Posts tonen met het label boek. Alle posts tonen
Posts tonen met het label boek. Alle posts tonen

maandag 13 mei 2013

Verzet is onmisbaar voor een democratie

‘Democratie is geen toestand maar een beweging die nooit kan eindigen’, aldus filosoof en activist Thomas Decreus. ‘Concreet betekent dit dat we het democratische van de democratie moeten vereenzelvigen met het moment van strijd en verzet.’


De schrijver van Een paradijs waait uit de storm beweert dat zijn boek niet als een politiek pamflet omschreven mag worden, maar dat is het wel degelijk. De vragen die hij de revue laat passeren zijn het logische gevolg van politiek handelen en dienen daar inhoud aan te geven.

Auteur en filosoof Thomas Decreus was een van de organisatoren van de ‘grote onvrede’ SHAME-demonstratie van januari 2011 in Brussel. Samen met een paar collega-studenten wist hij binnen korte tijd 35.000 mensen op de been te brengen voor een protest tegen de stilstaande Belgische politieke klasse. Decreus gaat in zijn boek op zoek naar het karakter van deze storm, naar een manier om dichtbij het paradijs te geraken zonder daar ooit aan te komen. Hij stelt dat verzet onmisbaar is voor een beginnende democratie. Tegelijk is hij de mening toegedaan dat democratie nooit bereikt zal worden, maar continu wordt bevochten.

Markt en staat

Decreus onderzoekt allereerst het grootste probleem: het marktdenken. Het systeem van de vrije markt of neoliberisme – hij gebruikt deze termen door elkaar – is zo dominant dat een alternatief bijna ondenkbaar lijkt. Net als velen verbaast hij zich erover dat dit systeem – ondanks het enorme falen in de afgelopen jaren – nog steeds grotendeels intact blijkt te zijn.

Decreus begrijpt dat de markt als een ideaal organisatiemodel wordt gezien, beter functionerend dan de overheid. ‘Tegenover een traag werkende en verticaal gestructureerde bureaucratie, die bovendien op een systeem van controle en discipline is gebaseerd, oogt de markt inderdaad als een begerenswaardig alternatief. Althans in theorie.’

Hij weigert echter onderscheid te maken tussen staat en markt. De staat versterkt in een onderlinge strijd en middels samenwerking de kracht van de markt. De staat beschikt over een geweldsmonopolie om de naleving van contractuele verplichtingen te garanderen en sociale onvrede de kop in te kunnen drukken. Op internationaal vlak hebben grote staten middels EU, NAVO, het IMF, de VN en de G8/G20 hun macht ten opzichte van de kleineren versterkt. Decreus vat het als volgt samen: ‘Vrijmaking van de handel leidde niet tot het verdwijnen van de politieke macht, maar wel tot een vrij radicale reorganisatie van de centra van de politieke macht.’

Dit lijkt me geen nieuw gezichtspunt. De relatie tussen markt en staat is al vanaf het begin van het kapitalisme een gegeven. Profits from power heet het prachtige standaardwerk van Frederic C. Lane over het vroege kapitalisme en de relatie tussen staat, bankiers en het economische systeem. Winsten werden weer geïnvesteerd in nieuwe militaire slagkracht voor de staat.

En zo is dat nog steeds (met enige verschuivingen naar private bedrijven die toegang krijgen tot een deel van het geweldsmonopolie, nu sommige militaire taken geprivatiseerd worden). De macht is gedeeld: de ene keer ligt de staat boven, een andere keer de grote ondernemer.

Politiek

Het kapitalistische systeem blijkt sterk. Crises worden overwonnen en in het voordeel omgebogen. ‘Of en hoelang dit nog zal lukken, is een vraag die moeilijk a priori te beantwoorden is, omdat het afhankelijk is van ons eigen politiek handelen’, schrijft Decreus. Hij neemt daarmee afstand van het marxistisch determinisme, dat stelt dat het kapitalisme vanzelf aan zijn eigen tegenstellingen ten onder zal gaan.

Bij Decreus komen veranderingen voort uit handelen. Dat dit handelen noodzaak is, onderstreept hij met een bekend voorbeeld: de farmaceutische industrie ontwikkelt voor veel geld dure medicijnen, maar een probleem als malaria, dat voor komt in arme gebieden, wordt niet getackeld omdat deze patiënten niet kapitaalkrachtig zijn. De markt kan dit soort problemen niet oplossen.

‘Door de markt aan zichzelf over te laten wordt het klassieke democratische ideaal van machtsgelijkheid dus onmogelijk gemaakt’, stelt de filosoof dan ook vast. Democratie betekent niet alleen gelijkheid van het individu, maar ook de mogelijkheid voor een ieder om zich te kunnen ontplooien. Om dat te bereiken moet niet het private domein leidend zijn, maar het publieke. Dat moet politiek geregeld worden: ‘Iedere economische ordening [is] steeds het resultaat van politieke besluitvorming.’

Invloed

Waarom heeft in het huidige systeem de burger geen invloed? Dat is het thema van een hoofdstuk met de ietwat pedante titel ‘Electieve aristocratie’. Hierin neemt Decreus de visie op de korrel dat democratie hetzelfde zou zijn als verkiezingen. Hij speelt daarmee in op een groeiende onvrede over verkiezingsbeloften die vrijwel stelselmatig worden gebroken en dat de stemmende burger vervolgens het nakijken heeft. Decreus is van mening dat verkiezingen ondemocratisch zijn. Mensen die veel weten, kunnen of hebben, zijn in het voordeel ten opzichte van hen met minder mogelijkheden. Niet stemmen dus maar loten. Dit, plus het beperken van bestuurlijke functie in tijd, zal ons democratie brengen. Bovendien leidt een systeem van loting ertoe dat het nuttig en noodzakelijk is iedereen uitvoeriger te scholen en te betrekken bij politiek en maatschappij, waardoor men uit kan groeien tot een volwaardig burger.

Zwak punt aan deze redenering is dat ik niet voor een persoon kies maar voor een idee zodra ik het stembureau bezoek. Bovendien geloof ik wel degelijk in het gegeven dat voor ‘de bepaling van het algemeen belang speciale vereisten en talenten’ veronderstelt mogen worden. Zeker als je die ook nog eens in de praktijk moet vormgeven. Niet iedereen kan besturen.

Gelukkig ziet Decreus ook voordelen aan verkiezingen: ‘Het heeft inderdaad bijgedragen tot emancipatie van grote bevolkingsgroepen en het heeft een politieke en sociale beweging zonder weerga ingezet.’ Toch blijft hij erbij dat men verkozen wordt op grond van rijkdom. Niet enkel in financiële zin, maar ook de mogelijkheid om jezelf op informele wijze een plek te verwerven binnen een partij, en ‘netwerken is een elitaire bezigheid.’

Hij trekt dit vervolgens door naar de stelling dat er geen echt onderscheid is te maken tussen politieke en economische elites. Dat klopt misschien grotendeels, maar het is geen wet van Meden en Perzen. De SP was – zeker in de begintijd van haar aanwezigheid in Den Haag – een partij die liet zien dat het ook anders kan. Ze bracht een schilder met enkel lagere school opleiding in de Kamer die het jarenlang volhield. Weliswaar op grond van actievoeren – en daardoor status – binnen de partij, maar het was wel een afwijking van het gangbare.

Volgens mij richt Decreus zijn pijlen hier dan ook verkeerd. Er zouden inderdaad meer mogelijkheden moeten zijn voor het actief meebesturen en meedenken over zaken als inrichting van de publieke ruimte, werk etc. Met andere woorden, meer opleidingsplaatsen voor actieve democratie zodat meer mensen kansen zullen krijgen. Maar door op theoretische wijze de parlementaire democratie om te leggen door deze per definitie te bestempelen als zijnde aristocratisch, heeft weinig zin. Sterker nog, het is onjuist.

Conflicten

Er is iets fout aan een systeem indien binnen een democratie zaken worden opgelost middels dialoog, zo stelt Decreus. Politiek bedrijven impliceert conflicten. Tegenstanders staan blijvend tegenover elkaar omdat nu eenmaal niet alle conflicten door dialoog zijn op te lossen. Dat gebeurt door strijd.

In Nederland wordt er gejuicht als er weer eens een compromis is bereikt tussen overheid, werkgevers en werknemers. Dat er hierbij sprake is van een fundamentele belangentegenstelling, wordt niet of nauwelijks benoemd. Ook niet dat de kloof tussen rijk en arm groter wordt en dat zorg voor de armen onbetaalbaar en voor de rijken bijgekocht kan worden.

Decreus is geen voorstander van een constante strijd tussen partijen: ‘Dit is ook waar het in politiek in essentie om draait: het komt erop aan om machtsconflicten tussen tegengestelde maatschappijvisies enigszins ordentelijk te laten verlopen, maar niet noodzakelijk op te lossen.’ Dit is een redelijk, maar vooral ook duidelijk standpunt. Het opent ook de weg voor een zoektocht naar methoden om het machtsspel te kunnen spelen en de sterkte ter linkerzijde van het politieke spectrum te vergroten.

Wat Decreus betreft betekent dit allereerst een strijd voor meer democratie: ‘Er is geen eindpunt van de strijd: iedere nieuwe (democratische) orde zal leiden tot potentieel nieuwe, niet te anticiperen ongelijkheden die op hun beurt opnieuw moeten worden bestreden. Hieruit volgt dat democratie geen toestand is, maar een beweging die nooit kan eindigen. [...] Concreet betekent dit dat we het democratische van de democratie moeten vereenzelvigen met het moment van strijd en verzet.’ Dit lijkt me de centrale stelling van het boek. Decreus noemt vakbonden en sociale wetgeving als voorbeelden van de democratische gevolgen van strijd. Je kan ook feminisme en anti-racisme noemen, of de anti-kernenergie beweging en het feit dat er geen kerncentrales meer bij worden gebouwd.

Verzet onmisbaar

In het laatste hoofdstuk wordt stevig doorgedacht over het gegeven waarom verzet voor een democratie onmisbaar is. In eerste instantie lijkt de norm dat je niet moet tornen aan wat democratisch besloten is veel logischer. De activist Decreus stelt dat het gewelddadig overtreden van rechtsregels nieuwe rechtsregels creëert.

Verzet is een remedie tegen machtsongelijkheid. ‘Bijgevolg kan een systeem pas democratisch worden genoemd als het openheid laat voor verzet (tegen zichzelf).’ Hij beargumenteert dat het niet alleen wenselijk is, maar zelfs noodzakelijk om politieke besluiten door acties overhoop te gooien.

Een paradijs waait uit de storm is een prachtig boek voor beginnende, maar ook ervaren activisten. Je krijgt in een notendop veel vragen en antwoorden waarmee je het al dan niet eens kunt zijn. Decreus sluit af met een opdracht: ‘Markt en democratie moeten opnieuw als onverzoenbare tegenstellingen tegenover elkaar worden geplaatst. Zolang dit niet gebeurt, zal democratisch links niet uit haar as herrijzen.’ En dat voor een essay dat stelt niet politiek te zijn.

Geschreven voor Ravage Webzine


titel Een paradijs waait uit de storm; Over markt, democratie en verzet
auteur Thomas Decreus
uitgever EPO, 2013
uitgave Paperback, 160 pagina’s
isbn 978 94 91297 33 5
prijs € 15.00

Zie ook andere besprekingen via de site van EPO

donderdag 17 februari 2011

Tweede kamer vergat wapenleverantie aan Bahrein te controleren

Ook Bahrein is een klant voor Nederlandse wapens. Gisteren publiceerde ik een overzicht van wapenleveranties aan Algerije, Libië, Marokko en Jordanië. Eerder blogs over wapenleveranties aan Egypte en Tunesië. Bahrein ontving net als Egypte pantservoertuigen. Zowel de APC’s (armoured personel carriers) van het type M-113 als YPR-765 zijn gezien in de straten van Bahrein. (Guardian)



De levering van de M-113’s naar Bahrein werd vertrouwelijk gemeld aan de Tweede Kamer. De Campagne tegen Wapenhandel (waar ik destijds werkte) legde de hand op deze brief gericht aan Kamerleden. Het bleek dat hij door kamerleden niet gelezen was. Hier volgt een fragment over de informatie voorziening aan de Kamer en de alertheid van de kamerleden:

Leoni Sipkes, voormalig Kamerlid van GroenLinks, stelt in een reactie op de uitgelekte brief: ‘Die brief ken ik niet en dat verbaast me, want brieven waar “vertrouwelijk” boven staat, lees ik altijd.’(1) Bob van der Bos van D66 vermoedde dat er iets mis is gegaan met de distributie. Duidelijk wordt dat de controle niet efficiënt werkt. Het resultaat is dat niemand de tweewekentermijn gebruikt om deze levering aan de orde te stellen. In het geval van Bahrein is dat een ernstige lacune. De oppositie in Bahrein wordt door veiligheidstroepen met harde hand onderdrukt, het land is in conflict met buurland Iran en ligt in het Midden-Oosten, het spreekwoordelijke kruitvat. De Nederlandse regering ziet Bahrein in beginsel als aanvaardbare bestemming.(2) De Kamer controleert niet en zo gaan de pantservoertuigen in 1997 naar de Golfstaat. Het is een gevolg van het feit dat wapenexportbeleid tijdens de portefeuilleverdeling doorgaans gekoppeld wordt aan mensenrechtenbeleid. Dit is slechts één voorbeeld uit een serie vergelijkbare gevallen.

De koppeling van wapenexportbeleid aan mensenrechten heeft nog een ander nadeel. Voor het beoordelen van wapenhandel is kennis van buitenlands beleid en de bestemmingen, de aard van de wapens en hun mogelijke inzet, en inzicht in de mensenrechtensituatie in het afnemende land van belang. Worden deze zaken niet bijeengebracht, dan valt het ook met de controle op dit deel van de wapenexporten nogal tegen. Ook hier is Bahrein weer een sprekend voorbeeld. CDA-lid Van Ardenne-van der Hoeven schreef dat de Tweede-Kamerfractie van het CDA de brief wel degelijk heeft opgemerkt. De fractie ‘zag in de voorgenomen verkoop echter niet voldoende reden om de minister naar de Kamer te roepen. Het gaat hier immers niet om wapensystemen, maar om gepantserde personeelsvoertuigen, waarbij het CDA ervan uitgaat dat deze, zoals gebruikelijk is bij deze transacties, van bewapening zijn ontdaan.’(3) Opgemerkt is de brief binnen het CDA wel, maar gelezen nauwelijks. Staatssecretaris van Defensie Gmelich Meijling heeft in de betreffende brief niets verhullend en keurig beschreven waar het om gaat: ‘Met de Bahreinse regering is een principeakkoord bereikt over de verkoop van 35 overtollige M-113 commando- en verkenningsvoertuigen, reservedelen en munitie. Van deze voertuigen zijn 30 stuks voorzien van een 25-mm-kanon.’4 De M-113 voertuigen zijn ideaal voor de hardhandige onderdrukking van demonstraties. Niet voor niets is Nederland bij leveranties van onderdelen voor dergelijke voertuigen aan Turkije de laatste jaren terughoudend. In dezelfde brief beschrijft de regering de levering van 155-mm-tankmunitie. In dit geval faalt de controle op alle mogelijke wijzen, laat staan dat een oordeel op basis van verschillende beoordelingscriteria plaatsvindt.

1) Stan Termeer, ‘Nederland levert wapens aan spanningsgebied Bahrein’, Onze Wereld mei 1997, pp. 94-95.
2) Minister van Buitenlandse zaken in antwoord op Kamervragen van Kamerlid Sipkes,
15-05-1997. Tweede Kamer 1996-1997, nr. 1205.
3) Brief CDA-Kamerlid A.M.A. van Ardenne – Van der Hoeven aan Werkgroep Wapenhandel
4) Vertrouwelijke brief staatssecretaris van Defensie Gmelich Meijling 27-01-1997.

Zie voor een vollediger verhaal: Martin Broek, Explosieve Materie; Hoofdstuk: Overheidssteun voor Nederlandse wapenexporten , p. 30-31.

Nederlandse pantservoertuigen in Bahrein
Aantal
Type
Soort
jaar
€ x 1000
2
M-578
Pantserrupsvoertuigen
1994
272
3
M-577
pantserrups/commandovoertuigen
1994
159
25
YPR-765
Pantserrupsvoertuigen
1995
7941
35
M-113
Pantserrupsvoertuigen
1996
1361


Bahrein beschikt over de volgende pantservoertuigen:

RECCE 46: 22 AML-90; Ferret 8 (in store); 8 S52 Shorland; 8 Saladin (in store)
Gepantserd Infanterie Gevecht Voertuig (AIFV) 25 YPR-765 (with 25mm) (Nederland leverde er 25, maar ook België)
Gepantserde voertuig (APC) 325+ (Verder geen specificaties)
Gepantserde voertuig (APC rups) 205 M-113A2
Gepantserde voertuig (APC wiel) 120+: 10+ AT105 Saxon; 110 M-3 Panhard

Bron: Military Balance 2010, 247

Zie ook Colijn en Rusman in Vrij Nederland, 3 mei 1997

zondag 9 januari 2011

Massavernietingswapens in Irak

In 2003 schreef ik samen met Frank Slijper een boek over wapenhandel. Mensen die dit blog volgen weten dat waarschijnlijk wel. Het was een pil vol feitelijke informatie over tien jaar Nederlandse wapenexporten en wapenexportbeleid. Toch kon ik er niet aan ontkomen om in inleiding ook over Irak te schrijven. Ik weet nog goed hoe moeilijk ik dat vond. In die tijd werd het nog niet geaccepteerd als je stelde dat er van grote Iraakse wapenvoorraden waarschijnlijk geen sprake was. Eigen onderzoek en uitspraken van Scott Ritter overtuigden me. Pas later hoorde ik van de standpunten van Rozing. De mensen die het werk deden wisten dat de argumentatie achter de oorlog holle rethoriek was. Er werd niet naar hen geluisterd.
_____________________________
Hieronder de tekst uit de inleiding over Irak. Het hele
boek is te vinden in de informatie kolom rechts.
_____________________________
Oorlog tegen Irak



Dit boek is afgerond in het voorjaar van 2003, met de oorlog tegen Irak nog
vers in het geheugen. Een oorlog die de komende jaren centraal zal staan in
het debat rond vraagstukken over oorlog en vrede. Deze oorlog was een
mediaspektakel van de eerste orde. Een regen van bommen en kruisraketten,
de opmars van militaire voertuigen, gecombineerde lucht- en landoperaties,
en troepen opzoek naar geheime wapenvoorraden vullen de beeldschermen.
Wapens spelen een grote rol in de berichtgeving, maar wapenhandel
duidelijk minder, in tegenstelling tot alle andere oorlogen die na de
Koude Oorlog hebben plaatsgevonden. Dat is opvallend.


Allereerst omdat de Iraakse bewapening lange tijd als de belangrijkste reden
wordt genoemd voor interventie. Alle aanwijzingen dat Irak over massaver-

nietingswapens beschikt, halen de internationale media, maar worden
later steevast weer herroepen. Elk gevonden gasmasker passeert de redacties
van CNN, Fox News en BBC World. Zelden berichten de zenders waar de
wapens vandaan komen.


Irak bouwde gedurende de jaren zeventig en tachtig zijn arsenaal conventionele
en niet-conventionele wapens op met steun uit alle delen van de
wereld. Ook Nederlandse wapens, inclusief ingrediënten voor chemische
wapens, gaan in de jaren tachtig naar Irak. Zelfs nadat is gebleken dat Irak
strijdgassen inzet tegen de Iraanse troepen. De huidige minister van Defensie
van de Verenigde Staten, Donald Rumsfeld, bezoekt Irak in 1983 om afspraken
te maken over de versterking van het Iraakse leger. Het brute
Baath-regime is dan al een bedreiging voor het eigen volk en voor de stabiliteit
in de regio. Irak begint in 1980, vlak na de islamitische revolutie in Iran,
de oorlog met het buurland. In het begin met groot militair succes waarbij
grote delen van Iran worden veroverd. In 1983 is Iran inmiddels aan de winnende
hand. De visie in Washington is dat het Iran van de ayatollahs moet
verdwijnen. Vrede en stabiliteit in het Midden-Oosten zijn daaraan ondergeschikt.
Daarom gaan grote hoeveelheden wapens naar Irak. De steun aan
de slager van Bagdad en zijn regime geven aan dat humanitaire en vredelievende
overwegingen gemakkelijk geofferd worden in de internationale
machtspolitiek.


Aan de wapenleveranties aan Irak komt in april 1990 een abrupt einde,
vlak nadat meningsverschillen tussen Israël en Irak hoog oplopen, waarbij dreigingen met de inzet van massavernietingswapens over en weer plaatsvinden.
Irak is in 1990 zijn voorkeurpositie in het Westen weliswaar kwijt,
maar de wapens zijn dan al geleverd. Kort daarna valt Irak Koeweit binnen
en stomen Amerikaanse oorlogsschepen op naar de Golf. De Amerikanen
en hun bondgenoten – waaronder Nederland – vallen hun oude bondgenoot
Saddam Hoessein aan. De Golfoorlog (1990-1991) is een feit.


De verbazing in de publieke opinie over de Iraakse wapenarsenalen en de
leveranciers daarvan leidt indertijd tot grote aandacht voor wapenexporten.
Ook komt er een wapenembargo tegen Irak. De Verenigde Naties zetten als
reactie een wapenhandelregister op, dat meer duidelijkheid moet geven over
het internationale wapenverkeer. De verontrusting over de wapenleveranties
aan het Midden-Oosten ebt al snel weer weg. Landen rondom Irak bewapenen
zich vervolgens tot de tanden. Het wapenembargo tegen Irak blijft
wel van kracht en hierdoor krijgt het land nauwelijks nog wapens. Veel illegale
leveringen worden in een vroegtijdig stadium opgespoord, en het leger
van Irak moet het steeds meer doen met verouderde wapens uit de jaren zeventig
en tachtig. De luchtmacht van Irak kan tijdens de oorlog van 2003 de
lucht niet eens meer in. In de jaren tachtig geleverde scheepsraketten worden
in de woestijn gevonden en slechts een enkel exemplaar wordt vanaf
land afgevuurd.



Beweringen over de aanwezigheid van een grootscheeps en actief programma
voor massavernietigingswapens zijn de belangrijkste rechtvaardiging
voor militair optreden tegen Irak. In alle redelijkheid kan niet beweerd
worden dat na 1991 veel wapens in Irak aankomen, of het nou om massavernietigingswapens gaat of om conventionele wapens. Het blijkt mogelijk de
bewapening van een land vergaand aan banden te leggen. De ontwapening
van Irak is kracht bijgezet met jarenlange bombardementen op militaire
stellingen. De wapeninspecteurs van de Verenigde Naties zijn tevreden over
de mogelijkheden in Irak: ‘In 1998 is de infrastructuur voor chemische wapens
compleet ontmanteld of vernietigd door UNSCOM of door Irak, overeenkomstig
ons mandaat. Het programma voor biologische wapens is verdwenen
en alle belangrijke installaties vernietigd. Het nucleaire wapenprogramma
is compleet vernietigd. Het programma voor ballistische langeafstandsraketten
was compleet vernietigd. Als ik de omvang van de Iraakse
dreiging zou moeten beoordelen, dan zou ik zeggen: die is nul’, zegt Scott
Ritter, een van de inspecteurs in 2001.10 Door een aanpak met de botte bijl
door met name de VS zijn de mogelijkheden voor diplomatieke oplossingen
van bewapeningsproblemen in de wereld flink verzwakt.



Tijdens de oorlog tegen Irak stelt president Bush al voor om het wapen-embargo

tegen Irak op te heffen en de controle op nieuwe exporten uit handen
van het Congres te verschuiven naar het Pentagon. Irak wordt niet alleen
een proeftuin voor het opzetten van een liberale economische structuur.
Het moet eveneens weer klant worden van de wapenindustrie van de
Verenigde Staten.11



De Verenigde Staten vuren op 20 maart 2003 hun eerste projectielen af op
een woning waar Saddam Hoessein naar verluidt op dat moment dineert.
Op hetzelfde moment vindt een paar honderd kilometer zuidelijker in de
Verenigde Arabische Emiraten de grootste wapenbeurs van het Midden-
Oosten plaats, IDEX genaamd. De website van IDEX vermeldt dat drie afdelingen
van Nederlandse ministeries en een tiental Nederlandse bedrijven op
de beurs acte de présence geven. (Zie ook dit blog.) Er is geen enkele aandacht voor in de
Nederlandse media. Een duidelijk signaal dat de verontrusting na de Golfoorlog
over grootschalige bewapeningsprogramma’s verdwenen is. Nog
steeds wordt het Midden-Oosten verder bewapend, met militaire technologie
en infrastructuur. Saoedi-Arabië, Turkije en Egypte behoren nog altijd
tot de tien grootste wapenimporterende landen.12 Evenmin is er begin 2003
aandacht voor de verkoop (door de RDM) van mobiel geschut aan de Jordaanse
speciale troepen. De eerste contacten hiervoor werden gelegd tijdens
de Jordaanse wapenbeurs Sofex in 2002. De levering vindt plaats ondanks de
oplopende spanningen vanwege Irak en ondanks hardhandig ingrijpen van
de Jordaanse speciale troepen tegen fundamentalistische moslims eind 2002.
Tijdens de oorlog tegen Irak worden veelvuldig wapens ingezet waar
Nederland onderdelen voor produceert, zoals Patriotraketten (die tijdens
deze oorlog vooral bevriende vliegtuigen neerhalen), Apache-gevechtshelikopters
en F-16-jachtvliegtuigen. De Verenigde Staten zijn niet voor niets al
jaren de belangrijkste klant van de Nederlandse wapenindustrie. Deze wapens
zijn dit jaar ingezet door de hypermacht – die de mening van de
wereldgemeenschap naast zich neerlegt. Niettemin krijgen deze leveringen
in het geheel geen aandacht. Geen trotse berichten over de inzet van hoogwaardige
Nederlandse technologie en ook geen kritisch debat of de samenwerking
van de defensie-industrie met Washington nog wel gepast is. Wel
bewondering voor de Amerikaanse wapens en de opmerking dat Europa
achterblijft, maar geen discussie over het al dan niet aanschaffen van een
nieuw Amerikaans jachtvliegtuig, nadat is gebleken dat de Verenigde Staten
hun eigen koers varen en het ‘oude Europa’ passeren.



Wapenleveranties van nu leiden tot de problemen van morgen. Voor de onderbouwing

hiervan bestaat geen beter voorbeeld dan Irak. De Nederlandse
overheid en defensie-industrie zijn nog steeds betrokken bij de bewapening
van het Midden-Oosten. Voor andere spanningshaarden geldt
hetzelfde. Helaas krijgt deze handel en de controle erop niet de aandacht die
ze verdient. Voor een duurzame vrede is een veel restrictiever wapenexportbeleid
belangrijker dan het volgen wat van dag tot dag in een oorlog gebeurt.



Noten:

10 Op.cit. John Pilger, The New Rulers of the World, Verso, Washington/Londen 2002, p. 56.
11 Amy Svitak, ‘White House Seeks Exports to Iraq’, Defense News 31-03-2003.
12 Björn Hagelin e.a., ‘The volume of transfers of major conventional weapons: by recipients and suppliers, 1997-2001’, SIPRI Yearbook 2002, p. 403.