donderdag 13 januari 2011

Botsen tegen een muur


“(…) de moslim vrouw vragen om uit haar omgeving te stappen, om zich tegen haar familie te keren, tegen haar man, haar vader en haar broer, tegen de tradities en de religie, tegen de ‘onderdrukkende en ondemocratische’ normen en waarden van haar cultuur – om vervolgens gezellig over ‘onze bedreigde normen en waarden’ te babbelen, dat is onmogelijk. Iemand helpen is niet hetzelfde als hem in een bepaalde richting duwen en zijn gedachtengoed op voorhand bepalen.”
Samira Bendadi in Dolle Amina's; Feminisme in de Arabische Wereld


Bendadi zelf laat de vrouwen die ze voor haar boek spreekt uitgebreid aan het woord. Ik volg haar in die opzet, waardoor deze bespreking langer is geworden dan voor een blog goed is. Je kan een stukje mee reizen, of helemaal, of er doorheen scrollen. Zie maar, het lijkt mij de moeite waard.

Een reis

Nawal El Saadawi werd ooit geïnterviewd in “Hier is ...Adriaan van Dis.”* Ze maakte indruk op me. Daarna las ik een aantal van haar boeken, die uitgegeven werden in de goedkope Rainbow pocketserie, zowel de fictie als non-fictie. Ze bevatten een fundamentele kritiek op de positie van de vrouw in Egypte, maar ook op die van de vrouw in de Westerse wereld. Nadat ik haar boeken verslond heb ik vrijwel nooit meer over Arabisch feminisme gelezen. Dat is vreemd, want ver weg is een reden daarvoor nooit.

We hebben halverwege de jaren negentig de afschuwelijke burgeroorlog in Algerije gehad, waar vrouwen vaak het doelwit waren. Maar hoe gruwelijk die oorlog ook was, de aandacht daarvoor valt in het niet bij de aandacht voor vrouwen uit islamitische landen in Nederland. Zij worden vrijwel dagelijks besproken in de media. Hoofddoekjes, importbruiden, besnijdenis en eerwraak zijn een paar trefwoorden die bij deze aandacht horen. Wat de Arabische vrouw hier zelf van vindt, haalt sporadisch het nieuws. Wat Arabische feministen ervan denken dat hoor je nooit.


Het boek ‘Dolle Amina’s; Feminisme in de Arabische wereld’ van de Belgische Samira Bendadi heeft juist dit als uitgangspunt. Niet opzoek naar wie toch al het hardst roept, het meest mediageniek is of het beste aansluit bij wat de Westerse wereld wil horen, zoals Ayaan Hishi Ali of Ni Putes Nu Soumises (Geen Hoeren, Geen Slavinnen). Ze ging naar organisaties die willen wortelen in de Arabische samenleving of gedachtengoed en de rechten van de vrouw daarbij willen versterken.


De belangrijkste boodschap van het boek is: laat het aan ons zelf over wat goed voor ons is. Dat komt verschillende malen terug. In 1910 schreef de Egyptische feministe Malak Hifni Nasif al: Dat het niet aan de mannen was om te vertellen hoe de vrouwen zich moesten emanciperen, maar dat vrouwen zelf het recht hadden hun prioriteiten te bepalen op grond van eigen ervaringen en noden. “Wat we zelf doen, doen we beter”, heet een hoofdstukje in het deel over België waarmee dit nog eens onderstreept wordt.

Reis
Haar boek is een reis die startte in Egypte (de bakermat van het Arabische feminisme), vervolgens naar Marokko gaat (het geboorteland van de schrijfster), en via Parijs (als het daar regent dan druppelt het in Brussel) naar België. Arabisch, Frans en Nederlandstalig kan ze mij meenemen naar plaatsen waar ik zelf nooit kan komen. De reis is mooi en avontuurlijk langs landen met verschillende politieke, culturele, economische en sociale werkelijkheden. Zo kwam ik in Egypte toch weer bij El Saadawi terecht.

Feministische discussie in bakermat Egypte

El Saadawi ageert tegen de NGO-mentaliteit van de huidige feministen. Ze leggen geen verband tussen de situatie van de vrouw en de politiek, geen verband tussen armoede en globalisering. “In plaats daarvan gaat het om besnijdenis van meisjes, over huiselijk geweld, over seksuele intimidatie en dat soort zaken. Maar los van de politiek. De NGO’s die steun krijgen van de VS zijn NGO’s die rond deze thema’s werken.” Op dit betoog volgt het commentaar uit de Egyptische vrouwenbeweging.

Er zijn grijstinten: het Center for Egyptian Women’s Legal Assistance (CEWLA) gaat niet zover om het sociaal economische model aan de orde te stellen, maar het is wel “vechten om de wetten te veranderen, vechten tegen vastgeroeste tradities en tegen de mentaliteit van de mensen. ‘Alsof dat niet voldoende is. Omdat we taboes durven doorbreken worden we van allerlei slechts beschuldigd, we zouden zelfs een buitenlandse agenda hebben’, zegt [CEWLA medewerkster] Khadiga verontwaardigd.”

De voorvrouw van het Egyptische Centrum voor Vrouwenrechten (ECWR), Nihad Abu Lkomsan voegt daaraan toe: “Het belang van juridische bijstand is dat het kansen biedt om echte problemen van de mensen te leren kennen.” Bovendien: “Uit vorige acties hebben we geleerd dat we het niet over theorieën moeten hebben maar over concrete gevallen om media-aandacht te trekken.” Directe aanpak van problemen en een theoretische visie op vrouwenrechten moeten hand in hand gaan, volgens Nihad.

Imane Bibars van de Associatie voor Ontwikkeling en Verheffing van Vrouwen (ADEW) doet haar bijdrage aan deze discussie:
- ophouden over de rechten van de vrouw (want het deel van de bevolking dat geen rechten heeft zal het niet begrijpen); en
- ophouden over mensenrechten (want een ander deel van de bevolking vindt mensenrechten verdacht, omdat ze verbonden zijn met de VS).
“Als je het over mensenrechten hebt, verlies je die twee groepen in één klap. Je wint uiteindelijk slechts een kleine minderheid en dat zijn je vrienden die al met jou op één lijn zitten,” aldus Bibars, die daarmee aangeeft dat het niet een inhoudelijke maar tactische koers is. ADEW heeft daarbij gekozen voor concrete verhalen van arme vrouwen om grotere structuren bloot te leggen.

Dat klinkt mooi, maar starten uit de alledaagse werkelijkheid, maakt het verrekte moeilijk grote en abstracte zaken aan de orde te stellen. De en/en benadering die Hoda Badran van Rabiat Al-Mar’a Al-Arabiyya (het vebond van de Arabische vrouw) voorstelt lijkt mij een stuk vruchtbaarder. Ook al, omdat het een niet zonder het andere kan.

Ook over de rol van de vrouw in de politiek wordt uitgebreid gediscussieerd: “De vrouwen die verkozen werden [tijdens de verkiezingen van 2005] lijken op de mannen. Ze liggen helemaal niet wakker van de situatie van de vrouw. Integendeel,” stelt Bibars. Hoda Bahrans’s organisatie doet veldwerk rond armoede, maar is ook op het gebied van politieke participatie actief. Zij zegt: “De politieke partijen sluiten de vrouwen in harems op, in de vorm van vrouwencomités binnen de partijen zelf. Dat willen we niet. Wat we willen is echte participatie.”

Weer zo’n herkenbaar thema. Vrouwen onderwerpen zijn voor vrouwen en moeten worden afgebakend, zodat mannen daar niets mee hoeven (of mogen). “De partij is toch de politieke school. (…) Het is de taak van de partij om naar geschikte vrouwen te zoeken en hun het vak van politieke bedrijf te leren, om hen te coachen en te ondersteunen. Doen ze dat niet. Dan komen ze zeggen dat vrouwen niet geschikt zijn voor de politiek,” vervolgt Badran. Die staat.

De vrouwenbeweging in Egypte is divers en volgt verschillende sporen, maar alle beetjes helpen en het onderwerp van de vrouw is complex, “als we het maar eens zijn over het uiteindelijke doel.” zegt Bibars.

Marokko en familierecht


Het hoofdstuk over Marokko begint gelijk fors: “‘Waarom maakt het Westen zich zo druk om de moslimvrouw?’ vraagt Karima me als ik haar mijn opzet uitleg. Ze wacht niet op antwoord. ‘Als ze zich echt druk maken om de moslimvrouw zouden ze moeten zorgen dat de kinderen van Palestijnse moeders niet vermoord worden en dat Iraakse vrouwen in vrede kunnen leven. Dat is was moslim vrouwen nodig hebben’,” aldus Karima (die verder niet benoemd wordt).

Het Marokko deel zal echter vooral gaan over het in 2004 hervormde familie- en personenrecht (moedawana). “Het Westen ziet de vrouwenrechten als een dam tegen religieus extremisme en de Arabische landen willen leren van het Marokkaanse voorbeeld, waar de hervormingen symbool staan voor de verzoening tussen de moderne wereld en de islam,” schrijft Bendadi. Dit is een half boek verpakt in één zin. Maar is het zo mooi?

Leïla Rhiwi, medeoprichtster van de Association Démocratique des Femmes du Maroc (ADFM): “Denk vooral niet dat de hervormingen er vanzelf zijn gekomen. Ze zijn het resultaat van twintig jaar strijd van de vrouwenbeweging in Marokko.” In de jaren vijftig begonnen de acties om de polygamie af te schaffen en voor gelijke rechten van vrouwen binnen het gezin en voor de mogelijkheid van een wettelijke scheiding. Na de onafhankelijkheid waren er meteen pogingen het familierecht te veranderen, maar wat onder de Fransen niet lukte, lukte ook onder de koning niet. Pas in 1993 kwam de eerste minieme hervorming: de man moest voortaan zijn vrouw inlichten bij polygamie en de voogdij over het kind kwam in de tweede plaats de vader toe en niet een vrouwelijk familielid.

Elitair

In Marokko is een groot probleem dat het intellectuele debat zich afspeelt in het Frans. Daarmee is er een scheiding tussen intellectuelen en arme bevolking, die Arabisch of Berbers spreekt en veel analfabetisme kent. De vrouwenbeweging bleef, volgens Bendadi, beperkt tot salonfeminisme waarbij het model van de moderne verwesterde carriérevrouwe die vloeiend Frans speekt en van het runnen van een huishouden geen kaas gegeten heeft dominant is. In soaps was het dan ook gemakkelijk de spot te drijven met dit type ‘feministen’. Ze zagen niet dat de moedawana is gegrond op de sharia en dat hervormingen niet alleen door politiek actievelingen gedragen moeten worden, maar ook door de vrouw in brede zin: “De overgrote meerderheid van deze vrouwen zijn moslima’s die uiteraard hun situatie binnen het gezin en in de maatschappij willen verbeteren, maar dat zeker niet willen doen als ze het gevoel krijgen dat dit ten koste zal gaan van hun geloof, van hun moslim-zijn,” aldus Bendadi. In hun beleving is de islam deel van henzelf, dit ontkennen zou henzelf ontkennen zijn, en een aanpak die dit miskent is een garantie op mislukking.

Zoveel stemmen, zoveel meningen lijkt ook op te gaan voor de Marokkaanse vrouwen organisaties. Ze zijn meer of minder te spreken over de moedawana. Uiteindelijk is het een compromis tussen traditie, islamitische wetgeving en eisen voor meer gelijkheid tussen man en vrouw. Felle standpunten kom ik nauwelijks tegen. Terwijl daar wel reden toe lijkt. De man krijgt nog steeds twee keer zoveel van een erfenis als de vrouw. Polygamie is niet afgeschaft maar bemoeilijkt doordat in een huwelijkacte opgenomen kan worden dat dit uitgesloten is. (Overigens stelt Naïma Benyaïch (voorzitster van Aïcha Oem Al Moeminim, dat vorming biedt aan vrouwen die in Moskeeën willen werken): “Als een man toch met een andere vrouw omgaat, laat dat openlijk gebeuren en op een manier die de rechten van de tweede vrouw beschermt.”) Echtscheiding gebeurt alleen nog via de rechtbank, maar aan de praktijk van de verstoting volgens de islam is daarmee geen einde gekomen, waardoor vrouwen alsnog klem komen te zitten.
Op mijn vraag of het klopt dat de moedawana zo’n goed voorbeeld is, heb ik een antwoord gekregen. Mij lijkt er nog een lange weg te gaan. Een strijdbare islamitisch feministe als Malika Hamidi uit Brussel ziet het als een voorbeeld van een “hervormingsbeweging die vanuit een islamtische ethiek vertrekt , maar die in zijn streven feministisch blijft. Het is een strijd om vrouwen rechten.”

Islamitisch feminisme

Er zijn tal van visies op de banden tussen vrouw, islam en feminisme die aan de orde komen. Het gaat over de vrijgevochten seksuele moraal zoals op de Golfzenders tot islamitische schriftuitleg waardoor de visie op de rol van vrouwen binnen de islam kan veranderen. (Net zoals de feministische schriftuitleg dat in de protestante kerken deed.) Het gaat om het zoeken naar mogelijkheden binnen de islam, de cultuur of traditie tot het negeren van de beperkingen, waarmee de ruimte eveneens wordt opgerekt.

Vele feministes geloven zelf niet maar keren zich niet tegen de islam, dat is niet alleen in Egypte en Marokko het geval, maar ook in Frankrijk en België. Ook komt regelmatig ter sprake dat het niet de islam maar de cultuur is, die dwars zit. Egyptische kopten kennen vrij veel problemen die Egyptische islamieten hetzelfde tegenkomen.

Eerlijk gezegd voel ik me zelf toch het meeste thuis bij Nadia Chaâbane (actief binnen Association Tunisienne de France en het landelijke platform Collectif National de Droits de Femme) die stelt dat er verschil moet worden gemaakt tussen de itjihad, de interpretatie van de heilige teksten, en het feminisme. Het zijn twee zaken die niets met elkaar te maken hebben. “Het eerste is het domein van de theologie den daar heb ik respect voor. Maar dat theologisch werk feminisme noemen kan niet. We hebben nooit vrouwenrechten geëist op basis van religie, niemand heeft dat ooit gedaan. Dat dit gebeurd in een islamitisch land en dat dit een strategie kan zijn om zich bepaalde rechten toe te eigenen, kan ik me voorstellen, maar ik ben in Frankrijk, waarom zou ik naar religie grijpen als ik dat niet hoef.” Maar dat ik me hier meer bij thuis voel, zegt meer over mij dan over wat nodig is; wat de werkelijkheid is van hen die het aangaat. Terug naar de Marokkaanse compromissen en samenwerking. Veel feministes waren onaangenaam verrast en zijn geschrokken van de tegenkrachten die op de been konden worden gebracht toen zij in 2000 gingen demonstreren voor een betere positie van vrouwen. Dat noopte hen tot een andere aanpak.

“De feministische beweging is heel erg verbonden met de historische en sociale context waarin ze tot stand komt,” zeg Aïcha Touati, vluchtelinge uit Algerije en activiste voor vrouwenrechten en democratie in Frankrijk. Het islamitisch feminisme in de Maghreblanden is gericht op het zoeken naar een antwoord op de vraag hoe men toegang krijgt tot de moderniteit “via een benadering van binnenuit en niet via een overgenomen benadering. In feit is de kwestie van de toegang tot de moderniteit een algemeen debat voor heel de maatschappij en niet allen voor vrouwen,” zegt ze. Maar waar wringt dan de schoen, vraag ik me af? Waarom is dat een debat dat door vrouwen wordt aangezwengeld? Voor een Algerijnse misschien niet nodig om een antwoord te formuleren, maar wel om te begrijpen waarom vrouwen in de andere Maghreblanden die weg kiezen. Creëren zij zichzelf zo de ruimte die Naïma Benyaïch als volgt omschrijft: “De islamtisten en de islamgeleerden hebben op hun beurt begrepen dat het niet meer haalbaar is om alleen over vrouwen te praten in termen van echtgenotes en moeders, maar dat zijn individuen zijn die een rol te spelen hebben in de maatschappij.” ?

Bendadi voegt daar zelf aan toe: “In de feministische lezing van de religieuze teksten benaderen ze de vrouw als individu en niet alleen als lid van het gezin, moeder, echtgenote of dochter.” Misschien is dit voor de emancipatie van de Marokkaanse vrouw belangrijker dan de vragen: of godsdienst en feminisme samengaan?; Is het verstandig om de exegese en het herlezen van de teksten te gebruiken om de boodschap gezag te geven in de te bereiken kringen?; kan je islamitische feminist zijn met de islam als voornaamste uitgangspunt? Voor die scherpslijperij lijkt geen plaats, men werkt noodgedwongen samen.

Frankrijk: hoofddoekjes, racisme en feminisme

Ni Putes, Ni Soumises (NPNS) de organisatie die zich in belangrijke mate organiseerde voor de wet op het verbod op de hoofddoek begon met een ‘mars van vrouwen, van de wijken, voor gelijkheid en tegen de gettho’s’, zo staat het op de website. De mars werd afgesloten met een grote demonstratie door Parijs op 8 maart 2003, waaraan 30.000 mensen deelnamen. De grote meerderheid van de Franse feministes is voor de wet die het dragen van hoofddoekjes in openbare gelegenheden verbiedt. De tegenstanders ervan zijn onder meer Christine Delphy, hoofdredacteur van Nouvelles Questions Féministes, dat ze samen met Simone de Beauvoir opzette.“Deze wet was niet het initiatief van de feministen, noch van de leerkrachten of de leerlingen voor wie de hoofddoek geen probleem was, maar de media hadden alleen oor voor de voorstanders van een verbod.” Het tijdschrift toont aan dat seksisme en racisme elkaar versterken. Op dat thema zoekt Bendadi vervolgens verder in Frankrijk (en later België).

“Dat subtiele discours [van NPNS] dat zich baseert op de vrouwenrechten is ingegeven door een feminisme dat nooit getheoretiseerd is, geargumenteerd of geanalyseerd is. Theoretiseren, dat is trouwens niet goed. Men zoekt het beeld en speelt op de sensatie. De getuigenis neemt de plaats van het denken in. Al die gesluierde vrouwen die te maken hebben met fysiek geweld, verkrachting. Dat is wat men wil zien. Dat is allemaal heel rendabel ook, en het is een discours dat door alle politieke richtingen wordt ondersteund. Het stelt dat de vrijheid van de vrouw de vrijheid is zoals ze in het Westen geconcipiëerd is. Dus wie aan de vrijheid van de vrouw komt, komt aan de vrijheid zoals gedefinieerd in het Westen.” Aan het woord is Narcia Guénif Souilamas. Ze vervolgt met het beeld van de Arabische jongen: “Hij is agressief en heeft geen controle over zijn seksualiteit. Hij is dief, verkrachter, sluieraar. Het stereotype van de Arabische jongen is de drager van een heel sterke westerse verbeelding. NPNS heeft als functie om dat beeld te versterken. Het stereotype klopt want het zijn de moslimvrouwen die het zeggen.”

Souilamas noemt het feminisme van NPNS dubbelzinnig. Een feminisme dat zich niet wil buigen over ongelijkheid in lonen, de ongelijke verdeling van huishoudelijke taken, de ongelijkheid in politieke vertegenwoordiging, het beeld van de vrouw in de media en in de reclame.

Tegenover Ni Putes staat het Feministisch Collectief voor Gelijkheid. Ze liepen met hoofddoek mee met de vrouwendag demonstratie van 8 maart 2005. Zij organiseerden juist een actie tegen het verbod op hoofddoeken en vonden feministes, andersglobalisten maar ook holebi-organisaties (organisaties voor homo’s, lesbo’s en bi-seksuelen) aan hun zijde. Dat was een onverwacht probleem, geboren door hun succes. “Onze ferventste verdedigers waren de holebi-organisaties. Dat was verheugend maar tegelijkertijd confronterend. Voor hen is het verdedigen van homoseksualiteit hetzelfde als het verdedigen van de hoofddoek. Het gaat om het verdedigen van de vrijheid. Maar dat heeft kwesties op de voorgrond geplaatst die we nooit eerder hebben hoeven te behandelen. Wat als morgen de holebi-organisaties onze steun nodig hebben? Wat dan? We hebben over de kwestie na moeten denken. De islam laat homoseksualiteit niet toe. Daar ga ik niet over liegen. Maar discriminatie of het schenden van mensenrechten op basis van seksuele geaardheid is voor ons onaanvaardbaar. Dat is het antwoord dat we hebben en daar blijven we bij,” dat zegt Sihame Andalouci van het Collectief en zo kan deze islamitisch feministe toch met hen samenwerken en blijkt er rek te zitten in de exegese en wordt er gevijld aan de scherpe randjes van de koran.

Nog scherper staan de Inheemse Feminsiten tegen over Ni Putes. Houria Bouteldja zoekt de confrontatie. Eigenlijk de confrontatie met iedereen, van links tot rechts. De organisatie sluit mannen uit, maar ook blanke vrouwen. Zo’n scherpe positie is herkenbaar, maar betekent ook dat samenwerking met andere vrouwen, die toevallig blank zijn, erg moeilijk wordt. Nadia Chaâbane zegt dat ze niet geloofd in aparte structuren: “Wat de inheemse Feministen in feite zeggen is dat als je niet van mirgranten afkomst bent, je het recht niet hebt om over de situatie van migranten vrouwen te spreken. Zo werkt dat niet”, aldus Chaâbane.

Wederom spreekt de visie van Aïcha Touati me net iets meer aan. Ze zegt: “Het feminisme dat zich binnen de immigratie ontwikkelt en dat zich islamitisch noemt is in de grond een strijd tegen discriminatie en een vraag naar gelijkheid in verschil.” De Inheemse Feministen kamt ze niet af maar ze kan zich ook niet vinden in hun aanpak: “Het is hun geschiedenis en niet de mijne”, zegt ze als Algerijnse. “Het zijn Fransen en ze botsen tegen een muur.” Met een paar van die pakkende zinnen kan je meteen aan de slag.

België


In het deel over België vallen twee vrouwen me op. Allereerst sociologe Nadia Fadil schrijfster van ‘De Hersenschim van de onderdrukte moslimvrouw’. In het volgende stuk plak ik een hele serie citaten uit haar mond aan elkaar:

Mijn positie is het zoeken naar een evenwicht tussen een feminisistische strijd en een antiracistische strijd. Die dubbele strijd is essentieel voor mij, het patriarchale onderuithalen, maar tegelijkertijd ervoor zorgen dat je niet in een vacuüm opereert. Gelukkig wordt feministisch en antiracistisch zijn vrij breed gedragen binnen de feministische beweging. En dat is heel belangrijk. Ik vind feminist en antimoslim zijn veel gevaarlijker voor de vrouwenagenda dan feminist en antiracist zijn.

Als er één probleem is met de moslimgemeenschap dan is het wel dat er geen ruimte wordt gecrëerd om interne debatten te voeren waar je zaken kunt politiseren. Voorbij de agenda’s die door de dominante samenleving worden opgelegd, zijn er naast onderwijs en tewerkstelling heel wat interne problemen.

In het [TV-programma] de Zevende Dag kun je je eigen problemen niet op een heldere en serene manier bespreken, want dat programma wordt niet gemaakt voor een moslim publiek. Je wordt geïnstrumentaliseerd in de dominante publieke ruimte. Je komt aan bod wanneer zij ervoor kiezen dat je aan bod komt, wanneer het over de hoofddoek gaat of over die zware thema’s waar ook de modale Vlaming heel moeilijk uitspraken over kan doen, zoals het onderwerp terrorisme bijvoorbeeld. Maar je komt niet aan bod als de post staakt of om over de uitverkoop te praten. Als je gevraagd wordt om te reageren is het om een bepaald discours te illustreren en niet om effectief bij te dragen tot een debat. Het enige nut van al deze discussies is dat het tot een bepaalde politisering heeft geleid. Er is de laatste zes jaar een bepaald idee van actief burgerschap binnen de moslimgemeenschap aan het groeien.

Ik weet eigenlijk niet hoe het voelt om tot de meerderheid te behoren. Het moet heel comfortabel zijn. De vanzelfsprekendheid. Ik zou heel graag dat gevoel willen ervaren.

Malika Hamidi is islamitisch feministe en oprichtster van Femmes Musulmannes de Belgique. “Terwijl er in Marokko vrouwelijke rechters zijn, vraagt men zich in Brussel af of een vrouw een hand mag geven aan een man. Want dat ik het niveau van het debat hier.” Hamidi zoekt geen ruimte, ze neemt hem: “(…) ik ga niet wachten tot ze het met mij eens zijn om mijn mond open te doen.” Daarbij kaart ze belangrijke en moeilijke problemen aan.

“Terwijl men bezig was een islamitische identiteit een vorm en een plaats te geven is men vergeten een intern debat binnen de moslimgemeenschap te voeren.” Het belang daarvan verwoord ze vervolgens zo: “Uiteindelijk zijn wij als moslim vrouwen gegeijzeld tussen twee stromingen. Wij staan tussen de maatschappij, die van ons tweederangsburgers wil maken, en onze eigen moslimgemeenschap, waar men ons levenslang minderjarig wil houden. Het is niet dezelfde onderdrukking, maar de strijd moet beide elementen omvatten. Door het ontwikkelen van een discours op hetzelfde niveau als de andere feministen kunnen we samenwerken en dat is juist de kracht van het Franse Collectif Féministe pour l’Egalité.”

Als sociaal werkster loopt ze tegen de problemen op. Net als Sihame Andalouci van eht Colectif heeft ook Malika Hamidi een manier moeten vinden om om te gaan met homo’s. “Ik heb homoseksuelen begeleid, mannen die zeggen dat ze homoseksueeel en moslim zijn. Ik ken een homoseksueel die vijf keer per dag bidt. Wat moet ik tegen hem zeggen? Dat zijn geed niet aanvaard wordt omdat hij homoseksueel is? Nee, ik zeg dat goed is dat hij bidt. Ik veroordeel hem niet.” Tegelijkertijd streeft ze naar politieke, juridische en sociale gelijjkheid en verbaast zich erover dat de natuur van de vrouw ineens belangrijk wordt als het om leidende posities gaat.

Nora

Bendadi’s reis deed me denken aan een reis die ik zelf ooit maakte. Ook een reis langs mensen, met ervaringen, met meningen, met de wil om het anders te doen in het Indonesië van president Soeharto. Op het kleine eilandje Gili Terawangan ontmoette ik Nora. Nora was de vrouw van de locale voorganger in de moskee, moeder en uitbaatster van een kleine warung. Daarnaast organiseerde ze de vrouwen tegen plannen om van het eiland een Golfbaan te maken. Haar man organiseerde daartegen de mannen. Nooit meer zal ik vergeten dat ze me vroeg, moet ik hier wel mee door gaan. Ze zat klem tussen werk, zorg en strijd.

We voerden het gesprek overdag tussen de toeristen die bij haar aten en meewarig met een half oor naar haar klaagzang luisterden. Haar restaurantje was door de militairen al twee keer met de grond gelijk gemaakt. Haar man kon zich beperken tot voorgaan in gebed en belangrijk politiek werk. Zij zorgde voor de rest. “Vrouwen zijn degene die het hardst getroffen worden tijdens een conflict.” Dat schreef ik destijds modegevoelig regelmatig op, maar naast een slogan die politiekcorrect was, was het ook wat ik hier zag en voelde. Haar moed was groot, ze had mijn bewondering en oor, maar welke steun kon ik haar geven? Duidelijk maken dat conflicten en ontplooiing elkaar in de weg staan. Dat oorlog en zorg niet samengaan. Dat de zwakste de hardste klappen krijgt. Zo reisde Nora, die ik 1 ½ dag meemaakte, vervolgens altijd met me mee. Ook weer bij het schrijven van deze bespreking.

Tot slot

Bendadi neemt zelf niet vaak een positie in tijdens haar reis door de lange strijd door emancipatie en vrouwenrechten in de Arabische wereld. Alhoewel zij er wel op wijst dat het uitgangspunt moet zijn dat feminisme en anti-racisme bij elkaar horen. Ze polemiseert met handschoenen aan, waardoor het boek goed en prettig leesbaar is. Haar reis leert me veel. Vooral dat de hele staalkaart aan verschillende visies op tactiek, op de inhoud van feminisme ook in de Arabische wereld - hier in Europa en daar in Afrika - aanwezig is: van zeer liberaal tot sociaal en solidair. Van eenkennig, tot open voor iedereen. Er wordt getrokken en gewrikt aan een vrouwbeeld dat nu vooral de man recht doet. Binnen, buiten en met de islam. De fixatie op hoofddoekjes versluiert dat beeld. Ik had meer kunnen leren als Bendadi vaker in haar eigen boek gesprongen was. Met een mening, met uitleg en samenvattingen. Het citaat waar ik deze bespreking mee begin, lijkt me er evenwel een om in je oren te knopen en niet meer te vergeten. Ik wacht op haar volgende boek.

Dolle Amina's
ISBN: 9789085421078
Door: Samira Bendadi
Adviesprijs: € 19,95
Verschenen: 09/10/2008
Uitgegeven door: Meulenhoff / Manteau
Uitvoering: Paperback

* De uitzending was op een zondagavond, zoveel is zeker, maar wanneer weet ik niet meer. Ooit zal het interview nog wel eens op youtube verschijnen. Het is wel opgenomen in de DVD serie Hier is Adriaan van Dis; 100 gesprekken tussen 1983 en 1992 . Zie ook: Interview Volkskrant 26/3/05 door Rachida Azough

Zie ook: De zelfbenoemde feminsten, door Jasmijn van Mil.



Andere besprekingen:
Passie voor Vrede (5/9/9)
Walgelijk (over oorlogscultuur) (28/3/9)
Botsen tegen een muur (8/3/9)
een klein meisje verweert zich (31/1/9)
Leve de derde generatie (22/12/8)
Onmetelijke rijkdom (17/11/8)
Wapens of Ontwikkeling (23/10/8)
Dood op bestelling (17/10/8)
De beschavingsoorlog (29/9/8) '
Niet iedereen kan stenen gooien (23/9/8)
Europese namen voor de wereld (19/9/8)
Fred Spijkers: eenling in gevecht met de staat (12/9/8)