vrijdag 7 september 2012

Wapenleveranties aan Libië en de buurlanden


Op 21 oktober 2011 zien we een trotse Fogh Rasmussen, secretaris-generaal van de NAVO. Trots over de luchtbescherming van de opstandelingen in Libië, en de samenwerking met buurlanden en landen uit de Arabische wereld. De omstandigheden in Libië zijn op dat moment – en nu nog steeds – echter niet zo rooskleurig, en de buurlanden van Libië ondervinden de gevolgen van het militaire optreden tot op de dag van vandaag. Mali is zelfs helemaal uit het lood geslagen.


De overwinnaar hoeft zich niet uit te putten in woorden om beleid te verdedigen. Die hoeft alleen maar te juichen en zijn gelijk te halen. Door de feestvreugde verdween de blik op wat vooraf ging. Het Libië van Khadaffi is lange tijd een vijand van het Westen geweest, maar in 2005 werd het weer partner van het Westen.

Khadaffi werd een geziene gast bij premiers en andere hoogwaardigheidsbekleders vanwege wapenaankopen en oliedollars. De grootste wapendeals betroffen militaire vliegtuigen, maar ook raketten, handvuurwapens, traangasgranaten en munitie werden aan Libië geleverd. Eind februari 2011 kondigen de De Verenigde Naties opnieuw een wapenembargo af (resolutie 1973). De grootste wapenleveringen, waarvoor de contacten al zijn afgesloten, moeten dan nog plaatsvinden. De NAVO had een zware dobber gehad als bijvoorbeeld het het Britse Jemas luchtdoel raketsysteem al was geleverd, zoals in de bedoeling lag. Pieter Wezeman van SIPRI stelt dat de NAVO de luchtoperatie dan mogelijk niet had willen uitvoeren.

Oorlog

Ook tijdens de oorlog worden er wapens geleverd, nu aan de groepen die tegen Khadaffi optrekken. Het bewapenen van rebellen en oppositiegroepen gebeurt vaak sinds de Koude Oorlog. Het UCK in Kosovo en de Noordelijke Alliantie in Afghanistan werden zo bijvoorbeeld bevoorraad. De Figaro onthulde juni 2011 dat Frankrijk in het geheim wapens dropte ten zuiden van, van Tripoli, o.a. aanvalsgeweren, granaatwerpers, anti-tankwapens. Daarmee werd de omsingeling van Khadaffi versterkt. De Verenigde Arabische Emiraten en Katar leverden al eerder wapens. Daaronder ook geweren van het Belgische FN-Herstal (1) en munitie uit Zwitserland. Het Verenigd Koninkrijk leverde kogelwerende vesten en uniformen. De leveringen verklaren mede de snelle opmars van de rebellen. Zij konden hiermee ook wapendepots binnenvallen en regeringswapens buitmaken.

Na oktober 2011

Juist de op Khadaffi buitgemaakte wapens gaan na de oorlog tot steeds meer speculaties leiden. In de zomer van 2011 komen de eerste berichten dat de wapens vanuit Libië worden doorverkocht naar buurlanden. Algerije beschuldigt Frankrijk dat ze geen idee heeft waar de gedropte wapens blijven. “Mogelijk bij de groepen in de Sahel die Fransen en andere buitenlanders kidnappen,” is naar verluid gezegd binnen de Veiligheidsraad.

Ondanks de trots van Rasmussen blijkt dat de NAVO nogal wat steken heeft laten vallen. Dat wapendepots worden overvallen tijdens de oorlog ligt voor de hand, maar operaties om de ongebreidelde verspreiding van deze wapens tegen te gaan komen pas erg laat op gang. In augustus 2011 start een team van Britten,Fransen, Amerikanen en Libiërs, maar in april 2012 moet een officieel programma, om de wapens onder controle van de overheid te brengen, nog worden opgezet.

Wapens konden de woestijn in verdwijnen worden tot in Nigeria aangetroffen. Ze dragen bij aan conflicten elders in Afrika.

Manpads

De meeste aandacht richt zich vooral op draagbare luchtdoelraketten, zogenaamde MANPADS. Journalisten komen ze overal tegen. New York Times journalist en wapendeskundige Chivers zet veel informatie over deze raketten in Libië op zijn blog. Hij bestrijdt een wijdverbreid verhaal dat een modernere MANPADS-variant (de SA-24) aanwezig is in Libië: Libië heeft de SA-7, een Russisch type uit de jaren vijftig. Libië had er 20.000, aldus een onbevestigd bericht dat vrijwel iedereen na-papegaaid. Dat aantal betreft de raketten, niet de lanceerinrichtingen waarmee ze worden afgeschoten. De ratio raket : lanceerinrichting ligt tussen de 1:6 en 1:10 (bij zuinige aanschaf nog wat hoger). Libië zou er tussen de 2.000 en 3.000 kunnen hebben. Het is zeker in handen van terroristen een gevaarlijk wapen. Niet zo zeer tegen militaire vliegtuigen, maar vooral tegen lijnvliegtuigen met een voorspelbare koers.
'
De Britten melden in april dat er 5.000 schouderafvuurbare luchtdoelraketten zijn gevonden. Geruchten blijven desondanks opduiken dat de wapens worden verkocht aan Jan-en-alleman. Een veel geciteerd artikel stelt dat ze zijn gekocht door het Islamistische verzet in Somalië. Weer een ander stelt dat ze al zijn opgedoken in de Gazastrook. Enige scepsis is geboden want het is moeilijk deze verhalen te verifiëren en ze passen goed om de groeiende militaire invloed van de VS in Afrika te verdedigen. Dat deze wapens op straat kwamen te liggen is een zeer kwalijk gevolg van de oorlog in Libië.

Mali

Een ander gevolg van de Libische oorlog is de verspreiding van handvuurwapens en militaire voertuigen. Toearegs (de woestijn nomaden die leven in Burkina Faso, Algerije, Libië, Mali, Mauretanië en Niger) waren in dienst van het Libische leger en vertrekken tijdens de machtswisseling. Hun wapens nemen ze mee. De machtsverhoudingen in Mali veranderen daardoor volledig. Onopgeloste conflicten tussen de Malinese overheid en de Toearegs zijn er al decennia, maar doordat de nomaden nu opeens goed bewapend zijn kunnen ze hun onafhankelijkheidsaspiraties kracht bijzetten. Het Malinese leger is verontwaardigd over de trage reactie van de zittende regering, en in maart 2012 plegen ontevreden militairen een coup. Het land, tot dan toe een stabiele bondgenoot van het Westen, wordt bestuurlijk verzwakt. Ook de interim regering die in mei aantreedt brengt hierin geen verandering.

De Toearegs werken in hun strijd tegen de Malinese regering samen met islamisten. Dat blijkt een vergissing. Beide groepen maken gebruik van wapens uit Libië, maar de islamisten zullen uiteindelijk aan het langste eind trekken en de Toearegs verdrijven uit de meeste gebieden die zij onafhankelijk hadden verklaard. Al Qaida in de Magreb (AQIM) neemt de macht over in grote delen van Mali. De regering heeft de controle over twee derde van het land verloren.

Africa Command

Het Amerikaanse leger werkte al jaren stevig samen met de Malinese regering. De jaarlijkse Flintlock oefeningen voor Special Forces, waaraan sinds vorig jaar ook Nederland een stevige bijdrage levert, zijn een belangrijk voorbeeld. Ook een groot deel van de couplegers was opgeleid door de VS. Amerikaanse militairen helpen de Malinese regering, o.a. door materieel te leveren. Alleen wel jammer dat zes volledig door de CIAuitgeruste Malinese Special Forces eenheden zich laten gevangen nemen of verjagen door AQIM waardoor dat, behalve over de wapens nu ook kan beschikken over 87 nieuwe Land Cruisers met satelliet telefoon en navigatie apparatuur.

Inmiddels heeft het Africa Command van de Verenigde Staten zijn operaties in de regio geïntensiveerd. De Verenigde Staten bouwt een steviger militaire aanwezigheid in Afrika op. Er gaat geen maand voorbij of er is een grote militaire oefening of scholing waaraan militairen uit tientallen Afrikaanse landen deelnemen. Hiermee verwerft de VS zich toegang tot grondstoffen en verstevigt zijn aanwezigheid op het continent waar zich zes van de tien snelst groeiende economieën bevinden. Nadat de Verenigde Staten de invloed van met name Frankrijk heeft teruggedrongen, heeft het de afgelopen tien jaar te maken met de toenemende invloed van China, dat investeert in Afrikaanse economieën. China is momenteel ook debelangrijkste wapenexporteur naar landen bezuiden de Sahara, waar het een tiende van de gehele omzet van zijn wapenindustrie verdient.
De honderdduizend vluchtelingen, de honger en de instabiele en gewelddadige situatie in grote delen van Mali zijn een wrang bijverschijnsel van deze machtspolitiek.

Libië

Het drama gaat door. De oorlog in Libië was nog niet voorbij of de landen stonden al weer op de stoep om hun gestrande wapenverkopen vlot te trekken. Rusland klaagt dat het door het VN-embargo deals ter waarde van tussen de 2 en 4 miljard dollar is misgelopen. Het heeft echter nieuwe kansen, aangezien Libië over enorme hoeveelheden oude Russische wapens beschikt, die moeten worden onderhouden, opgeknapt en vervangen. Frankrijk tekende in februari van dit jaar al weer een contract met Libië. Het gaat de vloot Mirage gevechtsvliegtuigen opknappen, piloten trainen en de banden met de luchtmacht en kustwacht aanhalen. Finmeccanica uit Italië probeert de nieuwe regering in Tripoli over te halen om de eerdere contracten alsnog te bekrachtigen. In Der Spiegel werd onlangs de politieke koers van Merkel beschreven die wapenexporten als middel ziet om landen te steunen daar waar het Westen niet zelf militair tussenbeide wil komen. In hetzelfde artikel wordt gesteld dat ze de interventie in Libië als een mislukking ziet; niet in de laatste plaats vanwege het weglekken van de wapens.

1) See e.g. David Jolly and Kareem Hahim, France says it sent arms to Libyan rebels; Airdrops of munitions mark a heightened level of involvement in conclict, Int. Herald Tribine, July 1, 2011.

Geschreven voor Vredesmagazine
Onderzoek ondersteund door Fonds Vredesprojecten

zondag 1 juli 2012

Duelfer, Verstoppertje spelen in Irak

De Amerikaan CIA-man Charles Duelfer kwam voor het eerst eind jaren tachtig in Irak, na de Iran-Irak-oorlog. Naar eigen zeggen drong het toen pas, op de grond, echt tot hem door hoe Saddam Hoessein zich had misdragen met de inzet van chemische wapens. In de jaren negentig coördineerde hij het onderzoek naar massavernietingwapens (mvw) door UNPROFOR. In 2003 deed hij hetzelfde, nu in dienst van de CIA. Dit laatste onderzoek leidde tot het zogenaamde Comprehensive Report on Iraq WMD, bekend onder de naam Duelfer-rapport, vol feiten en vuistdik.(1)

Scharles Duelfer. Bron
Over zijn persoonlijke ervaringen in dienst van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken schreef Duelfer het boek Hide en Seek. Hij werkte op bij het Bureau of Political-Military Affairs, de afdeling die ook wel het kleine Pentagon werd genoemd. Hij bezocht Tsjaad in de Koude Oorlog. Hij begeleide Jeanne Kirkpatrick in 1983 naar de Veilgiheidsraad toen daar gesproken werd over de neergestorte Koreaanse Boeing (bekend als KAL 007). Het gaat over zijn leven in dienst van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken. Het grootste deel van het boek gaat echter over zijn ervaringen in Irak. Hij beschrijft hoe hij in 1994 samen met de Nederlander Wolterbeek (in het boek Wolterbeck) de loods met gevonden MVW bezocht: “met zijn lekkende sarin gifgasgranaten, vaten met gif en een hoeveelheid vervuilde uitrusting.” Hij trapt naar de Fransen door te vertellen over Thomson-CSF (nu Thales), dat in 1995 de bewakingscamera's leverde voor UNSCOM in Bagdad. Die camera's werkten niet “maar Thomson-CSF stuurde wel een rekening voor een miljoen dollar”. Zo staat zijn boek vol met kleine en grote anekdotes. Wat het vooral interessant maakt is dat je vijfhonderd pagina's lang meeleest met iemand die van nabij Irak volgde en sprak met alle belangrijke spelers, tot op het hoogste niveau, zowel in het Westen als in Irak.

Een dergelijk boek lezen is tegelijkertijd moeilijk. Wat is waar en wat is spinn of desinformatie? Duelfer heeft brede visie op de wereld. Hij kijkt naar internationale politiek, economie, militair strategische vraagstukken, management en psychologie. Vanuit die optiek probeert hij ook zaken in een kader te plaatsen dat zijn positie ondersteunt. Zo waren de foutieve rapporten aan vooravond van de Irakoorlog niet met opzet verkeerd geschreven, maar werd fout op fout gestapeld, omdat uitgegaan werd van een beeld en niet van de feiten “die werden beoordeeld door een Amerikaanse analist die misschien nog nooit een Iraki had gezien,” schrijft hij met rancune. Maar tegelijkertijd ontkent hij politieke bedoelingen. Miskleunen wijdt hij aan slechte organisatie, ook al leiden ze het tot cruciale stappen naar oorlog. De Iraanse jongens die als ratten sterven tijdens de strijd in de moerassen van de Shat'al Arab schildert hij af als gekken, die geloven in een prachtig leven na de dood. Alsof hij niet weet dat deze jongeren gedwongen gerecuteerd werden. Voor Iraniërs en shi'ieten heeft weinig waardering. Wel heeft hij veel waardering voor de Iraakse elite. Zo moet je bij het lezen de hele tijd sceptisch zijn.

Duelfer organiseerde ook verhoren van belangrijke Iraki's. Hij vond dat het Amerikaanse leger hier verkeerd mee omsprongen. De Abu Ghraib gevangenis is bekend geworden vanwege ernstige misstanden, maar Duelfers probleem is vooral dat het samen opsluiten van gevangen in een grote gevangenis ertoe kan leiden dat mensen informatie delen en elkaar kunnen waarschuwen. Lastig voor de verhoorders. Na een kwart eeuw de Iraakse mvw volgen doet hij zijn best zoveel mogelijk bronnen te vinden en te isoleren om ze te kunnen verhoren. De grootste vis is Saddam Hoessein zelf. Maandenlang kan het team van Duelfer, met name een FBI-agent George Piro, de Iraakse dictator ondervragen.

Verbeten is de jacht op mvw. Als een bericht opduikt dat het Al Abud netwerk de financiën en infrastructuur heeft om oude en nieuwe voorraden mvw in te zetten, wordt onmiddellijk een onderzoeksteam gevormd. Er wordt triethanolamine gevonden, een voorloper voor mosterdgas. Zwaargewichten, zoals Rita Colwell (van 1998 tot 2004 directeur van de US National Science Foundation) worden aan het werk gezet en alle sporen gevolgd. Er wordt een capture/kill eenheid ingeschakeld om getuigen te vinden, contacten met deze eenheid(2) worden gelegd door Larry Sanchez (3). Het leger levert militairen om de compound aan te vallen waarvan men vermoed dat er chemische wapens gemaakt worden. Twee Amerikaanse militairen komen daarbij door een explosie om het leven. Voor een tweede aanval worden via de later bekend geworden generaal McChrystal special forces ingezet. Uiteindelijk blijkt het dood spoor: “Tenslotte bevestigde de Al Abud actie dat de dreiging van verborgen mvw-voorraden klein was. Het feit dat de opstandelingen met veel moeite ingrediënten voor chemische wapens probeerden te bemachtigen was een aanwijzing dat ze die niet al verborgen in hun bezit hadden.” Het onderzoeksteam van Duelfer was zeventienhonderd man sterk. Vier man kwam om het leven. Voor de aanwezigheid van mvw werd slechts een enkel verdwaald spoortje gevonden.

Voor Duelfer was de oorlog toch gerechtvaardigd. De druk op het regime van Saddam Hoessein zou verslappen en voor die tijd moest hij het veld ruimen. Waar hij fors op uithaalt is de kwaliteit van de Amerikaanse politiek ten opzichte van Irak. Als het Witte Huis in 2005 Meghan O'Sullivan aanneemt als adviseur over Irak dan beschrijft Duelfer de Iraakse reacties als volgt: “Wat geeft deze persoon het recht en de wijsheid om over ons te beslissen en onze levens te beïnvloeden. Welke ervaringen maken dat hij over ons in Irak kan beslissen. Deze persoon gaat over ons beslissen en we konden hem niet kiezen.” Het een steeds terugkerend thema, de kwaliteit van de Amerikaanse politiek is belabberd.

Maar wat hem ogenschijnlijk het meest dwarszit de twee doden en een gewonde die een aanval met een bermbom opvingen en waardoor hij gespaard bleef. Hij zoekt de nabestaanden op, zogezegd op eigen initiatief. De bezoeken worden uitgebreid beschreven. Het is een deel waar ik liever op afstand blijf. Verder vind ik het boek een aanrader. Het geeft een beeld dat je niet uit kranten kunt halen. Je hebt soms het gevoel op zijn hotelkamer te zitten, zo dichtbij is het – bijna als filmscript – geschreven. Het geeft daardoor inzichten die anders moeilijk te krijgen zijn. De uitkomst is al bekend. Irak had geen mvw meer, maar voor het begrijpen van de Amerikaanse politiek en de mensen die daar een rol in spelen vind ik het, ook in de internationale pers weinig besproken boek, een aanrader.


Noten:
1) Je kan het vinden in de rechter balk op broekstukken.blogspot.com onder het kopje documenten.
2) Deze eenheid opereert zowel in Irak als Afghanistan, zie p. 421-422.
3) Sanchez is een bekende inlichtingendienst man: CIA en inlichingendienst Ministerie van Energie. In 2004 werekt hij aan een infiltratie organisatie in de New York in samenwerking met de New Yorkse politie.



titel Hide and Seek
auteur Charles Duelfer
uitgave Hard cover, 524 p., noten en index
uitgever PulicAffairs
prijs $ 12
jaar 2009
isbn-13 978-1-58648-557-3

Geschreven voor Vredesmagazine (dit is een iets langere versie)

vrijdag 15 juni 2012

Nederlandse soldaten helpen de VS grip op West-Afrika te krijgen

Nederlandse soldaten vertrekken morgen naar Kameroen voor een internationale oefening. Vooral de VS profiteren hiervan.
Banjul, Gambia - ochtend bijeenkomst tijdens Africa Endeavor 2011, 13 juli 2011.
Foto: Susannah Dowell

Op dit moment maken militairen van het Nederlandse 101ste Communicatie- en Informatiesystemen (CIS) bataljon zich klaar voor deelname aan de oefening Africa Endeavour in Kameroen. Nederland neemt voor de tweede keer deel aan de sinds 2006 jaarlijks terugkerende communicatie oefening. Er zullen in totaal tweehonderd deelnemers zijn uit vijfendertig Afrikaanse landen, de VS, Canada, Nederland en van internationale organisaties zoals de NAVO, Afrikaanse Unie, Europese Unie en West-Afrikaanse Economische Gemeenschap.

Uit Nederland gaan vier officieren en negen onderofficieren naar Kameroen, waaronder een mediatrainer, een sergeant van de medische dienst en een commandant. Het team zal Afrikaanse trainers opleiden en begeleiden. De bedoeling is dat deelnemende landen uiteindelijk met eigen materieel communicatienetwerken opzetten en gebruiken. De netwerken zijn bedoeld voor samenwerking tijdens militaire operaties. Op de website van het CIS staat dat deze netwerken de basis vormen voor toekomstige samenwerking bij natuurrampen of humanitaire hulp. De site van Modern Ghana voegt hier fijntjes aan toe dat het ook om peace keeping en contra-terrorisme kan gaan; dat zijn gewapende militaire operaties. De oefening is ook onderdeel van het Amerikaanse militaire goodwill offensief in Afrika om meer landen op het continent op zijn hand te krijgen. Andrew Kostic Kolonel bij de Amerikaanse mariniers zegt: "Africa Command's ambition is to not only strengthen partnerships between the United States military and the militaries of African nations, but to strengthen the partnership between African nations' militaries as well." Terwijl in Kameroen geoefend wordt, vindt in Arlington, Virginia een seminar plaats waar officials van veertig Afrikaanse landen, de VS en Europa worden geïnformeerd over de Amerikaanse Afrika politiek. Allemaal voor het goede doel, maar toch vooral in het belang van de Amerikaanse veiligheidspolitiek.

Bron
African Endeavour wordt georganiseerd en gefinancierd – Nederland betaald zijn eigen kosten – door het Africa Command, één van de negen Amerikaanse militaire hoofdkwartieren in de wereld. Africa Command bestrijkt alle Afrikaanse landen, behalve Egypte (dat tot het Midden-Oosten wordt gerekend) en is sinds oktober 2008 actief. Het kent maar een gering aantal troepen en bases. Het is namelijk moeilijk om landen te vinden die bereid zijn om een grote Amerikaanse basis toe te laten. Het commando is mede daarom gevestigd in Stuttgart, Duitsland. Alle regionale Gevechtscommando's krijgen een vaste eenheid of brigade toegewezen met het doel over de regio geïnformeerde en daar getrainde troepen te kunnen inzetten voor missies. Oefeningen als Africa Endeavour spelen in die opzet een belangrijke rol. Africom krijgt als vaste eenheid de Dagger Company.

De Washington Post van 14 juni beschrijft echter dat her en der in Noord-Afrika kleine posten en bases verrijzen van waaruit het Africa Command kleine clandestiene spionage operaties uitvoert.

China

De officiële missie van het Africa Command is het beschermen en verdedigen van de veiligheidsbelangen van de VS door de militaire capaciteiten van Afrikaanse staten en regionale organisaties te vergroten. Het hoofdkwartier organiseert daartoe militaire oefeningen en onderneemt militaire operaties, “dit om internationale bedreigingen af te schrikken en te verslaan en om een veiligheidsklimaat te creëren dat helpt bij goed bestuur en ontwikkeling,” zo heet het officieel. Dat idealistische uitgangspunt is mooi, maar niet het hele verhaal. De nationale veiligheidsbelangen van de Verenigde Staten zijn zowel militair als economisch van aard.

De buitenlandse doelstellingen van de VS in Afrika laten zich samenvatten tot controle over een groot continent dat rijk is aan grondstoffen en met groeiende economieën. Vanaf midden jaren negentig is de invloed van de Verenigde Staten in Afrika aanzienlijk gegroeid. De bestrijding van het terrorisme en hulp bij het oplossen van conflicten boden hiervoor een alibi. Ook China trok Afrika binnen, een beweging die van grote invloed is op de Amerikaanse aanwezigheid. De trek naar het Afrikaanse continent door beide economische reuzen ging ten koste van de traditionele landen met invloed, zoals het Verenigd Koninkrijk en vooral Frankrijk.

Bisong Etahoben beschrijft inde Africa Review waarom desondanks rooskleurige teksten verschijnen. Ze zijn bedoeld om de twijfel die enkele Afrikaanse landen hadden over de ware bedoelingen van het Africa Command weg te nemen. De VS probeert het hoofdkwartier te verkopen als een humanitaire en veiligheidsorgansaitie. Het hoofdkwartier organiseert zelfs bijeenkomsten in Duitsland om Afrikaanse landen hiervan te overtuigen. Ook een oefening als Africa Endeavour kan daar aan bij dragen. Tijdens die oefening wordt contact gelegd met Afrikaanse militairen en die contacten zijn volgens overste Bryan McRoberts van de Amerikaanse marine, de belangrijkste organisator van de oefening, van belang in crisis situaties en kunnen toekomstige operaties succesvol maken. Er moeten echter vraagtekens worden gezet bij de Nederlandse militaire bijdragen hieraan. Zeker zo kort na de onthulling dat het Amerikaanse hoofdkwartier voor Afrika betrokken is bij clandestiene operaties.

Geschreven voor Sargasso

woensdag 6 juni 2012

Hollands Next Top Lobbyist; Why?

Enige tijd geleden ging ik meedoen aan de Amnesty wedstrijd Hollands Next Top Lobbyist. De winnaar mag mee naar de Verenigde Naties in New York. Daar wordt in juli gestemd over het wapenhandelverdrag. De bedoeling van de wedstrijd is dat ik zoveel mogelijk mensen krijg die me 'leuk' vinden, 'liken' en met vanaf mijn url een handtekening zetten. Het verdrag wordt als de oplossing gezien voor ongebreidelde wapenexporten. Maar is dat waar?  

Protest bij Koreaanse marinebasis, Jeju. Bron
De Europese Unie heeft bijvoorbeeld prachtige regelgeving rond de handel in wapens. Die regels worden niet alleen door de EU-landen omarmd, maar ook door Canada, Cyprus, Liechtenstein, Noorwegen, IJsland en de geassocieerde landen in Midden- en Oost-Europa. Deze landen zijn samen verantwoordelijk voor de helft van alle wapenexporten. Bovendien gaat een groot deel van de wereldhandel vrijwel ongehinderd door de Europese lucht- en zeehavens (ook goederen uit de VS).

Controle is wel mogelijk. Dat merkt vrijwel iedere zakenman, waar dan ook in de wereld, die het in zijn hoofd haalt iets meer dan een doos staafmixers met onderdelen uit de VS aan Iran of Noord-Korea te leveren. Daar staat gevangenisstraf of, na volledige medewerking, enige tonnen boete op. De straf van Uncle Sam ontlopen is er niet bij. Regelmatig duikt de Rotterdamse haven in de Amerikaanse processen op als draaischijf voor al dan niet ernstige leveranties.

Als controle op wapenexporten spoort met buitenlands beleid dan is er veel mogelijk. Helaas laat dat beleid zich doorgaans niet leiden door mooie zaken als mensenrechten en ontwikkeling, maar door economische en geostrategische belangen. Duitsland levert daarom een serie onderzeeërs aan Israël, bedoeld om kernwapens af te schieten. Dat is strijdig met een handvol regels uit de gedragscode. Geen haan die er naar kraait. Waarom dan nog meer regels? En Putin, Obama en Jintao laten zich heus niet door een verdrag dwingen. De wereld zou er bij gebaat zijn als er een campagne kwam voor het strikt uitleggen van wapenexportregels, strenge controle op goederen die het land verlaten, en dan bij overtredingen even assertief vervolgen als de VS nu doet.

Ruim een jaar geleden stelde de Campaign Against Arms Trade uit Londen, CAAT, dat wapenleveranties aan het Midden-Oosten aantonen dat handel boven mensenrechten gaat. Ook in Europa. CAAT pleitte voor een onmiddellijk wapenembargo voor de hele regio en een zinnig gebruik van de gedragscode door de regeringen van EU-landen. April dit jaar schreven onderzoekers een rapport over Europese wapenexporten. Bij de presentatie stelde één van hen dat ze hoopte dat de EU-lidstaten de kwaliteit van hun beslissingen inzake exportvergunningen van de afgelopen jaren zélf gaan evalueren en er conclusies uit trekken: ‘Het idee dat de Europese Commissie of het Parlement zich daarover zouden mogen uitspreken, dat is waarschijnlijk hopen op sprookjes.’ Hop in Den Haag, Madrid, Boedapest en Boekarest aan de slag. Maar of ze dat doen?!?

Ook als deelnemer aan de Amnesty competitie lukte het me niet te gaan geloven in de aanpak. Blijft de vraag wat wél helpt. Wapenhandel zou een sexy onderwerp kunnen zijn voor activisten en pers. Ze zouden kunnen onderzoeken, namen en shamen, lobbyen (en dat betekent niet alleen zoveel mogelijk 'likes' en handtekeningen binnenhalen), artikelen en boeken schrijven, organiseren, acties op poten zetten. Samen met anderen dwingen dat die controle er in Nederland komt.

Samen betekent ook samen met mensen die zich inspannen voor een Wapenhandelverdrag (Arms Trade Treaty, ATT). Als je ze al gemakkelijk in twee groepen zou kunnen verdelen dan zijn de verschillen tussen hen die het ATT steunen en hen die het afwijzen kleiner dan de overeenkomsten. De ene groep focust echter op een regeling, de andere op controle en het verijdelen van wapenexporten (binnen de huidige mogelijkheden). Een actie voor het ATT kan actuele wapenexporten aankaarten en zo ook bijdragen aan een controle in het heden. Het gaat hier dus niet om een zwartwit onderscheid. Wel pleit ik voor het direct op het doel af gaan en dat is betere controle. Niet om de controle, maar omdat wapens worden gebruikt om mensen te onderdrukken en arm te houden en andere rijk en machtig te maken.

Geschreven voor: Konfrontatie

maandag 14 mei 2012

Paradijsvogels in de polder; Papoea's in Nederland

Dit jaar is het vijftig jaar geleden dat enkele honderden Papoea's naar Nederland vluchtten, vanuit Nederlands-Nieuw-Guinea. Zij zijn inmiddels, met vier generaties Papoea's, bijna geruisloos geïntegreerd, zonder hun afkomst te verloochenen.

Aan de prachtige eettafel van een bovenwoning in de Amsterdamse buurt de Pijp zit een grote man. In pak. Ik ben uitgenodigd door een vriend om te komen eten. Hij ook. Het is Viktor Kasiëpo, een leider binnen de Papoea-gemeenschap. Zijn vader is Markus Wonggor Kasiëpo, een van de twee vice-voorzitters van de Nieuw-Guinea Raad die april 1961 door Nederland werd opgericht.

Het is 1994 en Indonesië is volop in beweging. De bevolking is de economische neergang, de wanorde en corruptie beu. Een kleine groep wil ook van de politieke onvrijheid af en komt op voor onderdrukte volkeren. Viktor is die dag bij olieconcern Shell langs geweest. Vandaar dat pak. Maar wel met sandalen eronder waarin blote voeten steken. Hij was er om te praten over Papoea. Je weet immers maar nooit waar de onrust toe leidt. Ik zou hem nog vaker tegenkomen of horen op de radio, met zijn kalme stem, opkomend voor de bevolking van West-Papoea.

Geweld

Zelf zou ik vanaf die tijd regelmatig over West-Papoea schrijven. Ik zou leren over het vertrek van de Nederlanders, de volksraadpleging die Indonesië in 1969 hield onder 1.025 gecontroleerde stamhoofden, nadat velen van hen gedood of verdreven waren. Ik las hoe een land speelbal kan zijn in de internationale politiek, waarbij Nederland de boot miste en zijn laatste kolonie in de Oost verloor.

Via email-berichten volgde ik de strijd rond mijnbouwonderneming Freeport. Een strijd die zich richtte op arbeidsvoorwaarden, werkgelegenheid voor de lokale bevolking, compensatie voor landgebruik en tegen milieuverkrachting. Ik stuitte op de kwestie van de transmigranten. Dat zijn Indonesiërs van elders die bijvoorbeeld een lapje grond hebben gekregen om te bewerken. Maar ook de ambtenaren, politie, ondernemers en militairen zijn grotendeels mensen van buitenaf. Er wonen inmiddels meer migranten op West-Papoea dan dat er Papoea's wonen.

En ik las over het hijsen van de Papoea vlag, de Morgenster genaamd (vaak resulterend in arrestaties en geweld) en over de Organisasi Papoea Merdeka (OPM) die streed voor de vrijheid en onafhankelijkheid voor het westelijk deel van Irian.

De eerste Indonesische gouverneur van Irian schatte in dat tot het jaar 1969 zo'n 30.000 mensen werden vermoord. [1] Een enorm aantal, maar op een bevolking van ruim 300.000 inwoners zelfs onvoorstelbaar. De latere dictator Soeharto verdiende zijn sporen onder andere in de oorlog tegen de Nederlanders in Papoea. Zijn gevechtservaring hier droeg bij aan zijn macht die hem van 1965 tot 1998 president-dictator maakte. Het Indonesische leger en de politie trad onder diens regime met grof geweld op tegen de bevolking van West-Papoea en het nauwelijks bewapende verzet.

Voor een boek over wapenleveranties aan Indonesië schreef ik destijds: 'Robin Osborn, schrijver op het gebied van Indonesische militaire operaties in West-Papoea, verklaarde dat zonder wapens uit het Westen Indonesië de jungle te voet in zou moeten en de onafhankelijkheidsstrijders op gelijke voet zou moeten bestrijden. Kortom zonder helikopters uit het Westen, zonder Bronco vliegtuigen ontworpen om opstanden te bestrijden, zonder marineschepen voor kustbombardementen, was het onmogelijk geweest al de misdaden tegen de bevolking van West-Papoe te begaan.' [2]

Tot op de dag van vandaag duurt het geweld op Papoea voort. Nog dit jaar werden dorpen vernield en mensen verdreven en gedood. Ook de wapenleveranties vanuit het Westen gaan gewoon door.

Morele verplichting

Onlangs verscheen Paradijsvogels in de polder, een fotoboek over het leven van Papoea's in Nederland. Het bevat tien interviews en vooral heel veel foto's van 'Nederlandse' Papoea's. Bij de eerste keer doorbladeren stuit ik op de foto van Viktor. Hij is twee jaar geleden gestorven. Op de foto is hij ouder dan toen ik hem voor de eerste keer zag. Ik hoor zijn stem nog op de radio en ik zie hem nog zitten aan die tafel in de Pijp.

Het boek bevat tevens een interview met zijn dochter Inaria. Zij is strijdbaar als het gaat om West-Papoea: "Ze worden daar nog altijd achtergesteld, soms zelfs vermoord. Het voelt als een morele verplichting. Zij hebben daar de mogelijkheden niet om hun stem te laten horen, wij hier wel. Dan vind ik ook dat ik een steentje bij moet dragen. Onafhankelijkheid blijft het doel. Ik hoop dat ik het nog mee ga maken."

Inaria is begin veertig en zelf nog nooit in West-Papoea geweest. "Tot 2000 was het, voor mij, met mijn achternaam, vrijwel onmogelijk om er heen te reizen en daarna had ik er het geld niet voor", zegt ze tegen Eva Prins, die de interviews maakte. Dat klinkt wrang voor iemand die zich zo heeft ingezet en nog steeds inzet voor het land.

Een ander verhaal, over moeilijk overbrugbare afstanden, wordt door Jim Manusaway verteld. Hij ging naar de middelbare school in Jayapura, de huidige hoofdstad van Papoea. Dat lag op duizend kilometer afstand van zijn ouderlijk thuis en destijds zes weken reizen! Jim is tijdens zijn studie dan ook bijna niet meer thuis geweest. Dergelijke opmerkingen vergroten ongemerkt mijn beperkte begrip van het land. Schrijnend is de opmerking van Jim over zijn vader die in 1965 is overleden: "Ik weet vrijwel zeker dat hij is vermoord, maar ik heb het nooit kunnen bewijzen."

Identiteit

De interviews lezen vlot weg. Ze maken wel duidelijk waarom de Papoea's zo weinig zichtbaar zijn in Nederland. Veelal zijn ze in de jaren '60 naar Nederland gekomen als vluchteling of om te studeren. Het is niet zo'n grote groep. Ze leven verspreid over het land, zijn vaak goed geïntegreerd, hun geschiedenis is in Nederland vrij onbekend en ze trouwen vaak gemengd.

Pamela Pattynama, die het voorwoord voor het boek heeft geschreven, vestigt hier de aandacht op: "Het [boek] vertelt hoe individuen individu kunnen zijn, tot een groep kunnen behoren en zich kunnen mengen. De geschiedenis van de Papoea's is in Nederland relatief onbekend. Dit boek met zijn portretten en persoonlijke verhalen maakt de Papoea-gemeenschap in Nederland daarom los uit een culturele 'onzichtbaarheid'."

Frank Irving, die er pas recent achter kwam dat zijn vader een Papoea was, stelt nuchter vast dat identiteit voor een deel ook tussen je oren zit, "het is maar wat je gelooft. Dat vind ik een bevrijdende gedachte." Irving heeft als enige van de geïnterviewden ook een eigen artikel in het boek, over de vlaggen van Nederland en West-Papoea. Hij heeft niet zoveel met vlaggen, maar toch bewaart hij ze opgevouwen in een kast en komt ze daar een enkele keer tegen. Het zijn tastbare bewaarsels van zijn geschiedenis en identiteit.

Jim Manusaway wilde alles weten over Papoea en studeerde af als cultureel-antropoloog. Hij is wel blij dat hij in Nederland is gebleven. "Hier heb ik kunnen studeren, me kunnen ontwikkelen, dat was me daar niet gelukt." Nederland als vaderland en West-Papoea als moederland met waarden om trots op te zijn, dat is een terugkerende visie. Melvin Ireeuw heeft het nauwelijks over zijn Nederlandse kant. Hij liet een tattoo zetten met de Morgenster en een paradijsvogel. Een foto van zijn rug siert de voorkant van het boek. Het is de enige kleurenfoto.

Intiem

Het boek grijpt me aan. Zijn het de teksten over de Nederlandse Papoea's? Zijn het de foto's die Bodil Anaïs van hen maakte en waarop vriendelijk en innemende mensen staan? Het zal de combinatie zijn, maar de foto's brengen de mensen wel heel dicht bij. Zo dicht dat ze bij je binnen komen en dat je er wel over na moet denken.

De teksten helpen daarbij. Niet alleen de interviews maar ook het voorwoord en de inleiding van Nancy Jouwe (dochter van de andere vice-voorzitter van de Nieuw-Guinea Raad uit 1961, Nic Jouwe). En misschien komt het juist wel omdat de groep Papoea's in Nederland zo klein is, zo'n 1.500 tot 2.000 personen. Het maakt het boek intiem. En vooral daarom is het de moeite waard om het tot je te nemen.

Wat ik dan mis is een inhoudsopgave. Al zou er alleen maar een overzicht in staan van de pagina's met tekst. De bezwaren daartegen liggen voor de hand. Het gaat niet alleen om de tekst, maar zeker ook om de foto's. Doordat mensen moeten zoeken naar tekst, komen ze de illustraties vanzelf tegen. Ik merk dat ik voor het lezen en het bekijken van de foto's dan ook een andere instelling nodig heb. Soms wil ik alleen lezen of kijken, en soms wil ik beide combineren.

Het fotoboek bevat tevens een korte beschrijving van de geschiedenis en politieke verwikkelingen binnen West-Papoea. Als bijlage is een tijdsbalk opgenomen. Hierin gaapt een groot gapend gat tussen 1969 en 1991. Ik zou willen weten hoe dat komt. Er zit ook weer een gat tussen 1991 en 1999. Waren de ontwikkelingen in die periode soms niet belangrijk genoeg, en waarom dan niet?

Papoea's in Nederland zijn door het boek in elk geval dichterbij gekomen. Nu nog zo'n boek over Papoea's in West-Papoea zelf, maar dat zal voorlopig nog niet mogelijk zijn. Daarvoor is de Indonesische onderdrukking van de Papoea's nog te groot.

voetnoten:
1. West Papua: The Obliteration of a People, Tapol Carmel Budiardjo en Liem Soei Liong, 1988 (3e druk);
2. Indonesia; arms trade to a military regime, European Network Against Arms Trade, juni 1997.

titel Paradijsvogels in de polder. Papoea’s in Nederland
auteurs Nancy Jouwe, Eva Prins en Bodil Anais (fotografie)
uitgave Paperback, 96 pagina's
uitgever KIT Publishers i.s.m. Kosmopolis Utrecht
prijs € 17,50
isbn 978 94 6022 185


Bespreking geschreven voor RavageDigitaal

dinsdag 3 april 2012


Militaire operaties: hou ze klein en onzichtbaar

Een beperkte militaire inzet die te klein is om de aandacht in de media te trekken, kan meer succes hebben dan een grootschalige militaire operatie die permanent het onderwerp is van politieke profilering.”

Dit is de conclusie van een essay uit de Militaire Spectator, vakblad voor militair kader, van december 2011. Het heeft een opmerkelijke ondertitel: “De relaties tussen het aantal in te zetten militairen, democratische besluitvorming en de media” en is geschreven door lt. Kolonel Claessen. Claessen is een Belgische militair werkzaam op de afdeling Strategie van de Belgische Defensiestaf.

Het is vrijwel onvermijdelijk dat Irak, maar ook de Vietnamoorlog in een dergelijk artikel van stal wordt gehaald: “Om een dergelijk gedwongen terugtocht te vermijden moeten democratische regeringen daarom een strategie hebben die hen beschermt tegen de effecten van politieke en maatschappelijke verdeeldheid op het verloop van een conflict.” De bevolking zal doorgaans de hoge kosten die gepaard gaan met een langdurig conflict niet blijvend steunen. Dat blijkt in beide gevallen. Regeringen kunnen dan niet de democratie opzijzetten of alle energie gebruiken voor het doordrukken van een blijvende interventie. Er zijn dan eigenlijk maar twee opties over: een beslissend gevecht organiseren of low profile operaties.

De term Low profile operaties is oude wijn in nieuwe zakken. In de jaren tachtig werden dergelijke operaties geschaard onder de term Low Intensity Conflict (LIC). LIC is bekend geworden door operaties in Nicaragua, El Salvador en op de Filipijnen tegen het linkse verzet. De kleinschalige inzet in El Salvador toonde volgens Claessen het succes van een dergelijke benadering aan: “De 55 Amerikaanse militairen in het land boden geen enkele bescherming tegen de rebellen. De junta had ook geen andere keuze dan in te gaan op de Amerikaanse eisen.” Ze zouden anders geen munitie en wapens meer krijgen en verliezen van het verzet. De huidige kleinschalige militaire operaties in Colombia en de inzet in de Filipijnen in het kader van Operation Enduring Freedom (OEF) worden door Claessen als positief vervolg op El Salvador genoemd. Het gaat bij die operaties om kleinschalige inzet van nog geen honderd specialistische militairen. Training, opleiding en advies  moeten leiden tot een leger dat afhankelijk is van steun en daarom medewerking zal verlenen aan de politieke doelstelling van het interveniërende land, zoals in El Salvador gebeurde.

---

Dit jaar deden Nederlandse special forces mee aan de operatie cq. oefening Flintlock in Noordwest Afrika. Flintlock is onderdeel van de Amerikaanse OEF-operatie. De Nederlandse deelname aan deze oefening werd blootgelegd door vijf studenten die deelnamen aan een cursus onderzoeksjournalistiek. Hun onderzoek leidde tot Kamervragen, diverse media putten uit hun onderzoek voor verdere publicatie. Het onderzoekswerk van de studenten weerspreekt de stelling uit de Militaire Spectator: ook kleine operaties kunnen onderzocht worden en een militaire actie 'politiek profileren'.

---

In het maartnummer van de Militaire Spectator staat: “(…), de besluitvormingsprocedure voor speciale operaties en de grote mate van geheimhouding biedt de regering een relatief eenvoudige mogelijkheid tot inzet van een grote missie met een robuust mandaat.” Dat schrijven Martijn van der Vorm (auteur van een boek over de commando's) met twee militairen die aan commando operaties in Afghanistan deelnamen. De informatie over inzet van commando's of special forces wordt in een besloten bijeenkomst aan de fractievoorzitters gegeven, vergelijkbaar met de Commissie Stiekem (de commissie die gaat over inlichtingendiensten). Dat kan ook pas achteraf zijn. Zo wordt de Tweede Kamer gedeeltelijk buitenspel gezet bij controle op Nederlands militair optreden. Dit beleid is vastgesteld door toenmalig minister van Defensie Frank de Grave, in een brief uit 2000. Ook in deze procedure weer die geheimzinnigheid en gebrekkige controle.

Ik word niet vrolijk van dergelijke creatieve oplossingen buiten de democratie om. Vooral omdat ze ook nog blijken te werken ook. Er is relatief weinig politieke en publieke aandacht voor de operaties van de commando's in Afghanistan, stellen schrijvers Van der Vorm et al. Maar anders dan deze schrijvers meen ik dat dit een slechte zaak is. Het militair apparaat is de gewapende tak van de Staat. Die Staat moet worden gecontroleerd door het Parlement en dat moet daarbij zoveel mogelijk geïnformeerd worden. Niet beperkt. Ook niet als het net even iets moeilijker ligt. Een Staat bestieren is geen spelletje voor het kabinet, sceptische parlementariërs en onderzoeksjournalisten, maar een serieuze kwestie voor volwassen mensen. Klinkt dit naïef? Dat zal wel. Maar als je gewoon in het openbaar je strategieën om buiten de spotlights te blijven kan opschrijven, mag ik dan een klein beetje argeloos zijn?

Low profile operaties zijn “gebaseerd op het feit dat een militaire deelname aan een conflict onbeperkt kan worden volgehouden indien de pers en het electoraat er geen interesse in hebben,” schrijft Claessen. Sceptische journalisten en onderzoekende parlementariërs zijn gewaarschuwd: je kan lezen hoe je bedonderd wordt. Militairen kunnen zo brutaal worden bij de gratie van dat niemand ze een voet dwars zet. Speciale troepen worden belangrijker in de Nederlandse krijgsmacht; ze vallen zelfs buiten de bezuinigingen. Misschien tijd om te kijken of ze ook meer in het openbaar gecontroleerd kunnen worden en niet een excuus vormen voor een gemakkelijk ontsnappingsroute weg van de parlementaire controle bij militaire inzet.

Martin Broek

Geschreven voor Konfrontatie

maandag 19 maart 2012

Marokko; Nederlandse wapens betaald met Saoedisch geld

De nieuwste Stockholm International Peace Research Institute (SIPRI) gegevens over de wapenexporten zijn belangrijk nieuws op maandag 19 maart. Vooral het gegeven dat er tussen 2010 en 2011 een groei is van 24 procent trekt de aandacht. Ook de Nederlandse wapenexporten komen in de berichten stroom voorbij. De Volkskrant schrijft: “De Nederlandse wapenexport groeide met 22 procent naar 538 miljoen dollar (408 miljoen euro).” Op de radio 1 vertelt Pieter Wezeman, onderzoeker bij het Zweedse instituut, dat het gaat om marineschepen, radartechnologie en afgestoten wapens van de Nederlandse overheid. 


Kommer Damen en Koningin Beatrix tijdens de doop
van een politieboot in Gorinchem. Bron
De snelle groei van de Nederlandse wapenexporten komt vooral door de toenemende verkoop van grote marineschepen naar landen in het Zuiden. In 1998 deed ik voor het schrijven van het boek Nederlandse wapenhandel in de jaren '90 onderzoek naar de export van marineschepen in de periode 1963-1998. Het ging toen in een periode van vijfendertig jaar om acht schepen (Nigeria (1), Indonesië (3), Griekenland (2) en Taiwan (2)). In 2001 werd de verlieslijdende werf De Schelde voor een halve euro overgenomen door scheepswerf Damen. Sinds die tijd, elf jaar geleden, zitten we al op vrijwel evenveel marine exporten (Indonesië (4) en Marokko (3)). Een nieuwe export naar Vietnam wordt verwacht. De overname heeft vruchten afgeworpen.

Die exportsuccessen heeft Damen niet zonder hulp bereikt. De overheid beloofde Damen in 2001 te helpen bij het zoeken naar klanten. Tevens kan het bedrijf gebruik maken van de exportkredietfaciliteit van de overheid, hetgeen de dure marineschepen ook binnen het bereik van minder kapitaalkrachtige klanten brengt. Volgens werfdirecteur Kommer Damen was ook de marine “aan alle kanten bereid medewerking aan export te verlenen.” Bij het schrijven van het boek Explosieve Materie voorzag ik al een toenamne van exporten naar dubieuze bestemmingen: “Een restrictief beleid is overigens nauwelijks te verwachten. Exporten van wapens voor marines liggen in Nederland niet problematisch, specifieke uitzonderingen daargelaten.” 

2e Damen fregat voor de Marokkaanse marine. Bron
De blogger Machmoed Van Kaas vindt de levering van marineschepen aan Marokko niet in de haak, omdat Marokko vergunningen afgeeft voor het vissen in de territoriale wateren van de Westelijke Sahara, terwijl het Europese Parlement het visserijverdrag met Marokko in 2011 weigerde te verlengen omdat de aanspraken van Marokko op deze wateren niet onomstreden zijn. De Europese Commissaris voor maritieme zaken en visserij Maria Damanaki stelt dat Marokko eerst op een overtuigende vragen moet beantwoorden op het gebied van duurzaamheid, economie en internationaal recht. Marokko plundert de visgronden van de Westelijke Sahara, dat zij in strijd met het internationaal recht bezet houdt. Die bezetting “staat al een jaartje of twintig op de agenda van de Veiligheids Raad,” aldus Van Kaas. Hij vraagt zich af: “Hoezo is er sprake van een spanningsgebiedencriterium?” Het spanningsgebiedencriterium verbiedt Nederlandse wapenexporten naar conflictregio's.

De Campagne tegen Wapenhandel schrijft dat de fregatten bedoeld zijn om met de NAVO samen te werken en de kustwateren te kunnen controleren op illegale migranten. De onderzoekers van deze organisatie stellen met klem dat de aankoop ten koste zal gaan van het overheidsbudget van het bepaald niet rijke Marokko. Volgens het onderzoeksinstituut SIPRI gaat het om een levering ter waarde van 510 miljoen euro. Geld kan maar een keer worden uitgegeven, de aankoop door de Marokkaanse overheid zal ten koste gaan van onderwijs en gezondheidszorg.
Bron
Of deze kritiek hout snijdt is niet helemaal duidelijk. Marokko zocht in 2008 al geld in Saoedi Arabië voor de militaire aankopen. Rabat komt daarmee wel steeds meer onder invloed van Ryahd te staan (een ontwikkeling die ook op andere gebieden zichtbaar is). Dat is niet veel nieuws onder de zon. Al eerder werden aankopen door Bangladesh van Nederlandse wapens betaald vanuit Saoedische fondsen. De invloed van de fundamentalistische vrienden van het Westen komt met de groeiende invloed in Marokko wel dichtbij.

In de zeventiende eeuw leverde Nederlandse wapenhandelaars kanonnen aan hun Spaanse tegenstanders. Nu laten we onze wapens betalen met geld van fundamentalisten van het ergste soort. Maar in de Gouden Eeuw was er nog geen gedragscode wapenexportbeleid. Nu wel. In die code wordt geschreven over regionale veiligheid en mensenrechten, en wordt de hoogte van de wapenuitgaven beoordeeld. Als de gedragscode nageleefd zou worden, dan zou Rabat het zonder onze wapens moeten stellen. Maar al te goed is buurmans gek.  “Landen in Noord-Afrika voerden drie maal zo veel wapens in als in de periode voor 2007, Marokko zelfs vier maal zo veel,” staat in het Volkskrant artikel. Zo'n klant laat je niet schieten.

 Blog geschreven voor Sargasso

donderdag 8 maart 2012

Vrouwenrechten in Afghanistan

"Men are fundamental and women are secondary," schreef de Afghaanse president Hamid Karzai op zijn website. Daarmee versterkte hij de speculaties dat hij de conservatieve geestelijken steunt. De afgelopen jaren schreef ik elk jaar op 8 maart een Vrouwendagblog bij Broekstukken. Dit jaar niet. Afghanistan stond dit jaar wel weer op mijn lijstje. De start van het blog had ik al. Dat zou ik overnemen van Koen van Groese die voor nota bene de EO in Afghanistan was, en op zijn blog daarover schreef: 


"We zijn in Kunduz om een portret te maken van de eerste Afghaanse vrouwelijke politie-agent die bij de Nederlanders afstudeert: Najiba. Maar om dit te laten slagen dien je de hogeschool voor Afghaans stratego met een tien te hebben afgerond. Het is namelijk niet aan Najiba of ze komt. Maar aan een ingewikkeld gewoven Afghaans tapijt dat loopt van gouverneur tot generaal. En van hoofd van de politie tot hoofd van het huishouden, haar man. En als één iemand wordt gepasseerd, dan gaat het hele feest niet door."

Duidelijker kan je het niet krijgen dat de idealen achter de Nederlandse aanwezigheid in Afghanistan niet passen op de Afghaanse werkelijkheid. Na dit citaat van Van Groese zou ik net als eerdere jaren aangeven dat de positie van vrouwen in Afghanistan niet verbeterd is. Op de website van RAWA, de onafhankelijke Afghaanse organisatie voor vrouwenrechten, zou daar wel een onderbouwing voor te vinden zijn. De site wordt niet meer zo actief gevuld als voorheen, maar er staat een recent interview op met RAWA activiste Reena over de aanwezigheid van buitenlandse troepen en wat dat betekend voor de positie van Afghaanse vrouwen.

De interviewster vraagt: “Reena, een reden die vaak wordt gegeven voor het in Afghanistan blijven van de troepen (…) is dat het gaat om het redden van de vrouwen van Afghanistan. Wat is jouw reactie hierop?" 

Reena antwoordt: “Dit soort beweringen zijn helemaal onjuist. Vrouwenhaters kwamen aan de macht, mannen met hetzelfde geloof als de Taliban. Met hun manier van denken zijn zijn exacte kopieën van de Taliban. Ze verschillen alleen uiterlijk. Dit verbeterde volgens mij niet de positie van vrouwen. Op dit moment zijn er kleine verbeteringen in het leven van vrouwen die in de steden leven, maar als je naar de statistieken kijkt dan blijft Afghanistan het gevaarlijkste land voor vrouwen. Zelfverminking en het aantal zelfmoorden zijn extreem hoog – zo hoog zijn ze nog nooit eerder geweest. Huiselijk geweld is wijdverbreid. Vrouwen zijn arm. Ze hebben geen gezondheidszorg en het hoogste sterftecijfer ter wereld. 

Er zijn zoals ik zei enkele verbeteringen. Op sommige gebieden, voor een hand vol mensen, enkele vrouwen, zal het een beetje beter zijn geworden, maar het is zeer zeker slechter geworden voor vele anderen. Er is onveiligheid, er zijn bedreigingen. Ze zeggen altijd dat er zes miljoen meisjes op de scholen zitten die ze hebben geopend. Ze hebben het nooit over de hoeveelheid afvallers. Niemand kijkt naar de aanvallen, de bedreigingen van de Taliban naar de meisjes. Het gevolg is dat ze niet meer naar buiten durven te gaan. Niemand kijkt naar de kwaliteit van de scholen. Er zijn kleine verbeteringen. Die zijn wijd uitgemeten, en de paar positieve punten zijn belicht, maar in het algemeen zijn de zaken slechter gegaan.”

Dit citaat had ik op mijn Vrouwendagblog willen zetten, om een Afghaanse feministe het woord te geven over de positie van vrouwen, in plaats van de voorlichters van de Westerse troepen. En dan zou ik weer overgaan naar mijn orde van de dag. De Nederlandse politiemissie wordt niet uitgebreid. Volgens Reena helpt die ook niet bij het verbeteren van de positie van vrouwen. Wat er wel nodig is om de positie van vrouwen te versterken en hoe we de Afghaanse vrouwen daarbij kunnen helpen, daarover gaat het nauwelijks. De "toekomst van de rechten voor Afghaanse vrouwen is onzekerder dan op enig moment de afgelopen tien jaar,” zegt de Afghaanse Mensenechten en Democratie Organisatie in een rapport dat ze afgelopen dinsdag publiceerden. "De meeste, voor vrouwen belangrijke, resultaten uit de afgelopen tien jaar worden waarschijnlijk teruggedraaid," De regering doet er niets aan dat te veranderen.

Maar eigenlijk heb ik dat in mijn vorige 8 maart blogs allemaal al opgeschreven. Wat ik toen schreef, is helaas nog steeds geldig of slechts mondjesmaat achterhaald. Wat ik nu schrijf is slechts een summiere aanvulling daarop. Daarom dit jaar maar geen Vrouwendagblog.

Mijn eerdere 8 maart blogs


2011:  * Afghanistan en de 100ste vrouwendag
2010:  * vrouwen en antimilitarisme
2009:  * vrouwendag gastblog (Wendela de Vries)
           * hoofdoekjes discussie en Arabisch feminisme
           * Van Creveld oorlogscultuur.html

dinsdag 6 maart 2012

Nederlands geld voor kernwapens


In het onlangs verschenen rapport 'Don't bank onthe bomb' wordt onder het kopje Nederland één Nederlandse producent van kernwapens genoemd: the European Aeronautic Defence and Space Company (EADS). EADS is de producent van het civiele Airbus passagiersvliegtuig, maar ook – via het bedrijf MBDA, waarin het één van de drie aandeelhouders is – van een nieuw type kernraketten. Daarnaast produceert en onderhoudt EADS de Franse kernraket M45. De EADS productie vindt grotendeels plaats in het buitenland, het hoofdkantoor van het bedrijf is om belastingtechnische redenen in Nederland gevestigd: internationaal opererende bedrijven krijgen in Nederland forse belastingvoordelen.

De grote betrokkenheid van Nederland bij kernwapenproductie blijkt vooral in de financiële sector. Nederland heeft grote banken. In de Fortune top-500 komen ING, Aegon en Rabobank voor. De drie behoren tot de grootste zesbedrijven van ons land. Het rapport 'Don't bank on …' vermeldt ING en Aegon. Aegon investeert via Transamerica en Kames Capital in Alliant Techsystems, Babcock International, BAE Systems, Boeing, Finmeccanica, Honeywell International, Rolls-Royce and de Serco Group. ING investeert in Boeing, EADS, Honeywell International en Safran. Al die bedrijven zijn betrokken bij kernwapenproductie. (Voor een korte beschrijving van de activiteiten van de bedrijven zie, pag 7 van 'Don't bank ...')

Een kleine tien jaar geleden begon de huidige golf van acties tegen de financiering van de defensie-industrie door Nederlandse financiële instellingen met het aankaarten van de ABN-AMRO investeringen in Insys, een bedrijf voor het onderhoudt van clusterbommen. De actie werd gestart door de Campagne tegen Wapenhandel en verbreide zich al snel via Kamervragen, acties, betrokkenheid van de PvdA en SP etc. naar een breed publiek. Kort daarop werd Netwerk Vlaanderen http://www.fairfin.be/ – tegenwoordig FairFin – in Nederland actief om de banken te bewegen niet te investeren in verkeerde wapens. De Campagne tegen Wapenhandel richtte inmiddels zijn pijlen op de Rabobank en ING die een levering van oorlogsschepen naar Indonesië financierden. (In 2011 financierde ING nog voor ruim vijftig miljoen euro de levering van reserve onderdelen voor deze schepen.) Een deal waaraan ABN-AMRO bewust niet deel wilde nemen nadat het informatie had ingewonnen bij een Nederlandse hoogleraar en Indonesiëdeskundige die de deal wegens de mensenrechten situatie afraadde. Niet investeren in wapens scoort goed bij het publiek en daarvan maken niet alleen de Triodos en ASN-bank gebruik.

Als het gaat om investeringen met Nederlands kapitaal moeten de pensioenfondsen niet vergeten worden. Dit zijn grote spelers op de internationale kapitaalmarkt. In 'Don't bank …' komt echter alleen het Unilever Pensioenfonds Progres voor als fonds dat de productie van nucleaire wapens financiert. Eén pensioenfonds is een flinke vooruitgang vergeleken met eerdere rapporten. In 2007 publiceerde de Campagne tegen Wapenhandel een overzicht van de investering vanpensioenfondsen in wapens en goederen waarmee de mensenrechten werden geschonden. In dat overzicht komen nog enige tientallen bedrijven en fondsen voor die in kernwapens investeren. De activiteiten van de Campagne tegen Wapenhandel en het Netwerk Vlaanderen werden gevolgd door acties van OxfamNovib en Pax Christi op dit vlak (doorgaans ondersteund door de Nederlandse onderzoeksorganisatie Profundo). Al die activiteiten haalden uitgebreid de media en pensioenfondsen en banken pasten hun investeringen aan. Het is bijna ongelofelijk hoeveel bedrijven er onder publieke druk inmiddels door financiers zijn afgestoten.

De Eerlijke Bankwijzer, gemaakt door een brede coalitie van maatschappelijke organisatie, geeft overzichtelijk weer op welke terreinen financiële instellingen slecht scoren. Ook hier komen we Aegon en ING (investeert in kernwapenproducenten als die minder dan de helft van de omzet uit wapens halen) weer tegen.

Uit 'Don't bank ...' zou je kunnen opmaken dat de strijd bijna gestreden is. Helaas. Deze week publiceerde de Campagne tegen Wapenhandel een overzicht vaninvesteringen door pensioenfondsen in kernwapenbedrijven. In die lijst staan tientallen Nederlandse pensioenfondsen. Gegevens komen van de pagina's van de fondsen zelf (maart 2012). Het gaat daarbij om bedrijven die kernwapens en onderdelen daarvoor produceren of onderhouden. Ze worden door CtW gegroepeerd per bedrijf. “Er zijn nog best veel fondsen die investeren in kernwapens. Ik heb volledig willen zijn,” zegt Mark Akkermans, de auteur van het Campagne tegen Wapenhandel-rapport. “In 'Don't bank …' is er voor gekozen investeringen kleiner dan een half procent van het totaal aan uitstaande aandelen en obligaties in de kernwapenbedrijven niet op te nemen. Dat vertekent het beeld,” zegt Akkermans. Kijk je naar de kleine en grote Nederlandse investeringen in de kernwapen-industrie dan is nog een lange weg te gaan. “Vier van de vijf grote pensioenfondsen investeren nog steeds in kernwapens, alleen PGGM niet.”

Geschreven voor Sargasso

dinsdag 28 februari 2012

Raketschildruzie tussen Rusland en Noorwegen raakt Nederland


De relaties tussen Noorwegen en Rusland zijn sinds 2010 steeds beter geworden. Op één punt dreigt het nu toch mis te gaan. De Russische generaal Nikolai Makarov, bevelhebber van de generale staf van de Russische krijgsmacht, waarschuwde Oslo op 16 februari dat een conflict dreigt als het nieuwe marineschepen gaat uitrusten met het het Amerikaanse radar- en volgsysteem Aegis, aldus Defense News.

Generaal Makarov verwelkomt zijn Amerikaanse collega Admiraal Mike Mullen in Moskou (26 juni 2009).
Foto  onderofficier 
J. McNeeley, VS-marine.

Eerder waarschuwde Rusland de VS al niet met dit systeem te opereren in de Noordelijke wateren bij Rusland en de Zwarte Zee. Als dat toch gebeurt zal Moskou tegenmaatregelen nemen. Voorlopig onthoudt Rusland zich van daadwerkelijke stappen, gezien de hoge kosten daarvan. Maar de dreiging van een nieuwe wapenwedloop wordt steeds zichtbaarder. Zo maakt een raketschild de wereld niet veiliger, maar zorgt juist voor meer sabelgekletter.
Noorwegen ziet de macht van de VS afnemen. Nieuwe machten in de wereld komen op en daarom kiest Oslo voor een tweesporen defensie-beleid. Dat betekent actief zijn in de NAVO, maar ook vanuit de positie als lid van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie goede relaties ontwikkelen met Rusland. Op de Leangkollen Security Conference die op 6 februari in Oslo plaatsvond, stelde de Noorse minister van Defensie, Espen Barth Eide, dat activiteiten die deze Noors-Russische samenwerking in gevaar kan brengen, vermeden moeten worden. Rusland probeerde een paar dagen later of op basis van deze uitspraak ook het Aegis-syteem voor de Noorse marine onder druk kon zetten. Dat zal vermoedelijk niet lukken, omdat dit de relaties met Washington in gevaar zullen brengen.
De band tussen Europa en de Verenigde Staten is juist een belangrijk aspect van het schild. Niet alleen op het gebied van militaire samenwerking in oefeningen en procedures, maar ook bij militair onderzoek, ontwikkeling en productie houdt het de Atlantische samenwerking in stand. Dat het eveneens de kloof tussen Oost en West in stand houdt, is daarbij juist mooi meegenomen. Daar komt nog bij dat het twijfelachtig is of het systeem werkt, maar al wel leidt tot een nieuwe wapenwedloop. Met bijbehorende winsten voor de wapenindustrie, en bijbehorende politieke spanningen en risico's. Het raketschild is immers een systeem om raketten van vijanden te onderscheppen. Die vijanden zullen daarom meer en betere raketten gaan maken. 
De Russische waarschuwing roept de vraag op of Moskou zijn dreigement verbreedt naar alle landen die radarsystemen uit het raketschild op hun schepen plaatsen. Als dat zo is, zou het voor Nederland gaan gelden. Nederland gaat immers zijn LCF-fregatten met raketschild technologie uitrusten. Ook als het gaat om operaties in de arctische gebieden nabij Rusland en de Zwarte Zee is het van belang om te weten hoe ver de Russische waarschuwing reikt. Ook Nederland opereert wel eens in Noordelijke wateren. Ons land speelt bovendien een vooraanstaande rol in het Europese raketschild, zoals ministerie van Defensie recent onderstreepte in een artikel over het raketschild. Er is in Nederland nauwelijks discussie over deze militaire uitbreiding gevoerd, terwijl we afstevenen op een nieuwe Koude Oorlog met Rusland.
Martin Broek
Geschreven voor Sargasso
Klik op het label 'raketschild' voor meer informatie van mijn hand over dit grote wapensysteem.