dinsdag 24 november 2009

Cijfers bij een observatie

Op de site van het Transnational Institute in Amsterdam lees ik het verslag van een bezoek van twee medewerkers aan Kaboel in Afghanistan. Ze zijn daar om onderzoek te doen naar de ontwikkelingen op de opium markt.

Het artikel 'Security in Afghanistan - Business as usual?’ gaat vooral in op de vele veiligheidsvoorzieningen in de stad. Overal staan jonge mannen aan de poort en overal worden auto’s aangehouden. Hun harten en geesten worden er niet mee gewonnen. De chauffeur van de onderzoekers grapt: “Een ding dat een goed exportproduct voor ons land zou zijn, is beton voor roadblocks. Afghaanse bedrijven zijn experts in de maken ervan.”

Het deed mij denken aan een overzichtje uit de Engelse Times dat ik elders las, waarin vooral ingegaan wordt op de buitenlandse ondernemingen die hun voordeel doen met de situatie in Afghanistan.

90 is het minimale aantal civiele veiligheids bedrijven
(private security contractors, PSC’s) werkzaam in Afghanistan.
28.000 veiligheidsmedewerkers werken bij de PSC’s in Afghanistan. 43.750 handvuurwapens, geweren, automatische gewereren en raket
aangedreven granaatwerpers hebben zij in hun bezit dat is
3,5 wapen per persoon.
56% van de PSC’s zijn in buitenlandse handen, zoals die van de
Australië, Canada, Duitsland,Engeland, India Nederland, Nepal,
Pakistan, Turkije en VS.
6.000 waren in dienst van elk van de twee grootste Amerikaanse bedrijven,
Blackwater and DynCorp.
€ 336 gemiddelde dagelijkse loon voor de internationale medewerkers
van de PSC’s.
€ 11.444 maandloon voor top van de internationale medewerkers.
57 internationale PSC’s werkzaam in Afghanistan;
21 daarvan komen uit de VS,
17 komen uit Engeland. Bron: Swisspeace

In: Jeremy Page, ‘Security companies fall foul of gun controls,’ The Times, 11 februari 2008.

Al eerder schreef ik over de verkoop van oorlog en veiligheid aan de markt:
* “Capitalism Everywhere”
*Op zoek naar een baantje? Bel 040-80 80 007

woensdag 18 november 2009

China in de ruimte

‘De VS heeft China hard nodig in de wereld,’ zo lees ik op de site van het NOS Journaal in een artikel dat het bezoek van Obama aan het Rijk van Midden moet illustreren. Opvallend genoeg vergeet het journaal de meest na aan het Amerikaanse hart liggende reden te noemen. Chinees kapitaal zorgt ervoor dat de Amerikaanse economie kan blijven draaien, ondanks een enorme staatsschuld. Niet voor niets waarschuwde Beijing de Verenigde Staten herhaaldelijk dat het zich wat zorgvuldiger op moet gaan stellen bij het runnen van de economie. De handelsbalans tussen beide landen is nauwelijks nog een balans te noemen. Protectie is daarom niet verwonderlijk eveneens een hoofdonderwerp tijdens het bezoek van Obama. Beide landen zijn tegen bescherming van nationale economieën, zo dragen ze uit, desondanks staat het onderwerp hoog op de agenda.

De New York Times heeft het maandag over de vragen-en-antwoorden-sessie van de president met Chinese studenten in Shanghai. Het staat ergens in het midden van de hoofdpagina van de krant. Mensenrechten en de economische banden, met de nadruk op Samenwerking, zijn de hoofdonderwerpen. De in het Chinees vertaalde live stream van de bijeenkomst maakt het gemakkelijk voor iedereen die Engels of Chinees verstaat dit op te pikken. Je ziet het nieuws dan ook overal terug.

De People’s Daily Online pakt het groot aan. De hoofdbanner op de site luidt ‘Obama makes debut visit to China.’ Daar waar de Westerse pers over de mensenrechten situatie in China schrijft, noteert de Peoples Daily: “Op het moment dat hij de Verenigde Staten verliet voor zijn huidige trip naar Azië, zei president Obama, zoals door de pers werd gerapporteerd, dat het wil dat China zich gaat gedragen als ‘verantwoordelijke’ grootmacht. In feite wil China heel graag dat de Verenigde Staten een ‘verantwoordelijke’ supermacht is.” Ook dit artikel wordt na een lading kritiek afgesloten met woorden die hoop voor de toekomst uitstralen. Zeer gedragen woorden zelfs over gewoon en welbegrepen eigenbelang:

Het is echter nog maar twee weken gelden dat president Hu de gemoederen van een luchtmacht generaal Xu Qiliang moest temperen. Er zal een Chinese Muur van Staal in de blauwe lucht komen, zo stelde die. Hiermee nam de generaal afstand van de officiële Chinese lijn dat de ruimte gevrijwaard moet worden van wapens. Enige twijfel aan de hardheid van die lijn is nu zeker wel gerechtvaardigd.



In de Verenigde Staten zegt een Amerikaanse generaal begin november er vrijwel zeker van te zijn dat China snel bewapende satellieten in de ruimte zal plaatsen.* De reorganisatie van de Amerikaanse krijgsmacht, waardoor deze beter samen kan werken, is “niet gericht tegen China,” zo staat in het redactioneel van Defense News (9 november 2009) “maar tegen opkomende dreigingen, dat gezegd hebbende is China wel een goed voorbeeld om aan te geven waar de afschrikwekkende voordelen van grotere samenwerking zich bewijzen.”** China wordt een steeds belangrijker argument voor een torenhoge Pentagon begroting.



Zo tuimelen de Amerikaanse en Chinese generaals om elkaar heen naar boven. Achter de lachende gezichten van Hu en Obama gaat ook een ruimtewapenwedloop schuil. Een beetje beheersing van het Engels is voldoende om daarover een boel informatie te vinden. De termen ‘Weaponization of Space’ en ‘China’ gezocht in Google levert een hele lading rapporten, artikelen en zelfs films op over de grimmige kant van de Chinees-Amerikaanse relaties. Enkele voorbeelden:


  • Punching the U.S. Military’s “Soft Ribs”: China’s Antisatellite Weapon Test in Strategic Perspective – Ashley J. Tellis Carnegie Endowment for International Peace
  • Space Weaponization And Space Security: A Chinese Perspective Zhang Hui
  • Pax Americana and the Weaponization of Space, Denis Delestrac, Canada, France, 2009, color, HD, 85 min

 

Noten:

* 'SBIRS Delay, ISR Needs Dominate Omaha Space Symposium,' John T. Bennett, Defense News (web), 9 november 2009, p. 8.

** 'Editorial, U.S., military Jointness; time for air-sea battle concept,'  DefenseNews 9 november 2009, p. 28.

 

Geschreven voor www.konfrontatie.nl

zondag 18 oktober 2009

de lange arm van de VS


Het Nederlandse bedrijf Thermon Europe B.V. is onlangs een schikking aangegaan met de Amerikaanse Exportcontroledienst (BIS) in verband met de overtreding van de Amerikaanse exportwetgeving. Het bedrijf moet een kleine dertigduizend euro betalen en als het dat niet doet krijgt het een jaar lang geen exportvergunningen meer. De schikking betreft in totaal negen overtredingen. In alle gevallen gaat het om hitte zoekende apperatuur. Om welke apparatuur het precies gaat is niet duidelijk. Vier andere dochters van Thermon trof hetzelfde lot. In totaal gaat het om een schikking van 118 duizend euro voor de Thermon dochters in Engeland, India, Japan, Nederland en Zuid-Korea bij elkaar opgeteld.


In de periode oktober 2003 tot april 2004 werd door de Nederlandse vestiging zes keer een vrachtje naar Libië geëxporteerd. (zie tabel) In augustus 2005 gingen vervolgens twee zendingen naar Syrië. Daarna leverde Thermon nog een zending aan Iran. In een aantal gevallen verliep de export via  Nederland. Zowel voor leveringen aan Iran als Sysrië was het bedrijf door de Amerikaanse moeder van Thermon gewaarschuwd. De export controle organisatie schrijft in de schikking: “Thermon Europe handelde met voorkennis, omdat op 25 februari 2005 Thermon US een email stuurde naar zijn dochters, inclusief Thermon Europe waarin stond: “producten gemaakt door Thermon US mogen niet worden verkocht naar de tien landen die op de sanctielijst van de VS staan.” De email noemde Syrië [en Iran zo wordt elders geciteerd, MB] als een van die 10 landen waaraan geen Thermon producten mochten worden verkocht.”


Met een snelle zoektocht op het internet kon ik geen enkele Nederlandse publicatie over deze zaak vinden. Ook geen antwoord op de vraag of Thermon met de leveringen de Nederlandse exportwetgeving heeft overtreden. Het is in ieder geval wel een duidelijk voorbeeld van de actieve inzet van de lange machtige armen van de Amerikaanse overheid als het er om gaat de sancties tegen landen te handhaven, ook als het gaat om buitenlandse bedrijven. De controle op de export van strategische goederen is in de VS beter geregeld dan in Nederland. Nederland weigert de handel en wandel van bedrijven die onder jurisdictie van bondgenoten staan te controleren. Dat bleek ook weer tijdens het laatste wapenexportdebat in de Tweede Kamer van dinsdag 7 oktober.


Je moet daarbij wel beseffen dat deze controle in dienst van het Amerikaanse buitenlandse beleid staat. Automatisch meegaan met de Amerikaanse veroordeling van dit bedrijf kan zijn doel wel eens voorbijschieten. Veel van de goederen die de VS onderwerpt aan een embargo zijn noodzakelijk voor civiele toepassingen. De onderstaande overtredingen vallen allemaal onder de classificatie EAR99, een verzamel begrip voor exporten die naar vrijwel alle landen zijn toegestaan en op vrijwel alle geëxporteerde goederen van toepassing. Door het zeer strikt handhaven van de sancties is het voor landen vrijwel onmogelijk die technologie in te kopen. De strafmaatregelen treffen daarmee de hele economie en de opbouw daarvan. Dat betekent dat uiteindelijk ook de mensen in die landen de dupe zijn. Echter de Amerikaanse sanctiepolitiek betreft ook gevaarlijke strategische goederen. Je kan daarom ook niet in absolute termen tegen de sancties zijn, maar moet ze stuk voor stuk in hun eigen context beoordelen.










































































Datum Vervoer Bestemming  

Classificering
Inkooporder

Nr./type
Verkoop
waarde in US$
28 okt. 2003 LibiëEAR99 TFE308529.537,60
28 okt. 2003 Libië EAR99 TU18330/EX05001829.434,08
5 dec. 2003LibiëEAR99TFE3121 2.538,52
3 feb. 2004LibiëEAR99TFE31824.751,91
27 feb. 2004 LibiëEAR99TU18330/EX0500187.915,08
19 april 2004LibiëEAR99TU18330/EX05001828.543,98
10 aug. 2005 Syrië EAR99UK 051977(1) 25.112,46
25 aug. 2005Syrië EAR99UK 051977(2)Onbekend
4 jan. 2006IranEAR9910002596247.665,80

zondag 11 oktober 2009

Wapendwedloop Noord-Afrika

Het Italiaanse Ficantieri mag Algerije vier moderne fregatten verkopen. Waarnemers vermoeden dat de levering een waarde kan hebben oplopend tot 7,9 miljard euro. In Italië is het net als in Nederland zo dat hoge militairen worden ingeschakeld om de klant te fêteren.

De doorslag gaf een gesprek tussen de Algerijnse president Bouteflika en zijn Italiaanse collega Berlusconi op het verjaardagsfeestje van Gaddafi’s 40-jarig jubileum als president. Daar is beklonken dat Ficantieri net als het Franse DCN, Britis Aerospace Systems en ThyssenKrupp mag meedingen naar de verkoop van deze dure schepen aan het land waar 92 procent van de bevolking geen middelbaar onderwijs heeft en een derde onder de armoede grens leeft.

Het persbureau UPI legt een verband tussen de Algerijnse aankoop van nieuwe fregatten en de aankopen van buurland Marokko – “van oudsher Algerije’s Noord-Afrikaanse tegenstander”. Allereerst door er op te wijzen dat Marokko en Algerije in de clinch liggen over de illegale bezetting van de Westelijke Sahara. Ten tweede door een eerdere Algerijnse wapendeal met Rusland van grote omvang (3,9 miljard euro) te memoreren. Ook door de Marokaanse wapenaankopen te noemen, zoals 24 Amerikaanse F-16’s.

Rabat koopt bovendien in Frankrijk een fregat. Maar daar blijft het niet bij. “In 2008 gaf Marokko een contract ter waarde van bijna 600 miljoen euro aan het Nederlandse Schelde marinebouw voor drie 2.300 ton fregatten inzetbar voor meerdere taken. De oorlogsschepen zullen worden gebouwd op de Vlissingse werf van het bedrijf (…), levering zal als gepland plaats vinden tussen zomer 2011 en zomer 2012.” UPI doet niet mee aan degraderen tot patrouilleschepen van deze vrij grote oorlogsschepen. Ze zijn onderdeel van een machtstrijd in de regio, dat valt niet te ontkennen.


Nederland wordt zo langzamerhand een flinke speller op de markt voor grote wapens. Daarbij gaat het niet alleen om tweedehands wapens. Ook nieuwe fregatten worden steeds vaker geëxporteerd. Daarmee levert Nederland ook een bijdrage aan wapenwedlopen tussen verschillende landen.

vrijdag 9 oktober 2009

Tweedehands wapens

Bij wapenhandel denkt menigeen aan mannen met donkere zonnebrillen en zwarte BMW’s. In Nederland zit dat heel anders. Daar zijn de grootste wapenhandelaars ambtenaren op het ministerie van Defensie. De Nederlandse overheid is al sinds jaar en dag de belangrijkste wapenhandelaar van dit land. De Schelde en Thales vallen hierbij vergeleken in het niet.

Een ambtenaar van Economische Zaken op een vergadering van een belangen organisatie voor de defensie-industrie “relativeerde overigens de positie die Nederland volgens het Zweedse SIPRI inneemt op de internationale ranglijst van wapenexporteurs. De genoemde vijfde plaats is wat hem betreft vooral het gevolg van het doorverkopen van tweedehands materieel.” Dat is een vreemde uitspraak. De overheid is niet in de eerste plaats een wapenexporteur, maar wie handelt in wapens met buitenlandse klanten zou je zo toch een wapenexporteur moeten noemen. Het zal wel kinnesinne zijn dat niet Economische Zaken maar Defensie hier de eerste viool speelt.

De overheid als wapenhandelaar heeft een voordeel; alles is uitermate overzichtelijk opgeschreven. Zodat je precies weet wat ze in de aanbieding heeft. Daarmee zijn de Kamerstukken ook verkoopfolders voor potentiële klanten.

Veel staat in het Materieelprojectenoverzicht (MPO) dat jaarlijks wordt gemaakt. Op prinsjesdag verscheen de versie voor 2009. Op pagina 106 en verder staan de wapens die voor afstoting in aanmerking komen met foto, relevante Kamerstukken en alles wat je wilt weten in een oogopslag op een pagina. Nou ja net niet alles. Het zou handig zijn als van verkochte wapens ook de opbrengst werd genoemd.

Wil je een beknopter beeld van de kraam met wapens die Nederland in de verkoop heeft? Dan is pagina 88 van de Defensiebegroting een uitkomst. Ook al zo’n prinsjesdag stuk. Een half A-4 met daarop alle typen en aantallen vliegtuigen, tanks, houwitzers, pantservoertuigen die in de verkoop zijn. Ook de net aangekochte pantserhouwitzers staan er al weer op.

Het wordt nu opletten wie die wapens gaat kopen, vooral de Fokker vliegtuigen (2 militaire vrachtvliegtuigen en twee maritieme patrouille vliegtuigen) kunnen zomaar verdwenen zijn, omdat de baas van de wapenfirma aan Het Plein in ’s Gravenhage er met zo min mogelijk gedonder en tegen de hoogste prijs van af wil. Zo gingen in het verleden ook al zogenaamde niet-strategische wapens naar de vreemdste plaatsen.

Op dinsdag 6 oktober komt de wapenhandel aan de orde in de Tweede Kamer. Ik ben benieuwd of deze verkoopfolders ook aan bod zullen komen. Anders kan het altijd nog bij het debat over de Defensiebegroting in november meegenomen worden, maar daar is het aanbod aan onderwerpen om de degens met de bewindslieden over te kruisen vermoedelijk al tamelijk groot. Het blijft een vreemde zaak dat de overheid wapenhandelaar en tegelijkertijd controleur van de wapenhandel is. Dat is twee handen op een buik.

zondag 20 september 2009

Bezuinigingen op Defensie door Rood

De broekriem aanhalen, de hand op de knip, een zuinige overheid, met zijn allen verantwoordelijkheid nemen etc etc. Dat was deze week de belangrijkste boodschap. “Jaja,” dacht ik, “zal wel en bij Defensie zeker lekker doorgaan met uitgeven.” Maar nee, ook Defensie is onder het hakblok van Bos doorgeweest. Het ministerie moet in 2010 € 65 miljoen inleveren op een begroting van € 8.460,9 miljoen. (Vorig jaar werd voor het jaar 2010 € 8.347,9 miljoen voorzien.) Dat is een bezuiniging van driekwart procent, voorwaar geen flinke aderlating. Maar dat had ik ook niet verwacht. U/jij wel?

Wat de drie linkse partijen in de Kamer erover te zeggen hebben? Daar was ik ook benieuwd naar. Allereeerst de standpunten uit de verkiezingsprogramma's of tussentijdse heroriëntatie.

De PvdA wil gelden verschuiven van materieel naar personeel. bron Ze hadden dit al bedacht voordat Obama hetzelfde deed. Verder: “Ach de PvdA,” zegt mijn schoonvader altijd als het gaat over defensiebeleid van de partij, “hun standpunt tijdens de politionele acties, de oorlog in Indonesië, zegt genoeg.”

De SP met haar forse tegenstand tegen interventies in Kosovo, Irak en Afghanistan wilde in haar verkiezingsprogramma een bezuiniging van 2 ½ miljard over de gehele regeerperiode (dat is dus ruim 600 miljoen per jaar in 2006 euro’s). De SP was drie jaar geleden nog tegen de NAVO. Nu nog tegen de NAVO-politiek, waarmee de organisatie zelf buiten schot blijft. Een harde opstelling is ingeruild voor pragmatisme. Waar niets mis mee hoeft te zijn.

Bij GroenLinks, van oudsher de partij waar antimilitaristen onderdak zochten, stond in het verkiezingsprogramma: “Bij Defensie wordt bespaard door integratie/betere samenwerking van de krijgsmachtonderdelen, extra verkoop van onroerend goed en beperking van de defensietaken, stopzetten JSF.” Dat moest 700 miljoen opbrengen, een kleine 200 miljoen per jaar. Nog niet zo lang geleden wees deze partij de hele Defensiebegroting af.

De tegenbegrotingen:

De SP: Defensie kan in 2010 extra bezuinigen door extra reducties in vooral materieel. Nederland kan toe met minder marineschepen (fregatten, onderzeeërs etc), minder materieel voor de landmacht (tanks, pantserhouwitsers), en minder F16’s (€ 300 mln.).

Bij GroenLinks: Deelname aan het JSF project wordt beëindigd. Ook bezuinigen we binnen Defensie op nieuw wapentuig. Dit bespaart in totaal 300 miljoen.

De PvdA heeft als coalitiepartij geen tegenbegroting. We moeten het met In dienst van Nederland, in dienst van de wereld doen.

Conclusies


De conclusie is dat de standpunten van SP en GroenLinks elkaar nauwelijks ontlopen. De SP wil wapens afschaffen, wapens die met name worden genoemd.GroenLinks wil minder investeren in nieuwe wapens. Maar hoeveel minder is niet helemaal duidelijk. Als de JSF ingeruild wordt voor een langere levensduur F-16 of een goedkoper vliegtuig, dan hebben deze partijen hun bezuiniging al (bijna) geheel binnengehaald.

Opvallend is dat de SP gekelderd is van bezuinigen ter grote van 625 miljoen naar 300 miljoen. Dat is meer dan een halvering ten opzichte van waarmee het in 2006 naar de kiezer ging. GroenLinks is gestegen van 175 naar 300 miljoen euro.

De verschuiving van de SP is moeilijk verklaarbaar, zeker aangezien de partij door zijn bijdrage aan de zorg en gezinnen de kosten van de overheid 2 miljard groter maakt dan het Kabinet. Mogelijk speelt ook hier de wens om pragmatisch te zijn. Buitenlands- en defensiebeleid zijn bij uitstek gebieden om dit te laten zien. Van pragmatisch naar verwatering blijkt een kleine stap.

Eigenlijk is een bezuiniging van 3,7% op een Defensiebegroting van beide partijen nogal minnetjes.

dinsdag 15 september 2009

JSF: parlement met een kluitje in het riet

De Tweede Kamer kent zo zijn vaste rites. Niets tegen rites overigens, ze geven vastigheid in een chaotische wereld. Een van die rites is het sturen van brieven (soms met een aangehecht rapport) naar de Tweede Kamer. Parlementsleden mogen daar dan via de griffie vragen over stellen.

Meestal zijn die vragen niet het meest spetterende deel van de werkzaamheden, maar hooguit de opmaat tot een debat. Slechts een enkele keer zijn ze nieuws, zoals rond de Nederlandse militaire betrokkenheid bij Irak. Deze week staan Feitelijke Vragen over een JSF-geluidsoverlastonderzoek op de agenda.

Het is niet zo slim om er aandacht aan te besteden in een column die fris en fruitig geschreven moet zijn; bij stoffigheid haken de lezers immers af. Blijven ze wel hangen dan zijn ze al geïnteresseerd en daarmee niet degenen die ik zoek. Zij kunnen gelijk door naar de laatste twee alinea’s.

De brief en het rapport zijn saai. Laat ik daarover eerlijk zijn. Bovendien waar gaat het helemaal om? Ten eerste over geluidsbelasting voor de direct omwonende van de vliegbasis Leeuwarden en Volkel. De rest van Nederland zal het wel merken. Ten tweede over de Niemeskant-variant. Dat laatste is een norm waarbij nieuwbouw mogelijk is binnen als acceptabel vastgestelde geluidsnormen. Het is geen spetterde tekst dus. Dat lijkt bijna opzet. Het woord ‘toename’ zocht ik tevergeefs. Het woord ‘geluidsoverlast’ komt niet voor, laat staan ‘takke herrie’. De conclusie is saai en laat alleen zien dat er met de JSF minder gevlogen kan worden dan met de F-16 binnen dezelfde geluidsnormen.

Waarom staat er nergens in ronde woorden, dat de JSF vier maal zoveel geluid produceert dan de F-16. Dat het kortom een geluidsmonster is. Dat haal ik wel uit een levendig geschreven artikel ( F-35: Ik ben gevechtsvliegtuig, hoor me brullen) op een Amerikaanse militaire site. Die 4 x F-16 zegt me tenminste iets. Dan weet ik wat me op Vleiland te wachten staat.

Een van de vragen die de defensiewoordvoerders indienen luidt waarschijnlijk: “Is al bekend wat de constatering dat het noodzakelijk is dat de huidige middelen voor handhaving van de geluidsbelasting, voorafgaand aan de eventuele invoering van de F-35, gemodificeerd moeten worden voor kosten met zich mee zal brengen?” Kosten daar draait het immers om. Je zou ook nog kunnen vragen welk buitenland de niet binnen de normen vallende vliegoefeningen wil hebben. De luchtmacht wil die gaan exporteren. Wat dat dan weer kost en of er al afspraken in die richting zijn.

Als domper op het doorworstelen van het rapport komt dan: “De resultaten zijn geldig zolang de uitgangspunten die gehanteerd zijn voor de berekeningen niet wijzigen.” Menig belegger weet wat deze formulering betekent. Alsof het niet genoeg is, voegen de onderzoekers daar nog aan toe: “De gebruikte uitgangspunten voor geluidsbelasting berekeningen zijn gebaseerd op een moment opname. Door voortschrijdend inzicht is het mogelijk dat de uitgangspunten voor de berekeningen wijzigen. Indien dit plaatsvindt, dienen nieuwe berekeningen te worden uitgevoerd om de geluidsbelasting te bepalen.” Daarmee zijn de antwoorden op de vragen ook al grotendeels beantwoord.

Zo houd je jezelf lekker aan het werk als onderzoeker van het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium. Sterker nog dit bedrijf werkt al vanaf het begin aan de Joint Strike Fighter. Het zegt zelf: “the replacement project is of great importance to us.” . Belanghebbende zou je dan zeggen en daarom niet geschikt om het onderzoek uit te voeren. Eigenlijk is het van de gekke dat het Parlement zich met zo’n kluitje in het riet laat sturen. Je neemt daarmee je eigen werk niet serieus. Ze zouden over dit rapport helemaal geen vragen moeten stellen. Het aan de kant moeten slingeren en een onafhankelijk onderzoek moeten eisen.

Ze hebben toch wel iets beters te doen dan zich met een werkverschaffings-project van de militaire industrie bezig te houden. Verder alleen bedoeld om kritiek binnen de PvdA te verstommen. Ze zouden zich ook nog meer kunnen buigen over de geopolitieke gevolgen van de interventie in Afghanistan en de gezondheidsaspecten voor de betrokken militairen. De afkeer in Nederland over deze zinloze missie wordt steeds sterker. Hé wacht eens, had ik zelf niet beter een column kunnen schrijven over de rol van ons leger in Afghanistan.

Dat had ik moeten doen. Krachtige en duidelijke uitspraken kwamen gelukkig al van Wim van den Burg van de grootste Nederlandse militaire vakbond. Daar kan ik me mooi achter verschuilen. Maar ik had daarnaast nog kunnen schrijven over het feit dat het Nederlandse leger samenwerkt met het grootste huurlingenleger uit de geschiedenis. Of met een leger waar martelen niet strafbaar is. Een krijgsmacht die volgens Amnesty International een loopje neemt met de mensenrechten. Ja daarover had ik moeten schrijven en ik neuzel mee over decibellen. Hoewel, je zou er maar last van hebben.

zaterdag 12 september 2009

Defensie Industrie Strategie

Jawel, hij is er: een heuse Nederlandse ‘Defensie Industrie Strategie (DIS)’. Dat schreef ik al weer twee jaar geleden. Het is een document van omvang. Nederland loopt daarmee voorop in Europa en behoort ogenschijnlijk tot de grote defensie landen, die ook een dergelijk document publiceren. Niet alleen stuurt onze overheid troepen naar Zuid-Azië, om daar aan onze veiligheid hier te werken, maar ze gaat ook structuur brengen in de productie en verkoop van wapens.

Een leger zonder wapenindustrie, is als een mens aan een infuus, als het weggehaald wordt ben je verloren, zo spreekt uit het document. De DIS straalt ook realisme uit. Nederland zal niet op eigen houtje gaan opereren. Europese samenwerking wordt daarom herhaaldelijk genoemd, maar iedereen die kijkt naar de belangrijke wapenaankopen door de Nederlandse krijgsmacht zal dat niet al te serieus nemen. Een groot deel is immers van Amerikaanse makelij en dáár ligt dan ook een belangrijk deel van de samenwerking; de JSF is het meest in het oog springende voorbeeld.

Ik hoorde al verschillende mensen zeggen dat het DIS niet veel nieuws bevat. Het DIS is echter een bundeling van feiten, subsidiemogelijkheden, visies en propaganda binnen één kaft, waarbij Defensie het voortouw heeft, die moet leiden tot meer geld voor de wapenindustrie en een gerichter beleid, waarbij zoveel mogelijk problemen vakkundig weggewerkt zijn. Deze nieuwe tekst heeft de bedoeling dat aan een eigen Oranje-blanje-bleu wapenindustrie wordt gewerkt.

De stichting Nederlandse Industrie voor Defensie en Veiligheid (NIVD) kan in grote mate instemmen met het document. “De strategische visie van de overheid op de defensiegerelateerde industrie is gebaseerd op een goede analyse, bevat goede intenties, maar mist nog duidelijke invulling.” Die invulling zijn aanbestedingen en geld, dat blijkt ook wel uit dezelfde reactie: “De NIID pleit voor vervolgstappen in de vorm van concrete programma’s en projecten met bijbehorende financiële inspanningen.” De NIVD bundelt ruim 200 bedrijven die producten voor de militaire markt maken. De stichting is een directe gesprekpartner van de overheid.

Dat het DIS niet het zoveelste rapportje was, maar een serieus beleidsstuk blijkt er ook uit dat het nadrukkelijk terug komt in de belangrijkste documenten van het ministerie van Defensie van jaar 2007: ‘Wereldwijd Dienstbaar’, waarin Middelkoop, de visie van de regering op het gebied van de krijgsmacht uiteen zet en de Defensiebegroting. Beide bevatten ronkende teksten die uitdragen dat Nederland meedoet aan expeditionaire operaties wereldwijd in het hoge geweldspectrum. In dat kader moeten we ook de DIS zien. Ook de Defensiebegroting van 2009 bevat de DIS een aantal malen: “Verder worden in het kader van de Defensie Industrie Strategie maatregelen genomen met als doel bij te dragen aan de versterking van de internationale positie van de Nederlandse defensiegerelateerde industrie.”

Nog belangrijker is dat het NIDV vrijwel onmiddelijk zijn zin kreeg en dat in een viertal aanvullingen op de Strategie concrete maatregelen en te subsidiëren onderzoeksprojecten worden benoemd. “De in deze brief beschreven activiteiten op het gebied van de prioritaire technologiegebieden, het launching customership en de instandhouding van materieel kunnen worden gezien als een eerste aanzet voor de verdere uitwerking van de DIS. Deze uitwerking zal dan ook worden voortgezet,” heet het daarin zo mooi. Van de DIS zijn we voorlopig nog niet af.

Martin Broek


Bewerking van eerder artikel voor Vredesmagazine.

Bron: Defensie Industrie Strategie, augustus 2007, Ministerie van Defensie

zaterdag 5 september 2009

Passie voor Vrede


De NAVO viert dit jaar haar 60ste verjaardag. De heruitgevonden rol leidt tot nieuwe wereldwijde spanningen en werpt vele vragen op. Zorgt de VS-politiek voor tweespalt in de EU? Zijn we op weg naar een nieuwe Koude Oorlog met Rusland? Wat met opkomende machten als China?

door Martin Broek

West-Europa bezit nog steeds veel kernwapens. Ze werden hier tijdens de Koude Oorlog gestationeerd door de Fransen, de Britten en de Amerikanen. Ook in Nederland zijn er nog twintig te vinden. Bedoeld om de Russen buiten te houden, lijken ze inmiddels overbodig. Hoewel een groeiende groep deskundigen deze mening deelt, verdwijnen ze niet.

Sterker nog, de NAVO-generaals spelen met het idee ze in te zetten tegen schurkenstaten bij preventieve aanvallen. Ze blijven hier omdat 'de nucleaire macht het militaire overwicht [moet] garanderen en zo de economische en politieke dominantie van het Westen bestendigen', zo lezen we al op de tweede pagina van het boek Als de NAVO de passie preekt, geschreven door Ludo De Brabander en Georges Spriet.

Het is stevige taal die meteen duidelijk maakt waar de auteurs politiek staan. Ze zijn van een schijnbaar uitstervend ras van mensen die zich ronduit, doch wel onderbouwd, tegen de NAVO durven te keren. Een bondgenootschap voor de verdediging van Westerse belangen. Het boek is echter geen schotschrift of pamflet. Het is een studie die decennia lange activiteiten, publicaties, onderzoek en lezingen over de NAVO samenvat en organiseert.

Vrede versus defensie

Zowel De Brabander als Spriet zijn sinds jaar en dag medewerkers van de Gentse organisatie Vrede. Ze schreven een stevige pil van bijna driehonderd dichtbedrukte pagina's, inclusief bijlagen en index. Het begint met het bekende citaat van eerste secretaris-generaal van de NAVO, Lord Ismay, die stelt dat de NAVO werd opgericht to keep the Russians out, the Americans in and the Germans down.

Dat was zestig jaar geleden, vlak na de Tweede Wereldoorlog. Het was een keuze met negatieve consequenties, zoals de auteurs al meteen duidelijk maken. Het gaat bij de NAVO niet om een collectieve veiligheidsorganisatie, maar om een collectieve defensieorganisatie. Dat is een belangrijk verschil.

De auteurs omschrijven een collectief veiligheidssysteem als volgt: 'een veiligheidsregeling waarbinnen de betrokken staten hun veiligheid samen helpen garanderen ten aanzien van iedere bedreiging die kan uitgaan van een of meerdere staten die zich binnen dit veiligheidssysteem bevinden. (…) De ideale collectieve veiligheid is als het ware een pact tegen de oorlog, uitgaande van een universele benadering waarin veiligheid ondeelbaar is. In de traditie van collectieve veiligheid is het een belangrijke bekommernis om te vermijden dat er machtsrelaties in tegengestelde kampen zouden ontstaan, of dat er verdeeldheid zou worden gecreëerd ten aanzien van een of meerdere leden.'

Een defensieorganisatie, zoals de NAVO, heeft een enger doel: 'Het fundamentele uitgangspunt van een defensieorganisatie is niet de collectieve veiligheid bewaren, maar wel een gunstige, of minstens evenwichtige machtsbalans verwerven ten aanzien van haar tegenstander.'

Geheimhouding en propaganda

Je zou het boek kunnen samenvatten vanuit deze beide citaten. Defensieorganisaties zijn een gevaar voor de internationale vrede en leveren er geen bijdrage aan. Bovendien benaderen ze politieke, economische, sociale of ecologische problemen a-priori als militaire problemen. Is de organisatie sterk genoeg, dan zal ze al snel over gaan tot interventies elders in de wereld. Om die mogelijk te maken heb je meer en andere wapens nodig.

Wie daar garen bij spint is vanzelfsprekend de defensie-industrie die daarmee haar omzet en invloed weet te vergroten. Zo heeft Nederland sinds enige jaren een Defensie Industrie Strategie (DIS) die voorheen niet bestond.

Geheimhouding en propaganda zijn bovendien onlosmakelijk verbonden met militaire zaken. De auteurs benadrukken dat het mogelijk is dat de NAVO de Verenigde Naties ondermijnt, waardoor deze collectieve veiligheidsorganisatie wel eens zou kunnen bezwijken. Daarmee is de NAVO zelfs een bedreiging voor de collectieve veiligheid.

Wat volgt is een invuloefening van het bovenstaande schema om aan te geven dat de NAVO een barrière is geweest op weg naar een veilig Europa. Hiermee heeft het boek een duidelijke en goed te volgen structuur. Het is een tocht door de geschiedenis. Een tocht die begint voor de Tweede Wereldoorlog en loopt tot aan dit voorjaar.

Ze is verdeeld in verschillende etappes. De eerste loopt tot aan de ontbinding van het Warschau Pact. De tweede tot en met de interventie in Afghanistan (momenteel prioriteit nummer 1 voor de NAVO). Het deel over Afghanistan springt er wat mij betreft uit. Het is het beste hoofdstuk, actueel en informatief, puntig en spannend.

Gekleurd

De geschiedenislessen die de lezer krijgt over de motieven van Jozef Stalin om zich ten opzichte van het Westen te gedragen zoals hij deed, gaan nét niet over de top. Ze vervelen mij omdat we ze wel uitgelegd krijgen, maar nergens kritiek lezen op de daden van Stalin. Nou ja, nét niet.

Op pagina 64 lees ik dat Frankrijk kernwapens ontwikkelt, omdat Frankrijk er in 1954 niet in slaagde Moskou, maar ook Washington, ervan te overtuigen hun kernproeven in de openlucht te stoppen. Over de Chinese Afrika-politiek wordt ook niet veel meer gezegd dan: 'Die Chinese steun aan het regime in Khartoem heeft tot veel kritiek uit het Westen geleid.' Als het genoemd wordt, mag je toch ook een standpunt of uitleg van de auteurs verwachten?

Wat van mij zeker niet hoeft, is de parallel die wordt getrokken tussen de ideeën achter een humanitaire interventie en de retoriek van Hitler bij de inval van Tsjechië. Er zullen vast overeenkomstige gedachten zijn, maar er zijn ook verschillen en die moeten bij een vergelijking met nazi-Duitsland zwaarder wegen dan hier. Naar mijn mening ontsiert dit het boek.

Vogelvlucht

Los hiervan doet het boek me denken aan een studieboek van een hoogleraar geschiedenis en internationale relaties. Geschreven voor studenten die in een vogelvlucht door de NAVO-geschiedenis heen worden geleid. Afzet is gegarandeerd, want ieder jaar komt er weer een nieuwe groep die het boek op de lijst krijgt. Het hoeft daarom niet pakkend en prikkelend geschreven te zijn, als de feiten en meningen er maar leesbaar in staan.

Als de NAVO de passie preekt is een beetje saai geschreven. Mogelijk hoor ik ook niet tot de doelgroep. Als degelijke introductie is het geslaagd. Bovendien zijn sommige passages dermate helder en beknopt weergegeven dat ze een plezier zijn om te lezen. Zo is het knap de geostrategische ontwikkelingen rondom de conflicten in Afghanistan, Irak en met Iran in één alinea te beschrijven (p. 15). Het hele betoog kan samengevat worden onder het woord 'energieveiligheid'.

Om die energiecontrole (dat woord zou ik liever gebruiken) te vergroten en de afhankelijkheid van Rusland te verkleinen, wordt Iran geïsoleerd en de positie in Afghanistan en Irak versterkt. De civiel-militaire samenwerking moet 'de aanwezigheid van buitenlandse bezettingstroepen bij de bevolking verzachten.'

Toch vraag ik me af of hier geen scheuren te vinden zijn. Shell en Total sloten de afgelopen jaren miljardendeals met Rusland. Het lijkt me dan ook onlogisch indien deze bedrijven een agressieve politiek ten opzichte van Rusland zouden steunen. Daarover zou ik graag meer willen lezen. Bovendien zijn de civiel-militaire projecten niet alleen een doekje voor het bloeden. Ze zijn ook gericht op invloed en contacten in de samenleving van de oorlogsgebieden.

Een stukje verderop alweer zo'n mooie samenvatting. Dit keer gaat het om het Marshallplan en de NAVO in Europa: 'De VS zouden via het Marshallplan en vervolgens via het trans-Atlantisch Bondgenootschap verschillende doelstellingen tegelijk bereiken: de heropbouw van en eenmaking van Europa, de controle over Duitsland, het intomen van het communisme, de creatie van interessante afzetmarkten en de verankering van de VS op het oude continent.' Niet dat dit nieuw voor me is, maar in een Nederlandstalige publicatie ben ik het nog nooit zo volledig en beknopt tegengekomen.

Vredesburcht

De NAVO heeft nogal wat stormen doorstaan, waarbij een belangrijke wordt gezien in de periode na de val van de Muur. Het was een moment van ongekende politieke mogelijkheden, zowel ter verbetering als ten nadele van de internationale veiligheid. Frases en woorden als 'samenwerking met Oost-Europa', 'wapenvermindering', en 'vredesdivident' hingen in de lucht.

De NAVO veranderde in deze nieuwe politieke situatie in rap tempo van taak en opstelling. Het gaat bijvoorbeeld om de bijdrage aan de uitbreiding van de vrije markt ideologie naar Oost-Europa, de isolatie van Rusland, de reactie op zogenaamde nieuwe gevaren (milieu, raketten etc.) en de rol van politieagent in het Zuiden. Het komt allemaal uitgebreid aan de orde in het boek.

Zo wordt ook het minder bekende voorstel van de Warschaupact-landen om een 'nieuw volledig Europees veiligheidssysteem' op te zetten genoemd. Dit krijgt min of meer een vervolg in de Conferentie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (CVSE) die wordt versterkt en Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) gaat heten.

De collectieve veiligheidsorganisaties hebben het echter af moeten leggen tegen de politiek van de NAVO-landen. De auteurs beschrijven dit proces uitgebreid, waarbij een belangrijke rol is weggelegd voor de Noord-Atlantische Samenwerkingsraad (NACC), die ongeveer dezelfde taken kreeg als de zwakkere OVSE en deze in een hoek drong.

De Fransen wilden daarom – in de lijn der verwachtingen - de rol van deze NACC beperken tot een politieke, omdat ze zagen dat het een vehikel was voor een grotere Amerikaanse invloed in Europa en een concurrent voor de ontwikkeling van een Europese veiligheidsorganisatie. Hier hebben de Fransen het tegen de VS af moeten leggen.

Joegoslavië

Ook in Joegoslavië constateren de auteurs deze kwalijke rol van de Verenigde Staten. Ze citeren in dit kader een journalist van de New York Times: 'De VS verwierpen telkens weer, op systematische wijze, elke vredesregeling waarover de Europeanen probeerden te onderhandelen (…) Wat de VS zegden was dat het [plan] niet in de Verenigde Staten was gemaakt en ze er dus niets van moesten weten. Ik denk dat je zelfs kan stellen dat de Verenigde Staten herhaaldelijk de Europese en VN-onderhandelde plannen saboteerden.'

De rode lijn 'vrede versus defensie' komt in dit deel uitdrukkelijk naar voren, waarbij defensie de bovenliggende partij is. Niet in de laatste plaats ook door de opstelling van Duitsland. De rol van onze Oosterburen wordt enige malen belicht in het boek. Dit gebeurt vooral met betrekking tot de dubbele positie die het herenigd Duitsland inneemt richting Oost-Europa.

Aan de ene kant kan het prima uit de voeten met de politiek van de Europese Unie naar het achterland van de economische reus. 'Maar op cruciale momenten liepen de Duitse en Amerikaanse belangen ook parallel, omdat beide landen uit waren op een grote invloed ten oosten van de Verdragszone.' (p. 106)

Interventies

Over de verandering van de NAVO naar een organisatie gericht op interventies schrijven ze het volgende: 'Washington zou de NAVO dan ook vanaf 1991 transformeren in de richting van een interventiestrategie. Deze transformatie was ook een institutionele noodzaak, want zonder zo'n interventiestrategie zou de NAVO door het wegvallen van de tegenstander zinloos worden. Tegen het einde van de jaren '90 was dat transformatie proces voltooid.'

Zo neergezet lijkt her erop alsof er oekazes uit het Witte Huis kwamen die elders klakkeloos werden opgevolgd. Om de andere Europese landen zover te krijgen was het nodig dat die er het belang van inzagen. Voor wat betreft de Nederlandse situatie herinner ik me uit begin jaren '90 nog een stroom van ingezonden artikelen door schrijvende militairen, zoals Cees Homan en Kolonel ter Zee b.d. J.J. Vaessen. Zij pleitten allen voor een op interventies geschoeide krijgsmacht.

In de Defensienota van 1991 stond al te lezen dat de Luchtmobiele Brigade niet alleen bestemd is 'voor operaties in het kader van het mobiele contraconcentratiepunt; ook inzet in het kader van andere crisis is mogelijk.' Er was sprake van een eenheid die snel en flexibel 'kan worden ingezet bij elk soort conflict en in elk soort terrein.'

De omvorming van de Nederlandse krijgsmacht werd op poten gezet niet na maar vóór de val van de Muur. Bovendien is dit proces nog steeds gaande. Dat geldt voor Nederland, waar ingrijpende veranderingen binnen Defensie nog steeds niet afgerond zijn. Maar ook voor andere landen binnen de alliantie. Ieder jaar is de speelruimte daarvoor groter geworden.

Interne conflicten

Het boek is veel rijker aan informatie dan in een bespreking weergegeven kan worden. Naast die inhoud valt ook de opzet op. Die heeft een kader dat een kritische analyse mogelijk maakt. Na de (ontstaans)geschiedenis van de organisatie gaan het derde en vierde deel achtereenvolgens over interne strubbelingen binnen de NAVO en het blootleggen van de propaganda.

Heel vaak worden grote organisaties, zoals de NAVO, beschouwd als monolithische kolossen waar geen verstandig mens zich tegenaan bemoeit, omdat je er geen enkele invloed op kan uitoefenen. Vanuit die optiek is het goed om te zien dat lang niet alles koek en ei is binnen de NAVO. Er zijn zowel onderlinge spanningen in Europa over de te volgen koers, als spanningen op het 'Europees-Amerikaans grootmachtniveau, bijvoorbeeld in de militair-economische sfeer.'

Achtereenvolgens gaan De Brabander en Spriet in op de concurrentie tussen de Europese Unie en de NAVO, de NAVO en Rusland, het uitbreidingsdebat en de militarisering van de ruimte. Op al die gebieden halen ze meerdere voorbeelden van stroeve relaties aan. Of noemen niet van de grond komende plannen.

Jaap de Hoop Scheffer wordt geciteerd over de relaties tussen EU en NAVO: "de muren die zijn opgericht tussen beide organisaties [vormen] een echte handicap en eerlijk gezegd ze zijn soms surrealistisch." Met andere woorden, niet alle Europese landen willen zich uitleveren aan het transatlantische bondgenootschap. Daarover zijn de atlantici dus ontstemd, met De Hoop Scheffer als spreekbuis. Overigens laten ze ook niet na te wijzen op de agressieve militaire visie die de EU er op nahoudt.

Uitbreiding

Dat de uitbreiding naar het oosten Rusland ontstemt, is een grijs gedraaide plaat. Het nadeel is dat vrijwel niemand er meer naar luistert, maar opeens werden de gevolgen in al zijn bitterheid duidelijk nadat Rusland en Georgië met elkaar in oorlog raakten. De maat was vol voor Rusland dat zijn zelfbewustzijn terug heeft en het gewroet in zijn achtertuin meer dan zat is. Rusland paart dit optreden aan een krachtige positie naar het Westen door de controle over olie- en gasvoorraden.

Met enig leedvermaak beschrijven de auteurs het laatste deel van het uitbreidingsdebat. Hier is het niet alleen Griekenland dat de toetreding van Macedonië voorkomt, maar - veel verrassender - Duitsland, Frankrijk en Italië die dwarsliggen bij de toetreding van Georgië en de Oekraïne. Washington kreeg zijn zin niet en moest in het stof bijten.

Het debat over het raketschild is een constante aanleiding voor scherpe reacties uit Moskou. De Brabander en Spriet sluiten hun hoofdstuk over het raketschild af met de volgende alinea: 'Victoria Samson, een Amerikaanse onderzoekster van het Center for Defense Information, meent dat dit VS-rakettenschild in Europa een puur politieke zaak is. Het is een symbool van Amerikaanse militaire macht in Oost-Europa, een signaal tegenover Moskou. Dat kan de relaties tussen beide landen alleen maar verslechteren. En dat alle in de naam van wapens die niet functioneren tegenover een dreiging die niet bestaat.' Het project om Rusland te isoleren gaat gepaard met interne en externe conflicten.

Mythe

Het deel waarin de mythe bestreden wordt dat de NAVO een organisatie is die de hogere morele waarden verdedigt, begint met een hoofdstuk dat al uit vele pennen is gevloeid. Ik denk aan Fred van der Spek, aan Chomsky (die ook wordt genoemd) en nog een groot aantal schrijvers die al de misstanden eerder beschreven.

Wat mij betreft was het volgende voldoende geweest: 'De geschiedenis van de NAVO en haar lidstaten biedt ons weinig argumenten om te stellen dat het bondgenootschap de democratie en de mensenrechten hoog in het vaandel draagt. Een aantal landen was zelf allesbehalve het toonbeeld van een democratie.'

Mogelijk aangevuld met een paar korte voorbeelden. In plaats daarvan worden we pagina's lang meegenomen langs het Griekse kolonelsregime, het Turkije van de staatsgrepen en koloniale oorlogen die door NAVO-lidstaten werden uitgevochten. Lumumba en Allende komen voorbij, ook Pinochet en Thatcher. Dan verplaatsen we ons naar de Golfregio met zijn oorlogen en Palestina, dat door de Israëli's bezet wordt.

Deze passage van het boek is teveel een herhalingsles. De vragen die dit deel bij mij oproept: Waarom komt dit verhaal zo slecht over? Waarom slikt men bijvoorbeeld dat er bijna dagelijks over de Iraanse bom (die er nog niet is) wordt gejeremieerd en over de Israëlische kernwapens nauwelijks een voetnoot wordt geschreven? Hoe zou je dit kunnen veranderen?

De analyse van de wereld is niet voldoende. Waarom komt die analyse, een constatering van de feiten bijna, niet over en moet hij steeds herhaald worden? Is het dat Iran bestuurd wordt door onverantwoordelijke gekken en Israël door een regering die weliswaar de rechten van de Palestijnen schendt, maar dat doet in een gespannen situatie waar geen van beide vrijuit kan gaan? Is het dat Israël als klein en zielig wordt gezien in een zee van vijandschap? Of dat het uiteindelijk toch onder controle staat van Washington als het gaat om de inzet van kernwapens en Teheran niet?

Israël is niet zielig, maar een zwaar bewapende staat. De VS kan behoorlijk buiten het boekje van het internationaal recht gaan, zoals we allemaal weten, maar ons niet altijd realiseren. Internationaal recht moet gehandhaafd worden. Vijf landen mogen kernwapenarsenalen afbouwen, andere landen mogen deze wapens niet eens hebben. Die duidelijkheid – het recht - sneuvelt blijkbaar in de politieke arena. Dat wordt vervolgens geaccepteerd.

Iets meer beschouwingen over dit soort vraagstukken en mechanismen hadden het boek meer kracht gegeven. Het zou ook passen in een boek dat niet in de eerste plaats een intellectuele oefening in internationale relaties is, maar een zoektocht naar hoe de wereld te bekijken met een blik gericht op vrede.

Toekomst

Naast het heden is het ook de toekomst van de NAVO die me boeit. De vrees van de auteurs is dat er een globale alliantie gesmeed wordt die krachtdadig op zal treden in om het even welke uithoek van de wereld. De missie in Afghanistan is een vingeroefening en mag daarom niet mislukken. Obama heeft er gelijk 21.000 extra militairen heengezonden en meer wordt verwacht en gevraagd.

Uiteindelijk vrezen de auteurs het ontstaan van een Trans-Europees veiligheidssysteem dat zijn grenzen verlegd naar Centraal-Azië door middel van een uitgebreide NAVO. 'Door een vorm van coöperatie met China, Rusland en Japan kunnen deze geïncorporeerd worden. Europa kan onder de heerschappij van Washington, hierbij de hoeksteen vormen van het grote veiligheids- en samenwerkingssysteem', lees ik in dit verband.

Het is me net wat te snel door de bocht om China, Rusland en Japan in één adem te noemen. Japan, het vliegkampschip voor de Aziatische kust, krijgt steeds meer belang als bondgenoot van Washington. Het levert onder meer een bijdrage aan de ontwikkeling van hoogwaardige wapentechnologie en het raketschild.

De auteurs maken zelf ook wel onderscheid: 'De VS-politiek binnen en buiten de NAVO krijgt grotendeels gestalte langs de lijnen zoals die zijn uitgezet door Brzezinski [de nog steeds invloedrijke voormalig nationaal veiligheidsadviseur en schrijver van het boek 'The Grand Chessboard']. In Europa moet de VS aanwezigheid geconsolideerd blijven als bruggenhoofd voor Amerikaanse geostrategische en economische belangen. Rusland moet in de eerste plaats buitenspel gezet worden voor de Great Game in de olie- en gasrijke Centraal-Aziatische regio.' (p. 152-53)

De visie van Brzezinski is het uitgangspunt bij het toekomstbeeld waaraan de NAVO werkt en wat De Brabander en Spriet ontvouwen. Om de rol van China op het wereldwijde schaakbord wordt een beetje heengelopen alsof dit stuk niet meespeelt. Mij lijkt het overduidelijk dat de controle van China een factor is die ook bij de oorlog in Afghanistan een rol speelt.

China

Ik ben benieuwd naar de visie van de schrijver op dit gigantische land. Hoe zal China zich ontwikkelen? Een visie van de veiligheidsexpert Julian Lindley-French wordt opgevoerd. Lindley-French luidt de alarmbellen. Hij zegt dat de machtsbalans in de wereld gevaarlijk dreigt over te hellen naar China, waarvan drie dreigingen uitgaan. Hij noemt de investering in offensieve elektronische oorlogsvoering, de uitbreiding van de marinecapaciteit, met als doel de Amerikaanse marine uit de Japanse Zee te weren en het beschikken over wellicht drie keer hogere defensie-uitgaven dan verklaard.

Is dit retoriek voor een nieuwe Koude Oorlog? De opmaat voor een hardere lijn? Waarom worden die alarmbellen geluid en hoe sterk is de positie van hen die dat doen? Het zijn voor de hand liggende vragen die niet beantwoord worden. Mogelijk is het omdat de nadruk op de NAVO-verhoudingen met Rusland ligt. Misschien verklaart dat ook waarom de auteurs aan deze dreigingsanalyse niet het woordje 'nonsens' toevoegden.

Onlangs schreef Max Gasner, docent Aziatische talen aan de universiteit van Chicago over China: 'Zolang genoemde zijn materieel alleen van de Russen kan kopen, mogen we misschien sceptisch blijven voor wat betreft de consequenties [van de militaire opbouw]. Zelfs als de Chinese regering bezig zou zijn met de grootste uitbreiding van middelbaar onderwijs ooit ondernomen in de geschiedenis van de mensheid, dan nog zal een militair-industrieel complex, nodig om militair overwicht te verzekeren, het werk van decennia zijn: een Lockheed Martin of Boeing kunnen niet uit het niets oproepen worden in een land waar zelfs geen noemenswaardige luchtvaart industrie bestaat.' (New Left Review jul/aug 2009)

De militaire aandacht verschuift naar Azië. Het is jammer dat daar niet meer over geschreven is. De auteurs volgen de ontwikkelingen wel, blijkt uit andere publicaties.

Vrede

Het boek sluit af met een visie van Andreas Zumach, een veiligheidsanalist die regelmatig te horen is bij het VPRO-radioprogramma Argos. Hij stelt dat er een strategische multilaterale wereldorde volgens het principe van collectieve veiligheid zou moeten komen.

"De consequente verdere uitvoering van een coalitie van gewillige multilateralisten, die voor de globale uitdagingen op het collectieve systeem van de VN inzet, is het alternatief voor de gevaarlijke pogingen om een nieuwe, militair gedefinieerde multipolaire machtsbalans in te richten", aldus Zumach.

Gelukkig laat het boek ook zien dat deze positieve boodschap samen kan gaan met een keiharde kritiek. Kritiek op de NAVO en haar lidstaten die een collectief veiligheidssysteem in de weg zitten. Die scherpe visie maakt ook duidelijk dat veel overwonnen moet worden voordat een wereld die Zumach ons voorspiegelt, kans van slagen maakt.


Titel: Als de NAVO de passie preekt
Auteur: Ludo De Brabander en Gerorges Spriet
Pagina's: 312 (met register)
Uitgeverij: EPO, 2009
Prijs: € 20
ISBN: 9789064455100

Deze bespreking is geschreven voor ravagedigitaal

maandag 24 augustus 2009

Niet iedereen kan stenen gooien

In Niet iedereen kan stenen gooien beschrijft Arjan El Fassed zijn Palestina, waar familiegeschiedenis wordt vermengd met de geschiedenis van een land. Persoonlijke belevenissen krijgen een plaats temidden van de strijd van een volk. 'Ik heb mijn hart, mijn verstand en een rechtvaardig doel om voor te strijden.'

door Martin Broek

Arjan El Fassed is de zoon van een Palestijnse arbeidsmigrant en een Nederlandse moeder. Hij studeerde politicologie met het idee zijn kennis in te gaan zetten voor en in Palestina. In het boek Niet iedereen kan stenen gooien beschrijft hij een drietal bezoeken aan zijn vaderland. Het eerste bezoek aan Palestina betreft een familiebezoek met zijn vader. Het tweede is hiervan een verlengstuk; zijn vader vertrekt, hij blijft achter om in Palestina te gaan werken en belandt bij het Palestijns onderzoeks- en studiecentrum (CPRS). In 1998 keert hij naar Nederland terug om in 2001 opnieuw naar Palestina te reizen met zijn toekomstige vrouw.


Haytham, Bassam Shaka'a, de moeder van Arjan,
Hana en de vader van Arjan, Nablus, 1972

Gedurende het derde bezoek gaat hij werken voor een mensenrechtenorganisatie. In 2002 keert hij definitief terug in Nederland. Moe en op. Sinds die tijd ben ik Arjan herhaaldelijk tegengekomen. Een vrolijk inspirerend mens. Ik kan de woorden van zijn vriend Ala beamen als hij zegt: "Meestal geef jij mij energie en motivatie in slechte tijden." (p.217) Nederlandse Palestijn Hij beschrijft zijn Palestina, waar familiegeschiedenis wordt vermengd met de geschiedenis van een land. Persoonlijke belevenissen krijgen een plaats temidden van de strijd van een volk. Overdenkingen en heftige demonstraties wisselen elkaar af. Met het boek word je een deel van El Fasseds' leven ingezogen. Meteen bij aanvang stelt hij de vraag of dit het boek is van een Nederlander met een Palestijnse achtergrond of van een Palestijn die in Nederland is opgegroeid. Hij is een activist met een goede baan, een goede opleiding, een Nederlands voorkomen en met een Palestijnse naam, zo zie ik hem. Hij is iemand die over Vlaardingse ijzerkoekjes kan schrijven en
Palestijnse kanafeh. El Fassed is een van de vele Nederlanders die opgegroeide in de lage landen, maar een andere achtergrond heeft dan veel Nederlanders. Als je er niet bij stil zou staan, dan speelt dat niet Nederlandse deel van de identiteit geen rol. Ik vergeet zelfs dat die er is. In het boek is die andere kant, het vaderland, nadrukkelijk aanwezig. Er wordt ruimte gecreëerd voor iets wat er altijd is, maar vaak geen rol speelt of kan spelen in het leven in Nederland. Fassed vat het karakter van zijn Nederlands Palestijnse identiteit al in hoofdstuk twee van het boek samen: 'Het is alsof je ouder bent van een tweeling. Je houdt zielsveel van beide kinderen. Eén kind is echter ziek. Het is niet gezond. Je houdt niet meer of minder van het kind, maar je geeft het meer aandacht. Je luistert naar het kind. Je zoekt naar medicijnen, een goede dokter, een 'second opinion'. Je zoekt hulp en hoopt dat je erachter komt wat eraan scheelt en hoe je het kind kan genezen.' (p.19) Thuis zijn Daarnaast is er 'thuis'. Thuis is wat verloren is gegaan, de plek waarnaar je uiteindelijk wilt terugkeren, stelt Fassed. Maar hij stemt ook in met de definitie van de bekende Palestijnse dichter Mahmoud Darwish dat thuis je leven en je missie tezamen is. De essentie wie je bent. Die definitie kan voor iedereen gelden. Voor een blanke geseculariseerde man met gereformeerde opvoeding zoals ik. Voor mijn buurman, een oude zieke zwarte Amerikaanse drummer uit Chicago, voor de Marokkaanse bovenburen van de eerste en tweede generatie. Of de andere mensen op de trap waar ik woon, van Limburger tot Ghanees.


Arjans ouders met Haytham en Hanna in Nablus, 1972


Het thuis voelen van al deze mensen is anders dan mijn thuis. De Somalische die als vluchteling in Nederland een bestaan begint en wereldbekend of zo je wilt –berucht wordt. De Griek die PvdA-kamerlid werd. De Indonesiërs die op jonge leeftijd hier naartoe kwamen en nog steeds glimlachend hun plaatsje niet echt gevonden hebben. Al die mensen zijn Nederlands staatsburger, maar hun levens zijn een wereld van verschil. Niet het zoeken door een Nederlandse Palestijn naar zijn wortels en identiteit maakte op mij de meeste indruk, maar het kennismaken met het verhaal van iemand uit 'mijn' samenleving, dat zo anders is dan het mijne. Om Nederland en zijn bevolking te begrijpen moeten dergelijke verhalen gehoord en verteld worden. Dat kan niet vaak genoeg gebeuren. In die zin overstijgt het boek zijn eigen verhaal. De levens van ooms en tantes, van nichten en neven, en de opa en oma van Arjan zijn anders. Een deel van hun thuis zijn ligt in niet zomaar een land, maar in een land waar dagelijks hevige strijd plaats vindt. Een strijd die doorleefd wordt door iedere Palestijn, door het hele volk, maar door de blik te versmallen in de vorm van een familie wordt het persoonlijk en komt het anders aan. Samengebalde activiteiten September 1996 gaan Arjan en zijn vader op bezoek bij de familie in Nablus en Ramallah. Bij de controle op het vliegveld van Nablus zijn ze opeens geen Nederlanders meer, maar Palestijnen en moeten de veiligheidscheck ondergaan. Maar anderzijds is het ook de plaats waar je tegen de taxichauffeur op het vliegveld kan zeggen: "Naar Makhfiya, het huis van Shaka'a." Hij weet dan precies wat je bedoelt.


Oma Im Salim, Walid en Fatima in Nablus, 1972

Arjan's oom is de voormalige burgemeester van Nablus, Bassam Shaka'a, door het militaire bestuur eind jaren '70 beschouwt als 'de meest ongedisciplineerde en extremistische burgemeester op de Westelijke Jordaanoever.' (p.26) Ik had ook een verhaal over hem in Time Magazine uit 1979 kunnen lezen, even indrukwekkend, even vol van strijd en heroïek, maar ik zou niet gedacht hebben aan de gevolgen voor een familie. Een ophanden zijnde deportatie van oom Shaka'a werd afgewend nadat de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties een resolutie had aangenomen waarmee het afvoeren veroordeeld werd (132 voor en één stem tegen, Israël), alle burgemeesters op de Westelijke Jordaanoever en in Gaza ontslag hadden genomen en Bassam in beroep ging tegen de veroordeling. Al die samengebalde activiteiten hadden succes. Een oom die de Israëlische staat kon weerstaan en een beslissing van de Israëlische regering kon afwenden. Actie en politiek kunnen tot successen leiden. Het daarop volgende jaar zou Arjan's oom als gevolg van een bomaanslag zijn beide benen verliezen. Op het Nederlandse Journaal zei hij destijds: "Ze hebben mijn benen afgerukt, maar dat betekent alleen maar dat ik dichter bij mijn land ben komen te staan. Ik heb mijn hart, mijn verstand en een rechtvaardig doel om voor te strijden, ik heb geen benen nodig." (p.30) Als je luistert naar de boodschap achter deze stoere woorden dan is het een harde les in de gevolgen die de strijd voor rechtvaardigheid ook kan hebben. Zeker als dit je directe familie betreft, moet het een geweldige impact op je ontwikkeling hebben. Neven en nichten Het gaat bij Arjan's familie niet alleen om nationaal bekende personen. Arjan's opa van vaders zijde, Radi, was taxichauffeur. Op de dag dat hij een vrouw met haar kinderen naar Ramallah brengt, besluit de Israëlische luchtmacht bases van Fatah en andere guerrillagroepen met raketten en napalm te bombarderen. Na de eerste bommenregen renden sommige mensen de weg op om de schade te inspecteren. De gevechtsvliegtuigen kwamen terug en lieten precies op de plek waar de taxi van opa Radi reed een tweede regen bommen vallen. "Opa was op slag dood." Evenals de passagiers, een moeder en haar twee kinderen. De Veiligheidsraad van de VN zou de bombardementen betreuren. (p.82) Straaljagers zijn opeens geen technologisch-innovatieve werkgelegenheid opleverende jongensdroom meer, maar dood en verderf zaaiende moordmachines. Op het moment dat ik las over de bom op opa Radi's taxi, snapte ik beter waarom Arjan zich druk kan maken over de levering van vliegtuig-, raket- en bomonderdelen (aan Israël). De meeste mensen laat dit koud en vinden het aankaarten hiervan eigenlijk gezeur op de vierkante meter. Degene die zich daar nu net bevindt, is wel de dupe van die onverschilligheid.


Vader en moeder El Fassed met neef Haytham, 1972

Later zouden ze Bassam's zoon arresteren, Haytham, de neef van Arjan. Neven en nichten nemen deel aan de eerste Intifada of werken voor CNN in Bagdad. Het verhaal over zijn neef Amin is wreed: 'Oom Mohammed en tante Fatima kregen na een week toestemming hun zoon [in de gevangenis] op te zoeken. Zijn gezicht was gezwollen, zijn voeten waren verbrijzeld en zijn rug zat onder de blauwe plekken.' (p.55) In het boek wordt veel uitgebreider stil gestaan bij wat Amin mee maakte en het feit dat er geen aanklacht tegen hem was ingediend. Ik kan dergelijke gruwelijkheden zelf amper lezen en wil me hier dan ook beperken. Na een medische behandeling in Nederland was Amin in staat in Delft te gaan studeren. Ik ben bang dat de gevolgen van de mishandeling een leven lang meegedragen worden. Wat doet dit met een mens? Levert dit verbittering op? Of angst? Apathie? Wraakgevoel? Een combinatie hiervan? Wat doe je met de betrokkenheid bij je familie? Ik verbaas me inmiddels over de woorden uit het voorwoord geschreven door Joris Luyendijk. Hij schrijft: 'Als hij De Vries had geheten in plaats van El Fassed, en grootouders had gehad in Nijmegen in plaats van Nablus, zou hij zich dan zo rijkelijk hebben kunnen ontplooien, al op zo'n jonge leeftijd zoveel van het leven hebben kunnen proeven?' De smaak die mij bij achterblijft is zo bitter als gal en die verdwijnt niet door de zoete gerechten en de mooie of indrukwekkende ervaringen met de familie. Bitter is alleen met mate lekker en hier is van matigheid geen sprake. Arjan ziet de beelden van de Intifada op de Nederlandse televisie. Hij voelt zich schuldig. Op school kreeg hij een niet met de werkelijkheid strokende geschiedenis voorgeschoteld, terwijl zijn neven en nichten zich tegen de bezetting keerden, met alle gevolgen van dien. Sinds het familiebezoek is hun strijd ook zijn strijd en leest hij alles wat los en vast zit over de Palestijnse kwestie. Dit eerste deel vind ik het boeiendste en indrukwekkendste deel van het boek. Het zet me het meest aan het denken. Het beschrijft dat deel van thuis waar je vandaan komt en waar je terug kan keren. Schrijnende zaken Arjan's vader gaat weer terug naar Nederland. Arjan blijft achter en zoekt werk. Het is niet verrassend meer dat hij in Palestina blijft. In het tweede en derde deel van het boek staat de missie centraal. Hij gaat bij het CPRS werken op de afdeling 'Democratie en Parlementair Onderzoek'. Hier wordt hij al snel gepokt en gemazeld in de Palestijnse democratie, waar persvrijheid niet bestaat en de Palestijnse autoriteit door en door corrupt is en de Palestijnse zaak wordt verkwanseld.


Arjans vader op de veranda van het huis
van Im Salim, 1978

Arjan vraagt vriend Ala of hij vindt dat hij op moet houden de Palestijnse Autoriteit te bekritiseren? Het antwoord zal voor hem geen verrassing zijn geweest: "Je moet doorgaan." Ook omdat hij een Nederlands paspoort heeft: "Ze zullen jou niets maken." Zo komt op een obligate vraag toch een tot nadenken stemmend antwoord. Zo blijft de Palestijn ook Nederlander, die zijn privilege in kan zetten voor de goede zaak. Een thema dat overigens regelmatig terugkomt en door iedere activist in dergelijke omstandigheden zal worden herkend. In het boek staan vele schrijnende zaken beschreven. Als het conflict is uitgelopen op een halve oorlog in 2001 dan klinken 's avonds explosies. Eerst is er schrik en na het opschuiven van de gordijnen verbazing. Er wordt vuurwerk afgeschoten. Onmiddellijk is er het besef dat hiermee de Israëlische onafhankelijkheid wordt gevierd. In zo'n kleine onschuldig lijkende observatie wordt een heel conflict samengevat. Het is net zo schrijnend als het verhaal van de vrouw die noodgedwongen dagen met een dode man zat opgescheept, of de jongen van acht die als levend schild wordt gebruikt door Israëlische soldaten en wiens schouder dient als steun voor de loop van een vurend geweer.

Wat zijn je hobby's?

Daarnaast komen de bekende politieke kwesties in het conflict met Israël aan de orde. De nederzettingen, de vredesvoorstellen een terugkeerregeling voor de vluchtelingen. In het geval van de vluchtelingen lijkt het 'alsof elke discussie over Palestijnse vluchtelingen door ongegronde Israëlische bezwaren in de kiem wordt gesmoord. Een gesprek over vluchtelingen stopt bij de erkenning van het recht zelf en gaat bijna nooit over hoe de terugkeer van vluchtelingen mogelijk zou kunnen worden gemaakt.' (p.106-109) De gatenkaas die de Palestijnen aangeboden werd bij de vredesonderhandelingen in Camp David (2000): 'Met het genereuze aanbod van Barak zou de Westelijke Jordaanoever in drie delen worden opgedeeld. In ruil voor vruchtbare grond op de Westelijke Jordaanoever zouden de Palestijnen een stuk woestijn vlakbij Gaza krijgen, slechts een tiende deel van de oppervlakte die Israël zou annexeren op de Westelijke Jordaanoever.' Het is de bekende kritiek op het aanbod, maar het moet herhaald worden, omdat de Israëlische retoriek dat de Palestijnen het aan zichzelf hebben te wijten dat er geen oplossing is voor het conflict omdat ze dit aanbod weigerden steeds weer de kop opsteekt. Het wordt gek genoeg ook geloofd. Het lijkt een geloof tegen beter weten in, dat geldt zeker de spindokters die dit verhaal enten in de publieke opinie. Tegen beter weten in is het ook om de dialoog te starten tussen Israëli's en Palestijnen en dan af te spreken dat er niet over politiek gesproken mag worden. Iedereen mag tijdens een bijeenkomst, waar Arjan voor wordt uitgenodigd, een vraag stellen om de ander beter te leren kennen. "Wat zijn je hobby's?", vraagt de één. Arjan vraagt: "Ik wil graag weten waar iedereen geboren is en waar hun ouders geboren zijn?" Een onschuldige kennismakingsvraag, maar de antwoorden leggen een flink deel van het conflict bloot. Palestijnen wonen niet meer waar ze geboren zijn; ze zijn uit hun huizen gezet, gevlucht, of in een vluchtelingenkamp geboren. De ouders van de Israëlische jongeren komen uit de Verenigde Staten of Rusland. Een ander vertelt dat ze is bekeerd tot het jodendom. "Hoewel ze geen enkele band met land heeft, mag ze zich in tegenstelling tot mij overal vestigen."


De thuiskomst van Bassam Shaka'a uit Amman,
waar hij in een ziekenhuis verbleef na de
bomaanslag in 1980

Arjan wordt weggestuurd als storende factor. 'Dit is dus de vredesindustrie', stelt hij. Het conflict wordt uit de weg gegaan en een oplossing voor een probleem tussen Israël en Palestina komt geen meter dichterbij. Het is een misvatting te denken dat dit een conflict is tussen personen die elkaar niet begrijpen. De school waar de bijeenkomst plaatsvond is vernietigd tijdens bombardementen in het voorjaar van 2002. Zo schrijft hij veel later in het boek, blijkbaar om niet al te veel de indruk te wekken dat hij zijn gram wil halen. Belasting weigeren In de laatste periode (mei 2001 – oktober 2002) wordt het low intensity conflict een regelrechte oorlog. Israël zet zwaar materieel in om huizen kapot te schieten, scholen te slopen, en hele steden te vergruizen. De straten waren bezaaid met munitie. Arjan en zijn vriendin gaan kort daarvoor naar Palestina om er te werken. Arjan op het gebied van mensenrechten, Annet op het gebied van onderzoek naar sociaal-economische ontwikkelingen en het verlenen van juridische bijstand. Ze zijn er nog maar net als F-16's voor het eerst sinds 1967 bommen afwerpen op de bezette gebieden. In die omgeving worden mensen geholpen, vinden gesprekken plaats met diplomaten waarvan de persoonlijke mening een andere was dan de officiële. En wordt kracht op gedaan bij verhalen over het verzet van de bewoners van Beit Sahour. Onder de leus 'no taxation with occuptation' weigerden zij belasting te betalen. Tussen 1967 en 1987 haalde de Israëlische autoriteiten tweeënhalf keer zoveel belasting op bij Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook dan ze investeerden in het gebied. Bovendien: 'Waarom zouden we de bezetter betalen? Om kogels te betalen waarmee ze op ons schieten?' De boetes betalen de inwoners van Beit Sahour niet en ze verdwijnen achter de tralies. (p.175)


Arjan naast een portret van Ghassan Kanafani
op een muur in Dheishe vluchtelingenkamp
vlakbij Bethlehem, 2001

Het zijn de mooie verhalen over strijd en inzet die activisten elkaar in de hele wereld vertellen om de moed erin te houden, maar welke kracht of macht gaat ervan uit? De deportatie van oom Bassam werd afgewend, omdat alle collega burgemeesters hun werk stil legden, mensen de straat opgingen en de wereld gedwongen werd zich ertegen uit te spreken. Zoeken en wrikken Je merkt dat het boek is geschreven door een activist die openingen en mogelijkheden zoekt voor een Palestina dat democratisch en rechtvaardig is en niet bezet en geschoffeerd wordt. Dat zit in het zoeken naar antwoorden op vragen als deze: 'Ontelbaar zijn de keren dat ik ben gevraagd naar mijn mening over zelfmoordaanslagen. Ieder weldenkend mens dient het doden van onschuldige burgers, alle burgers, zonder uitzondering af te keuren. Dat doe ik ook. Maar waarom wordt mij nooit gevraagd hoe ik me voel wanneer Palestijnen worden gedood? Waarom hoeven degenen die Israël een warm hart toedragen niet steeds te vertellen of ze het doden van Palestijnse burgers veroordelen?' Een direct antwoord volgt niet. Later laat Arjan zijn vriend Ala zeggen dat het echte probleem niet in Palestina ligt maar op CNN: "Ik zag verschrikkelijke interviews met Amerikaanse en Israëlische analisten en commentatoren. Ik kon niet eens het verschil tussen beide zien." Het blijft zoeken en wrikken. Optimisme, analyse en somberheid wisselen elkaar af. Arjan's inspiratie raakt wel eens op. Hij loopt een periode depressief rond. Aan het eind van het boek schrijft hij dat hij is opgebrand, maar niet depressief: 'Ik ben getuige geweest van onderdrukking, maar ik zag ook verzet. Ik zag onrecht, maar ook strijd daartegen.'


De militaire controlepost op de hoofdweg
tussen Ramallah en Jeruzalem, vlakbij
Dahiyat al-Barid, 2001

Deze woorden zijn een variatie op een tekst uit het begin van het boek: 'Soms weet ik niet of een strijd tegen onrecht gewonnen kan worden. Er zijn dagen dat ik mezelf eraan moet herinneren dat onze geschiedenis is gevuld met voorbeelden. Je hebt gelijk als je zegt dat je realistisch moet blijven, maar dat betekent voor mij niet dat je alleen ellende moet zien. Daar waar oorlog is, zijn er mensen die streven naar vrede. Daar waar onderdrukking is, zijn er mensen die zich ertegen verzetten. Daar waar onrecht is, zetten mensen zich in voor rechtvaardigheid. Vaak worden ze niet gezien en krijgen ze geen aandacht, maar ze bestaan.' Het zijn mooie en eerlijke woorden, maar toch leg ik het boek somber weg. Het beschrevene geeft weinig hoop. Arjan stelt dat de situatie sinds zijn aankomst alleen maar slechter is geworden. Hij gaat weg omdat hij beseft dat hij niet een onmisbaar radertje in de strijd is, dat hij het conflict niet elke dag te lijf hoeft te gaan, te dragen. Eerder ging hij weg omdat hij niets meer kon doen. Nu gaat hij weg omdat niemand er meer geholpen is als hij zich op laat branden. Hij wil Nederland en Palestina verbinden. Wat dan wel? Na het lezen van het boek snap ik de achtergrond van de vraag die Arjan me in 2003 stelde: "Vind je niet dat de Palestijnen goed bewapend moeten worden tegen Israël?" "Nee", antwoordde ik, "Israël geeft per hoofd van de bevolking meer aan zijn leger uit dan enig ander land. Het is onmogelijk dat de Palestijnen dit ooit kunnen evenaren. Zelfs al zouden ze het kunnen dan zou het uitvoeren van een dergelijk plan een slechte ontwikkeling zijn." Hij was het met me eens, maar dacht waarschijnlijk: 'dan gaat de vernedering in al zijn vormen door en welke mogelijkheden hebben we dan wel'. Die vraag blijft hangen als je het boek uit hebt. Wat dan wel? Dat ik tegen het bewapenen van de Palestijnen ben is mooi en nobel van me, maar mijn activiteiten tegen wapenhandel naar Israël stemden ook niet optimistisch. Het bedreigde land in een zee van Arabische vijanden moest gesteund worden met een scala aan wapens en Nederland speelt daarbij een belangrijke rol. Het ageren tegen de leveringen van onderdelen voor Apache-helikopters, Hellfire-raketten, F-16's en pantservoertuigen etc. hebben weinig effect gesorteerd. De Israëlische kernwapens worden door het machtige deel van de wereld gedoogd ook al zijn het bestaande illegale massavernietigingswapens.


Het terras met siertegels in het El Fassed
familiehuis in Nablus

Palestina activisten zien acties tegen wapenleveranties als een afgeleide van de strijd, of waren in ieder geval nauwelijks geïnteresseerd. In de Kamer bleef de steun steken bij GroenLinks en SP. De PvdA draaide zich met mooie woorden onder de verantwoordelijkheid uit. Er werd wel iets bereikt, maar lang niet genoeg. Toch kan ik niet leven met de laatste zinnen van het boek: 'Mensen leven door, sommige willen niet luisteren en anderen willen niets zien. Ons resteert niets anders dan leven en overleven.' Ik loop langs mijn aquarium en zie de prachtig gekleurde dwerg goerami zijn nest verdedigen en geniet ervan.
Maar een echte glimlach verschijnt pas weer als ik de vrolijke foto van drie rappers zie op de site ElectronicIntifada.net, waarvan Arjan mede-oprichter is. De verbondenheid tussen een persoon hier en de strijd daar krijgt hier vorm. Laten we hopen dat anderen er het elan aan ontlenen om zich niet neer te leggen bij de situatie dat men niet wil horen van het onrecht.

Niet iedereen kan stenen gooien;
Een Nederlandse Palestijn op zoek naar zijn wortels en identiteit

Arjan El Fassed
Uitgeverij Nieuwland
ISBN 9789086450275
Ca. 216 pagina's
euro 16,90
Website

maandag 17 augustus 2009

Martin van Creveld

Oorlogscultuur geeft een belezen indruk en straalt deskundigheid uit. Toch maakt deze vorm het ook mogelijk dat er selectief kan worden geshopt om de tegenstander te overmeesteren. Die tegenstander is vooral degene die vindt dat oorlog een verschijnsel is van de menselijke samenleving, en niet van de menselijke cultuur en biologie.

Martin van Creveld, hoogleraar aan de Hebreeuwse Universiteit van Israël, is een erudiete man met reactionaire trekjes. Hij is een van de meest gerespecteerde militaire denkers van dit moment. Van Creveld definieert het begrip oorlogscultuur in het gelijknamige boek niet, maar doelt op het samenspel tussen alle culturele uitingen waarin oorlog aan de orde komt.

Met Oorlogscultuur wil Van Crefeld aantonen dat oorlog bij mensen hoort, onderdeel van hun biologie uitmaakt. Daarom is oorlog een onvermijdelijk verschijnsel. Mensen genieten ervan en smachten er zelfs naar. We hebben een oorlogscultuur nodig om vorm en structuur te geven aan alles wat met oorlog te maken heeft.

Hoe maak je van een soldaat een soldaat, van een leger een leger, een samenleving zo dat het de soldaten steunt. Oorlogscultuur zorgt ervoor dat de boel niet uit de hand loopt, maar ook 'dat mannen bereid zijn en er zelfs naar verlangen om de dood onder ogen te zien.' Dat is het boek in een notendop.

Walgelijk

Je kan het moeilijk met Van Creveld oneens zijn als hij zegt dat de oorlogscultuur niet genegeerd kan worden. Antimilitarist en militarist zullen het daar over eens zijn. Van Creveld doet de eerste tekort als hij zegt dat zij zich afwenden en hun oren dicht stoppen voor militaristische uitingen.

Antimilitaristen zijn nét mensen en zij weten dat het begrijpen van je tegenstander belangrijk is bij de bestrijding ervan. Anders had ik dit boek ook al lang weggelegd. Antimilitaristen richtten in het verleden hun pijlen juist op de oorlogscultuur. Zij schilderden tanks roze, protesteerden tegen de Taptoe, schreven boeken over de mannelijkheidcultus etc etc.

Om gelijk maar met de deur in huis te vallen; ik vind het een walgelijk boek. Het is geschreven door een man, voor mannen. Gelukkig kunnen ook walgelijke boeken wel interessante aspecten bevatten. Oorlogscultuur is zelfs leerzaam. Naast de propagandistische inslag bevat het een schat aan wetenswaardigheden en feiten (met index makkelijk terug te vinden).

Bijvoorbeeld dat schilder Pieter Breughel in de 'Kindermoord te Bethlehem' eigentijdse militaire uniformen gebruikt, terwijl bekend was hoe de soldaten er in de tijd van Herodus bijliepen. Een fout die in die tijd wel vaker voorkwam. Het is jammer dat Van Crefeld dan gelijk een verklaring uit de hoge hoed tovert: 'Misschien dachten hij en sommige van zijn collega's dat hun werk onverkoopbaar was indien ze zulke vreselijke scènes niet in een moderne context plaatsten.'

Misschien was het niet de oorlog, maar het bijbelse tafereel, de herkenbaarheid of de combinatie die goed verkocht. De jacht, de liefde, de rijkdom, narcisme, de oudheid, eten en drinken; er waren destijds veel meer thema's die de kunst bestreek dan alleen oorlog. Van Creveld lijkt op een paard met oogkleppen, die al het andere dan oorlog buitensluit. Hij grijpt daarbij ook nogal eens naar verklaringen uit het ongerijmde.

Aanval

Alles wordt aangegrepen om de stelling te verdedigen dat oorlog centraal staat in de menselijke beschaving en cultuur. Als de dichter Wilfried Owen zegt dat de Eerste Wereldoorlog de meest intense periode is geweest die hij heeft meegemaakt, dan schaart Van Creveld zelfs zijn Dulce et Decorum est onder de oorlogscultuur. Als Rubens een anti-oorlogswerk schildert dan weet Van Creveld ook hier een draai aan te geven. Als Arnold Schwartzenegger een Hummer koopt dan is het summum van de oorlogscultuur bereikt.

De extase die oorlog oproept en die lijkt op het gedrag dat drugs oproepen, is niet wat soldaten in staat stelt vreselijke spanningen en angsten aan te kunnen – pas later treedt de posttraumatische stressstoornis op -, maar maakt vechten in oorlog gelijk aan seks, aldus Van Creveld. Zo hangt hij wel vaker de amateur-psycholoog uit, terwijl hij toch historicus is: 'wraak is van alle menselijke gevoelens de sterkste en minst controleerbare', zegt hij ook nog. Je kan met evenveel recht liefde of verdriet noemen, waaraan mensen zelfs sterven.

Naast een beschrijving van de oorlogscultuur is het boek een aanval op iedereen die meent dat de mens het zonder oorlog kan stellen: de weekhartigen, de feministen, de warhoofden, en de futloze mannen. Ze krijgen onder uit de zak. Hier laat Van Creveld zich zien als een nare conservatieve mopperkont die onder andere de vrouwen met de rok omhoog de soldaten laat verwelkomen na een oorlog.

De vrouw neemt geen serieuze plaats in in zijn overwegingen: 'Voor handhaving van de oorlogscultuur is het net zo funest wanneer er te veel vrouwen in het militaire apparaat worden opgenomen die hun aandeel in die cultuur trachten op te eisen, als wanneer vrouwen er niets mee te maken willen hebben en zich afwenden.'

Voor antimilitaristen is dit een niet te missen advies om naast de militaire ontwikkelingen ook stil te staan bij de feministische visies op het leger. Staatssecretaris van Defensie Jack de Vries kan Van Creveld beter zover mogelijk weghouden van kazernes en militaire instellingen als het hem ernst is meer vrouwen in het Nederlandse leger op te nemen. Goed voor mijn humeur is wel dat ook de neocons bespot worden.

Israëliër

Van oorsprong is Van Creveld Nederlander, maar hij is Israëlisch staatsburger. Een niet onbelangrijk detail in een boek over oorlog en oorlogscultuur. Israël komt regelmatig terug in het boek. De strijd van de joden tegen de Engelsen in Palestina was bijvoorbeeld het signaal voor wereldwijde opstanden tegen kolonisatoren, schrijft hij. Er zijn massa's mensen die daar anders over denken.

Het verlies van de oorlog in Libanon lijkt een belangrijke aanleiding voor het schrijven van dit boek. Even dacht ik dat het hoofdstuk 'Mannen zonder pit' over mensen zoals ik zou gaan. Over mensen die oorlog zoveel mogelijk willen vermijden en de hoeveelheid wapens willen zien te verminderen.

Maar nee, het gaat over de joodse man. Hij schrijft over joden uit de geschiedenis als bange mensen die zelfs toen hun emancipatie een feit was nog niet durfden te ademen en te gaan en staan waar ze wilden, omdat ze nooit aan de strijd deel genomen hadden. Als een niet-jood dit zou schrijven, zou ik boos worden en nu eigenlijk ook.

Hij trekt deze redenering niet door, maar slaat een niet onbelangrijk stuk geschiedenis over, de jaren '29-'45. Vervolgens wordt de voorgaande eeuwenlange geschiedenis wel weer gebruikt als zweep over joodse ruggen om ze tot een meer martiale instelling te bewegen. Een moeilijke taak, want: 'Zij bleven bijna allemaal stadsbewoners en waren behept met alle kwalen van die bevolkingsgroep.'

Welke kwalen dat zijn, schrijft hij niet, maar het laat zich raden. 'De joodse, zionistische en Israëlische ervaringen verschaffen ons daarom een duidelijke les. Zij laten zien wat er kan gebeuren met een volk dat om de een of andere reden het contact met zijn oorlogscultuur heeft verloren.' Laten de meeste mensen in de wereld daar nu een beetje anders over denken. Lees de kranten van januari 2009 er maar op na.

Baksteen

Oorlogscultuur is een moeilijk boek om te bespreken. De hele wereld van Papoea tot Washington D.C., in alle tijden - van oermens tot vorig jaar -, en vanuit alle disciplines wordt in de strijd geworpen. 'Het is een boek over de menselijke samenleving. Het gaat eigenlijk over de vraag wat is een mens', zei hij onlangs in een interview.

Een dergelijk boek geeft een belezen indruk en straalt deskundigheid uit. Toch maakt deze vorm het ook mogelijk dat er selectief kan worden geshopt om de tegenstander te overmeesteren. Die tegenstander is vooral degene die vindt dat oorlog een verschijnsel is van de menselijke samenleving, en niet van de menselijke cultuur en biologie.

Alle stellingen, aannames en logica opsporen die mank gaan in het boek is een ondoenlijke zaak; dat is vermoedelijk meer werk dan het schrijven van deze baksteen zelf. Toevallig beschrijft hij een van mijn lievelingsschilderijen waarop Mars zich los rukt uit de armen van Venus. Rubens was een hippie en geen oorlogshitser en de uitleg van dit schilderij is meestal tegenovergesteld: Mars wordt juist ontwapend door Venus.

Op internet zocht ik naar informatie over de operatie die volgens Van Creveld tussen 1648 en 1941 het dichtst bij genocide kwam, de acties van de Franse troepen in Vendée, Bretagne. Dit is wat ik vond: 'Of the Vendeans, Secher writes that 'At least 117,257 people disappeared between 1792 and 1802', that more than 14 percent of the Vendeans were exterminated.'

Dat is veel en dat is goor. Maar waarom niet de genocide op de Armeniërs als voorbeeld genomen, of de moorden in Namibië begin vorige eeuw door Duitsland? Een derde van de Oost-Timorezen verloor het leven een paar decennia geleden. Waarom dat niet genoemd?

Van Creveld's keuze lijkt willekeurig, maar is het niet. Het is ten eerste lang geleden gebeurd, meer dan twee eeuwen. Het stof van de geschiedenis dempt het explosieve van het woord genocide. Bovendien worden de troepen uit het land van die verfoeide verlichting te grazen genomen, zelfs kort na de revolutie van 1789.

Kreeg ik er subsidie voor dan zou ik wekenlang iedere dag vijf van die ongerijmdheden en propagandistische bijbedoelingen ervan kunnen vinden in Oorlogscultuur. Daarvan ben ik zeker. Maar wie zou zo'n subsidie geven? Laat staan dat het werk vervolgens ook nog eens verspreid wordt. Van Creveld weet dat en maakt er gebruik van.

Nutteloos

Soms moet ik lang nadenken waarom Van Creveld iets opschrijft. Omstandig gaat hij in op het gegeven dat allerlei riten en ceremonies de oorlog vooraf gaan. Machiavelli verklaarde dit vanuit het oogpunt van het verhogen van het moreel, het vermijden van gezichtsverlies of om de schuld af te wentelen. Fout, beweert Van Creveld: 'Mannen, en vooral mannen die geconfronteerd worden met zwaarwegende beslissingen waar hun leven van af hangt, hebben geruststelling nodig en dat gebeurde door ceremonieel en ritueel.'

Bush, Balkende, Obama, Peter van Uhm etc. doen dit alles niet om het kanonnenvlees rijp te maken voor inzet, ze geloven zelf ook in deze poppenkast. Want oorlogscultuur is geen middel tot een doel, maar een doel in zichzelf, dat om zinvol te kunnen zijn in wezen nutteloos is.

Ik kan nauwelijks geloven dat universitair geschoolde mannen met macht in handen niet over hun eigen dierlijke instincten en deze hocus-pocus heen kunnen kijken en weten dat ze de kluit belazeren. Dit terwijl ze Machiavelli en ook de streken van Issaäc met zijn bordje linzensoep allemaal kennen.

Misschien heeft een deel, maar toch niet alle politieke en militaire leiders, deze blinde vlek. Van Creveld bedoelt dat de leiders de troepen niet rijp maken voor de oorlog, maar zelf mee doen en er niet boven maar juist midden in staan. Balkenende en Eimert Middelkoop, mannen onder de mannen. Wie gelooft het?

Oorlog meer dan ratio


De kritiek van Van Creveld op de theoretici die oorlog uit zuiver rationele argumenten willen verklaren, deel ik. Hij schrijft: 'In theorie is oorlog slechts een middel tot een doel, een rationele zij het uitermate gewelddadige reeks handelingen ter verdediging van de belangen van een bepaalde groep mensen, waarbij lieden die zich tegen deze groep keren, worden gedood, verwond of op een andere manier onschadelijk gemaakt. De werkelijkheid echter laat een heel ander beeld zien. Zelfs economen zijn het erover eens dat menselijke wezens, en daaronder vallen ook krijgers en soldaten, niet louter als machines beschouwd kunnen worden die gemaakt zijn om winst te maken of voordeel te behalen.'

Hij trekt dit echter door tot in het extreme: 'Vechten kan een bron van vreugde zijn, misschien is het wel de grootste vreugde die er bestaat.' Dit zijn woorden die steeds herhaald en overschreeuwd worden.

Dat irriteert ook de polemoloog Leon Wecke, die als referent voor Van Creveld tijdens de boekpresentatie de vloer aan veegde met het boek: "Van Creveld heeft toch geen representatieve steekproef uit de wereldbevolking getrokken en op grond van diepgaande socio-psychologische analyse van de resultaten geconcludeerd hoe de huidige oorlogsculturele vork in de individuele psyche steekt?"

De grijstinten die geschilderd worden, worden in het boek steeds weer bedekt onder een niet aflatende stroom zwart-wit meningen: 'Oorlog is nu eenmaal de gevaarlijkste van alle menselijke activiteiten' en 'Er is niets ergers dan oorlog.' Ik heb het aantal keren dat dit laatste zinnetje voorkomt niet geteld, maar vaak is het wel.

Klopt het? Het is maar hoe je er tegenaan kijkt, en vanuit welke positie. Er vallen jaarlijks vijftigduizend verkeersdoden in de VS, dat is meer dan in de oorlog in Irak. Het ruimen van landmijnen in vredestijd is gevaarlijker dan jezelf op de Afghaanse legerbasis in Tarin Kowt bevinden.

Kernwapens

Ik hoorde Van Creveld onlangs spreken in het programma Ramblas van de Belgische radiozender Klara. Hij werd daar scherp en kundig aan de tand gevoeld. Het ging er onder andere over zijn visies op de rol van kernwapens. Op de vraag waarom er na 1945 steeds minder conflicten tussen grote staten zijn, betoogde Van Creveld dat er vier soorten conflicten zijn, namelijk tussen kernwapenstaten, tussen een kernwapenstaat en een niet kernwapenstaat, tussen niet kernwapenstaten en oorlog met binnenlandse actoren.

Tussen kernwapenstaten is oorlog niet meer mogelijk. 'In een wereld zonder kernwapens zouden zulke verschillen, gecombineerd met vrees voor de toekomst, gemakkelijk geleid kunnen hebben tot een preventieve aanval op de zwakkere tegenstander. In een nucleaire wereld kan dat niet, want de partij die een aanval overweegt, kan niet garanderen dat er geen kernbom op het eigen grondgebied terecht komt', schrijft hij in zijn boek.

Wie ze ook heeft, iedereen beseft dat kernwapens niet gebruikt kunnen worden. Iran met kernwapens is daarom mogelijk zelfs een verbetering, zei hij in Ramblas. In de Golfstaten moeten de VS kernwapens legeren, voegde hij er nog aan toe. Vrede is het gevolg van de aanwezigheid van kernwapens en niet het gevolg van inspanningen van welke pacifistische of politieke stroming dan ook.

De gevaren van kernwapens en op die van kernoorlogen tussen (jonge) kernwapenstaten verliest hij vrijwel uit het oog. Daar waar dit niet ontkend kan worden, zijn er redenen die de uitzondering op de regel verklaren. Er was nog geen kernproef uitgevoerd (Israël) en de kernwapens waren er nog maar net (India). Dat een ongeluk in een klein hoekje zit mag in den beginne zo zijn, na verloop van tijd en veel oefenen komt dat wel goed.

Zelfs bij de Cuba-crisis was eigenlijk niet veel aan de hand, pent hij optimistisch neer. 'We leven achter nucleaire muren' en daar leven we veilig. 'Angst is helaas de prijs die voor de vrede betaald moet worden. Misschien dat alleen angst de mensheid ervan kan weerhouden om toe te geven aan', ja, daar gaat hij weer, het wordt bijna pervers dat hameren op, 'het oeroude verlangen van oorlog voeren.'

Raketschild


Logischerwijze is Van Creveld geen voorstander van het raketschild. De reden dat nog niet zo lang geleden een afspraak bestond tegen het ontwikkelen, fabriceren en installeren van een dergelijk schild, was omdat kernwapens er een deel van hun dreigende kracht door zouden verliezen. Een in zijn bizarheid en cynisme bijna poëtische gedachte. Onder Bush is het verdrag dat hier in voorzag gesneuveld, maar Clinton wilde er al van af.

Maar er zijn meer redenen tegen het raketschild te bedenken. Het zal namelijk nauwelijks werken, het zal de wapenwedloop verder opdrijven en, om het in Van Creveld's eigen woorden te zeggen: 'Nu we ruim vijftien jaar en honderd miljard dollar verder zijn, staan er niet meer dan twaalf lanceerinrichtingen (van de honderd die in 1999 waren gepland) in Alaska opgesteld.'

De makers van al dit moois zijn de enigen die er garen bij spinnen, want deze 'mislukkingen maken duidelijk dat tot nu toe het afweersysteem niet in staat is om de veiligheid van het noordwestelijk deel van de Verenigde Staten tegen een kleinschalige Koreaanse aanval te beschermen. Terwijl het indrukwekkende arsenaal aan wapens dat Moskou af moest schrikken toch ook voldoende zou moeten zijn om indruk te maken op Pjongjang.' Hier kan ik me in vinden.

Geen raketschild, maar meer kernwapens is echter Van Creveld's voorstel voor wereldvrede. Landen die van kernwapens afzien, kunnen erop wachten dat ze ooit eens aangevallen zullen worden. Dit pleidooi voor kernwapens vormt een belangrijk intermezzo in het boek. Het doel van Van Creveld is dat we oorlog zien als onlosmakelijk onderdeel van de menselijke soort. Zelfs het wapen dat de rechtse christenen in de jaren '80 een duivels Godsgeschenk noemden, draagt bij aan vrede en wordt essentieel om catastrofes, zoals wereldoorlogen, tussen staten te voorkomen.

Luxe positie

Van Creveld mag de mensen die tegen oorlog zijn verwijten dat ze gebruikmaken van de veiligheid die militairen en kernwapens bieden, zelf leeft hij met de luxe dat hij teksten als de volgende op ons los kan laten:

'Altijd en overal hebben de meeste mensen oorlog waarschijnlijk gehaat om de ellende en de ontberingen die ermee gepaard gaan, het geweld, de verwoestingen en het bloedvergieten dat erdoor wordt veroorzaakt en het leed en de troosteloosheid die na afloop rest. Tegelijkertijd heeft deze haat diezelfde mensen er vaak niet van weerhouden om van oorlog te genieten. Zij zager er gretig naar uit, gingen er geheel in op en keken er na afloop met trots en tevredenheid op terug.'

Dat is een visie geschreven vanachter een bureau in een warme kamer. Vanuit die positie kermen over mannen zonder pit is geen kunst. Mannen zonder pit zijn mannen die geen oorlogscultuur kennen en misschien zelfs het idee van zo'n cultuur volledig verwerpen, zegt Van Creveld afkeurend. Hij maakt ze tot het mikpunt van zijn hoon.

Overal vind je ze, al in het oude Griekenland moest Priamus, de koning van Troje, zijn mannen toespreken: 'Waardeloze kinderen, schandelijke creaturen', omdat ze niet in de strijd waren gestorven. Via het ook al verwerpelijke Chinese begrip 'wen', dat staat voor het beschaafde, het verfijnde, de bescheidenheid en het menselijke, komt Van Crefeld in eigen kring terecht: 'Misschien vormen de joden in de diaspora het beste voorbeeld van mannen zonder pit.'

Maniakale historicus

Af en toe bekruipt me het gevoel dat ik het boek van een maniak lees. Het Oost-Duitse leger (NVA) krijgt twintig jaar na dato nog op zijn lazer, omdat het zich zonder slag of stoot heeft overgegeven. De West-Duitsers omdat ze trachten iedere schijn van militarismus te vermijden en de militair als burger in uniform zien.

Over het Duitse leger schrijft hij: 'Het beroepspersoneel, officieren vooral beschouwen zichzelf als weinig meer dan geüniformeerde ambtenaren die toevallig een grappig soort werkkleding aan hebben en als vak – meer in theorie dan in de praktijk – het uitoefenen van geweld namens de staat hebben.' Het lijkt me een zeer gezonde visie. Niet alleen voor het Duitse, maar voor alle legers. Overigens kan je ook in het Duitse leger genoeg voorbeelden vinden waar dit niet het geval is.

Hij kamt de Quakers af omdat ze verdienden aan de oorlog tegen de Indianen, maar wel heel principieel weigerden mee te vechten. Inderdaad hypocriet. Maar een historicus zou ook nog een stapje verder terug kunnen zetten en zich afvragen welke andere mogelijkheden er waren voor de vergroting van het Europese lebensraum, of dat het misschien zelfs helemaal niet nodig was geweest 'Amerika' in te lijven. Iemand die oorlog als gegeven van de menselijke natuur beschouwt, stelt dit soort vragen vanzelfsprekend niet.

Dat er altijd oorlog is geweest, zal niemand ontkennen. Dat het altijd en overal oorlog is geweest, is al discutabel. Maar dat oorlog altijd zal blijven, omdat het altijd zo is geweest - zie alle culturele uitingen - is een slordige cirkelredenering. Dat oorlog in culturele uitingen zit, maakt nog niet dat we van een oorlogscultuur kunnen spreken. Misschien is oorlog niet altijd te vermijden, maar dan liefst wel zo vaak mogelijk.

Waarschuwing

Tot slot nog een waarschuwing voor minister van Defensie Eimert van Middelkoop en staatssecretaris Jack de Vries: 'Een oorlogscultuur kan ook behoorlijk ondermijnd worden wanneer een grote, goed georganiseerde en op een sterke traditie gestoelde legermacht het te lang achtereen moet opnemen tegen een vijand die veel zwakker is. Bijna onvermijdelijk leidt dat tot demoralisatie. Wanneer men niets doet en lijdzaam de speldenprikken van de tegenstander ondergaat, raakt men gedemoraliseerd. Wanneer wel hard wordt uitgehaald tegen een zwakke vijand zonder dat daarmee het conflict in één klap wordt beëindigd, raakt men ook gedemoraliseerd want dan is de strijd niet succesvol geweest.'

Je proeft hier aan alle kanten het Israëlische conflict met de Palestijnen. Toch is de typering ook van toepassing op de Nederlandse troepen in Afghanistan. We zullen zien. In ieder geval een aansporing ook dát optreden aan de kaak te blijven stellen.

Oorlogscultuur is een boek waarin ethiek en civilisatie worden afgedaan als fabel. Het 'menselijke dier' is de afgelopen 50.000 jaar niet veranderd, stelt Van Creveld vast (hij heeft ondanks zijn belezenheid het een en ander gemist, moeten we vaststellen). De mens is de mens, een wolf. Mensen moeten oorlog niet begrijpen, maar ervaren. Gelukkig is er nog oorlogscultuur die ons behoedt voor het ergste. Van Creveld gaat uit van een holenmens met militaire opsmuk. Laten we hopen dat hij niet erg lang serieus meer genomen zal worden.

*Dit artikel schreef ik voor de website van Ravagedigitaal.nl (alwaar het prachtig geïllustreerd is). Eerder schreef Martin Broek het schotschrift Vrouw en Oorlog, gericht tegen het antifeministische karakter van het boek Oorlogscultuur.



Titel: Oorlogscultuur
Auteur: Martin van Creveld
Pagina's: 608 (met register)
Uitgeverij: Het Spectrum, 2009-03-24
Prijs: € 39,95
ISBN: 9789027477767