donderdag 22 augustus 2013

De noodzaak van een andere wereld

Voor een rechtvaardiger bestaan moet niet alleen het positieve van solidariteitsgroepen worden omarmd, maar ook het negatieve worden benoemd om het laatste te kunnen bestrijden. Hans Beerends levert met zijn boek Tegen de draad in een bescheiden bijdrage aan dit inzicht.

Van http://almahha.com
De dag dat het boek Tegen de draad in, een beknopte geschiedenis van de (derde) wereldbeweging van Hans Beerends bij me op de deurmat valt, sneuvelen er in Egypte 51 mensen bij gevechten rond de kazerne, waar oud-president Morsi na een coup door het leger wordt vastgehouden. De slachtoffers blijken aanhangers van Morsi die protesteren tegen diens afzetting.

Enkele decennia geleden werd dit nog een massaslachting genoemd, waarop er een solidariteitskomitee uit de grond zou zijn gestampt. Nu blijft het bij wat artikelen in de krant, en een discussie of het leger nu wel of geen bondgenoot is, waarbij het gros van de mensen kiest voor de eerste optie. De Arabische ontwikkelingen moeten het doen zonder landencomités.

Leemtes

'Alleen Portugal hield [begin jaren '60] nog vast aan zijn Afrikaanse koloniën', schrijft Beerends. Daar zou toch op zijn minst Oost-Timor aan toegevoegd moeten worden. De oostelijke helft van het eiland Timor werd pas losgelaten toen het regime van dictator Salazar al gevallen was. Beerends staat vanwege die Portugese dictatuur wel stil bij het feit dat het land onderdeel uitmaakte van de NAVO-alliantie.

Velen zouden vanwege hard politieoptreden tijdens een protest tegen de Portugese deelname aan een taptoe in het Amsterdamse Olympische stadion vraagtekens hebben geplaatst 'bij de koloniale politiek van NATO-bondgenoot Portugal', stelt Beerends. In een boek over de (derde) wereldbeweging mag geschreven worden dat ook de NAVO doelwit van kritiek was. Het militaire bondgenootschap had bij bescherming van het vrije westen immers niet alleen Portugal, maar ook het Spaanse, Griekse en Turkse regime als bondgenoot.

Van viceversaonline.nl
De inmiddels 81-jarige Hans Beerends, onder andere medeoprichter en voormalig coördinator van de wereldwinkelbeweging en voorzitter van het samenwerkingsverband 'Honger Hoeft Niet', vat de derde wereldbeweging als volgt samen: 'Naast lokale groepen, die min of meer opereerden onder de paraplu van de drie genoemde landelijke organisaties [wereldwinkels, kerkelijke groepen en Novib], bestonden er in die jaren op lokaal niveau nog allerlei andere groepen: Hivos-comités, groepen voor Zuidelijk Afrika, Latijns-Amerika en Vietnam, onafhankelijke derde wereldgroepen van allerlei snit, regionaal opererende Centra voor Ontwikkelingssamenwerking (COSsen) en last but not least plaatselijke afdelingen van linkse politieke partijen. Met name de PSP [Pacifistisch Socialistische Partij] was in dit opzicht zeer actief.'

Indonesië, Sri Lanka, Suriname en Palestina worden later kort behandeld. Vanuit de Communistische Partij Nederland (CPN) werden ook veel solidariteitsacties gestart. Beerends noemt zelf later dat de Anti Apartheids Beweging Nederland (AABN), toch niet de minste, zich op de CPN richtte. Voor machts- en veiligheidspolitiek is in het boek niet veel aandacht. Die keuze wordt verder niet gemotiveerd. Zo blijven de Koerden buiten beschouwing en krijgt de Hoorn van Afrika met oorlogen in Ethiopië en Eritrea – en bijbehorende comités - geen aandacht. Wél Zuid-Afrika, Latijns-Amerika en het onvermijdelijke Vietnam.

Geweld

De Filipijnengroep Nederland lijkt buiten de boot van de serieus te nemen solidariteitsorganisaties te vallen, omdat het de gewapende strijd door de New Peoples Army, de gewapende tak van de strijd tegen het Marcos regime, goedkeurde: 'de groep werd met wantrouwen bekeken.' Waarom dat dan niet het geval was bij Umkhonto we Sizwe, de gewapende tak van het ANC, wordt niet toegelicht.

Ook de Sandinisten in Nicaragua, die het Somoza-regime gewapenderhand omver wierpen, vormden toch een breed gesteunde groepering. Vreemd overigens dat Beerends hier niet de de Contra's noemt die de Sandinistische revolutie de nek om wilden draaien. Het lijkt erop alsof hij moeite heeft met geweld en rechtse ideologieën, die tegen zijn opvattingen over de derde wereld ingaan (hierover later meer).

Beerends constateert dat, ondanks sterke acties in Nederland en andere Europese landen, het tot 1989 zou duren alvorens het regime-Pinochet in Chili zou verdwijnen. De vraag hoe dat komt wordt helaas niet gesteld. Hoe belangrijk zijn die acties geweest bij het verdrijven van het regime? Wat voor acties zijn zinvol? Moet hierbij de nadruk liggen op binnenlandse organisatie van vakbonden en politieke organisaties? Draait het bij een verandering om de middenklasse, de armen, iedereen?

En: Kunnen we meer doen dan nationale of Europese voorwaarden zo maken dat die de gewenste hervorming of revolutie mogelijk maken? Wat betekende de door de VS gesteunde coup in Chili voor hervormingsgezinden? Bepalen wij wat we doen, of overleggen we met partners in de betreffende landen over de te volgen strategieën? Dit soort discussies, die in de derdewereldbeweging volop gevoerd werden, komen in het boek helaas niet aan de orde.

Golfoorlog

Volgens Beerends is het veelzeggend dat er in 1989 geen Panama-comité werd opgericht. Waar het daarbij om draaide, legt hij niet uit. Niets over de omvang en het doel van de interventie door de VS, die het land binnenviel om president Noriega, een drugsbaron, te grazen te nemen. Het was een beperkte en korte militaire actie, gericht tegen een man waar je geen sympathie voor kon opbrengen. Dat dit onderdeel uitmaakte van een Amerikaanse militaire politiek na de val van Muur, was voer voor specialisten. Een aantal daarvan demonstreerde weliswaar bij de Amerikaanse ambassade in Den Haag, maar het was misschien minder een issue om een comité voor in het leven te roepen.

In 1990 werd wel het Komitee Anti Golf Oorlog (KAGO) opgericht. (1) dat veel plaatselijke afdelingen zou krijgen. Het werd gevormd door de linkse en progressieve vredesbeweging, kleine partijen en Marokkaanse en Turkse organisaties. Vanuit dit KAGO werd met grote vasthoudendheid en uiteindelijk met succes uitbreiding gezocht in de vorm van GroenLinks, SP, IKV en Vrouwen voor Vrede.

Het KAGO organiseerde voor het eerst sinds jaren demonstraties waaraan tot 15.000 mensen deelnamen. Het formuleerde een antwoord op de vraag: wie steun je als er geen bondgenoot lijkt te zijn? Geen Saddam en geen Westerse interventie; steun aan de verschillende bevolkingsgroepen betekent geen oorlog, maar zelfbeschikkingsrecht, zo luidde het standpunt.

Maar het KAGO is blijkbaar geheel aan Beerends voorbij gegaan. 'De Golfoorlog bracht in Nederland weinig mensen op de been. Zowel de vredes- als derdewereldbeweging hielden zich stil. Hier en daar zag je een bord met de kreet 'Geen bloed voor olie', maar daar hield het wel mee op. De derdewereldbeweging en ook de vredesbeweging leken aangeslagen.'

Kruisraketten

Aan de hand van Quaker en ethicus John Swomley tekent Beerends zijn visie op veranderingsprocessen. Zo'n proces begint met een heftige en vaak agressieve confrontatie tussen actievoerders en het wettig gezag en felle discussies tussen voor- en tegenstanders. Door die discussie ontstaat vervolgens een gematigde groep die het eens is met de actievoerders, maar hun methoden afwijst.

De gematigde groep ontwikkelt een methode waaraan veel mensen kunnen deelnemen. De radicale activisten worden vervolgens uitgemaakt voor fanatici. 'Zij doen er verstandig aan daar niet tegenin te gaan en stilletjes van het toneel te verdwijnen.' De voorspelling dat de radicalen het veld zouden ruimen voor gematigden kwam rond Vietnam uit, stelt Beerends, die dit lijkt aan te voeren om Swomley's visie te onderstrepen.

Daar valt tegen in te brengen dat de gematigde beweging niet alleen in vorm, maar ook in inhoud vaak verwaterde standpunten in zou gaan nemen. De beweging tegen kernwapens in Nederland is daar een mooi voorbeeld van. Het protest bracht een half miljoen mensen op de been, in heel het land werden plaatselijke groepen opgericht, op zoek naar actiemethoden om hun bezorgdheid om te zetten in daden.

Een laatste actie was echter het weinig confronterende en arbeidsintensieve huis-aan-huis inzamelen van handtekeningen tegen de plaatsing van kruisraketten in Nederland (waarmee de actie al was versmald tot een specifiek kernwapen, terwijl er meer kernwapens in dit land aanwezig waren). Er werden uiteindelijk 4,2 miljoen handtekeningen opgehaald (een half miljoen kwam te laat om aan te bieden aan premier Lubbers). De 50.000 die getuigen waren van het aanbieden, keerden de premier de rug toe omdat ze geen geloof hadden in zijn politiek.

Vervolgens werd door de organisatie (Komitee Kruisraketten Nee) niet gedebatteerd over methoden om te komen tot totale kernontwapening, het geloof in eigen kunnen en kracht te vergroten en verbreding van de strijd te zoeken. Nee, de discussie ging over de vraag of het ethisch correct was om de premier de rug toe te keren.

De vredesbeweging zou kort daarop, en ruim voordat bekend was dat de raketten niet geplaatst zouden worden, komen te overlijden. Het was juist beter geweest indien de radicalen hun poot stijf hadden gehouden en beter georganiseerd hadden gepoogd de grootste naoorlogse solidariteitsbeweging een verdiepte en bredere agenda te laten volgen.

Neoliberalisme

De teloorgang van de derde wereldbeweging in de jaren '80 werd volgens Beerends mede veroorzaakt doordat mensen zich op grote schaal zijn gaan inzetten voor de vredesbeweging. Dat lijkt nogal onwaarschijnlijk. Veel landencomités verdwenen juist vrijwel gelijktijdig met de vredesbeweging, aan het eind van de jaren '80. Al hield juist een groot deel van die derde wereldbeweging het – al dan niet in afgeslankte vorm – juist wat langer vol.

De economie trok aan, veel voorheen werkloze jongeren vonden een baan (veel mensen hadden politiek werk verzet als vrijwilliger met een uitkering) en het ideologische klimaat was na een half decennium Lubbers fors veranderd. Wat wel waar is, is dat de derde wereldbeweging binnen de vredesbeweging geen voet aan de grond kreeg met een discussie over de samenhang tussen militarisme en onderontwikkeling, en de kwalijke rol van westerse landen daarin. Het zou een mooie opmaat zijn geweest naar een analyse van de rol van het neoliberalisme.

Het boek van Beerends lijkt bijna geheel losgezongen van een economische analyse, wat merkwaardig is bij een beschrijving van een beweging die armoedebestrijding als kerndoel heeft. De meest inhoudelijke opmerking over economie komt naar voren aan de hand van de Nederlandse econoom Tinbergen, die in een door de Verenigde Naties overgenomen rapport stelde 'dat landen hun tariefmuren moesten verlagen of afschaffen, dat arme landen tariefmuren konden instellen ter bevordering van de eigen industrie, dat rijke landen zich moesten concentreren op arbeidsintensieve productie.'

Het is een idee dat de afgelopen decennia flink werd ondergraven. Momenteel worden er microkredieten verstrekt aan individuele ondernemers in lokale ateliers. De noodzaak tot verandering van economische structuren en machtsverhoudingen krijgt nauwelijks de aandacht die het verdient.

Andersglobaliseren

Consumentenboycots hebben veelal grote invloed. Niet onterecht haalt Beerends de Schone Kleren Kampagne als voorbeeld naar voren. Het is een organisatie die krachtig duidelijk maakt hoe onze goedkope kleren samenhangen met een gebrek aan rechten van arbeiders in de producerende landen. De organisatie pleit dan ook voor steun aan vakbonden.

Eind jaren '90 steekt een nieuwe politieke beweging tegen het neoliberalisme en ongebreidelde globalisering de kop. Je kan de start van die beweging zien in de vorm van de protesten tegen het Multilateral Agreement on Investments (MAI) waar binnen de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) aan werd gewerkt. Beerends ziet die protesten deel uitmaken van de dan toch écht overleden kraakbeweging en het solidariteitsfonds XminY.

Maar het succes van de beweging lag veel breder en vooral veel internationaler. Door het protest werd het akkoord uiteindelijk tegengehouden. Het leverde de anti-globaliseringsbeweging veel krediet en zelfvertrouwen op, dat zich voor het eerst uitbetaalde tijdens de Battle of Seattle in november 1999. Het was de start van de krachtige protestbeweging rond topconferenties van WTO, Wereldbank en NAVO. Deze beweging ging met nieuw elan de 21e eeuw in.

Beerends begint het deel van zijn boek over het huidige millennium optimistisch. De Verenigde Naties formuleerden de Millenniumdoelstellingen (MDG's) gericht op het halveren van de armoede in 2015. Organisaties als Coolpolitics en Lokaalmondiaal betrokken veel mensen, waaronder jongeren. Beide organisaties timmeren ook vandaag nog aan de weg. In Porto Alegre in Brazilië werd het eerste internationale Sociale Forum gehouden, waarmee de andersglobalisten ook een platform kregen.

Dan volgt er een tegenslag. Door de aanslagen op het World Trade Center door Al Qaïda in New York en in Nederland op Pim Fortuyn en Theo van Gogh sloeg de stemming om. 'De VS, teleurgesteld dat zij, ondanks alle bombardementen in Afghanistan, niet in staat bleek Al Qaïda en haar leider Osama Bin Laden uit te schakelen, richtte haar oog op Irak.'

Het staat er echt. De neoconservatieve activistische regering van de VS was teleurgesteld. Wederom laat Beerends zijn moeilijke verstandhouding met oorlog en machtspolitiek zien. Hoe kan het hem zijn ontgaan dat de regering Bush niets liever wilde dan optrekken tegen Irak? Dat was geen noodsprong uit frustratie, maar een lang gekoesterde wens.

De bijeenkomsten van de andersglobalisten gingen echter door. Ze worden nog steeds druk bezocht, maar 'tot ergernis van radicale activisten namen gevestigde organisaties de boel over. Zij streefden niet, zoals andersglobalisten, naar een totaal andere wereld, maar zagen meer heil in een poging de bestaande kapitalistische wereld te hervormen.'

Zo simpel en zwart-wit gesteld is de tegenstelling tussen radicalen en hervormers niet. Beerends onderstreept er zijn Swomley-visie mee, maar de coalities tussen radicalen en hervormers zijn er tot op de dag van vandaag. Er is meer mogelijk dan Beerends hier suggereert. 'Een andere wereld is mogelijk', ook in samenwerking tussen mensen met verdergaande eisen en hervormers, die overigens ook radicalere en minder vergaande eisen kunnen hebben. Het is een gemaakt onderscheid dat schaadt, niet verbindt.

Een blik op de resultaten van de MDG's stemt ook al niet vrolijk. Van alle arme landen hebben alleen de Maladiven in 2013, twee jaar voor de deadline, de doelstellingen gehaald. Het grootste deel zit nog niet op de helft. In ruim veertig landen kachelt de situatie juist achteruit. De rijke landen hebben momenteel ook andere prioriteiten dan de nood van de allerarmsten. Het boek lijkt onverwacht negatief te eindigen: 'De andere wereld waar de andersglobalisten jaren voor gedemonstreerd hadden, bleek niet haalbaar. Ook de hervormingen waarvoor de gevestigde derde wereldorganisaties hadden geijverd, waren verder weg dan ooit.'

IJsbergen

'Is een andere wereld mogelijk?', luidt de titel van het laatste hoofdstuk. Je hoopt dan een spoorboekje te lezen dat je van A naar B of liever nog C brengt. Beerends is geen spoormachinist, maar de kapitein van de Titanic. Hij gaat uit van het gegeven dat 'in wezen het neoliberale concept van de vrije markt failliet' is. Hij ontkent daarmee de neoliberale ijsbergen. Zijn eigen gelijk wordt een onkwetsbaar passagiersschip.

Helaas komen er steeds meer ijsbergen voor. Het neoliberalisme is geen halt toegeroepen. Het falen ervan wordt niet gevolgd door verwerping van het economische systeem, maar door neoliberale concepten nog dogmatischer toe te passen. Philip Mirowski wijdt zelfs een heel boek aan deze onwezenlijke werkelijkheid. Hij vraagt zich af hoe dit kan en geeft een eerste aanzet tot een antwoord. (2) Het ontkennen van de kracht van de neoliberale ideologie zal het gevaar ervan voor grote delen van de wereldbevolking niet doen smelten.

Als Beerends schrijft dat 'de staat als intermediair tegemoet kwam aan de eisen van de georganiseerde arbeidersbeweging en tegelijkertijd rekening hield met de lange termijn belangen van bedrijven', dan klinkt dit sympathieker dan het in werkelijkheid was. De staat werd gedwongen de arbeiders meer ruimte in de samenleving te geven. Dat is een kwestie van strijd die er soms hard aan toeging. Beide partijen bleken daar belang bij te hebben, voor zolang het duurde. De arbeider werd afgekocht met inkomen en pas kort geleden kwam er een einde aan dat systeem.

De verdeling van kapitaal is steeds meer in het voordeel van de rijken. Beerends heeft een positief verhaal: 'Wereldwijd zijn topmensen uit het bedrijfsleven en de politiek aan het nadenken over economische werkwijzen en modellen die duurzaam zijn, die gericht zijn op het verminderen van mondiale armoede en die tegelijkertijd oog hebben voor het belang van ondernemingen. In feite zoeken ze naar een internationale vorm van het Rijnlandse verzorgingsmodel.'

Andere wereld

Het spoorboekje volgt dan alsnog. Een andere wereld is noodzakelijk en mogelijk. Immers: niet alleen de top van het bedrijfsleven ziet dit, ook steeds meer arme landen en minder bedeelden in de westerse landen gaan de strijd aan met de machtigen in het Westen. En tenslotte constateert hij dat de bevolking in Europa en daarbuiten een duurzame productie en het opheffen van armoede wenst. 'De invloed van actieve derde wereld-, milieu- en vakbondsorganisaties leidt tot politieke druk op regeringen en bedrijfsleven om structurele maatregelen te nemen die wereldwijd een meer rechtvaardige verdeling mogelijk maken.'

Dit alles komt op mij over als het eeuwige optimisme van een Trotskist, maar wel zonder een maatschappij-analyse. Beerends kijkt niet naar de werkelijke ontwikkelingen als het gaat om de verdeling in Oost, West en Zuid. Hij wil zo graag dat het beter wordt en ziet zozeer zijn eigenlijk gelijk dat hij vergeet dat politiek belangenstrijd behelst. Bedrijven dienen een eigen belang. Soms gaat dat samen met een maatschappelijk belang, maar dat is geen vaststaand gegeven.

De OECD stelt dat de inkomensongelijkheid al jaren toeneemt, in Nederland gaat het ook de verkeerde kant op. Bovendien gaat er geen dag voorbij zonder dat er wordt gepleit voor een kleinere overheid en minder belastingen (juist de factoren die nog enigszins een rem kunnen zijn op de groeiende kloof).

Voor een rechtvaardiger wereld dient niet alleen het positieve van solidariteitsorganisaties te worden omarmd, maar ook het negatieve te worden benoemd om dit laatste te kunnen bestrijden. Gematigden en radicalen zullen hierbij samen moeten werken. De derde wereldbeweging kent als geen ander de verhalen die dit onderstrepen. Het boek van Beerends levert een bescheiden bijdrage aan dit inzicht.

Martin Broek
Geschreven voor ravage-webzine.nl/

 Noten:
1. Zie bijvoorbeeld Een streep in het zand, waarin een beschrijving van de acties tegen de oorlog (Amsterdam: AMOK/Ravijn, 1991).
2. Never let a serious crisis go to waste, Philip Mirowski (Londen: Verso, 2013)



Auteur Hans Beerends
ISBN 9789460222580
Taal Nederlands
Bindwijze Paperback
Pagina's 112 pagina's
Verschenen 2013
Prijs € 15.00

U.S. defence contracts with Egypt

From the U.S. Department of Defense Contract pages
Only pages with Egypt in the Period Jan 2012 - August 21 2013
The last contract is of August 12, 2013


Recent information to the Dutch Parliament: Letter of October 8, 2012, and of March 5, 2013. Both on technology for Egypts Navy Fast Missile Craft as part of Foreign Military Sales program. (For a list of major US sales to Egypt see link.)

The FMC vessel is equipped with Thales Naval Nederland Scout (I/J band) radar, MRR-3D ES radar for surface and air surveillance and I and K dual-band fire control radar from DRS Radar Systems. It is also fitted with a Thales Naval Nederlands Link ASN 150, LinkYE, Link 14, and Link 11 datalinks, identification, friend or foe (IFF) identification systems.

You can use the list below e.g. for searching collaboration between your country, the US and Egypt.
For the Netherlands I found e.g. 3 projects on naval weapons (Harpoon SSM (2) and technology for Ejection Seats)

2012

January 5
General Dynamics Land Systems, Sterling Heights, Mich., was awarded an $11,134,389 cost-plus-fixed-fee contract.  The award will provide for the modification of an existing contract to procure manufacturing and technical assistance to Egypt.  Work will be performed in Cairo, Egypt, with an estimated completion date of Dec. 31, 2012.  One bid was solicited, with one bid received.  The U.S. Army Contracting Command, Warren, Mich., is the contracting activity (W56HZV-09-C-0488).

March 15
DynaCorp International, L.L.C., Falls Church, Va., is being awarded a $99,879,424 firm-fixed-price, cost-reimbursable contract for the Egyptian Personnel Support Services Program.  This program will provide support services for Department of Defense employees, contractor personnel, and dependents stationed in Egypt permanently or on temporary duty status.  These personnel support various Foreign Military Sales programs on behalf of the Egyptian military.  This source selection will be the fourth contract to provide support services in Egypt contracted by the Air Force Security Assistance Center.  The location of the performance is Falls Church, Va.  Work is expected to be completed May 31, 2017.  AFSAC/PK, Wright Patterson Air Force Base, Ohio, is the contracting activity (FA8630-12-C-5002).

May 10
Morganti HAC, J.V., Danbury, Conn., was awarded a $54,696,965 firm-fixed-price contract.  The award will provide for the construction of facilities and infrastructure to support the procurement of Apache AH-64D helicopters.  Work will be performed in Kattamia Air Base, Egypt, with an estimated completion date of Nov. 22, 2012.  There were 23 bids solicited, with six bids received.  The U.S. Army Corps of Engineers, Winchester, Va., is the contracting activity (W912ER-12-C-0022).

May 21
The Boeing Co., St. Louis, Mo., is being awarded an $11,084,479 firm-fixed-price contract for the procurement of the Harpoon and Standoff Land Attack Missile-Expanded Response weapons system components.  This contract combines purchases in support of the U.S. Navy ($4,342,034; 39.2 percent) and, under the Foreign Military Sales Program, the governments of:  Australia ($2,877,199; 26 percent); Turkey ($1,126,694; 10.2 percent); Japan ($916,182; 8.3 percent); Korea ($537,786; 4.9 percent); Saudi Arabia ($313,751; 2.8 percent); Pakistan ($246,452; 2.2 percent); Canada ($241,015; 2.1 percent); United Kingdom ($237,005; 2.1 percent); Kuwait ($79,668; 0.7 percent); United Arab Emirates  ($67,431; 0.6 percent); India ($59,428; 0.5 percent); and Egypt ($39,834; 0.4 percent).  Work will be performed in St. Louis, Mo., and is expected to be completed in August 2013.  Contract funds will not expire at the end of the current fiscal year.  This contract was not competitively procured pursuant to FAR 6.302-1.  The Naval Air Systems Command, Patuxent River, Md., is the contracting activity (N00019-12-C-0058).

August 14
AICI/ARCHIRODON, J.V., Arlington, Va., was awarded a $66,588,000 firm-fixed-price contract.  The award will provide for the design and construction of facility upgrades to support the procurement of F-16 fighter aircraft for the Egyptian Air Force.  Work will be performed in Egypt, with an estimated completion date of Aug. 8, 2014.  There were 23 bids solicited, with three bids received.  U.S. Army Corps of Engineers, Winchester, Va., is the contracting activity (W912ER-12-C-0033).

24 augustus
AICI/ARCHIRODON - Joint Venture, Arlington, Va., was awarded a $66,588,000 firm-fixed-price contract.  The award will provide for the design, construction, security and training services at Cairo West Air Base in support of the Egyptian Air Force.  Work will be performed in Egypt, with an estimated completion date of Aug. 8, 2014.  There were 23 bids solicited, with three bids received.  The U.S. Army Corps of Engineers, Winchester, Va., is the contracting activity (W912ER-12-C-0033).

September 11
Stanley Consultants, Inc., Muscatine, Iowa, is being awarded a maximum amount $9,000,000 firm-fixed-price, indefinite-delivery/indefinite-quantity architect-engineering contract for the preparation of Navy and Marine Corps Facilities Planning and Environmental Documentation in the Naval Facilities Engineering Command (NAVFAC) Europe Africa Southwest Asia (EURAFSWA) area of responsibility (AOR).  The work to be performed provides for plans, studies, events, project planning documents, geo-spatial information and service, global positioning system services and National Environmental Policy Act planning, multi-discipline architectural, mechanical/electrical, civil/structural, and fire protection projects for activities located in Southwest Asia and Africa inclusive of Bahrain, Egypt, Djibouti and United Arab Emirates.  No task orders are being issued at this time.  Work will be performed at various Navy and Marine Corps facilities and other government facilities within the NAVFAC EURAFSWA AOR including, but not limited to Africa (50 percent) and Southwest Asia (50 percent).  The term of the contract is not to exceed 36 months with an expected completion date of September 2015.  Contract funds will not expire at the end of the current fiscal year.  This contract was competitively procured via the Navy Electronic Commerce Online website, with 17 proposals received.  The Naval Facilities Engineering Command, Europe Africa Southwest Asia, Naples, Italy, is the contracting activity (N33191-12-D-0619).

September 20
Exelis Inc., Van Nuys, Calif., is being awarded a $24,678,610 firm-fixed-price, cost-plus-fixed-fee contract for the procurement of six radio frequency repeater systems for the government of Egypt’s SPS-48E land-based radar program and associated support for Egypt (100 percent) under the Foreign Military Sales Program.  The requirement includes all associated support.  This contract includes options which, if exercised, would bring the cumulative value of this contract to $25,000,000.  Work will be performed in Egypt (50 percent), and Van Nuys, Calif. (50 percent), and is expected to be completed by Sept. 19, 2017.  The contract funds will not expire by the end of the current fiscal year.  This contract was not competitively procured, due to sole-source direction by International Agreement.  Marine Corps Systems Command, Quantico, Va., is the contracting activity (M67854-12-C-2443).

October 05
Chrysler Group International L.L.C., Auburn Hills, Mich., was awarded a $10,455,090 firm-fixed-price contract.  The award will provide for the modification of an existing contract to procure Wrangler TJL Jeep kits, diesel engines, transmissions, cases and spares in support of Foreign Military Sales.  Work will be performed in Egypt, with an estimated completion date of Sept. 28, 2013.  The bid was solicited through the Internet, with one bid received.  The U.S. Army Contracting Command, Warren, Mich., is the contracting activity (W56HZV-11-C-0123).

November 5
The Boeing Co., St. Louis, Mo., is being awarded a $36,629,496 modification to a previously awarded firm-fixed-price contract (N00019-12-C-0103) for the procurement of Harpoon Weapons System components.  Work will be performed in St. Louis, Mo., and is expected to be completed in April 2014.  Contract funds will not expire at the end of the current fiscal year.  This contract combines purchases for the governments of Australia ($32,044,428; 87.48 percent); Japan ($1,464,478; 4.00 percent); Saudia Arabia ($786,992; 2.15 percent); Korea ($953,400; 2.60 percent); the Netherlands ($848,925; 2.32 percent); Egypt ($311,045; 0.85 percent); Taiwan ($87,710; 0.24 percent); Oman ($73,128; 0.20 percent) and the United Arab Emirates ($59,390; 0.16 percent) under the Foreign Military Sales Program.  The Naval Air Systems Command, Patuxent River, Md., is the contracting activity.

November 16
Daimler Trucks of North America L.L.C., Portland, Ore., was awarded an $8,589,566 firm-fixed-price contract.  The award will provide for the procurement of trucks and trailers in support of Foreign Military Sales.  Work will be performed in Egypt, with an estimated completion date of Nov. 5, 2013.  One bid was solicited, with one bid received.  The U.S. Army Corps of Engineers, Winchester, Va., is the contracting activity (W912ER-13-C-0001).

November 28
The Boeing Co., St. Louis, Mo., is being awarded a $7,595,267 firm-fixed-price delivery order against a previously issued Basic Ordering Agreement (N00019-11-G-0001) to provide additional integrated logistics and engineering services support for the Harpoon and Standoff Land Attack Missile Expanded Response, Missile System and Harpoon Launch Systems for the U.S. Navy and the governments of various foreign military sales customers.  Work will be performed in St. Charles, Mo. (91.17 percent); St. Louis, Mo. (5.43 percent); Yorktown, Va. (2.64 percent); Point Mugu, Calif. (0.71 percent); and Oklahoma City, Okla. (0.05 percent); and is expected to be completed in November 2013.  Contract funds in the amount of $7,595,267 will be obligated at the time of award, $2,765,989 of which will expire at the end of the current fiscal year.  This order combines purchases for the U.S. Navy ($2,765,989; 36.41 percent) and the governments of Korea ($675,707; 8.90 percent); Taiwan ($641,647; 8.45 percent); Turkey ($565,969; 7.45 percent); Egypt ($375,905; 4.95 percent); Japan ($374,159; 4.93 percent);  United Kingdom ($284,144; 3.74 percent); Pakistan ($251,725; 3.31 percent); Australia ($230,380; 3.03 percent); Chile ($208,507; 2.75 percent); Saudi Arabia ($199,017; 2.62 percent); Canada ($181,946; 2.4 percent); Israel ($146,506; 1.93 percent); Bahrain ($96,780; 1.27 percent); United Arab Emirates ($93,250; 1.23 percent); Germany ($81,773; 1.08 percent); Netherlands ($73,869;  0.97 percent); Kuwait ($68,289; 0.90 percent); Singapore ($64,002; 0.84 percent); Oman ($62,829; 0.83 percent); Portugal ($54,907;  0.72 percent); Thailand ($37,717;  0.50 percent); Denmark ($35,946; 0.47 percent); and Malaysia ($24,304; 0.32 percent) under the Foreign Military Sales Program.  The Naval Air Systems Command, Patuxent River Md., is the contracting activity.

December 3
General Dynamics Land Systems, Sterling Heights, Mich., was awarded a $37,601,061 cost-plus-fixed-fee contract.  The award will provide for the modification of an existing contract to procure services in support of the M1A1 coproduction effort at the Egyptian Tank Plant in Cairo, Egypt.  Work will be performed in Sterling Heights and Cairo, with an estimated completion date of Feb. 28, 2015.  One bid was solicited, with one bid received.  The U.S. Army Contracting Command, Warren, Mich., is the contracting activity (W56HZV-09-C-0488).

December 6
Lockheed Martin Aeronautics Co., Fort Worth, Texas, (FA8604-13-D-7951) is being awarded a $29,446,000 requirements contract for Engineering and Technical services for the F-16 and F-22 aircraft.  The location of the performance is Bahrain, Chile, Egypt, Jordan, Morocco, Oman, Pakistan, Poland, Taiwan and Turkey.  Work is expected to be completed by Dec. 31, 2014.  The contracting activity is AFLCMC/PZIEB, Wright-Patterson Air Force Base, Ohio.  Contract involves Foreign Military Sales.

December 11
Lockheed Martin Corp., Orlando, Fla., was awarded a $23,426,616 firm-fixed-price contract.  The award will provide for the procurement of the Deployable-Advanced Gunnery Training Systems in support of Foreign Military Sales.  Work will be performed in Orlando and Egypt, with an estimated completion date of March 31, 2016.  One bid was solicited, with one bid received.  The U.S. Army Program Executive Office Simulation, Training and Instrumentation, Orlando, Fla., is the contracting activity (W900KK-13-C-0002).

December 20
The Boeing Co., Mesa, Ariz., was awarded a $56,370,522 firm-fixed-price contract. The award will provide for the procurement of AH-64D Apache Longbow Helicopters for the Egyptian Air Force. Work will be performed in Mesa, with an estimated completion date of June 30, 2014. The bid was solicited through the Internet, with one bid received. The U.S. Army Contracting Command, Redstone Arsenal, Ala., is the contracting activity (W58RGZ-10-C-0086).

AICI--ARCHIRODON JV, Arlington, Va., was awarded a $9,648,000 firm-fixed-price contract. The award will provide for the Synchrolift Safety Repair services in support of Foreign Military Sales. Work will be performed in Egypt, with an estimated completion date of Aug. 21, 2014. The bid was solicited through the Internet, with two bids received. The U.S. Army Corps of Engineers, Winchester, Va., is the contracting activity (W912ER-13-C-0005).

The Boeing Co., St. Louis, Mo., is being awarded a $12,239,714 firm-fixed-price contract to procure four each Harpoon Shipboard Command Launch Control Sets (HSCLCS), Type 148 Class Ship, AN/SWG-1A(V), Classified Portion and associated hardware; four each HSCLCS, Type 148 Class Ship, AN/SWG-1A(V), Unclassified Portion and associated hardware; eight Global Positioning System Receiver Assembly (GPSRA) Retrofit Kits and associated hardware; one Installation and Checkout Prime Spares Kit, Classified Portion; one Installation and Checkout Prime Spares Kit, Unclassified Portion; four Ninety Day Primes Spares Kit; one Two Years Classified Prime Spares Kit; two -Two Year Unclassified Prime Spares Kit; one Harpoon Shipboard Equipment Integrated Logistics Support Program; four Ordinance Alteration EGE 3987 kits; and one lot engineering technical assistance for the Government of Egypt. Additionally, this effort procures one Lot HSCLCS Hardware; one Ninety Day Prime Spares Kit; one GPSRA and associated hardware; and one Lot Engineering Technical Assistance for the Government of Turkey.  Contract funds in the amount of $12,239,714 will be obligated at time of award, and will not expire at the end of the current fiscal year.  Work will be performed in Lititz, Pa. (51 percent); St. Louis, Mo. (32 percent); Pryor Creek, Okla. (5 percent); Santa Fe Springs, Calif. (5 percent); Madison, Ala. (3 percent); Kirkwood, Mo. (3 percent); and Irving, Texas (1 percent),  and is expected to be completed in July 2014.  This contract combines purchases for the Governments of Egypt ($11,927,232; 98 percent) and Turkey ($312,482; 2 percent) under the Foreign Military Sales Program. This contract was not competitively procured pursuant to 10 U.S.C. 2304(c) (1). The Naval Air Systems Command, Patuxent River, Md., is the contracting activity (N00019-13-C-0019).

2013

February 27
AM General, South Bend, Ind., was awarded a $7,023,165 firm-fixed-price contract. The award will provide for the procurement of detuned engines for High-Mobility Multipurpose Wheeled Vehicles. This contract is in support of Foreign Military Sales for Egypt. Work will be performed in South Bend, with an estimated completion date of July 8, 2013. One bid was solicited, with one bid received. The U.S. Army Contracting Command, Warren, Mich., is the contracting activity (W56HZV-13-C-0079).

April 12
L-3 Communication, San Diego, Calif., was awarded a $10,505,889 firm-fixed-price, FMS contract to procure HF transceivers and components for RT-1606 systems and accessories.  This FMS contract is in support of Egypt.  Fiscal 2013 procurement contract funds are being obligated on this award.  One bid was solicited, with one bid received.  The Army Contracting Command, Aberdeen Proving Ground, Md., is the contracting activity (W15P7T-13-C-D518).

May 24
Lockheed Martin Maritime Systems & Sensors, Morristown N.J., is being awarded a $49,481,279 indefinite-delivery/indefinite-quantity contract for engineering, technical services and materials required for the resolution of obsolescence, reliability/maintainability issues, production/rework, testing, evaluation, installation and life cycle support functions for the Mk 92 Fire Control System.  This contract will support foreign military sales (FMS) to Taiwan (40 percent), Egypt (24 percent), Poland (16 percent), Saudi Arabia (4 percent), Australia (0.4 percent), Turkey (0.2 percent), Spain (0.1 percent), Pakistan (0.1 percent) and Bahrain (0.1 percent). Work will be performed in Huntsville, Ala. (70 percent), and Moorestown, N.J. (30 percent), and is expected to be completed by May 2016.  FMS funds, Fiscal 2014 and 2015 Other Procurement, Navy and fiscal 2014 and 2015 Operations and Maintenance, Navy funding in the amount of $100,000 will be obligated at time of award.  Contract funds will not expire at the end of the current fiscal year.  This contract was not competitively procured in accordance with 10 U.S.C. 2304(c)(1), Only one responsible source and no other supplies or services will satisfy agency requirements.  Reference FAR 6.302-1.  The Port Hueneme Division, Naval Surface Warfare Center, Port Hueneme, Calif., is the contracting activity (N63394-13-D-1301).

May 28
Universal Propulsion Co., Fairfield, Calif., is being awarded a $6,674,272 firm-fixed-price contract to manufacture 286 each digital recovery sequencer kits, 452 each power modules and 36 each electronic modules as kit sub-component replacement spares in support of F-15, F-16, F-117 and B-1 aircraft for the Cartridge Actuated Device/Propellant Device Joint Program Office, Naval Surface Warfare Center, Indian Head Division.  Work will be performed in Fairfield Calif., and work is expected to be completed by Nov. 14, 2014.  Fiscal 2012 Procurement of Ammunition, Navy, Marine Corps, Air Force, and Fiscal 2010 Foreign Military Sales funds in the amount of $6,674,272 will be obligated at time of the award.  Contract funds will not expire before the end of the current fiscal year.  This contract combines purchases for the U.S. Navy (39.753 percent) and the governments of Turkey (12.802 percent); Pakistan (9.986 percent); Korea (6.401 percent); Saudi Arabia (5.488 percent); Columbia (5.121 percent); Poland (5.121 percent); Greece (4.913 percent); Indonesia (3.072 percent); Bahrain (1.536 percent); Jordan (1.536 percent); Netherlands (1.366 percent); Portugal (1.024 percent); Taiwan (0.857 percent); Egypt (0.768 percent); and Denmark (0.256 percent) under the Foreign Military Sales Program.  This contract was not competitively procured in accordance with 10 U.S.C. 2304(c)(1).  The Naval Supply Systems Command Weapon Systems Support, Mechanicsburg, Pa., is the contracting activity (N00104-13-C-K074).

August 1
Camber Corp., Huntsville Ala. (N00244-13-D-0015); Deloitte Consulting LLP Alexandria Va. (N00244-13-D-0016); General Dynamics Information Technology, Inc., Needham Mass. (N00244-13-D-0017); Mission Essential Personnel, LLC, Columbus, Ohio (N00244-13-D-0018); and Vose Technical Systems General, Tacoma, Wash. (N00244-13-D-0019), are each being awarded an indefinite-delivery/indefinite-quantity, multiple award contract with fixed-priced provisions to technical/professional support, and related tailored administrative services for the Center for Civil Military Relations,Camber Corp., is being awarded $32,989,009, and if all options are exercised, the total aggregate value will be $99,685,514.  Deloitte Consulting LLP is being awarded $10,016,317, and if all options are exercised, the total aggregate value will be $30,769,810.  General Dynamics Information Technology, Inc., is being awarded $30,752,682, and if all options are exercised, the total aggregate value will be $94,045,583.  Mission Essential Personnel, LLC is being awarded $4,921,667, and if all options are exercised, the total aggregate value will be $14,975,766.  Vose Technical Systems General LLC is being awarded $5,460,771, and if all options are exercised, the total aggregate value will be $16,498,593.  All six contracts will have the opportunity to bid on the individual task orders.  Funding for these contracts will be provided on individual task orders.  Work will be performed in various locations outside the continental United States (80 percent); Army Active, Reserve and National Guard posts in the United States (10 percent); Monterey, Calif. (8 percent); Kailua, Hawaii (1 percent); and Tampa, Fla. (1 percent).  Work is expected to be completed by July 31, 2014.  If all options are exercised, work will continue through July 30, 2016.  Fiscal 2013 Operations and Maintenance and Navy funds in the amount of $5,000 for the ordering minimum will be obligated at the time of award and will be equally divided among all contractors.  Contract funds will expire at the end of the current fiscal year.  This announcement also identifies potential Foreign Military Sale efforts for training of foreign troops or education of officials.  Potential countries where performance may occur are Egypt, Indonesia, Singapore, and Saudi Arabia, and combined would equate to less than two percent of the total effort.  The contracts were competitively procured via the Navy Electronic Commerce Online and the Federal Business Opportunities websites, with seven offers received in response to these solicitations.  NAVSUP, Fleet Logistics Center, San Diego, Calif., is the contracting activity.

August 12
General Electric Co., Cincinnati, Ohio, has been awarded a $13,661,657 firm-fixed-price contract (FA8122-09-G-0001-0032) for 18 Egyptian Air Force F110 Service Life Extension kits. Work will be performed at Cincinnati, Ohio, and is expected to be completed by Oct. 31, 2013. Foreign Military Sales funds to Egypt (100 percent) in the amount of $13,661,657 are being obligated at time of award, none of which will expire at the end of the current fiscal year. Air Force Sustainment Center/PZAAB, Tinker Air Force Base, Okla., is the contracting activity.

donderdag 11 juli 2013

Nederlandse belastingwetgeving en een Indiaas conflict

Is de Nederlandse overheid verantwoordelijk als er hier ongure bedrijven gevestigd zijn vanwege het “fiscaal vriendelijke klimaat”?' "De Indiase regering verleende vanwege de honger naar energiebronnen in september en november 2010 de exploratierechten voor twee olievelden in de Indiase provincie Manipur aan de Nederlandse oliemaatschappij Jubilant Energy. De voorraden in Manipur worden geschat op ongeveer 460 miljard kubieke meter. Nadere overeenkomsten worden in de toekomst verwacht," meldde het goed geïnformeerde Jane’s Intelligence Review deze maand.


"De Indiase regering vanwege de honger naar energiebronnen in september en november 2010 de exploratierechten voor twee olievelden in de Indiase provincie Manipur verleende aan de Nederlandse oliemaatschappij Jubilant Energy. De voorraden in Manipur worden geschat op ongeveer 460 miljard kubieke meter. Nadere overeenkomsten worden in de toekomst verwacht." Manipur is een provincie in het noordoosten van India, geteisterd door interne conflicten en met veel geweld van gewapende oppositie en regeringstroepen. Er is wijdverbreid verzet tegen olieboringen in de regio, onder meer omdat de exploitatie voorbij gaat aan beloften van de regering (pdf) om te zorgen voor basale economische ontwikkeling in de regio.

De oliewinning houdt geen rekening met de lokale machts- en eigendomsstructuren in Manipur, schrijven de auteurs. "Dit brengt het risico mee dat concurrerende claims op grondgebied escaleren. Er zijn belangrijke maatschappelijke bewegingen tegen deze olie-exploratie-activiteiten, en ook een aantal niet-statelijke gewapende groepen De KNA [lokale gewapende groep: Kuki Nationaal Leger, MB] verklaarde op 28 januari jl. bijvoorbeeld dat dat ze zich zullen verzetten tegen olie-exploratie in de districten Tamenglong en Churachandpur, waarop zij aanspraak maken, en die zij zien als voorouderlijk land."

Op het internet is een vloed aan artikelen over de kwestie te vinden met argumenten tegen het boren in Manipur. Het Comité voor de Bescherming van de Natuurlijke Hulpbronnen in Manipur drong er bij de deelstaatregering bijvoorbeeld op aan om de wensen en gevoelens van de inheemse volkeren tegen de oliewinning te eerbiedigen en ook om hun rechten over hun land en de natuurlijke hulpbronnen te respecteren, en hen in staat stellen hun eigen toekomst te bepalen. 

Het is interessant dat JIR meldt dat oliemaatschappij Jubilant Energy is gevestigd in Amsterdam. Nederlandse betrokkenheid bij het conflict was tot dusver onbekend. Geen wonder, Jubilant Energy is gevestigd op het Orlyplein 10 in Amsterdam, een adres waar meer dan driehonderd bedrijven zijn gehuisvest. In feite zijn deze bedrijven niet veel meer dan brievenbussen. Vaak is er geen personeel. Het zijn administratieve vestingen, hier aanwezig vanwege het bedrijfsvriendelijke fiscale klimaat in Nederland. Dit stelt bedrijven in staat om de fiscus te ontwijken in de landen waar ze werkelijk opereren, een methode die de afgelopen maanden veel aandacht (pdf) heeft gekregen. Volgens de Amsterdamse Kamer van Koophandel heeft Jubilant Energy drie entiteiten aan Orlyplein 10: Jubilant Energy International BV, Jubilant Energy (Holding) BV, en Jubilant Energy NV.

Voor een oliemaatschappij is Jubilant klein. Tussen maart 2012 en maart 2013 was het verkoopvolume zevenhonderdduizend vaten. Ook de opbrengsten waren relatief bescheiden met € 13.800.000. Het bedrijf is voornamelijk actief in India en Australië. De website geeft alleen een mailbox en het contactadres in Nederland. Jane's Intelligence Review had dus gelijk toen het een Nederlands bedrijf noemde, in ieder geval in juridische zin. Dit roept de vraag op of Nederland controle heeft over de activiteiten in het door interne conflicten geteisterde Manipur.

'Verduurzaming van investeringen in lage- en middeninkomenslanden is zeker nodig en dat geldt in het bijzonder voor de ecologische en sociale componenten', valt te lezen in een rapport van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV, pdf) van maart jl. Daarbij komt dat het een internationale trend is dat burgers uit het Zuiden civiele proceures aanspannen tegen moedermaatschappijen van multi's in het Westen. Dit laatste stelde NRC-Handelsblad nadat Shell Nigeria dit jaar veroordeeld werd voor een deel van de aanklachten tegen de oliegigant vanwege de schade door olievervuiling in de Nigerdelta. De kansen op succes bij een dergelijk proces zijn echter flinterdun. De Europese of Internationale wet- en regelgeving zou daartoe scherper moeten zijn, zo stelde het AIV. Het lijkt ijdele hoop te verwachten dat Nederland daar het voortouw bij zal nemen. De Fair, Green & Global Alliance signaleert juist dat regels voor internationale investeringen en handel in Nederland verdwijnen. Zo is een bedrijf gevestigd in een ordner beter beschermd dan bewoners van een conflictgebied.

Geschreven voor Sargasso

English version slightly different and open ended.

dinsdag 9 juli 2013

Troubles in the Desert; Mauritania as arms exports destination

Mauritania can hardly be called a hot spot for international arms traders. Although its military expenditure - almost 4 percent of Gross Domestic Product (GDP) - is a real burden for the desert country, in absolute figures the 116 (2009) million US dollars is less than e.g. the costs of one Dutch offshore patrol vessel. Much of it has to be used for salaries and buildings. Mauritania is the kid on the arms bazaar.


The small military budget is hardly a surprise when you look at the economic situation of the country in general. Mauritania is most of all a vast territory of desert, with two cities on the coast and some smaller villages inland. It is primarily known by its iron ore mines in the east (Zouerate) and its rich fishing grounds, its bird migration area's, its dependence on food donations and its black slave labor.

In Mauritania, about 20% of the population lives on less than US$ 1.25 per day. The Gross Domestic Product (GDP) is € 3.2 billion (about half of the annual Dutch spending on Defence) and results in € 888 per capita. Mauritania is among the poorest countries in the world.

However, the miserable economic situation did not prevent the Mauritanian government to shop at the Paris Air Show, where arms producers exhibit their gear. According to Jane's Defence Weekly (26/06/13), Mauritania signed a contract in Paris with Augusta/Westland, for the purchase of an undisclosed number of so called AW-109 Power helicopters. It was not the first big military acquisition of recent years. In 2009, Mauritania was seen by France as an important country to fight Al-Qaeda in the Islamic Maghreb (AQIM) and so arms transfers began. This French vision was revealed from a secret cable(11/01/2010) by the US embassy in Paris. In the Mauritanian capital Noackchot it was decided to actively cooperate with the Africa Command of the US (AFRICOM). Mauritania was even home country for the most important international special forces exercise, Flintlock, in 2013.

France is by far the most important source of Mauritanian arms. Of the European sales worth € 47 million, (2001-2011) almost sixty percent or € 27 million is sold by Paris. SIPRI mentions huge Chinese sales earlier this century valued € 18.3 million. This included a patrol craft and two 2 French helicopters of the Panther Z-9 type, build by the Chinese firm HarbinAircraft Manufacturing Corporation (Hafei), on a license obtained from Eurocopter. Other major deliverances came from Poland (tanks 2002), Brasil (trainer aircraft, 2012). France also exported five trainer aircraft and tanks (or armoured vehicles) in 2010-2012.

About half of all of the deliveries took place in the last three years. The political situation in the region is the major drive behind it. SIPRI states the five French trainer aircraft are sold because of the struggle against AQIM. Jeremy Binnie, the Weekly's Africa and Middle East correspondent, states: “In recent years Mauritania has been developing its ability to counter threats spilling over from neighbouring Mali by acquiring light attack aircraft in the form of four Embraer EMB- 312 Tucanos - which were transferred from France between 2010 and 2011 – and an undisclosed number of new EMB-314 Super Tucanos, the first of which was handed over in October 2012.”

The sales to Mauritania started because of the contra guerilla operations against AQIM in the Mauritanian desert around 2009, but were beefed up since chaos broke out in neighbouring Mali last year. As such the civil war in Libya, the resulting destruction of the balance of powerin Mali in favour of the Tuaregs, and the reaction on the loose of control by a coup d'etat in Bamako, the Malinese capital, opened a new front for arms deals. The civil war in Libya leaves its traces also in Mauritania. These arms transfers can grow as long as oilfields off the coast in Mauritania are delivering.

Written by with the support Fonds Vredesprojecten




zaterdag 6 juli 2013

Linked by oil company Jubilant Energy; Dutch tax and Indian conflict

This month the well informed Jane's Intelligence Review published the article 'Path to prosperity; Insurgency stifles development in northeast India'. It is the result of a survey by the Country Risk Analysis and Forecasting Team (CRAFT) of IHS, the publisher of Jane's. In the article we are informed that: “Starved of energy resources, the Indian government granted exploration rights to a Dutch oil company, Jubilant Energy, for two oil blocks in Manipur in September and November 2010. With Manipur estimated to have deposits of around five trillion cubic feet of oil, further contracts are likely to be agreed in the near future.”


Manipur is a provice in the north east of India is suffering from internal conflict and a high level of insurgency activity by armed opposition. There is widespread opposition against oil drilling activities in the region, amongst others because the exploitation is against government promises for grass roots economic development in the region.

CRAFT spells out the motives behind those protests: “Most importantly, the oil exploration activities are widely perceived in Manipur as ignorant of local ownership structures, which has the potential to exacerbate the competing claims over territory. There are now significant civil society movements against these oil exploration activities, while several non-state armed groups have issued statements on the issue. For example, the KNA [local armed group: Kuki National Army, MB] declared on 28 January that it would oppose oil exploration activities in the Tamenglong and Churachandpur districts, which it claims are part of its ancestral land.”

The internet is loaded with articles complaining about the drilling in Manipur. E.g. the Committee on the Protection of Natural Resources in Manipur urged the state government to respect the wishes and sentiments of indigenous peoples against oil exploration and also to respect their rights over their land, natural resources and allow them to determine their own future.

It is interesting that oil company Jubilant Energy is based in Amsterdam. So far, Dutch involvement is unknown in The Netherlands. No wonder; Jubilant Energy is based at on the Orlyplein 10 in Amsterdam, an address which houses over three hundred companies. In fact, these companies head quarters are not much more than mail boxes. Often there is no personnel whatsoever; it is only an administrative establishment, based in Amsterdam because of the corporation-friendly Dutch tax climate, which enables companies to evade taxes in the countries where they actually operate. A method widely published during the past months. According to the chamber of commerce of Amsterdam, Jubilant Energy has three entities in one building on Orlyplein 10: Jubilant Energy International B.V., Jubilant Energy (Holding) B.V., and Jubilant Energy N.V.

For an oil company, Jubilant is small. Between March 2012 and March 2013 it had a sales volume of seven hundred thousand barrels, revenues were a moderate € 13.8 million. The company mainly operates in India and Australia, although its website shows only the mailbox contact address in the Netherlands. Juridically at least, Jane's Intelligence Review is right in calling it a Dutch company. This raises the question if the Netherlands has any control over its activities in conflict ridden Manipur. Makes being a tax haven the Netherlands ethical or juridical responsible for Jubilant Energy's activities?

Martin Broek
reseacher on military affairs and arms trade related issues Dutch version

woensdag 3 juli 2013

Gerommel in de woestijn; Mauritanië koopt wapens

Mauritanië kan moeilijk een hotspot voor internationale wapenhandelaren genoemd worden. De militaire uitgaven zijn weliswaar bijna vier procent van het Bruto Nationaal Product (BNP) en dus een forse aanslag op het budget van het woestijnland. In absolute cijfers is de 116 miljoen Amerikaanse dollars (2009) minder dan Nederland uit heeft gegeven voor de nieuwste grote patrouille schepen. Een groot deel van dat budget gaat bovendien naar weddes en gebouwen. Mauretanië is het kind op de wapenmarkt.

De kleine defensiebegroting kan nauwelijks verbazen als je kijkt naar de economische situatie van het land. Mauritanië is vooral een groot stuk woestijn met twee steden aan de kust en een paar kleinere dorpen landinwaarts. Het is vooral bekend vanwege de ijzerertsmijnen in het oosten (Zouerate), rijke visgronden, wedlands voor overwinterende vogels, en de afhankelijkheid van voedseldonaties en nog steeds voorkomende slavernij.

In Mauritanië leeft ongeveer een vijfde van de bevolking van minder dan $ 1,25 per dag. Het BNP is € 3,2 miljard (ongeveer de helft van wat Nederland alleen al aan het leger spendeert) en komt neer op een gemiddelde van € 888 per inwoner. Mauritanië behoort kortom tot de armste landen in de wereld.

Deze miserabele toestand weerhield de Mauretaanse overheid er niet om op de Paris Air Show van juni jl. Wapens te kopen. Volgens Jane's Defence Weekly (26/06/13) ondertekende Mauritanië een contract in Parijs met Augusta/Westland voor de aanschaf van een niet bekend gemaakt aantal zo genoemde  AW-109 Power helicopters. Het was niet de eerste grote militaire aankoop die recentelijk werd gedaan. In 2009 werd Mauritanië door Frankrijk gezien als een belangrijk land in de strijd tegen Al Qa'ida in de Islamitische Maghreb (AQIM) en wapenleveranties volgden. De Franse visie werd duidelijk uit een geheime telex (11/01/2010) van de VS ambassade in Paris. In Nouakchott, de Mauritaanse hoofdstad, werd besloten om actief samen te gaan werken met het Afrika Commando van de VS (AFRICOM). Mauritanië was zelfs het gastland voor de belangrijkste internationale speciale troepen oefening, Flintlock, in 2013.

Frankrijk is met ruime voorsprong de belangrijkste bron voor Mauretaanse wapens. Van de Europese verkopen ter waarde van € 47 miljoen miljoen in de periode 2001-2011, kwam bijna zestig procent of € 27 miljoen uit Frankrijk. Het Stockholm International Peace Research Institute (SIPRI)  noemt grote Chinese verkopen in het begin van deze eeuw ter waarde van € 18.3 miljion. Hierbij waren patrouille schepen en twee Franse helikopters van het Panther Z-9 type, die worden gebouwd door het het Chinese bedrijf HarbinAircraft Manufacturing Corporation (Hafei). Dat gebeurt op basis van een licentie van Eurocopter. Andere belangrijke leveranciers zijn Polen (tanks in 2002), Brazilië (trainings vliegtuigen, 2012). Franrijk leverde ook nog vijf trainings vliegtuigen en tanks of pantser voertuigen in 2010-2012.

Ongeveer de helft van alle levereingen vonden plaats in afgelopen drie jaar. De politieke situatie in de regio is de belangrijkste reden daarvoor. SIPRI stelt dat de vijf Franse trainings vliegtuigen werden verkocht vanwege de strijd tegen AQIM. Jeremy Binnie, de Weekly's correspondent voor Afrika en het Midden-Oosten, schrijft: “In de afgelopen jaren heeft Mauritanië zijn mogelijkheden ontwikkeld om dreigingen die komen uit buurland Mali te bestrijden door lichte aanvalsvliegtugen aan te schaffen in de vorm van vier Embraer EMB- 312 Tucanos – die werden overgdragen vanuit Frankrijk tussen 2010 en 2011 – en een niet bekend gemaakt aantal nieuwe EMB-314 Super Tucanos, waarvan de eerste werd geleverd in oktober 2012.”


De verkopen aan Mauritanië begonnen in 2009 vanwege de contra-guerilla operaties tegen AQIM in the Mauritaanse woestijn. Ze werden versterkt toen de chaos in buurland Mali vorig jaar begon. Vanuit dat gezichtspunt zijn de burgeroorlog in burgeroorlog in Libië, de volgende ineenstorting van de machtsbalans in Mali in het voordeel van de Tuaregs, en de reactie op het verliezen van de controle op grote delen van Mali door een staatsgreep in Bamako, de Malinese hoofdstad, openede een nieuw front voor wapenverkopen. De oorlog in Libië laat ook zijn sporen na in Mauretanië. Deze leveringen kunnen groeien zolang de olievelden voor de kust van Mauretanie opbrengsten hebben.

Onderzoek ondersteund door Fonds Vredesprojecten en ook geplaatst op Konfrontatie




zaterdag 22 juni 2013

Grondstoffenroof

Het leegplunderen van Afrika is niet iets van van vandaag en gisteren. Raf Custers heeft de afgelopen decennia daarvan beschreven, waarbij de nadruk wordt gelegd op de ontwikkelingen in Congo.

Half juni berichtten de media over de fusie tussen de twee Canadese uranium mijnbouwmaatschappijen Mega Uranium en RockgateCapital Corporation. In de zijlijn van het nieuws was even aandacht voor de optie die Rockgate heeft in Zuidwest Mali. Het bedrijf bezit het volledige recht op drie gebieden met een enorme oppervlakte van 225 km² welke uranium, zilver en koper bevatten. Een studie naar de mogelijkheden zal eind 2013 afgerond zijn.

Ik heb net het boek Grondstoffenjagers van Raf Custers uit en vraag me daardoor meteen af hoe de contracten eruit zien. Wat houdt Mali er aan over, behalve vervuiling en een leeggeroofd gebied? Zou er gebruik kunnen worden gemaakt van de voordelige regeling in Mali, waarbij mijnbouwbedrijven de eerste vijf jaar zijn vrijgesteld van belastingen waardoor een premie kan worden gezet op het binnen een paar jaar leeghalen van een mijn?

Schaarste

'Luxe vreetmaterialen', zo noemt Custers de grondstoffen die worden toegepast. Zo bevat een auto een zestigtal uiteenlopende materialen, de meeste van minerale oorsprong. Als ik even over mijn bureau heen kijk in mijn kamer zie ik koper, zink en aluminium. Welke materialen mijn computer en telefoon bevatten, weet ik niet eens. Zo'n telefoon is bovendien een wegwerpproduct, maar ook daar vallen grondstoffen uit te halen.

Recyclebedrijven brengen in verhouding meer edele metalen voort dan goud- of platinamijnen: per ton ruw erts tref je in de mijnen 5 gram goud aan, maar een ton schakelborden van pc's bevat al gauw 200 tot 250 gram. Een ton telefoons levert zelfs 300 tot 350 gram goud op. Een ton autokatalysatoren bevat 2 kg platina. Recyclebedrijven zien er niet voor niets heil in deze waardevolle stoffen eruit te halen.

De vraag naar mineralen neemt steeds meer toe. Volgens Custers is het de olie van de toekomst. Mogelijk. Al deel ik niet zijn optimisme dat olieproducten minder gevraagd zullen worden en mineralen die positie overnemen. Wel wordt de toegang tot minerale grondstoffen steeds belangrijker. Volgens Custers bezet Afrika een sleutelpositie in de mondiale grondstoffenstroom.

Het is om die reden dat Africom, het Amerikaanse militaire commando, zich in Afrika steeds verder uitbreidt. Gek genoeg wordt dit commando maar één keer vermeld in het boek van ruim 250 pagina's. De auteur richt zich vooral op de duistere wegen van de mijnbouw zelf, niet op de harde hand die de onzichtbare hand van de 'vrije' markt kan bijsturen indien 'nodig'.

On the road

Custers reisde juni 2008 vanuit Italië naar Tanger in Marokko. Hij bezocht er protesterende lokale vissers die hun gronden leeggevist zien, maar te maken hebben gekregen met de harde hand van de Marokkaanse koning als ze voor hun rechten opkomen. De vissers willen een stuk van de opbrengst terugkrijgen, 'maar zo zit economie en politiek niet in elkaar. Als het volk niet op tafel slaat, heeft het niet veel te zeggen', doceert Custers een oude les. Hij schudt ze uit de losse pols per dozijn het boek in.

Custers trok vervolgens zuidelijker, naar de haven waar het Marokkaanse fosfaat het land verlaat. Het wingebied, de Westelijke Sahara – in 1974 omschreven als het rijkste gebied van Noordwest Afrika – blijft dor, evenals grote delen van Marokko. De mineralen bezorgen andere landen een bloeiende landbouw. De vraag naar biomassa stuwde de vraag en prijs van fosfaat op. Marokko breidt de winning daarom uit. Het heeft een grote Franse lening gekregen en werkt samen met het Amerikaanse bedrijf Bunge aan een kunstmestfabriek, voor de export.

In Mali ontmoette hij allereerst stakende mijnwerkers uit de goudmijnen van Morila. Ze werken lange dagen maar hun premies worden hen onthouden. Morila wordt beheerd door Société Anonyme Morila, dat onderdeel uitmaakt van de Franse bouwgroep Bouygues. Eenvoudig zijn eigendomsverhoudingen nooit, ook hier niet. SA Morila is voor 40 procent in handen van twee mijnbouwondernemingen uit Zuid-Afrika, Randgold en AngloGold. Mali is voor 20 prcent eigenaar.

Het ontrafelen van bedrijfsstructuren is een constante in het boek. Dat is noodzakelijk voor het begrijpbaar maken van de verbanden en achtergronden van de grondstoffenroof. Randgold begon met een concessie en verkocht vervolgens de helft voor 100 miljoen euro aan AngloGold. Een makkelijk verdiende winst van 100 miljoen. De Malinese staat is de zwakke schakel in de keten van goudwinning. Dat blijkt o.a. uit de verzuchting van de minister van Financiën in 2008 in het parlement: "Alleen de mijnbouw firma's weten hoeveel goud ze produceren."

Mali zette eind jaren '90 in op grootschalige goudmijnbouw om de exportsector van het land te versterken. Afspraken over arbeidsrechten en het voorkomen van milieuvervuiling werden gemakshalve vergeten. De onteigening van lokale bewoners werd niet geregeld. Hoe met kinderarbeid om te gaan? Geen woord. AngloGold heeft wel een cyanide-verdrag ondertekend, maar Randgold, mede-eigenaar van de mijn, niet. Zo zijn er altijd mazen te vinden als er geen scherpe wetgeving bestaat, zeker in zwakke staten.

Custers vindt dat er meer aan kleinschalige traditionele mijnbouw gedaan moet worden. Dat kan genoeg opleveren aan goud voor toepassingen waar het moeilijk kan worden vervangen. Hebben we meer goud nodig, dan kan beter de voorraad van de Nederlandse Bank worden omgesmolten. De Malinese stakers waren in 2008 hun geloof in de overheid verloren. De minister nam het tijdens hun strijd op voor de investeerders en niet voor de stakers. 'Het reizend goudcircus keert Mali langzaam de rug toe', constateert Custers.

Congo

In Lulingu (Oost-Congo) bezocht hij een project waar de lokale bewoners 1.300 dollar samen hadden gebracht om de oude waterkrachtcentrale te kunnen repareren. Het zal best een fors bedrag zijn geweest, maar tussen de miljardencontracten die de pagina's vullen is het zeer bescheiden.

'Congo schuift op, van een land in oorlog maar een land in opbouw'. Met deze woorden begint Custers het deel over over Congo. Die hoopvolle grond spoelt onder je voeten vandaan als het gaat over de Canadese goudmijnbouwonderneming Banro die de concessies voor dertig jaar gewoonweg eigendommen noemt en met arrogantie stelt dat ze ook eindeloos zullen zijn, want ze zijn opnieuw verlengd.

Er werken bij Banro geen lokale bewoners, het bedrijf bouwt een energiecentrale alleen voor zichzelf. De lokale arbeidskrachten die er zijn, werken in de beveiliging en verdienen tien maal minder dan de buitenlanders. Custers: 'De opbrengsten vloeien naar investeerders in het verre buitenland, die hier nooit een voet aan de grond zullen zetten. 'Banrostan' is een eiland van welstand, in een zee van onderontwikkeling.'

In 2007 licht de Congolese staat Banro door. Het bedrijf houdt even haar hart vast, maar komt er goed vanaf met een minimale compensatie. Congo kan rekenen op 4 procent van de netto winst en Banro zal een royalty van 1 procent op de goudopbrengsten betalen. Ook andere bedrijven krijgen met een doorrekening te maken. De regering van Congo bekijkt zestig eerder afgesloten mijnbouwcontracten waarbij ze zich afvraagt of ze er zelf voordeel van heeft.

Vanaf april 2007 worden de contracten verdeeld in drie categorieën: A = goed, B = heronderhandelbaar en C = annuleren. De laatste groep telt 22 contracten. Categorie B is goed voor de rest, 38 contracten. Geen enkel contract wordt goed bevonden. De herwaardering begint nadat zelfs de Wereldbank vast heeft gesteld dat Congo zijn reserves op een dusdanige manier verspeelt dat het niet redelijk meer is. Het onderzoek levert Congo meteen al 307 miljoen dollar aan achterstallige betalingen op.

Maar de hardste noten moeten dan nog gekraakt worden. Custers beschrijft die strijd tot in detail. Het gaat om de Canadese firma First Quantum Minerals (FQM) en het Zweeds-Amerikaans-Congolese Vennootschap Tenke Fungurume Mining (TFM). Beide bedrijven zijn bezit van partijen uit onder andere Zuid-Afrika, de VS en Canada. Zelfs de Wereldbank heeft een aandeel van 7½ procent in FQM.

TFM heeft Belgische directeurs in dienst. Congo overspeelt zijn hand bij deze herwaardering. TFM is meer dan een mijnbouwonderneming: 'Wie Tenke Fungurume controleert, heeft een hefboom met directe invloed op de kopermarkt.' De bedrijven vechten terug – volgens de FinancialTimes in het geval van TFM met steun van de Amerikaanse overheid. Congo gaat akkoord met een zwak aftreksel van wat het oorspronkelijk vroeg. De westerse greep op de grondstoffen is nog steeds stevig.

China

Het duurt lang voordat China wordt genoemd. In de media lijkt het welhaast alsof het Aziatische continent inmiddels de enige speler is op de Afrikaanse grondstoffenmarkt. Bij Custers lijkt pagina's lang het tegenovergestelde het geval. Dat de grootmacht in grondstoffen geïnteresseerd is, ontkent de schrijver overigens niet. China blijkt de grootste koper van aluminium ter wereld, 41 procent van de totale vraag in 2010, aldus Custers in een hoofdstuk over aluminiumsmelterij in Zuid-Afrika.

Custers ziet juist de voordelen van de new kid in town: 'De opkomst van de Chinese draak maakt het oude Europa radeloos en het jonge Afrika assertief.' China rooft geen grondstoffen, ze betaalt ervoor, sluit contracten af en versterkt zodoende de positie van Afrika. De doorrekening in 2007 is er een voorbeeld van. De auteur heeft ook kritiek: 'Duurzaam beheer van grondstoffen is niet China's grootste talent.' Mijn gedachten gaan uit naar het Chinese optreden in andere landen, maar visies op zijn kop zetten is een goed ontwikkeld talent van de schrijver.

China heeft – weinig duurzaam – tot voor kort zijn eigen grondstoffen verkocht. 'De VS lieten hun eigen reserves liggen en importeerden in 1999-2000 al 90 procent van de zeldzame aardmineralen rechtstreeks of onrechtstreeks vanuit China', zo haalt Custers het mineralen jaarboek 2010 van de U.S. Geological Survey aan. In 2006 stelde China exportquota in waarna je de poppen aan het dansen had. De prijzen stegen en de EU en VS stapten met een klacht naar de Wereld Handels Organisatie (WHO).

China heeft ook Congo weten te vinden. Beide landen tekenden in september 2007 een protocol voor economische samenwerking. Het gaat hierbij allereerst om de aanleg van infrastructurele projecten die door Congo worden bepaald. Deze worden betaald met een deel van de opbrengsten die een Chinees-Congolees bedrijf haalt uit mijnbouw op een viertal consessies. De winsten worden na  afbetaling verdeeld na ratio van investeringen. Een derde daarvan gaat naar Congo, twee derde naar China.

Custers fileert het protocol en de opvolgers ervan. Ze zien er op het eerste gezicht lucratiever uit dan de overeenkomsten die ik eerder in het boek tegenkwam met Canadese en Amerikaanse mijnbouwgiganten. Het protocol komt niettemin onder internationaal vuur te liggen. Het gevolg is dat de investeringen in de infrastructuur gehalveerd zullen worden. Tegelijkertijd is ook sprake van een versterking van de Congolese situatie. 'Hebben de Chinese ondernemingen Congo gerold?', zo tempert Custers zijn eigen enthousiasme voor de Chinese inbreng lichtelijk. De vraag is nog niet gesteld of hij masseert hem meteen weer weg.

Kritiek op boycot

Het slot van Grondstoffenjagers staat in het teken van kritiek op de boycot van Congolese mineralen, omdat de opbrengsten ten goede komen aan de oorlogsvoering. Custers maakt duidelijk dat deze boycot zeker niet alleen door ethische motieven ingegeven is. 'Ethische prietpraat', zo omschrijft hij het. Bedrijven zoals de Canadese firma Commerce Resources Corporation hebben zelfs baat bij de boycot. Ze kunnen zich zo een groter deel van de markt verwerven en door het geringere aanbod liggen de prijzen hoger.

Custers schuwt het niet om heilige huisjes omver te trekken. Belangrijker voor hem is dat de boycot Congo zelf in de problemen brengt. Custers houdt van het land, dat merk je in dit deel van boek het sterkst. Niet van het land dat ogenschijnlijk wordt bestuurd door warlords, ook niet van het land dat een strategisch belang heeft, maar van het Congo van de mensen. Hij ziet dat westerse bemoeienis, en vooral Amerikaanse, het land meer kwaad doet dan goed. "Willen ze soms dat mensen zich aan gaan sluiten bij een militie?", vraagt John Kanyoni, een jurist in de mijnbouwsector, zich af.

Niet alleen banen verdwijnen, maar ook de middelen om de overheid en het land op orde te krijgen. Congo heeft bijvoorbeeld een programma voor stabilisering en reconstructie in oorlogsgebieden (STAREC). Dat programma kon zich verheugen in bijvoorbeeld de steun van de observatiemissie van de Verenigde Naties (MONUC). En dan biedt het land ook nog plaats aan de Internationale Conferentie van Landen van de Grote Meren-regio (ICGLR) waarbij elf landen zijn aangesloten.

Juni dit jaar kwam de ICGLR in Kampala bijeen om een oplossing te zoeken voor de rebellen van M23 die actief waren in Oost-Congo. De bijeenkomst werd gesteund door EU en VN. Custers: 'ICGLR-landen vullen hun concepten nuchter in, zonder het hysterische gekrijs van Enough. […] Een concreet project is om een Independent Mineral Chain Auditor (IMCA) op te richten. Een supranationale 'inspecteur-generaal' die in opdracht van de elf lidstaten naar de mijnen en de commercialisering van mineralen zou kijken.'

Enough is een NGO die onder andere door John Pendergast is opgezet. Pendergast is gepokt en gemazeld in de Afrikaanse politiek van de Democratische Partij van de Verenigde Staten. Hij adviseerde eerder de presidenten Clinton en Obama en minister van Buitenlandse Zaken Hillary Clinton. Enough zette zich in voor een boycot van de mineralen van Congo. 'Met succes', stelt Custers, 'want tegen Congo's export van mineralen is een feitelijk embargo ingesteld. Humanitair? Tienduizenden mijnwerkers zijn de dupe.'

De doelstelling van Enough is het losweken van Oost-Congo uit handen van de centrale overheid en het veiligstellen van de minerale bodemschatten voor het westen, meent Custers. Alles wat Pendergast en zijn Enough doen en denken kan op zijn minachting rekenen. In plaats van gebalanceerde journalistiek bedrijft hij hier propaganda.

Uitverkoop

Grondstoffenroof is het thema van het boek. Custers schrijft in dienst van de minder bedeelden en zet mechanismen uiteen die hun belang in de weg staan, vanuit het gezichtspunt van de mijnbouw. Het boek is rijk aan feiten en materialen. Custers laat doorgaans die feiten voor zichzelf spreken.

Maar ook zijn visie: 'De [wereld]bank hoort in arme landen voor ontwikkeling te zorgen. Maar duwt beslissingen door die juist het tegengestelde resultaat hebben. Dat gebeurde ook toen, met een nieuw plan voor de mijnsector. In 1992 publiceerde de Wereldbank namelijk een strategie voor de sector van mijnen in Afrika. […] de echte boodschap was dat de staat moest opkrassen.' Die privatisering leidde in het toenmalige Zaïre tot een uitverkoop, waarbij rijkdom verdween in de zakken van president Mobutu en zijn generaals, maar vooral toch ook in de zakken van de buitenlandse ondernemingen.

Af en toe betrekt Custers zonder bewijs stellingen die bedrijven in diskrediet brengen. Het mag voor de hand liggen dat ze mazen in de wet zoeken en zo voordelig mogelijk hun mineralen exporteren door slinkse trucs toe te passen, bijvoorbeeld door onkosten te overschatten en opbrengsten te onderschatten. (p. 149) Als je dit niet aan kunt tonen, dan kan je het beter niet opschrijven. Ook zonder die suggestie kan je duidelijk maken dat bedrijven die royalty's moeten betalen op gedolven mineralen, gecontroleerd moeten worden.

Het leegplunderen van Afrika is niet iets vanvan vandaag en gisteren. Het proces is al ruim een eeuw aan de gang. Custers heeft de afgelopen decennia daarvan beschreven, waarbij de nadruk wordt gelegd op de ontwikkelingen binnen Congo. Mijnbouwondernemingen uit de hele wereld proberen een slaatje te slaan uit de rijkdommen van het continent. Dat de Afrikanen delen in de natuurlijke rijkdom van hun land blijft intussen een toekomstdroom, stelt Custers al bij aanvang van het boek.

Maar wie neemt de concessies van de nieuwe Canadese uraniumreus Rockgate in Zuidwest Mali onder de loep?

Martin Broek

titel Grondstoffenjagers
auteur Raf Custers
uitgever EPO, 2013 isbn=9789491297427
uitgave paperback (15 x 22,5 cm) - 264p.
isbn 9789491297427
prijs € 21.50

Geschreven voor Ravage-webzine

dinsdag 18 juni 2013

Van halteren metaal; Schieten op indiase wapenbeurs


FutureArtillery India 2013 begint morgen in New Dheli. De wapenbeurs duurt tot overmorgen. Hij is bedoeld is om geschut aan het Indiase leger te laten zien. Dat kan dan zijn keuze maken.

Van de ruim vijftig aanwezige bedrijven komt er maar een uit Nederland: Van Halteren Metaal. Je moet iets dieper de wondere wereld van de defensie-industrie induiken om een reden te kunmen bedenken. Maar ook dan is het niet duidelijk wat India zal gaan kopen. Laat staan of dit strookt met het Nederlandse wapenexportbeleid. Lichte artillerie wordt ingezet bij binnenlandse conflicten en die zijn er nog steeds legio (zie bijvoorbeeld deze kaart).

drie maal defensie

Van Halteren duikt regelmatig op in militaire kringen en is al een goede bekende sinds de jaren negentig toen de bekende vredesactivist Kees Koning er in de nacht van 5 op 6 mei 1994, binnedrong. Het bedrijf is actief op gebieden zoals: de fabricage van gespecialiseerde wielen voor militaire voertuigen; het maken van artillerie simulatoren; en de productie en assemblage van onderdelen van pantservoertuigen, geschut en tanks. Bij  simulatoren ligt de nadruk op: diverse types Howitzer. Deze worden gebruikt om defensiepersoneel te trainen in het laden, richten en schieten van de Howitzers,” zo meldt het tijdschrift Metaalmagazine 
 in 2007.

israël

In 2002 schreef ik over leveringen van het bedrijf aan Israël: “De bemanning van de M-109 houwitsers, die ingezet worden in Israël, is opgeleid in een Nederlandse simulator van Van Halteren Metaal in Bunschoten (10% van de Nederlandse leveringen stond in verband met deze houwitser trainer). Van Halteren leverde tevens voor 318.000 euro aan wielen voor gepantserde bulldozers.” Met die bulldozers werden palestijnse huizen en boomgaarden vernield. 

speciaal spoor

Van Halteren Metaal levert uiterst precies werk. Zo monteert het delen van een geschutkoepel, ook het deel waarin de loop wordt gemonteerd. Vooral dat laatste moet zeer precies gebeuren om afwijkingen tijdens het vuren te voorkomen. Het bedrijf werkt onder andere aan het CV-90 pantservoertuig van BAE Systems Hägglunds uit Zweden. Voor dat voertuig last, bewerkt en assembleert Van Halteren de geschutskoepels en plaatst ze op het chasis. Wielen voor het voertuig gaan eerst naar Zweden en komen later weer terug naar het bedrijf in Bunschoten. “Dit rijdend onderstel wordt vanaf het station in Amersfoort met een speciaal daarvoor aangeschafte trailer naar onze fabriek gereden,” zegt Gijs Koelewijn, technisch directeur van Van Halteren Metaal. Vervolgens wordt de koepel geplaatst.

PzH2000

Een van de grootste Nederlandse wapenaankoopblamages is vermoedelijk de aankoop van de Pantser Houwitser PzH2000 geweest. Een deel van de Duitse aankoop was nog niet uit het plastic toen hij al weer afgestoten werd. Het wapen is wel uitgebreid ingezet in Afghanistan om op grote afstand doelen te bestoken. (Zie bijvoorbeeld: De mannen van Pegaus; waar gebeurde verhalen: “Voor de zoveelste keer ondersteunen we de gevechten met de PzH en weten daarbij meerdere doelen uit te schakelen. Het is geweldig om de reacties te horen over de radio wanneer de granaten doel treffen. Hoewel de Australiërs uitermate gedisciplineerd te werk gaan kunnen ze niet voorkomen dat hun enthousiasme doorklinkt in hun berichten. Ook voor ons is het iedere keer een enorme moraalboost als we weer bedankt worden voor onze geweldige inzet.” (p. 143). 
Van Halteren bewerkte de koepels van de PzH2000. 

onderhoud

Van Halteren Metaal is lid van het zogenaamde Land Maintenance Initiative (LMI) dat de samenwerking tussen gespecialiseerde bedrijven en de landmacht wil verdiepen. Het doel is het materieel tegen zo laag mogelijke exploitatiekosten zo effectief mogelijk in zetten. Waarmee het ook zijn kennis op het gebied van onderhoudstechnieken uitbreidt.

Ben benieuwd of en wat India bij het bedrijf koopt.

vrijdag 7 juni 2013

Wapenlevering aan Indonesië geen probleem?

Afgelopen dinsdag stuurde de Regering een brief naar de Kamer waarin werd gemeld dat Nederland voor 345 miljoen euro onderdelen gaat leveren voor marineschepen die in Indonesië in elkaar worden gezet. Die schepen - een ontwerp van het bedrijf Damen - worden uitgerust met scheepkanonnen waarvoor het Italiaanse bedrijf Oto Melara met Nederlandse financiële steun nieuwe munitie ontwikkelde die geschikt is voor gebruik tegen landdoelen. De schepen kunnen daardoor ingezet worden bij de strijd tegen rebellen.

Photo document of Indonesian marines out of KRI
Teluk Semangka 512. (garudamiliter.blogspot.com)
Wapenleveranties worden getoetst aan de hand van criteria. In dit geval zijn de volgende ijkpunten relevant: mensenrechten (criterium 2), interne conflicten (criterium 3) en regionale stabiliteit (criterium 4). De regering meent in haar Kamerbrief dat de levering op al deze punten geen enkel risico oplevert, maar dat is zeer twijfelachtig. De informatie van de Regering lijkt vooral bedoeld om kritiek voor te zijn.

Mensenrechten

De situatie in Indonesië is sterk verbeterd in de afgelopen twintig jaar, daar zullen vriend en vijand het over eens zijn. Overigens was Nederland ook niet te beroerd om wapens te leveren toen Indonesië binnenslands nog wel zeer bloedig huis hield. (zie bijvoorbeeld hier) Maar Oost-Timor is inmiddels onafhankelijk, de spanningen in de Molukken zijn geluwd, in Aceh is de vrede weergekeerd en het militair regime van Soeharto sneuvelde en maakte plaats voor een meerpartijenstelsel. De Regering draaft echter wat door als ze zegt dat “Indonesië een stabiele democratie is met een vrije pers, een actief maatschappelijk middenveld en een hoge mate van tolerantie. De bescherming van mensenrechten is (grond-)wettelijk vastgelegd, naleving is een incidenteel punt van zorg.” Die schendingen zijn meer dan incidenteel. Human Rights Watch vat het als volgt samen:
However, Indonesia remains beset by serious rights problems. Violence and discrimination against religious minorities, particularly Ahmadiyah, Bahai, Christians, and Shia have deepened. Lack of accountability for abuses by police and military forces continues to affect the lives of residents in Papua and West Papua provinces."
Ieder jaar publiceert het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken een mensenrechtenrapport met een uitgebreid verslag van de situatie in Indonesië. Dit overheidsrapport schetst een nog minder rooskleurig beeld:
The suppression or abridgement of the rights of religious and ethnic minorities was a problem. The government applied treason and blasphemy laws to limit freedom of expression by peaceful independence advocates in the provinces of Papua, West Papua, and Maluku and by religious minority groups. Official corruption, including within the judiciary, was a major problem.
Other human rights problems included killings by security forces, abuse of prisoners and detainees, harsh prison conditions, trafficking in persons, child labor, and failure to enforce labor standards and worker rights. 
On some occasions the government punished officials who committed abuses, but judicial sentencing often was not commensurate with the severity of offenses, as was true in other types of crimes.
Het East Timor Action Network (ETAN), dat zich sinds jaar en dag met heel Indonesië bezighoudt, beargumenteert in een reactie op het rapport dat de schendingen nog wijder verspreid zijn dan het rapport aangeeft.

Interne conflicten

Volgens de regering
“blijven interne spanningen [in West Papua] bestaan en doen zich af en toe gewelddadige incidenten voor. Het gaat hierbij onder meer om activiteiten van veiligheidstroepen, al dan niet in reactie op acties van de gewapende afscheidingsbeweging OPM, tribaal geïnspireerde conflicten en geweld in de criminele sfeer. Het beleid van de Indonesische regering is in eerste instantie gericht op de sociaaleconomische ontwikkeling van Papua, en daarnaast worden ook stappen gezet om een dialoog te voeren met vertegenwoordigers van de inheemse bevolking.”
Nederland kiest er duidelijk voor de Indonesische regering in Jakarta bij te vallen en neemt de stroom aan kritiek op het Indonesische optreden in Papua nauwelijks serieus. De zinsnede 'reacties op acties' verhuld dat het om moord, marteling en straffeloosheid aan de kant van leger en veiligheidstroepen gaat. Amnestie International schrijft in haar jaarverslag 2013 bijvoorbeeld:
“Indonesian security forces, including police and military personnel, were accused of human rights violations in Papua. Torture and other ill-treatment, excessive use of force and firearms and possible unlawful killings were reported. In most cases, the perpetrators were not brought to justice and victims did not receive reparations”.
De Regering stelt in haar brief dat het niet voor de hand ligt dat marineschepen zullen bijdragen aan het toenemen van interne spanningen. Marinematerieel wordt volgens de regering niet ingezet bij interne onderdrukking. Daar valt echter veel op af te dingen. Op 3 september 2004 ging het radioprogramma Argos uitgebreid in op het punt van inzet van marineschepen in Indonesië, juist bij interne conflicten. Uit onderzoek bleek inzet in zowel Atjeh als Papua. In Papoea werd een zeer nare kwestie blootgelegd. Lijken van verminkte en vermoorde Papoea's werden in 1998 met marineschepen naar zee vervoerd en in zee gedumpt. De enige overlevende komt in de uitzending aan het woord.

Een nieuw argument om de export van marineschepen naar Indonesië strenger te beoordelen is de ontwikkeling van speciale munitie voor gebruik tegen landdoelen. Door Oto Melara, een bekend fabrikant van scheepsgeschut, is met een Nederlandse financiële bijdrage een nieuw type scheepsmunitie ontwikkelt voor scheepskanonnen van hetzelfde type en kaliber als op de Indonesische schepen komt. Die munitie maakt het mogelijk de kanonnen vanuit de kustwateren in te zetten tegen doelen op land. Kamerleden Van Bommel en Van Dijk (beide SP) stelden deze week Kamervragen over de nieuwe mogelijkheden van de schepen. Eén van vragen luid: “Deelt u de mening dat deze bewapening de fregatten geschikt maakt voor het bombarderen van landdoelen en dus ook eventueel rebellen die het Indonesische leger bestrijden?” Vervolgens vragen ze of dit niet strijdig is met de visie van de regering dat marineschepen niet ingezet kunnen worden bij dergelijke operaties. De antwoorden moeten nog komen, maar duidelijk is dat het leveren van wapens aan Indonesië een tikkeltje minder risicoloos is dan de regering aangeeft.

 Martin Broek

Publicaties o.a.:
Marineschepen naar Indonesië, Campagne tegen Wapenhandel, juli 2004.
- Redacteur Indonesia: Arms Trade to a military regime, (ENAAT) (Vertaald naar het Indonesisch, Frans (gedeeltelijk) en Nederlands), 1997.

Geschreven voor Sargasso