In hoeverre draagt het Nederlands
defensiebeleid bij aan vermindering van gewapende conflicten in de
wereld? Dat was de vraag op een bijeenkomst georganiseerd door het
Platform Duurzame en Solidaire Economie samen met WILPF, Kerk en
Vrede en Vrouwen voor Vrede over Economie en gewapende conflicten. Om
deze vraag te beantwoorden moeten eigenlijk eerst twee andere vragen
beantwoord worden, namelijk:
- wat is het Nederlands
defensiebeleid? en;
- hoe verminder je gewapende
conflicten in de wereld?
Defensiebeleid begint altijd met een
analyse van mogelijke dreigingen en komt dan met militaire
maatregelen daartegen. Eigenlijk is dat raar. Het zou logischer zijn
om niet alleen een dreigingsanalyse te maken, maar ook een analyse
van de oorzaken van die dreigingen. En dan de vraag te stellen welke
instrumenten je tegen die dreigingen moet inzetten. Er dreigen altijd
conflicten, conflicten zijn een vast onderdeel van een veranderende
wereld, maar ze hoeven niet tot geweld te leiden. Als je kijkt naar
de oorzaken van conflicten, en economische ongelijkheid en
milieudegradatie zijn daar belangrijke factoren bij, dan kun je heel
veel doen om geweld te voorkomen. Militaire middelen zijn zeker niet
altijd de meest aangewezen middelen daarvoor. Dat stelde ook Javier
Solana al in zijn EU defensiestrategie uit 2003. Maar conclusies
worden daaruit niet getrokken.
Misschien komt dat, omdat je met het
voorkomen van conflicten niet erg kan scoren. Het gebeurt vaak nogal
onzichtbaar. Het inzetten van militairen is veel daadkrachtiger, het
doet het heel goed in de media, daar houden politici van. De noodzaak
om publiek draagvlak te verkrijgen verhinderd soms de meest
effectieve oplossingen, dat is een ingewikkeld probleem van de
democratie. Voor publiek draagvlak wordt aan ons leger de meest
wonderbaarlijke mogelijkheden toegedicht.
Je zou bijvoorbeeld op grond van de
beeldvorming kunnen gaan geloven dat het defensiebeleid gericht op
de emancipatie van vrouwen. De troepen in Afghanistan zaten daar
zodat Afghaanse vrouwen weer over straat konden. En recent zei ook
Bert Koenders in een interview over Mali dat een meisje hem verteld
had hoe blij ze was dat ze weer naar school kon. De associatie wordt
voortdurend gelegd. Het helpt bij het krijgen van draagvlak voor de
krijgsmacht, maar het is natuurlijk onzin. Het zou ook een heel
inefficiënt gebruik van middelen zijn. Want er zitten heel veel
stappen tussen het sturen van commando's en gevechtshelikopters en
het leveren van meisjesonderwijs.
Maar wat is dan wel het doel van de
krijgsmacht? In 2008, wij waren toen als land volop bezig om ons
leger om te bouwen tot interventiemacht, werd het project
“Verkenningen” gestart. Een poging om te komen tot een breed
gedragen en wetenschappelijk onderbouwde visie op defensie: wat voor
mogelijke dreigingen zouden ons in de toekomst te wachten kunnen
staan en met welke middelen zouden we daarop willen reageren?
Het was een interessant en nuttig
project. Helaas werden de Verkenningen ingehaald door de economische
crisis. Het eindrapport is daardoor in feite een beetje
ondergeschoffeld. En dat is jammer, want in de Verkenningen werden
een paar fundamentele keuzes voorgelegd over de vraag welke militaire
rol wij als Nederland in de wereld wilden spelen.
De Verkenningen stelde op grond van
toekomstscenario's vier mogelijke krijgsmachttypes voor:
Ten eerste een krijgsmacht die gericht
is op
1) bescherming eigen en
bondgenootschappelijk grondgebied
Pure gebiedsbewaking. Daar heb je
andere wapens en organisatie voor nodig dan voor een krijgsmacht die
gericht is op
2) interventie, op wereldwijd militair
ingrijpen, de tweede optie in de Verkenningen.
Een derde optie is een krijgsmacht die
gericht is op
3) stabilisatie van gebieden.
Bijvoorbeeld een vredesoperatie.
Een vierde optie is een krijgsmacht die
4) van alles een beetje kan, Veelzijdig
Inzetbaar noemt men dat in de Verkenningen.
En omdat er geen serieuze discussie is
geweest, en de financiële kant van het beleid steeds
doorslaggevender werd, is er uiteindelijk in de praktijk gekozen voor
dat laatste: van alles een beetje kunnen. Van een kleine missie tot
een grote geweldsoperatie. Door niet te kiezen is gekozen voor
doorhobbelen op bestaande paden. Er is niet gekeken of onze
krijgsmacht, die in essentie nog is gebaseerd op Koude
Oorlogsscenario's, nog wel een geschikt middel is voor de huidige
veiligheidsrisico's in de wereld.
De Verkenningen liggen alweer een
aantal jaren achter ons en over het Nederlandse defensiebeleid is in
de Tweede Kamer gedebatteerd aan de hand van de nota van minister
Hennis met de veelzeggende titel “In het belang van Nederland”.
Met die titel is de vraag eigenlijk al beantwoord, want daarmee wordt
het doel van de krijgsmacht duidelijk ingeperkt. Er wordt niets
gezegd over het voorkomen van gewapende conflicten. Het woord vrede
wordt niet genoemd. Het gaat om het belang van Nederland. Daar kan je
het mee eens zijn of niet, maar dat is de keus die is gemaakt.
De speelruimte van de minister voor het
maken van eigen beleid is beperkt. De plannen moeten passen binnen
financiële kaders, ze moeten aansluiten bij de realiteit van de
bestaande krijgsmacht en de strategie van het bondgenootschap, de
NAVO, en als het even kan, moeten de plannen ook iets leuks opleveren
voor de Nederlandse defensie-industrie. Voor dat laatste hebben we
ook nog de Defensie Industrie Strategie en een bijzonder effectieve
lobby van grote bedrijven als Damen Shipyards, Thales en Stork. Je
ziet hun resultaten terug in de aankopen.
Ondanks de grootschalige
bezuinigingsoperaties waar we op dit moment in ztten moet de
krijgsmacht nog steeds alles kunnen, maar tegenwoordig op een koopje.
Sommige ijzervreters beweren dat al die bezuinigingen leiden tot een
leger dat niets meer voorstelt, maar dat is onzin. Een krijgsmacht
die alles een beetje wil kunnen heeft namelijk ook 'een beetje' de
mogelijkheid tot groots militair optreden, in het hoogste
geweldsspectrum. Die mogelijkheid hebben we onder meer onder meer met
onze Commando Luchtverdedigingsfregatten, zwaarbewapende
oorlogsschepen die vijandige raketten kunnen neerhalen. Topproducten
van onze eigen Nederlandse wapenindustrie, zeer aanbevolen voor
export. Ze passen in het Star Wars scenario, het raketschild, waar
Poetin zo boos over was dat hij een nieuwe bewapeningsronde heeft
ingezet. Een wapensysteem dat escalatie in de hand werkt. Op dit
moment worden die fregatten overigens ingezet ter bestrijding van
piratenbootjes.
Een ander wapen voor in het hoogste
geweldsspectrum is natuurlijk de JSF. Lucratief voor onze militaire
industrie maar natuurlijk vooral goed voor de banden met bondgenoot
Amerika en voor de instandhouding van de kernwapentaak. Dat er van
het Nederlandse leger niets overblijft door de bezuinigingen dus is
niet waar. Wij kunnen nog steeds heel fors geweld gebruiken.
Om te bezuinigen kiest minister Hennis
niet voor een ander soort krijgsmacht, zoals bijvoorbeeld op basis
van de Verkenningen had gekunt, maar ze kiest wel. De krijgsmacht
moet alles nog steeds kunnen, maar minder tegelijk en minder lang
achter elkaar. Dat de verlenging van de huidige Patriotmissie in
Turkije op capaciteitsgrenzen stuit, past precies in dit beleid.
Nederland wil een belangrijke defensiespeler blijven maar korter en
met minder missies tegelijk. Belangrijk wil de krijgsmacht ook
blijven door in te zetten op niche-capaciteiten, waar in
internationale verbanden, bv NAVO, EU, VN, behoefte aan is. Daarin
past bv ook de inzet van commando's in Mali. Het betreft hier
zwaarbewapende en zeer goed getrainde eenheden, waarmee we
internationaal behoorlijk meetellen qua geweldsinbreng. Of dat
gewapende conflicten helpt oplossen kun je je afvragen. De missie in
Mali kan misschien een aantal hele nare strijdgroepen uitschakelen,
maar de vraag is wat er verder wordt gedaan om iets aan de oorzaak
van het conflict te doen. Dat vraagt om veel ingewikkelder,
langduriger en minder zichtbaar optreden dan een flinke militaire
missie, maar het is uiteindelijk veel belangrijker. Hoe wordt het
budget verdeelt tussen militaire en civiele steun aan Mali?
Met de plannen 'In het belang van
Nederland' hobbelt ook minister Hennis door op de bestaande paden. Er
wordt nog altijd niet kritisch nagedacht over de rol van Nederland
bij het verminderen van gewapende conflicten. Het beleid van Defensie
maakt deel uit van een bredere Internationale Veiligheidsstrategie
van de regering, gepresenteerd door minister Timmermans van
Buitenlandse Zaken. Minister Timmermans is een groot voorstander van
een geïtegreerde veiligheidsbenadering. De Internationale
Veiligheidsstrategie is dan ook geschreven samen met Defensie,
Veiligheid & Justitie, Economische Zaken en Binnenlandse Zaken.
Zo'n brede blik op veiligheid zou een eerste stap kunnen zijn in de
richting van duurzamer oplossingen dan het sturen van militaire
missies.
Het doel van het internationale
veiligheidsstrategie is
1- de bescherming van het grondgebied
van Koninkrijk en Bondgenootschap,
2- de verdediging van de Nederlandse
economische belangen en
3- de bescherming van de internationale
rechtsorde.
Het doel is dus niet om gewapende
conflicten te voorkomen, zolang die conflicten geen directe
bedreiging vormen voor het belang van Nederland of de rechtsorde.
Maar zelfs als ze dat wel vormen, wordt heel weinig gedaan aan de
oorzaak van het conflict. We bestrijden de uitwassen van conflicten
met het sturen van militairen, maar we lossen weinig op.
Je ziet dat in de praktijk terug op
alle beleidsterreinen die bij deze Veiligheidsstrategie betrokken
moeten zijn. Van het wegbezuinigen van diplomaten, die een
bemiddelende rol zouden kunnen spelen bij conflicten, tot het laten
voortbestaan van Nederlandse brievenbusfirma's die
ontwikkelingslanden van belastinginkomsten beroven, die ze juist zo
nodig hebben om zich duurzaam en stabiel te ontwikkelen. Dan hoef je
nog niet eens ontwikkelingshulp te geven, je moet ze gewoon niet
leegplunderen. Van het niet veroordelen van illegale drone-aanvallen
op Pakistan, die leiden tot haat tegen het westen en die een inbreuk
zijn op internationaal recht, tot het ondersteunen van een
exportgerichte wapenindustrie, die de kans doet toenemen dat
conflicten gewapenderhand beslecht zullen worden.
Een zinvol veiligheidsbeleid moet niet
doorhobbelen op de bestaande paden. Het veiligheidsbeleid moet veel
meer gericht worden op preventie, waarbij verder gekeken moet worden
dan alleen de krijgsmacht. Dat wordt vaak geringschattend afgedaan
als soft power, maar het is een grote onderbenutte kracht. We kunnen
geld voor een op preventie gericht veiligheidsbeleid vrijmaken door
op de zwaarste wapensystemen af te schaffen, zoals de LC fregatten,
of niet aan te schaffen, zoals de JSF. Nederland hoeft niet mee te
kunnen doen aan een grote oorlog.
Wendela de Vries