

Hoe maak je van een soldaat een soldaat, van een leger een leger, een samenleving zo dat het de soldaten steunt. Oorlogscultuur zorgt ervoor dat de boel niet uit de hand loopt, maar ook 'dat mannen bereid zijn en er zelfs naar verlangen om de dood onder ogen te zien.' Dat is het boek in een notendop.

Walgelijk

Je kan het moeilijk met Van Creveld oneens zijn als hij zegt dat de oorlogscultuur niet genegeerd kan worden. Antimilitarist en militarist zullen het daar over eens zijn. Van Creveld doet de eerste tekort als hij zegt dat zij zich afwenden en hun oren dicht stoppen voor militaristische uitingen.

Antimilitaristen zijn nét mensen en zij weten dat het begrijpen van je tegenstander belangrijk is bij de bestrijding ervan. Anders had ik dit boek ook al lang weggelegd. Antimilitaristen richtten in het verleden hun pijlen juist op de oorlogscultuur. Zij schilderden tanks roze, protesteerden tegen de Taptoe, schreven boeken over de mannelijkheidcultus etc etc.

Om gelijk maar met de deur in huis te vallen; ik vind het een walgelijk boek. Het is geschreven door een man, voor mannen. Gelukkig kunnen ook walgelijke boeken wel interessante aspecten bevatten. Oorlogscultuur is zelfs leerzaam. Naast de propagandistische inslag bevat het een schat aan wetenswaardigheden en feiten (met index makkelijk terug te vinden).

Bijvoorbeeld dat schilder Pieter Breughel in de 'Kindermoord te Bethlehem' eigentijdse militaire uniformen gebruikt, terwijl bekend was hoe de soldaten er in de tijd van Herodus bijliepen. Een fout die in die tijd wel vaker voorkwam. Het is jammer dat Van Crefeld dan gelijk een verklaring uit de hoge hoed tovert: 'Misschien dachten hij en sommige van zijn collega's dat hun werk onverkoopbaar was indien ze zulke vreselijke scènes niet in een moderne context plaatsten.'

Misschien was het niet de oorlog, maar het bijbelse tafereel, de herkenbaarheid of de combinatie die goed verkocht. De jacht, de liefde, de rijkdom, narcisme, de oudheid, eten en drinken; er waren destijds veel meer thema's die de kunst bestreek dan alleen oorlog. Van Creveld lijkt op een paard met oogkleppen, die al het andere dan oorlog buitensluit. Hij grijpt daarbij ook nogal eens naar verklaringen uit het ongerijmde.

Aanval

Alles wordt aangegrepen om de stelling te verdedigen dat oorlog centraal staat in de menselijke beschaving en cultuur. Als de dichter Wilfried Owen zegt dat de Eerste Wereldoorlog de meest intense periode is geweest die hij heeft meegemaakt, dan schaart Van Creveld zelfs zijn Dulce et Decorum est onder de oorlogscultuur. Als Rubens een anti-oorlogswerk schildert dan weet Van Creveld ook hier een draai aan te geven. Als Arnold Schwartzenegger een Hummer koopt dan is het summum van de oorlogscultuur bereikt.

De extase die oorlog oproept en die lijkt op het gedrag dat drugs oproepen, is niet wat soldaten in staat stelt vreselijke spanningen en angsten aan te kunnen – pas later treedt de posttraumatische stressstoornis op -, maar maakt vechten in oorlog gelijk aan seks, aldus Van Creveld. Zo hangt hij wel vaker de amateur-psycholoog uit, terwijl hij toch historicus is: 'wraak is van alle menselijke gevoelens de sterkste en minst controleerbare', zegt hij ook nog. Je kan met evenveel recht liefde of verdriet noemen, waaraan mensen zelfs sterven.

Naast een beschrijving van de oorlogscultuur is het boek een aanval op iedereen die meent dat de mens het zonder oorlog kan stellen: de weekhartigen, de feministen, de warhoofden, en de futloze mannen. Ze krijgen onder uit de zak. Hier laat Van Creveld zich zien als een nare conservatieve mopperkont die onder andere de vrouwen met de rok omhoog de soldaten laat verwelkomen na een oorlog.

De vrouw neemt geen serieuze plaats in in zijn overwegingen: 'Voor handhaving van de oorlogscultuur is het net zo funest wanneer er te veel vrouwen in het militaire apparaat worden opgenomen die hun aandeel in die cultuur trachten op te eisen, als wanneer vrouwen er niets mee te maken willen hebben en zich afwenden.'

Voor antimilitaristen is dit een niet te missen advies om naast de militaire ontwikkelingen ook stil te staan bij de feministische visies op het leger. Staatssecretaris van Defensie Jack de Vries kan Van Creveld beter zover mogelijk weghouden van kazernes en militaire instellingen als het hem ernst is meer vrouwen in het Nederlandse leger op te nemen. Goed voor mijn humeur is wel dat ook de neocons bespot worden.

Israëliër

Van oorsprong is Van Creveld Nederlander, maar hij is Israëlisch staatsburger. Een niet onbelangrijk detail in een boek over oorlog en oorlogscultuur. Israël komt regelmatig terug in het boek. De strijd van de joden tegen de Engelsen in Palestina was bijvoorbeeld het signaal voor wereldwijde opstanden tegen kolonisatoren, schrijft hij. Er zijn massa's mensen die daar anders over denken.

Het verlies van de oorlog in Libanon lijkt een belangrijke aanleiding voor het schrijven van dit boek. Even dacht ik dat het hoofdstuk 'Mannen zonder pit' over mensen zoals ik zou gaan. Over mensen die oorlog zoveel mogelijk willen vermijden en de hoeveelheid wapens willen zien te verminderen.

Maar nee, het gaat over de joodse man. Hij schrijft over joden uit de geschiedenis als bange mensen die zelfs toen hun emancipatie een feit was nog niet durfden te ademen en te gaan en staan waar ze wilden, omdat ze nooit aan de strijd deel genomen hadden. Als een niet-jood dit zou schrijven, zou ik boos worden en nu eigenlijk ook.

Hij trekt deze redenering niet door, maar slaat een niet onbelangrijk stuk geschiedenis over, de jaren '29-'45. Vervolgens wordt de voorgaande eeuwenlange geschiedenis wel weer gebruikt als zweep over joodse ruggen om ze tot een meer martiale instelling te bewegen. Een moeilijke taak, want: 'Zij bleven bijna allemaal stadsbewoners en waren behept met alle kwalen van die bevolkingsgroep.'

Welke kwalen dat zijn, schrijft hij niet, maar het laat zich raden. 'De joodse, zionistische en Israëlische ervaringen verschaffen ons daarom een duidelijke les. Zij laten zien wat er kan gebeuren met een volk dat om de een of andere reden het contact met zijn oorlogscultuur heeft verloren.' Laten de meeste mensen in de wereld daar nu een beetje anders over denken. Lees de kranten van januari 2009 er maar op na.

Baksteen

Oorlogscultuur is een moeilijk boek om te bespreken. De hele wereld van Papoea tot Washington D.C., in alle tijden - van oermens tot vorig jaar -, en vanuit alle disciplines wordt in de strijd geworpen. 'Het is een boek over de menselijke samenleving. Het gaat eigenlijk over de vraag wat is een mens', zei hij onlangs in een interview.

Een dergelijk boek geeft een belezen indruk en straalt deskundigheid uit. Toch maakt deze vorm het ook mogelijk dat er selectief kan worden geshopt om de tegenstander te overmeesteren. Die tegenstander is vooral degene die vindt dat oorlog een verschijnsel is van de menselijke samenleving, en niet van de menselijke cultuur en biologie.

Alle stellingen, aannames en logica opsporen die mank gaan in het boek is een ondoenlijke zaak; dat is vermoedelijk meer werk dan het schrijven van deze baksteen zelf. Toevallig beschrijft hij een van mijn lievelingsschilderijen waarop Mars zich los rukt uit de armen van Venus. Rubens was een hippie en geen oorlogshitser en de uitleg van dit schilderij is meestal tegenovergesteld: Mars wordt juist ontwapend door Venus.

Op internet zocht ik naar informatie over de operatie die volgens Van Creveld tussen 1648 en 1941 het dichtst bij genocide kwam, de acties van de Franse troepen in Vendée, Bretagne. Dit is wat ik vond: 'Of the Vendeans, Secher writes that 'At least 117,257 people disappeared between 1792 and 1802', that more than 14 percent of the Vendeans were exterminated.'

Dat is veel en dat is goor. Maar waarom niet de genocide op de Armeniërs als voorbeeld genomen, of de moorden in Namibië begin vorige eeuw door Duitsland? Een derde van de Oost-Timorezen verloor het leven een paar decennia geleden. Waarom dat niet genoemd?

Van Creveld's keuze lijkt willekeurig, maar is het niet. Het is ten eerste lang geleden gebeurd, meer dan twee eeuwen. Het stof van de geschiedenis dempt het explosieve van het woord genocide. Bovendien worden de troepen uit het land van die verfoeide verlichting te grazen genomen, zelfs kort na de revolutie van 1789.

Kreeg ik er subsidie voor dan zou ik wekenlang iedere dag vijf van die ongerijmdheden en propagandistische bijbedoelingen ervan kunnen vinden in Oorlogscultuur. Daarvan ben ik zeker. Maar wie zou zo'n subsidie geven? Laat staan dat het werk vervolgens ook nog eens verspreid wordt. Van Creveld weet dat en maakt er gebruik van.

Nutteloos

Soms moet ik lang nadenken waarom Van Creveld iets opschrijft. Omstandig gaat hij in op het gegeven dat allerlei riten en ceremonies de oorlog vooraf gaan. Machiavelli verklaarde dit vanuit het oogpunt van het verhogen van het moreel, het vermijden van gezichtsverlies of om de schuld af te wentelen. Fout, beweert Van Creveld: 'Mannen, en vooral mannen die geconfronteerd worden met zwaarwegende beslissingen waar hun leven van af hangt, hebben geruststelling nodig en dat gebeurde door ceremonieel en ritueel.'

Bush, Balkende, Obama, Peter van Uhm etc. doen dit alles niet om het kanonnenvlees rijp te maken voor inzet, ze geloven zelf ook in deze poppenkast. Want oorlogscultuur is geen middel tot een doel, maar een doel in zichzelf, dat om zinvol te kunnen zijn in wezen nutteloos is.

Ik kan nauwelijks geloven dat universitair geschoolde mannen met macht in handen niet over hun eigen dierlijke instincten en deze hocus-pocus heen kunnen kijken en weten dat ze de kluit belazeren. Dit terwijl ze Machiavelli en ook de streken van Issaäc met zijn bordje linzensoep allemaal kennen.

Misschien heeft een deel, maar toch niet alle politieke en militaire leiders, deze blinde vlek. Van Creveld bedoelt dat de leiders de troepen niet rijp maken voor de oorlog, maar zelf mee doen en er niet boven maar juist midden in staan. Balkenende en Eimert Middelkoop, mannen onder de mannen. Wie gelooft het?

Oorlog meer dan ratio


De kritiek van Van Creveld op de theoretici die oorlog uit zuiver rationele argumenten willen verklaren, deel ik. Hij schrijft: 'In theorie is oorlog slechts een middel tot een doel, een rationele zij het uitermate gewelddadige reeks handelingen ter verdediging van de belangen van een bepaalde groep mensen, waarbij lieden die zich tegen deze groep keren, worden gedood, verwond of op een andere manier onschadelijk gemaakt. De werkelijkheid echter laat een heel ander beeld zien. Zelfs economen zijn het erover eens dat menselijke wezens, en daaronder vallen ook krijgers en soldaten, niet louter als machines beschouwd kunnen worden die gemaakt zijn om winst te maken of voordeel te behalen.'

Hij trekt dit echter door tot in het extreme: 'Vechten kan een bron van vreugde zijn, misschien is het wel de grootste vreugde die er bestaat.' Dit zijn woorden die steeds herhaald en overschreeuwd worden.

Dat irriteert ook de polemoloog Leon Wecke, die als referent voor Van Creveld tijdens de boekpresentatie de vloer aan veegde met het boek: "Van Creveld heeft toch geen representatieve steekproef uit de wereldbevolking getrokken en op grond van diepgaande socio-psychologische analyse van de resultaten geconcludeerd hoe de huidige oorlogsculturele vork in de individuele psyche steekt?"

De grijstinten die geschilderd worden, worden in het boek steeds weer bedekt onder een niet aflatende stroom zwart-wit meningen: 'Oorlog is nu eenmaal de gevaarlijkste van alle menselijke activiteiten' en 'Er is niets ergers dan oorlog.' Ik heb het aantal keren dat dit laatste zinnetje voorkomt niet geteld, maar vaak is het wel.

Klopt het? Het is maar hoe je er tegenaan kijkt, en vanuit welke positie. Er vallen jaarlijks vijftigduizend verkeersdoden in de VS, dat is meer dan in de oorlog in Irak. Het ruimen van landmijnen in vredestijd is gevaarlijker dan jezelf op de Afghaanse legerbasis in Tarin Kowt bevinden.

Kernwapens

Ik hoorde Van Creveld onlangs spreken in het programma Ramblas van de Belgische radiozender Klara. Hij werd daar scherp en kundig aan de tand gevoeld. Het ging er onder andere over zijn visies op de rol van kernwapens. Op de vraag waarom er na 1945 steeds minder conflicten tussen grote staten zijn, betoogde Van Creveld dat er vier soorten conflicten zijn, namelijk tussen kernwapenstaten, tussen een kernwapenstaat en een niet kernwapenstaat, tussen niet kernwapenstaten en oorlog met binnenlandse actoren.

Tussen kernwapenstaten is oorlog niet meer mogelijk. 'In een wereld zonder kernwapens zouden zulke verschillen, gecombineerd met vrees voor de toekomst, gemakkelijk geleid kunnen hebben tot een preventieve aanval op de zwakkere tegenstander. In een nucleaire wereld kan dat niet, want de partij die een aanval overweegt, kan niet garanderen dat er geen kernbom op het eigen grondgebied terecht komt', schrijft hij in zijn boek.

Wie ze ook heeft, iedereen beseft dat kernwapens niet gebruikt kunnen worden. Iran met kernwapens is daarom mogelijk zelfs een verbetering, zei hij in Ramblas. In de Golfstaten moeten de VS kernwapens legeren, voegde hij er nog aan toe. Vrede is het gevolg van de aanwezigheid van kernwapens en niet het gevolg van inspanningen van welke pacifistische of politieke stroming dan ook.

De gevaren van kernwapens en op die van kernoorlogen tussen (jonge) kernwapenstaten verliest hij vrijwel uit het oog. Daar waar dit niet ontkend kan worden, zijn er redenen die de uitzondering op de regel verklaren. Er was nog geen kernproef uitgevoerd (Israël) en de kernwapens waren er nog maar net (India). Dat een ongeluk in een klein hoekje zit mag in den beginne zo zijn, na verloop van tijd en veel oefenen komt dat wel goed.

Zelfs bij de Cuba-crisis was eigenlijk niet veel aan de hand, pent hij optimistisch neer. 'We leven achter nucleaire muren' en daar leven we veilig. 'Angst is helaas de prijs die voor de vrede betaald moet worden. Misschien dat alleen angst de mensheid ervan kan weerhouden om toe te geven aan', ja, daar gaat hij weer, het wordt bijna pervers dat hameren op, 'het oeroude verlangen van oorlog voeren.'

Raketschild


Logischerwijze is Van Creveld geen voorstander van het raketschild. De reden dat nog niet zo lang geleden een afspraak bestond tegen het ontwikkelen, fabriceren en installeren van een dergelijk schild, was omdat kernwapens er een deel van hun dreigende kracht door zouden verliezen. Een in zijn bizarheid en cynisme bijna poëtische gedachte. Onder Bush is het verdrag dat hier in voorzag gesneuveld, maar Clinton wilde er al van af.

Maar er zijn meer redenen tegen het raketschild te bedenken. Het zal namelijk nauwelijks werken, het zal de wapenwedloop verder opdrijven en, om het in Van Creveld's eigen woorden te zeggen: 'Nu we ruim vijftien jaar en honderd miljard dollar verder zijn, staan er niet meer dan twaalf lanceerinrichtingen (van de honderd die in 1999 waren gepland) in Alaska opgesteld.'

De makers van al dit moois zijn de enigen die er garen bij spinnen, want deze 'mislukkingen maken duidelijk dat tot nu toe het afweersysteem niet in staat is om de veiligheid van het noordwestelijk deel van de Verenigde Staten tegen een kleinschalige Koreaanse aanval te beschermen. Terwijl het indrukwekkende arsenaal aan wapens dat Moskou af moest schrikken toch ook voldoende zou moeten zijn om indruk te maken op Pjongjang.' Hier kan ik me in vinden.

Geen raketschild, maar meer kernwapens is echter Van Creveld's voorstel voor wereldvrede. Landen die van kernwapens afzien, kunnen erop wachten dat ze ooit eens aangevallen zullen worden. Dit pleidooi voor kernwapens vormt een belangrijk intermezzo in het boek. Het doel van Van Creveld is dat we oorlog zien als onlosmakelijk onderdeel van de menselijke soort. Zelfs het wapen dat de rechtse christenen in de jaren '80 een duivels Godsgeschenk noemden, draagt bij aan vrede en wordt essentieel om catastrofes, zoals wereldoorlogen, tussen staten te voorkomen.

Luxe positie

Van Creveld mag de mensen die tegen oorlog zijn verwijten dat ze gebruikmaken van de veiligheid die militairen en kernwapens bieden, zelf leeft hij met de luxe dat hij teksten als de volgende op ons los kan laten:

'Altijd en overal hebben de meeste mensen oorlog waarschijnlijk gehaat om de ellende en de ontberingen die ermee gepaard gaan, het geweld, de verwoestingen en het bloedvergieten dat erdoor wordt veroorzaakt en het leed en de troosteloosheid die na afloop rest. Tegelijkertijd heeft deze haat diezelfde mensen er vaak niet van weerhouden om van oorlog te genieten. Zij zager er gretig naar uit, gingen er geheel in op en keken er na afloop met trots en tevredenheid op terug.'

Dat is een visie geschreven vanachter een bureau in een warme kamer. Vanuit die positie kermen over mannen zonder pit is geen kunst. Mannen zonder pit zijn mannen die geen oorlogscultuur kennen en misschien zelfs het idee van zo'n cultuur volledig verwerpen, zegt Van Creveld afkeurend. Hij maakt ze tot het mikpunt van zijn hoon.

Overal vind je ze, al in het oude Griekenland moest Priamus, de koning van Troje, zijn mannen toespreken: 'Waardeloze kinderen, schandelijke creaturen', omdat ze niet in de strijd waren gestorven. Via het ook al verwerpelijke Chinese begrip 'wen', dat staat voor het beschaafde, het verfijnde, de bescheidenheid en het menselijke, komt Van Crefeld in eigen kring terecht: 'Misschien vormen de joden in de diaspora het beste voorbeeld van mannen zonder pit.'

Maniakale historicus

Af en toe bekruipt me het gevoel dat ik het boek van een maniak lees. Het Oost-Duitse leger (NVA) krijgt twintig jaar na dato nog op zijn lazer, omdat het zich zonder slag of stoot heeft overgegeven. De West-Duitsers omdat ze trachten iedere schijn van militarismus te vermijden en de militair als burger in uniform zien.

Over het Duitse leger schrijft hij: 'Het beroepspersoneel, officieren vooral beschouwen zichzelf als weinig meer dan geüniformeerde ambtenaren die toevallig een grappig soort werkkleding aan hebben en als vak – meer in theorie dan in de praktijk – het uitoefenen van geweld namens de staat hebben.' Het lijkt me een zeer gezonde visie. Niet alleen voor het Duitse, maar voor alle legers. Overigens kan je ook in het Duitse leger genoeg voorbeelden vinden waar dit niet het geval is.

Hij kamt de Quakers af omdat ze verdienden aan de oorlog tegen de Indianen, maar wel heel principieel weigerden mee te vechten. Inderdaad hypocriet. Maar een historicus zou ook nog een stapje verder terug kunnen zetten en zich afvragen welke andere mogelijkheden er waren voor de vergroting van het Europese lebensraum, of dat het misschien zelfs helemaal niet nodig was geweest 'Amerika' in te lijven. Iemand die oorlog als gegeven van de menselijke natuur beschouwt, stelt dit soort vragen vanzelfsprekend niet.

Dat er altijd oorlog is geweest, zal niemand ontkennen. Dat het altijd en overal oorlog is geweest, is al discutabel. Maar dat oorlog altijd zal blijven, omdat het altijd zo is geweest - zie alle culturele uitingen - is een slordige cirkelredenering. Dat oorlog in culturele uitingen zit, maakt nog niet dat we van een oorlogscultuur kunnen spreken. Misschien is oorlog niet altijd te vermijden, maar dan liefst wel zo vaak mogelijk.

Waarschuwing

Tot slot nog een waarschuwing voor minister van Defensie Eimert van Middelkoop en staatssecretaris Jack de Vries: 'Een oorlogscultuur kan ook behoorlijk ondermijnd worden wanneer een grote, goed georganiseerde en op een sterke traditie gestoelde legermacht het te lang achtereen moet opnemen tegen een vijand die veel zwakker is. Bijna onvermijdelijk leidt dat tot demoralisatie. Wanneer men niets doet en lijdzaam de speldenprikken van de tegenstander ondergaat, raakt men gedemoraliseerd. Wanneer wel hard wordt uitgehaald tegen een zwakke vijand zonder dat daarmee het conflict in één klap wordt beëindigd, raakt men ook gedemoraliseerd want dan is de strijd niet succesvol geweest.'

Je proeft hier aan alle kanten het Israëlische conflict met de Palestijnen. Toch is de typering ook van toepassing op de Nederlandse troepen in Afghanistan. We zullen zien. In ieder geval een aansporing ook dát optreden aan de kaak te blijven stellen.

Oorlogscultuur is een boek waarin ethiek en civilisatie worden afgedaan als fabel. Het 'menselijke dier' is de afgelopen 50.000 jaar niet veranderd, stelt Van Creveld vast (hij heeft ondanks zijn belezenheid het een en ander gemist, moeten we vaststellen). De mens is de mens, een wolf. Mensen moeten oorlog niet begrijpen, maar ervaren. Gelukkig is er nog oorlogscultuur die ons behoedt voor het ergste. Van Creveld gaat uit van een holenmens met militaire opsmuk. Laten we hopen dat hij niet erg lang serieus meer genomen zal worden.

*Dit artikel schreef ik voor de website van Ravagedigitaal.nl (alwaar het prachtig geïllustreerd is). Eerder schreef Martin Broek het schotschrift Vrouw en Oorlog, gericht tegen het antifeministische karakter van het boek Oorlogscultuur.



Titel: Oorlogscultuur
Auteur: Martin van Creveld
Pagina's: 608 (met register)
Uitgeverij: Het Spectrum, 2009-03-24
Prijs: € 39,95
ISBN: 9789027477767

woensdag 12 augustus 2009

Wapenhandel = machtspolitiek; ook voor Nederland geldt dit steeds meer

Nederlandse wapenhandel jaagt in twee regio’s de spanningen op: in het Midden-Oosten en in Zuid-Amerika. Begin jaren negentig was er veel aandacht voor het zogenaamde cascadingeffect bij wapenverkopen. Het lijkt inmiddels op de koop toegenomen te worden dat wapens van hand tot hand gaan en als ongecontroleerde voetzoekers de spanningen in de wereld vergroten.


A Royal Netherlands Air Force F-16 Fighting Falcon aircraft receives fuel from a KC-135R Stratotanker during a mission over Afghanistan, May 28, 2008. The KC-135R is assigned to the 22nd Expeditionary Air Refueling Squadron, 376th Air Expeditionary Wing, deployed from Fairchild Air Force Base, Wash. U.S. Air Force photo by Master Sgt. Andy Dunaway

Ecuador

Chili verkoopt zestien jachtvliegtuigen aan het door de linkse Correa geregeerde Ecuador. Het gaat om opgelapte Mirages 50M, de zogenaamde Panters.1 De reden dat Chili van zijn Panters af moet is dat het in Nederland F-16’s kocht.
De Nederlandse bommenwerpers drongen de Mirages bij wijze van spreken uit de Chileense luchtmacht naar Ecuador. Dit is waarschijnlijk een ongewenst bijeffect van de levering aan Santiago.
De Mirage is een Frans product. Dat komt goed uit, want voor een levering van een Amerikaanse bommenwerper had Washington een stokje gestoken. Tussen beide landen Ecuador en de VS botert het allerminst.

In dit verband is het vooral het in november 2009 aflopende huurcontract voor de luchtmachtbasis in Manta opvallend. De Amerikanen mogen blijven, zo stelde de Ecuadoraanse president - met een bijtend gevoel voor humor tijdens zijn verkiezingscampagne - als Ecuador een luchtmachtbasis in Miami mag bouwen.

De Congressional Research Service noemt de politieke gang van zaken in Ecuador zorgwekkend. Dat heeft te maken met: - de relaties met Colombia (waar de regering Obama de VS een steviger militaire positie wil geven en daarmee bijna heel Zuid-Amerika tegen zich in het harnas jagen),
- de oorlog tegen de drugs. Ecuador grenst aan Colombia en is doorvoerhaven voor cocaïne en wil binnenlandse cocaverbouw niet aanpakken.
- dat Ecuador geen vrijhandelsakkoord met de VS wil tekenen.
- en ook het al genoemde aflopen van de overeenkomst over de luchtmachtbasis in Manta.

Jordanië

Nog meer Nederlandse F-16’s kregen onlangs een nieuwe bestemming. Eind juli vlogen zes F-16’s uit Leeuwarden naar een luchtmachtbasis bij Amman. Jordanië kocht de in Nederland overbodig geworden F-16’s in 2007. Daarnaast kocht het vliegtuigen van hetzelfde type in België.2 De leveringen moeten gezien worden in het kader van de Amerikaanse Midden-Oosten politiek, waarbij Jordanië een steeds belangrijker bondgenoot wordt. De dip van 1990/91 – toen Amman neutraal bleef tijdens de eerste Golfoorlog – is allang vergeten. In 2008 krijgt Jordanië 257 miljoen euro aan economische steun en 212 miljoen euro aan militaire hulp3, op een Defensiebegroting van bijna 1,4 miljard een aanzienlijk bedrag.
De Belgische en Nederlandse F-16’s zullen gemoderniseerd worden. Mogelijk zelfs met de nieuwste versie van de zogenaamde AMRAAM raket van wapengigant Raytheon. Ook daar zal een bijdrage voor gegeven worden in het kader van het Foreign Military Financing (FMF) programma, zo verwacht Mustafa Alani, een onderzoeker van het Gulf Research Center.4 Jordanië wordt zo langzamerhand uitzonderlijk zwaar bewapend, voor een klein en niet zo rijk land.

Brazilië

Daar waar bommenwerpers worden aangeschaft worden de oude vaak verkocht. Brazilië heeft in 2008 elf in Jordanië overbodig geworden NF-5's op gekocht. In 2011 worden ze opgeknapt door Embraer (IDR feb 2011, p. 26) Verwacht werd dat ook het roerige Kenia naar verwachting de overige in Jordanië overbodig geworden NF-5 Freedom Fighters overneemt.

Wat niet mag

De Nederlandse Defensiebegroting wordt flink gespekt met de verkoop van tweedehands wapens. De overheid is zelfs Nederlands grootste wapenexporteur. Die overheid zal niet bereid zijn deze financiële meevallers op te geven. Niet door constructieve dialoog, ludieke acties of petities. Een heel enkele keer gaat een levering op grond van de gedragscode wapenuitvoer niet door. Doorgaans wordt er gebruik van gemaakt dat die codes voor meerdere uitleg vatbaar zijn en een levering altijd kan doorgaan. Wapens leveren mag. Om dit nog gemakkelijker te maken is de overheid bij tweedehands leveringen zelfs haar eigen controleur. De oppositie tegen wapenhandel kiest voor het informeren en overleg. Nodig is echter het organiseren van politieke druk en confrontatie. Want wat mag is niet altijd goed.

Martin Broek

Noten:
1) Bij het oplappen werd gebruik gemaakt van kennis en technologie van Israel Aerospace Industries (IAI). Zie: Ecuador buys ex-Chilean Air Force Mirages, Jane’s Defence Weekly 5 augustus 2009, p. 8.
2) Op dit moment onderhandeld het over nog eens negen Belgische F-16’s. Zie: Jordan seeks to acquire US AMRAAM package, Jane’s Defence Weekly 12 augustus 2009, p. 16.
3) Idem.
4) Idem. AMRAAM staat voor Advanced Medium Range Air-to-Air. Het FMF is een verkapte subsidie stroom aan de Amerikaanse wapenindustrie die de landen die FMF ontvangen wapens levert. Jordanië komt al na Israël en Egypte als belangrijkste ontvanger.

Update 9 februari 2011.

zaterdag 1 augustus 2009

het regent geen raketten

Katten, honden, een beer en een muis

Van katten houd ik meer dan van honden. Al eerder schreef ik over beide zoogdieren in de Amerikaanse politiek. Ook nu staan de Republikeinen weer voor de honden en de Democraten voor de katten. Katten zijn slimmer dan honden, denk ik, en sluwer.

Half juni sprak de Defensiecommissie van het Congres over de Pentagonbegroting voor 2010. In die bijeenkomst, over de besteding van bijna 500 miljard euri’s, ging een belangrijk deel van de tijd naar het raketschild. Een kostenpost van 6,6 miljard euro. 863 miljoen minder dan in 2009, maar nog altijd vergelijkbaar met het defensiebudget van België en Portugal samen.

De Democraten wilden nog minder en Republikeinen nog meer. Niet alleen dit was voorspelbaar. Dat waren ook de argumenten. Alaska kan toe met minder lanceerinstallaties, omdat die voldoende verdediging tegen Noord-Korea bieden. Republikeinen brachten naast Korea ook nog Iran instelling om hun wensen kracht bij te zetten. Ahmadjinedad en Kim Jong-il lijken tegen wil en dank de grootste vrienden van de Westerse wapenindustrie en militairen.

Toch niet echt. De Republikein Barlett: “Zowel Iran als Noord-Korea zullen nooit een raket van het eigen grondgebied op ons afschieten.” Als ze het wel zouden proberen worden ze ‘verdampt,’ zei deze vrolijke Frans. Hij meldde en passant ook dat de raketten in Alaska strategisch onbelangrijk zijn, maar toch gebouwd moeten worden om banen te behouden. Een ongekend simplisme gepaard met een schromeloze duidelijkheid. Een houding die laat zien wie de broodheren en waar de kiezers te winnen zijn.

Democraten kunnen daar tegenover zetten dat de megaprojecten van de afgelopen jaren alleen geld opslorpen en weinig resultaten opleveren. Het geld moet volgens hen naar kleine projecten die samen ook een volledig raketschild opleveren. Het gaat daarbij om een heleboel installaties verspreid over land, maar vooral op zee. Dat wordt de prioriteit voor het schild onder Obama.

Daar komt ook dat kleine landje aan de Noordzee om de hoek kijken. Zeg maar de gewiekste muis. Regelmatig prijken Thales Netherlands en de nieuwste klasse Nederlandse marineschepen als hoezepoezen op de voorpagina’s van de defensiebladen; in verband met juist dit raketschild.

De technologie is zo goed dat hij door alle deskundigen opgehemeld wordt. Nederland heeft al een schip met raketschild capaciteiten: de Hr. Ms. Tromp. Een simpele modificatie aan de soft- en hardware was daartoe voldoende. Die zal er ook snel zijn voor de zusterschepen, als het ligt aan de commandant van het marineschip De Zeven Provinciën, Ruud Raemakers. Is die kogel door de kerk dan zijn er alleen nog nieuwe raketten nodig. De schepen kunnen dan niet alleen vijandelijke raketten tot op honderden kilometers opsporen, maar ze ook tot buiten de atmosfeer neerhalen.

De installaties in Tsjechië en Polen zijn vooral politiek van waarde. Ze brengen de grens van de Westerse verdediging steeds meer richting Rusland. Zoals China in het Oosten, wordt Rusland in het Westen ingesnoerd. Het Kremlin ziet zeker dit Oosteuropese deel van het Schild als een bedreiging en meet dat, als onderdeel van een symboolpolitiek, breed uit. De beer sliep maar was niet dood, lijkt de boodschap.

Het schild is daarmee wel een sta in de weg voor verdere nucleaire ontwapening. Een obstakel dat daarmee ook voor een groot deel van het Amerikaanse establishment een gewenst effect heeft. Zij zien Obama graag op een ‘realistische koers’ en Poetin (sorry Medvedev) dwingt hem daartoe. Zo heeft het raketschild voor ontwikkelingen in de richting van vrede en veiligheid en nucleaire ontwapening een naar bijeffect.

Katten en honden trekken in de praktijk samen op tegen de beer. Het is de muis die om de hoek staat te lachen.

Martin Broek

10 juli 2009 (geschreven voor www.konfrontatie.nl)

Zie ook de Tsjechische petitie tegen het raketschild.

Bronnen:
* Richard Scott, ‘Picture perfect: system integration is the prime enabler for Dutch LCF frigate’ JIDR juni 2000, pp 50-51.
* Clifford J. Levy en Peter Baker , ‘U.S.-Russia Nuclear Agreement Is First Step,’ New York Times, 6 juli 2009.
* William Mathews, ‘Democrats Voto To Cut U.S. Missile Shield Spending, Defense News 22 juni 2009.