door Martin Broek
Juli 1996 had ik een gesprek in de deuropening van het actiehuis in Cianjur (Indonesië), met een lokale activist. Hij beweerde dat Indonesië er tijdens de koloniale overheersing beter af is geweest dan onder president Soeharto die er destijds al dertig jaar zat.
Ik weet nog dat ik zocht naar argumenten om deze stelling te bestrijden. Niet alleen waren zowel Soeharto als zijn militaire overheersing een kind van de eeuwen dat de Nederlanders op Java en andere eilanden van de archipel de scepter hadden gezwaaid, ook vond ik buitenlandse overheersing door de kolonialen gevoelsmatig erger dan de dictatoriale hand van een despoot afkomstig uit het eigen volk.
Nog afgezien van het feit dat je geen vergelijking kunt maken tussen enerzijds de omvang van het moorden, plunderen en uitroeien van opstandige stadsbevolkingen door en onder de het Nederlandse bewind en anderzijds de misdaden begaan onder de Nieuwe Orde van Soeharto en zijn getrouwen. Het idee stuit mij tegen de borst dat een stelletje bleekscheten uit het Noorden meende dat ze de lokale bevolking in konden lijven en economisch uitbuiten, slechts omdat hun kanonnen beter waren dan die van de lokale vorstendommen.
Hoop en verontwaardiging
Ik moest er aan terugdenken bij het lezen van de laatste zinnen uit de conclusie van het boek Humanitaire Interventies; mensenrechten als excuus voor oorlog: 'Allen die vrede verkiezen boven macht, geluk boven glorie, zouden de gekolonialiseerde volkeren moeten bedanken voor die beschavingsles: door zichzelf te bevrijden maken ze de Europeanen bescheidener, minder racistisch, menselijker. Laten we hopen dat het proces verdergaat en dat de Amerikanen op een dag moeten volgen. Voor wie vecht voor een rechtvaardige zaak, kan de Nederlaag bevrijdend zijn.'
Het zijn de woorden van Jean Bricmont, professor theoretische fysica aan de universiteit van Louvain-la-Neuve in het Franse Wallonië, in het voorwoord van zijn onlangs bij uitgeverij EPO verschenen vertaling van dit pittige boek. Het werd oorspronkelijk in 2005 uitgegeven in het Frans en in 2007 vertaald naar het Engels.
Hoop en verontwaardiging zijn volgens Bricmont de drijfveren voor politieke buitenparlementaire actie. Door het boek heen worden dan ook hoopvolle ontwikkelingen aangevoerd. Dit om de lezer toch vooral actief te krijgen en niet lethargisch achterover te laten leunen zich beroepend op de overweldigende hoeveelheid kommer en kwel in de wereld.
Het zou veel geëngageerde schrijvers sieren als ze deze aanpak over zouden nemen en zich niet alleen zouden richten op het ontrafelen van de ellendige achtergronden en gevolgen van machtspolitiek en neoliberalisme. Enkel ellende over mensen uitstorten leidt tot kwaadheid, maar zonder hoop is dat niet voldoende om een politieke beweging van de grond te krijgen.
Bricmont noemt als voorbeeld van een hoopvolle ontwikkeling de verandering in de acceptatie van gedode militairen. De rek is er tegenwoordig gelukkig snel uit. Pro patia mori wordt steeds minder geaccepteerd. In Nederland kan het leger bijvoorbeeld nauwelijks rekruten werven; jonge vrouwen en mannen kijken wel uit om voor het uitvoeren van de politiek van de VS en haar bondgenoten te sneuvelen.
Anderzijds spreekt Bricmont ook als een Heilige der Laatste Dagen alarmerend de vrees uit 'dat het 'gammele bootje van de menselijke rede' niet lang meer zal ronddobberen op 'de oceaan van de waanzin'. Tenzij we bereid zijn een radicaal andere koers in te slaan in onze relaties met de rest van de wereld.'
Dit schrikbeeld roept hij op in verband met de aanslagen op het grondgebied van het Westen. Door met een dergelijke aansporing actief te worden, sla je wat mij betreft de hoop weer nodeloos de bodem in en maak je overdreven groot wat gezien – pak 'm beet, de geschiedenis van de laatste honderd jaar – deze woorden geenszins verdi ent.
Diverse drijfveren
De beperking tot deze twee drijfveren lijkt me ook te smal om de motivatie van mensen om politiek actief te worden te omschrijven. Ik ben in mijn leven meerdere drijfveren bij mensen tegen gekomen, zoals nieuwsgierigheid, het streven naar gelijkheid en gelijkwaardigheid, het nastreven van welbegrepen eigenbelang en je prettig voelen in de kring die zich bezighoudt met politieke vraagstukken. Misschien zelfs wel de ambitie om carrière te maken binnen het activisme.
Bricmont noemt zelf niet veel later in Humanitaire Interventies ook al de angst voor kernwapens als drijfveer voor de vredesbeweging. Het komt wel vaker voor in Bricmonts boek dat een stellingname aanspreekt, prikkelt tot nadenken, maar na overdenking toch niet helemaal af blijkt te zijn. Dat is niet erg, dat maakt dat je zeer actief moet blijven lezen en je eigen mening wordt gescherpt.
Het is natuurlijk verstandig te kijken naar wat mensen zoal drijft tot politieke actie. Je visie en analyse weergeven zonder erop te letten of, en zoniet waarom je woorden al dan niet doel treffen, is politiek minder zinvol. Je kunt ook teveel bezig zijn met het motiveren van je lezers.
Het oproepen van verontwaardiging door te wijzen op de grote aantallen doden in India en deze te vergelijken met die in China als gevolg van de Culturele Revolutie, is wat mij betreft – in een ruimhartige bui - nog maar net op het randje van een hygiënische discussie: 'Het verschil in maatschappelijk systeem in beide landen (onder meer op het vlak van volksgezondheid) zorgde in India voor een jaarlijks bijkomend dodental van 3,9 miljoen mensen. In de praktijk kwam dit hierop neer: 'India produceert elke acht jaar meer lijken dan China tijdens de grote hongersnoden' van 1958-1961. Uiteraard wordt de Chinese hongersnood regelmatig in de schoenen van de communisten geschoven, maar niemand denkt er nog maar aan de verantwoordelijkheid voor de bijkomende dodental in India door te schuiven naar het kapitalisme of de democratie.'
Wat mij betreft vermijd je deze vergelijkingen, gewoonweg omdat miljoenen doden op de ene locatie vergelijken met miljoenen doden elders te cynisch is. Bovendien lijkt het me een stijlfiguur die op zijn best de overtuigde sterkt in de overtuiging, maar weinig mensen over de streep zal trekken.
Om elders het stalinisme te reduceren tot een reactie die in belangrijke mate werd ingegeven door buitenlandse bedreigingen, gaat echt te ver. Het komt het vlot lezen misschien niet ten goede, maar hier zou ik iets meer omhaal van woorden en scherpere redeneringen willen zien die dit soort van humor gespeende boutades onderbouwen.
Militaire interventies
De schrijver is liefhebber van het grote woord. Verzet tegen militaire interventies kennen twee stromingen, zo schetst hij met een breed gebaar. De eerste kan humanitair imperialisme genoemd worden. De tweede houding is er een van cultureel relativisme. Dat de schrijver voor de eerste geen goed woord over heeft, is al snel duidelijk. De tweede houding leidt weliswaar tot principieel verzet tegen oorlogen, maar is eveneens moeilijk verdedigbaar.
Bricmont wil een derde houding schetsen die enerzijds militaire inmenging verwerpt, maar anderzijds de voorgewende doelstellingen van de inmenging wenselijk acht. Hij doelt hier waarschijnlijk op de verkoopargumenten voor oorlog zoals het bevorderen van democratie, het helpen van zwakke staten, ontwikkeling, mensenrechten en het bestrijden van terrorisme.
Zelf omschrijft hij het als volgt: 'Het is perfect mogelijk bepaalde van de deze morele principes [uit de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens] te onderschrijven en tegelijk de manier aan te klagen waarop ze in de praktijk worden misbruikt.'
Bricmont is een verklaard tegenstander van inmenging. Daar wordt geen concessie aangedaan. Conflicten worden daarbij niet op hun eigen merites beoordeeld, maar op grond van Volkenrechterlijke en anti-imperialistische argumenten in het algemeen veroordeeld. Uit het boek blijkt dat daar waar inmenging genoemd wordt, vooral gedoeld wordt op militaire inmenging. Gaat het dan om een interventie zoals in Oost-Timor, of Irak, Afghanistan? Het maakt nogal een verschil. Maakt het uit wie interveniëren of niet?
Deze vragen komen niet aan bod. Met de uitspraak dat zwakke argumenten, argumenten zijn 'die, althans gedeeltelijk, steunen op de uitgangspunten van het dominerende discours' is een dergelijke afwijzende visie voor interventie in zijn algemeenheid niet verbazingwekkend. Zelf heb ik niet zoveel met zo'n antagonistisch standpunt, waarin het dominerende discours in zijn geheel naar het toilet wordt verwezen.
Naast de militaire wordt de economische inmenging van mogelijk even groot destructief gehalte slechts aangestipt. Hier wordt aangesloten bij standpunten van andersglobalisten. Erg uitgewerkt wordt dit economische deel overigens niet. Bricmont stelt: 'Nochtans is elke relatie van overheersing er uiteindelijk één van militaire aard en heeft ze een ideologie nodig om zich te rechtvaardigen', waarmee zijn verklaring voor de nadruk op het militaire aspect is gegeven.
Anderzijds kan je ook stellen dat nochtans elke relatie van overheersing erop gericht is economische voordelen voor de overheerser te brengen en dat de onderliggende ideologie wordt ondersteund met militaire middelen.
Doel en middelen
De grote woorden treffen ook vaak krachtig doel: 'Talrijke linkse intellectuelen beschouwen het als hun missie de overdreven voorzichtigheid en schroom van de Westerse regeringen te kritiseren. Als je ze bezig hoort, zou je denken dat het grootste probleem in deze wereld eruit bestaat dat het Westen op het niet genoeg plaatsen (Tsjetsjenië, Tibet, Koerdistan, Soedan …) en onvoldoende krachtdadig tussenbeide komt om zijn authentieke waarden van democratie en mensenrechten te promoten en te exporteren'.
Hiermee rijgt Bricmont een groot deel van de groene- en socialistische partijen en jaren-zeventig-en-tachtig nog-linkse-flinkerts aan het lijntje van zijn kritiek. Tot een frische und fröhliche Krieg ten faveure van de onderdrukten wordt tegenwoordig vaak door fLinks of progressief Hollywood opgeroepen. Soms twijfel ik even door het begeesterde betoog van Bricmont of ik niet toch ook bij fLinks behoor.
Moeilijk wordt het wat mij betreft pas echt als het bestrijden van genocide als reden voor interventie terzijde wordt gezet. Dat het woord genocide te gemakkelijk wordt gebruikt klopt – zeker ook door activisten – maar de wereld heeft de plicht er tegen op te treden als een bevolkingsgroep stelselmatig wordt uitgemoord.
Het klopt dat het voorkomen ervan veruit de voorkeur heeft en het klopt eveneens dat politiek beleid dat leidt tot een dergelijk systeem van stelselmatig moorden met het doel een volk of etnische groep uit te roeien bloot gelegd moet worden en aangeklaagd. Maar de wereld kan zich niet ontrekken aan de plicht om genocide te bestrijden, indien niet anders mogelijk, met militaire middelen.
We moeten uitkijken niet meegezogen te worden in de middelen-discussie, stelt de schrijver. Niet de vraag wat kan, maar wat nodig en vooral gerechtvaardigd is, moet als eerste gesteld worden. Pas daarna moet de vraag gesteld worden naar de middelen. Niet de vraag of de VS wel democratie kan brengen in het Midden-Oosten moet als eerste worden gesteld, maar of dat wenselijk is. Niet: Laat men interveniëren volgens de Dutch Approach. Maar: Poten af van waar je niets mee te maken hebt.
Die discussie, gevoerd door wat Bricmont 'respectabel links' noemt, wordt vaak al in de kiem gesmoord door te beginnen met de vraag naar de middelen. De nobele motieven voor de interventie kunnen op die manier vaak een hoofdrol gaan spelen en de beheersing van de olie, de containment van China worden een soort toevallig bijeffect.
De constatering dat de discussie doorgaans niet over het doel maar over de middelen gaat, lijkt me terecht. Maar of het altijd zo zwart-wit ligt? Een stellingname als: 'Afghanistan wordt niet veiliger door de interventie van ISAF', gaat over de middelen, maar leidt tegelijk ook tot een afwijzing van de inzet ervan.
Kritiek op solidariteit
Waar ik het heftig met Bricmont oneens ben, is de afkeer van inmenging van solidariteitsactivisten met zaken elders in de wereld: 'We moeten onze neus niet andermans zaken steken'. Het lijkt alsof daar niets goeds van kan komen. Op verschillende terreinen bestrijdt Bricmont de bemoeizucht, of laat ik het sympathieker zeggen, de betrokkenheid bij ontwikkelingen in andere landen.
Onze publieke opinie is machtig omdat er een machtige Staat achter staat, zo schrijft hij. 'Maar dat betekent dat deze publieke opinie in essentie zijn invloed niet rechtstreeks uitoefent, bijvoorbeeld door contact met de burgers van het bij het protest betrokken land, maar niet rechtstreeks door middel van de regering die in staat is economische sancties op te leggen of andere strenge maatregelen te nemen.'
Bovendien versterkt een protest tegen misstanden elders onze eigen zelfvoldaanheid (ook al willen we dat niet), zo vervolgt de schrijver. We kunnen beter wat doen aan onze eigen consumptiepatronen, 'zodat er nog wat overblijft voor de rest van de wereld'.
Zo komt Bricmont lekker op stoom om de roep tot niet-inmenging tot dogma te verheffen. Dat er soms opgeroepen wordt tot het streven naar een boycot vanuit het Zuiden blijft overigens buiten beschouwing. Dat strijd tegen de ene misstand, overdreven grote consumptie, niet hoeft te leiden tot een lacune op andere fronten lijkt mij evident.
Er zitten, aldus Bricmont, nog meer nadelen aan de retoriek van steun. 'Militanten zitten geblokkeerd in eindeloze discussies over conflicten waarop ze niet de minste invloed uit kunnen oefenen.' Ze raken vervolgens gedesillusioneerd omdat ze de verkeerden steunen, zo voegt hij er nog aan toe. Niet doen, is wederom de conclusie.
Niet wij die vreedzaam door de straten paraderen stoppen de Amerikaanse oorlogsmachine, maar het verzet in Irak. 'Zonder het Iraakse verzet had de VS vandaag misschien al een aanval gelanceerd tegen Damascus, Teheran Carácas of Havana.' Kortom de VS wordt hier neergezet als monolithisch blok waar de gehele elite zich als één man wil richten op het bombarderen van andere landen. Daarbij de handen op elkaar voor het Iraakse verzet en de kleintjes neerkijken op de eigen prestaties.
We hebben geen divisies te bieden, zo citeert hij Stalin. Alsof het alleen daar om gaat. 'Zou het niet veel realistischer zijn toe te geven dat we geen oplossingen hebben voor andermans problemen en dat we ons dus beter niet in hun zaken mengen', is de slotconclusie van deze stellingen die ervoor pleiten om onze neus slechts in zaken in eigen land te steken.
Hier zou wat mij betreft een andere aap uit de mouw moeten komen. Het becommentariëren en ter discussie stellen van de aard van het Westerse verzet tegen de oorlog is goed en welkom. Het kleineren en beperken ervan is weinig zinvol. Hoe kunnen we wél druk op regeringen opbouwen? Welke middelen zijn effectief? Hoe laten we het geluid van mensen uit het Zuiden in eigen kring en publieke opinie krachtiger klinken? Hoe stoppen we wapenleveranties aan landen in het Zuiden? Hoe bestrijden we daarnaast onze eigen legers?
Dat zijn vragen die Humanitaire Interventies bij mij oproept, maar die ik niet lees in het boek. De tekst uit het nawoord bevat daartoe al meer aanzet: 'Werken aan wereldvrede vanuit een doordacht engagement is gebaseerd op een grondige analyse van de feiten. In plaats van te proberen de Amerikaanse of Europese politiek te analyseren vanuit de woorden van Bush of Baroso, kunnen we beter proberen die woorden te analyseren op basis van een grondig begrip van de Amerikaanse en Europese belangen…'
Debat met de lezer
Het boek is zeer uitbundig gelardeerd met stukjes tekst van sites, uit kranten en rapporten. Het lijkt erop alsof een tas met knipsels boven het boek is leeggeschud. Soms slaat de knipseltekst op de inhoud van pagina's die je al eerder hebt gelezen of pas later aan bod zullen komen. Het irriteert bij het lezen. Je gaat ze als vanzelf overslaan.
Dat is jammer want er zitten teksten bij die het lezen meer dan waard zijn. De mooie dialoog tussen de Franse politicus Kouchner en de Bosnische president Izetbegovic (p. 97-98) is een prachtig voorbeeld van invloedrijke desinformatie, die pas veel later wordt herroepen. Maar wat mij betreft waren de pakkende passages verwerkt in de hoofdtekst en was er voor een opzet gekozen die het mogelijk maakt de teksten snel terug te vinden.
Humanitaire Interventies leest als een trein. Niet alleen omdat de auteur een taalvaardig schrijver is, maar ook omdat de auteur veel gediscussieerd heeft over het onderwerp van zijn boek: waarom militair interveniëren de mensenrechten geen stap dichterbij brengt en onwenselijk is. Die discussies zijn vervolgens verwerkt in het boek.
Van stap tot stap word je meegenomen in een redenering die uiteindelijk tot een stellingname leidt. Door de manier van schrijven wordt je gedwongen na te denken. Je vraagt je constant af of je het eens bent met Bricmont. Zo neen, waarom niet? Er is geen sprake van een vrijblijvend boek; er wordt een debat met de lezer gevoerd.
Bovendien zit het boek vol duidelijke en eenvoudige boodschappen. 'Eens de onwetendheid van de invasie en de valsheid van de voorwendsels vaststaan, waarom vragen we de Amerikanen dan niet gewoon dat ze weggaan?'
Opvallend is de kracht waarmee stelling wordt genomen tegen de visie dat Europa een sterk leger zou moeten hebben als tegenwicht voor de Verenigde Staten: 'Wat zouden de voordelen zijn? Een nieuwe wapenwedloop, het risico van een gewapend conflict, een nieuwe Koude Oorlog?'
Het is goed dat de Belgische uitgeverij EPO heeft besloten het boek naar het Nederlands te vertalen. Het levert stof voor activisten die de wereld niet alleen willen begrijpen en beoordelen, maar ook daadwerkelijk proberen te veranderen.
Humanitaire Interventies; mensenrechten als excuus voor oorlog; Jean Bricmont. Uitgeverij EPO. Paperback, 248 pg. ISBN 9789064454783
Geschreven voor www.ravagedigitaal.org
andere besprekingen:
Passie voor vrede (5/9/9)
Walgelijk (over oorlogscultuur) (28/3/9)
Botsen tegen een muur (8/3/9)
een klein meisje verweert zich (31/1/9)
Leve de derde generatie (22/12/8)
Onmetelijke rijkdom (17/11/8)
Wapens of Ontwikkeling (23/10/8)
Dood op bestelling (17/10/8)
De beschavingsoorlog (29/9/8)
Niet iedereen kan stenen gooien (23/9/8)
Europese namen voor de wereld (19/9/8)
Fred Spijkers: eenling in gevecht met de staat (12/9/8)