vrijdag 14 januari 2011

De Zuiderzee: “dat is lang geleden”

Mijn fiets en ik gaan met de trein naar Zwolle. De terugtocht trap ik op die oude Fongers uit 1948. Aan de overkant van de IJssel op de weg naar Zalk zijn wegwerkers bezig. De weg is wel half open en het fietspad ziet er goed uit. “Waar moet u heen,” vraagt een man in een hesje. “Die richting,” zeg ik, “de richting van Amsterdam.” “Gaat niet, u moet rechtdoor en de eerste rechts,” zegt hij alsof hij regelmatig van Zwolle naar Amsterdam fietst.

Een deel van het achterland van de rivier met zijn mooie uiterwaarden zal ik nu missen. Dat is jammer, want het gaat me vandaag om de grens tussen water en land. Een grens die in Nederland vaak volledig zoek is. En nergens is dat duidelijker dan hier: tussen Zwolle en Almere.

Boerderij nabij Zuideinde, als je goed kijkt zie je de terp waarop hij gebouwd is.

Het eerste deel van de route gaat naar Elburg. Hij voert door een gebied van weideland met vergezichten over onmetelijk groen. Klei op veengrond heet het zo mooi in de bosatlas. De rivier heeft het afgezet en het landschap daarmee voor lange tijd bepaald Er staan weinig bomen. Er is hooguit een bosje met hakhout. In de verte vliegen ganzen. Een kievit loopt parmantig door het grasland. De weidsheid en rust is hier niet te missen.

Niet alleen zijn er geen bomen, ook het water is nadrukkelijk afwezig. Gelukkig valt er ook geen water uit de wolken boven me. Men houdt hier rekening met nattigheid. Dat wordt benadrukt door de terpen waarop boerderijen staan. Veel van die boerderijen zijn gebouwd in het begin van de vorige eeuw. Ze staan op plaatsen waar al langer mensen wonen, zie je aan die heuvels.

In Oosterwolde staat een haringkar met op de achterkant een botter. Hij tekent de overgang van het gebied van IJssel naar de kuststrook waar eens de Zuiderzee was. Daarom vraag ik de vrouw in de kar: “Mevrouw ik denk bij haring aan de Noordzee. Weet u of vroeger de Elburgse botters haring vingen?” “Deze komen uit de Noordzee,” antwoordt zij en laat me het tonnetje zien. “Vroeger werden ze er wel gevangen, maar dat is lang geleden.”
Elburgse botter achterop de haringkar in Oosterwolde.

Niet veel later kom ik in Elburg. De stadsmuren zijn er tegelijk ook waterkering. Er omheen ligt veel, heel veel grasland en dijkjes – waarvan een aantal alleen in de zomer het water hebben tegengehouden. Boven de hoofdstraat hangen visfuiken. Wie daar langs weet te kijken, ziet een prachtig stadje. Het is alleen nog verbonden met een meer, waar vroeger het zoute water in de wind zat. Juist dat maakt dit stadje zo speciaal.

In Elburg is een keuze mogelijk. Tussen het oude vasteland of het nieuwe van de Flevopolder; land waar ruim een halve eeuw geleden visch plaats heeft gemaakt voor graan en natuur. De tocht naar Harderwijk aan de andere kant van het Veluwemeer loopt over en langs een smalle dijk, die soms ook geheel afwezig is. Ik zie de storm het water opzwepen. Lichtbruine botters met hun witte zeilen vol stoere vissers varen over de golven van de Zuiderzee. Ze weten van de ondiepten voor de kust, maar juist daar vangen ze veel. Terug in de werkelijkheid fiets ik langs vakantieparken en over een fietspad gemaakt voor de moderne natuurminnende mens. Dat laatste wordt me op informatieborden duidelijk gemaakt. In de winter - tussen 1 november en 1 april - is het pad afgesloten voor wandelaars en fietsers. Die moeten dan maar boeken gaan lezen in hun vrije tijd.

Harderwijk is een stadje met een prachtig havenhoofd, waar vroeger de vissers aankwamen. Nu lijkt het gemaakt voor terrasjes, mijmeringen en het plezier van eten en drinken. Iets verder is van het toerisme weinig meer te merken. Daar fiets ik langs stadswallen die momenteel gerestaureerd worden. Ook hier hadden die muren tevens de functie van waterkering. De Zeedijk tussen de Nijkerkerbrug en Harderwijk is een van de mooiere stukjes Nederland en is geliefd bij vogels en mannen met telelenzen. Van zee is geen sprake meer, wel van weide, rietlanden en waterpartijen. De ganzen snateren. In het voorjaar duikelen hier de grutto’s over je hoofd.
Botter op het Eemmeer

Ik ga in hoog tempo via de polder aan de overkant richting huis. De haven van Almere, die ik passeer, ruikt nog niet naar haven en gaat dat waarschijnlijk ook nooit doen. Hij ligt aan een recreatieplas die ooit zee was. De haven van het veel kleinere Spakenburg, aan de overkant, heeft wel stijl met zijn mooie werfje en de lichtbruine botters. Het is een van de mooiste havens van Nederland. Maar ook uit Spakenburg zal de zee verdwijnen.

2 opmerkingen:

Jan de Stripman zei

Mooi ! Dit verhaal komt me vaag bekend voor. Maar ik heb niet zo'n fotografisch geheugen, dus het kan ook aan mij liggen...;o)

martin zei

Je kan het in twee versies op het VK-blog gelezne hebben. Zoals hier.